Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 04 september 2020
gepubliceerd op 15 september 2020

Besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van de voorwaarden en de regels voor de toekenning van subsidies in de vorm van bijzondere exportsteun en starterspakketten internationalisering voor activiteiten ter bevordering van het internationaal ondernemen

bron
vlaamse overheid
numac
2020015522
pub.
15/09/2020
prom.
04/09/2020
ELI
eli/besluit/2020/09/04/2020015522/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

4 SEPTEMBER 2020. - Besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van de voorwaarden en de regels voor de toekenning van subsidies in de vorm van bijzondere exportsteun en starterspakketten internationalisering voor activiteiten ter bevordering van het internationaal ondernemen


Rechtsgrond Dit besluit is gebaseerd op: - het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap "Vlaams Agentschap voor Internationaal Ondernemen", artikel 6bis, tweede lid, ingevoegd bij het decreet van 28 april 2006.

Vormvereisten De volgende vormvereisten zijn vervuld: - De raad van bestuur van het Vlaams Agentschap voor Internationaal Ondernemen heeft advies gegeven op 1 juli 2020. - De Inspectie van Financiën heeft advies gegeven op 2 juli 2020. - De Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, heeft zijn akkoord gegeven op 15 juli 2020. - De Raad van State heeft advies 67.910/1/V gegeven op 26 augustus 2020, met toepassing van artikel 84, & 3, eerste lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973.

Juridisch kader Dit besluit sluit aan bij de volgende regelgeving: - het besluit van de Vlaamse Regering van 11 maart 2016 tot vaststelling van de voorwaarden en de regels voor de toekenning van subsidies voor activiteiten ter bevordering van het internationaal ondernemen.

Initiatiefnemer Dit besluit wordt voorgesteld door de Vlaamse minister van Buitenlandse Zaken, Cultuur, ICT en Facilitair Management.

Na beraadslaging, DE VLAAMSE REGERING BESLUIT: HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen

Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder: 1° aanvrager: de kleine en middelgrote onderneming die initiatieven neemt ter bevordering van het internationaal ondernemen en daarvoor een aanvraag tot subsidiëring indient;2° agentschap: het Vlaams Agentschap voor Internationaal Ondernemen, opgericht bij het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap "Vlaams Agentschap voor Internationaal Ondernemen";3° administratie: de administratie, vermeld in artikel 1, 12°, van het besluit van 11 maart 2016;4° besluit van 11 maart 2016: het besluit van de Vlaamse Regering van 11 maart 2016 tot vaststelling van de voorwaarden en de regels voor de toekenning van subsidies voor activiteiten ter bevordering van het internationaal ondernemen;5° gedelegeerd bestuurder: de gedelegeerd bestuurder, vermeld in artikel 1, 11°, van het besluit van 11 maart 2016;6° kleine en middelgrote onderneming: de kleine en middelgrote onderneming, vermeld artikel 1, 2°, van het besluit van 11 maart 2016;7° kostenraming: een overzicht van de geplande uitgaven voor het internationaliseringsproject, met uitzondering van loonkosten of kosten die betrekking hebben op de bedrijfsinterne werking van de onderneming;8° market fit: product market fit is een model tussen het businessmodel, het product en de klant, en bepaalt de mate waarin het product voldoet aan een sterke behoefte in de markt.9° minister: de Vlaamse minister, bevoegd voor het internationaal 8 10° ondernemen;11° onderneming: een onderneming als vermeld in artikel 1, 1°, van het besluit van 11 maart 2016;12° project: een initiatief of geheel van initiatieven dat de aanvrager onderneemt ter bevordering van het internationaal ondernemen;13° selectiecommissie: de personeelsleden van het agentschap die de gedelegeerd bestuurder aanwijst om de subsidieaanvragen te beoordelen.

Art. 2.Deze regelgeving valt onder de toepassing van de verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun, en de latere wijzigingen ervan.

Art. 3.De volgende ondernemingen komen niet in aanmerking voor een subsidie als vermeld in artikel 4: 1° ondernemingen die zich in een van de volgende rechtstoestanden bevinden: a) ontbinding;b) stopzetting;c) faillissement;d) vereffening; 2° de ondernemingen die behoren tot de volgende groepen in de NACE-BEL-code 2008: 01.1, 01.2, 01.3, 01.4, 01.6, 01.7, 03.1, 25.4, 30.4, 45.1, 46.2, 55.1, 55.2, 55.3, 56.1, 56.2, 56.3, 64.1, 64.2, 64.3, 64.9, 65.1, 65.2, 65.3, 66.3, 68.1, 68.2, 68.3, 78.2, 79.1; 3° de openbare besturen, verenigingen van openbare besturen en ondernemingen waarvan het aandelenkapitaal rechtstreeks of onrechtstreeks voor meer dan 50% in handen van de overheid is. De minister kan de lijst van NACE-BEL-codes, vermeld in het eerste lid, 2°, aanpassen naargelang de steunregimes waarop deze sectoren respectievelijk een beroep op kunnen doen of bij wijziging van de Europese regelgeving.

Indien een onderneming tegelijk onder een uitgesloten en een toegelaten NACE-BEL code valt, dan primeert het laatste indien het project betrekking heeft op de activiteiten van die toegelaten NACE-BEL code. HOOFDSTUK 2. - Projecten die voor een subsidie in aanmerking komen

Art. 4.Binnen de perken van de kredieten die daarvoor in de begroting van de Vlaamse overheid vastgelegd zijn, kunnen aan kleine en middelgrote ondernemingen subsidies worden toegekend voor de volgende projecten ter bevordering van het internationaal ondernemen: 1° bijzondere exportsteun;2° starterspakket internationalisering. In het eerste lid, 1°, wordt verstaan onder bijzondere exportsteun: een eenmalige forfaitaire subsidie van 5000 euro, aanvullend op de steunmaatregelen, vermeld in het besluit van 11 maart 2016.

In het eerste lid, 2°, wordt verstaan onder starterspakket internationalisering: een eenmalige forfaitaire subsidie van 7000 euro.

Een onderneming kan maar aanspraak maken op een van de twee subsidies, vermeld in het eerste lid.

De minister kan de forfaitaire subsidiebedragen, vermeld in het tweede en het derde lid, verlagen, verhogen of diversifiëren naargelang van de subsidiedotatie van het agentschap.

Art. 5.Een aanvrager die aan al de volgende voorwaarden voldoet, komt in aanmerking voor de subsidie, vermeld in artikel 4, eerste lid, 1° : 1° zich registreren via de website van het agentschap;2° een ondernemingsnummer hebben;3° minstens vijf voltijdsequivalenten ingeschreven personeel tewerkstellen tijdens het laatst afgesloten boekjaar;4° volgens de laatst neergelegde jaarrekening geen negatief eigen vermogen hebben;5° tijdens het laatst afgesloten boekjaar een exportaandeel van minstens twintig procent gerealiseerd hebben;6° voor dezelfde kosten geen andere financiële tegemoetkoming aangevraagd of verkregen hebben bij een internationale, federale, gewestelijke, regionale of lokale overheid;7° al zijn verbintenissen naleven tegenover het agentschap.Als de aanvrager die verbintenissen niet naleeft, kan de gedelegeerd bestuurder de subsidie weigeren; 8° in orde zijn met de sociale en fiscale wetgeving;9° een projectdoelstelling hebben die past in de relance naar aanleiding van de coronacrisis. In het eerste lid wordt verstaan onder: 1° exportaandeel: het deel van de omzet dat gerealiseerd wordt in het buitenland;2° relance naar aanleiding van de coronacrisis: projecten om verloren marktaandeel te heroveren of om nieuwe en bijkomende opportuniteiten te benutten. De minister kan de context waarin de doelstelling van het project moet passen, vermeld in het eerste lid, 9°, wijzigen naargelang economische- of financiële crisissen dit noodzakelijk maken. Binnen die nieuwe doelstelling kan opnieuw voor één keer een subsidie als vermeld in artikel 4, eerste lid, 1°, worden toegekend aan een onderneming als die onderneming voldoet aan de voorwaarden, vermeld in het eerste lid.

Art. 6.Een aanvrager die aan al de volgende voorwaarden voldoet, komt in aanmerking voor de subsidie, vermeld in artikel 4, eerste lid, 2° : 1° zich registreren via de website van het agentschap;2° een ondernemingsnummer hebben;3° een startende exporteur zijn;4° voor dezelfde kosten geen andere financiële tegemoetkoming aangevraagd of verkregen hebben bij een internationale, federale, gewestelijke, regionale of lokale overheid;5° al zijn verbintenissen naleven tegenover het agentschap.Als de aanvrager die verbintenissen niet naleeft, kan de gedelegeerd bestuurder de subsidie weigeren; 6° in orde zijn met de sociale en fiscale wetgeving. In het eerste lid, 3°, wordt verstaan onder startende exporteur: een kleine en middelgrote onderneming die nog nooit van het agentschap een subsidie toegekend heeft gekregen.

Art. 7.Voor alle projecten, vermeld in artikel 4, kunnen alleen de kosten die gemaakt zijn vanaf de dag die volgt op de datum van de indiening, in aanmerking genomen worden voor de subsidie.

Art. 8.De gedelegeerd bestuurder bepaalt de datum van de oproep en de periode waarin de subsidieaanvragen voor de projecten, vermeld in artikel 4, kunnen worden ingediend. Er kunnen verschillende indieningsperiodes zijn, afhankelijk van de kredieten die op de begroting van het agentschap zijn ingeschreven voor de subsidies vermeld in dit besluit.

De gedelegeerd bestuurder bepaalt het aantal subsidies als vermeld in artikel 4, eerste lid, 1° en 2°, dat per begrotingsjaar kan worden toegekend binnen de begrotingskredieten van het agentschap.

De gedelegeerd bestuurder kan de oproep vroegtijdig beëindigen als het aantal ingediende subsidieaanvragen het aantal toe te kennen subsidies met minstens 20% overschrijdt.

Er wordt een absolute voorrang toegekend aan de dossiers in volgorde van het moment waarop de subsidieaanvraag is ingediend, vermeld in artikel 4, eerste lid, 1°.

In het vierde lid wordt verstaan onder absolute voorrang: ontvankelijke dossiers die eerst zijn ingediend, komen eerst in aanmerking voor een subsidie.

Voor de projecten vermeld in artikel 4, eerste lid, 2° worden de dossiers eerst gerangschikt op basis van de scores behaald op de beoordelingscriteria. Ontvankelijke dossiers met een hogere score krijgen voorrang op dossiers met een lagere score. Er wordt bij een gelijke score een relatieve voorrang toegekend aan de dossiers in volgorde van het moment waarop de subsidieaanvraag is ingediend.

In het zesde lid wordt verstaan onder relatieve voorrang: ontvankelijke dossiers die eerst zijn ingediend, komen bij een gelijke score eerst in aanmerking voor een subsidie.

Art. 9.De subsidieaanvraag voor projecten vermeld in artikel 4, eerste lid, 1°, bevat al de volgende informatie: 1° het volledige elektronisch ingevulde aanvraagformulier;2° een duidelijke beschrijving van de doelstelling van het project, samen met een kostenraming van minimaal het bedrag van het eenmalige forfait en een uitvoeringsplan over een periode van maximaal zes maanden. De informatie, vermeld in het eerste lid, 2°, maakt integraal deel uit van de aanvraag.

De aanvrager is ervoor verantwoordelijk dat hij alle vereiste informatie bij de aanvraag voegt. De aanvrager duidt zelf aan via het elektronisch aanvraagformulier wanneer het dossier voor hem als volledig wordt beschouwd. Dit is het moment van indiening van de aanvraag zoals bepaald in artikel 8, vierde lid. De aanvrager beschikt over maximaal tien kalenderdagen na de datum waarop hij het dossier als volledig heeft aangeduid, om het dossier eventueel nog te vervolledigen. Na afloop van die periode wordt een onvolledig dossier als niet ontvankelijk verklaard.

De gedelegeerd bestuurder stelt het aanvraagformulier op.

Art. 10.De subsidieaanvraag voor projecten vermeld in artikel 4, eerste lid, 2°, bevat al de volgende informatie: 1° het volledige elektronisch ingevulde aanvraagformulier;2° een voorstelling van het bedrijf, de activiteiten en het export- en managementteam;3° een beknopt exportplan met het voorziene uitvoeringsplan over een periode van maximaal negen maanden en de daaraan gekoppelde kostenraming van minimaal het bedrag van het eenmalige forfait. De informatie, vermeld in het eerste lid, 2° en 3°, maakt integraal deel uit van de aanvraag.

De aanvrager is ervoor verantwoordelijk dat hij alle vereiste informatie bij de aanvraag voegt. De aanvrager duidt zelf aan via het elektronisch aanvraagformulier wanneer het dossier voor hem als volledig wordt beschouwd. Dit is het moment van indiening van de aanvraag zoals bepaald in artikel 8, zesde lid. De aanvrager beschikt over maximaal tien kalenderdagen na de datum waarop hij het dossier als volledig heeft aangeduid, om het dossier eventueel nog te vervolledigen. Na afloop van die periode wordt een onvolledig dossier als niet ontvankelijk verklaard.

De gedelegeerd bestuurder stelt het aanvraagformulier op.

Art. 11.In geval van een gunstige beslissing wordt de toegekende subsidie uiterlijk zestig kalenderdagen na de datum van de kennisgeving van de beslissing uitbetaald.

Art. 12.De begunstigde van de subsidie levert inspanningen om Vlaanderen en het agentschap tijdens de uitvoering van het project in de kijker te plaatsen.

Art. 13.Het agentschap begeleidt en volgt de begunstigde van de subsidie, vermeld in artikel 4, eerste lid, 2°, tijdens de uitvoering van het project op. De begunstigde verleent medewerking aan deze begeleiding.

Art. 14.De begunstigde van de subsidie, vermeld in artikel 4, eerste lid, 1°, bezorgt uiterlijk zes maanden na de kennisgeving van de beslissing, vermeld in artikel 22, elektronisch het commerciële verslag met de resultaten van het gesubsidieerde project. Het agentschap stelt een model van commercieel verslag ter beschikking.

Het agentschap kan controle uitoefenen op het commerciële verslag en kan de overeenkomstige facturen en betaalbewijzen opvragen.

In de volgende gevallen kan de gedelegeerd bestuurder beslissen dat de begunstigde geen aanspraak maakt op een subsidie in het kader van het besluit van 11 maart 2016 tijdens het kalenderjaar dat volgt op het kalenderjaar waarin de subsidie, vermeld in artikel 4, eerste lid, 1°, is toegekend: 1° als het project niet is uitgevoerd;2° als de begunstigde geen of onvoldoende bewijzen kan voorleggen van de uitvoering van het project;3° als de begunstigde geen of onvoldoende kosten kan bewijzen voor minstens het bedrag van het eenmalige forfait.

Art. 15.De begunstigde van de subsidie, vermeld in artikel 4, eerste lid, 2°, bezorgt uiterlijk negen maanden na de kennisgeving van de beslissing, vermeld in artikel 22, elektronisch het commerciële verslag met de resultaten van het gesubsidieerde project. Het agentschap stelt een model van commercieel verslag ter beschikking.

Het agentschap kan controle uitoefenen op het commerciële verslag en kan de overeenkomstige facturen en betaalbewijzen opvragen.

In de volgende gevallen kan de gedelegeerd bestuurder beslissen dat de begunstigde geen aanspraak maakt op een subsidie in het kader van het besluit van 11 maart 2016 tijdens het kalenderjaar dat volgt op het kalenderjaar waarin de subsidie, vermeld in artikel 4, eerste lid, 2°, is toegekend: 1° als het project niet is uitgevoerd;2° als de begunstigde geen of onvoldoende bewijzen kan voorleggen van de uitvoering van het project;3° als de begunstigde geen of onvoldoende kosten kan bewijzen voor minstens het bedrag van het eenmalige forfait;4° als de begunstigde geen of onvoldoende medewerking heeft verleend bij de begeleiding en de opvolging, vermeld in artikel 13.

Art. 16.Ondernemingen die een subsidie als vermeld in artikel 4, eerste lid, 2°, ontvangen, kunnen in hetzelfde kalenderjaar waarin die subsidie wordt toegekend, geen subsidie ontvangen op basis van het besluit van 11 maart 2016. HOOFDSTUK 3. - Diverse bepalingen

Art. 17.De administratie wordt belast met de administratieve afhandeling van de aanvragen, de uitbetaling van de subsidies en de opvolging ervan.

Art. 18.De gedelegeerd bestuurder beslist over de toekenning van de subsidies, vermeld in artikel 4, eerste lid, 1°, op advies van de administratie en van de directieraad van het agentschap en dit uiterlijk zestig kalenderdagen na de beëindiging van de oproepperiode De gedelegeerd bestuurder beslist over de toekenning van de subsidies, vermeld in artikel 4, eerste lid, 2°, op advies van de selectiecommissie en van de directieraad van het agentschap en dit uiterlijk zestig kalenderdagen na de beëindiging van de oproepperiode

Art. 19.De gedelegeerd bestuurder stelt de selectiecommissie samen en bepaalt de werking ervan. De selectiecommissie bestaat uit vier afgevaardigden van de administratie.

Art. 20.De selectiecommissie beoordeelt de subsidieaanvragen voor de projecten, vermeld in artikel 4, eerste lid, 2°, op basis van verschillende beoordelingscriteria die de gedelegeerd bestuurder kiest uit de beoordelingscriteria, vermeld in het tweede lid. De gedelegeerd bestuurder bepaalt het wegings- en scoremechanisme.

Voor de start van de oproep worden alle beoordelingscriteria bekendgemaakt, waarbij de volgende criteria bevraagd en beoordeeld kunnen worden: 1° potentieel om internationaal te schalen;2° innovatie;3° duurzaamheid en ethisch verantwoord ondernemen;4° de tewerkstelling;5° de beschikbare kennis;6° de kapitaalstructuur;7° het exportplan en voorziene uitvoeringsplan;8° de omzet die al gerealiseerd is;9° market fit in Vlaanderen, voorbereidend marktonderzoek en marktstudie;10° de eigen inbreng van financiële middelen in het project door de aanvrager.

Art. 21.De selectiecommissie stelt een lijst op van de projecten die het meest aan de voorwaarden voldoen voor de projecten, vermeld in artikel 4, eerste lid, 2°, op basis van de beschikbare kredieten in de begroting.

Art. 22.De beslissing van de gedelegeerd bestuurder wordt elektronisch aan de aanvrager meegedeeld.

Art. 23.Tegen elke beslissing van de gedelegeerd bestuurder die wordt genomen krachtens dit besluit, kan de aanvrager beroep aantekenen bij de minister.

Het beroep wordt uiterlijk ingediend binnen dertig kalenderdagen na de dag waarop de beslissing is meegedeeld.

De minister doet uitspraak binnen een termijn van twee maanden na de dag waarop hij het gemotiveerde beroepschrift heeft ontvangen. De aanvrager wordt schriftelijk op de hoogte gebracht van de beslissing.

Art. 24.Vanaf de indiening van de subsidieaanvraag kan de administratie controleren of het besluit van de Vlaamse regering wordt nageleefd en of de informatie die de aanvrager verstrekt heeft, overeenstemt met de werkelijkheid.

De aanvrager geeft door zijn aanvraag de toestemming aan de administratie om voor de uitvoering van de opdrachten die aan de administratie zijn toevertrouwd met toepassing van dit besluit, bij de bevoegde overheden en instellingen en bij de lokale besturen de noodzakelijke documenten of gegevens elektronisch op te vragen, na voorafgaande machtiging van de mededeling van persoonsgegevens met toepassing van de wet van 30 juli 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens.

In het tweede lid wordt onder de bevoegde overheden en instellingen onder meer verstaan: 1° het Rijksregister van de natuurlijke personen, vermeld in de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen;2° de instellingen van sociale zekerheid, vermeld in artikel 1 en 2, eerste lid, 2°, van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid, en de personen waartoe het netwerk van de sociale zekerheid met toepassing van artikel 18 van de voormelde wet is uitgebreid;3° de Federale Overheidsdienst Financiën;4° de Federale Overheidsdienst Economie, KMO, Middenstand en Energie;5° de Vlaamse administratie, vermeld in artikel 1, 5°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juni 2005 met betrekking tot de organisatie van de Vlaamse administratie. Als na de toepassing van het tweede lid geen of onvoldoende gegevens aan de administratie worden bezorgd, vraagt de administratie aan de aanvrager de nodige gegevens.

De administratie mag de in dit artikel vermelde gegevens ook gebruiken voor statistische verwerking en mag ze ter beschikking stellen van de andere agentschappen en entiteiten binnen de Vlaamse administratie voor statistische verwerking, met als finaliteit de bevordering van het internationaal ondernemen, en voor de oprichting en het beheer van een digitaal loket voor de aanvragers na de voorafgaande machtiging, vermeld in het tweede lid.

Art. 25.De gedelegeerd bestuurder organiseert de controle op de naleving van de bepalingen en de kosten vermeld in dit besluit. HOOFDSTUK 4. - Slotbepalingen

Art. 26.Dit besluit treedt in werking op 1 oktober 2020.

Art. 27.De Vlaamse minister, bevoegd voor het internationaal ondernemen, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 4 september 2020.

De minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Buitenlandse Zaken, Cultuur, ICT en Facilitair Management, J. JAMBON

Toelichting aan de Vlaamse Regering en artikelsgewijze bespreking van het Besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van de voorwaarden en de regels voor de toekenning van bijzondere exportsteun en starterspakketten internationalisering voor activiteiten ter bevordering van het internationaal ondernemen HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen Voorafgaande toelichting en situering: dit besluit bouwt in belangrijke mate verder op het besluit van de Vlaamse regering van 11 maart 2016 tot vaststelling van de voorwaarden en de regels voor de toekenning van subsidies ter bevordering van het internationaal ondernemen.

Het besluit van 2016 voorziet steun voor diverse types initiatieven die tot doel hebben om de export of buitenlandse investeringen vanuit Vlaanderen te bevorderen.

Voor een open economie, zoals de Vlaamse, is export van levensbelang.

Het is daarom cruciaal om de Vlaamse bedrijven maximaal te ondersteunen zodra de wereldeconomie herneemt en de vraag in het buitenland terug groeit. Om die reden heeft het Vlaamse Agentschap voor Internationaal Ondernemen (ook Flanders Investment & Trade (FIT)) een Corona Exit-Plan uitgewerkt.

Het FIT Corona Exit-Plan biedt een antwoord op de vele uitdagingen die de Covid-19 pandemie op het vlak van internationaal ondernemen met zich brengt. Vlaamse bedrijven rekenen hiervoor op de steun van FIT, niet enkel om verloren marktaandeel te heroveren, maar eveneens om nieuwe en bijkomende opportuniteiten te benutten. Van zodra Vlaamse bedrijven, inzonderheid de kmo's, weer volop zullen gaan focussen op de export wil FIT hen daarin maximaal begeleiden en steunen, en dit zowel met het binnenlands als met het buitenlands netwerk.

Om die reden werden er een aantal extra tijdelijke maatregelen ontwikkeld, gegroepeerd volgens diverse pijlers: - Het bevorderen van internationale handel vanuit Vlaanderen (trade-acties); - Het aantrekken van buitenlandse investeringen naar Vlaanderen (invest-acties); - Het toekennen van subsidies.

Het voorliggende besluit kadert in deze derde pijler.

Artikel 1.Als definitie van onderneming wordt dezelfde definitie gebruikt als in het besluit van 11 maart 2016. Met belangrijke kenmerken van verbondenheid wordt vooral, maar niet uitsluitend, verwezen naar de Europese context en het begrip verbonden onderneming in de Europese kmo-definitie. FIT wil hiermee, rekening houdende met de beschikbare kredieten, vermijden dat sterk gelinkte bedrijven elk afzonderlijk aanvragen zouden indienen.

Als definitie van `kleine en middelgrote onderneming' is geopteerd om de Europese richtlijn inzake werknemersaantal, omzet- en balanstotaal dienaangaande strikt toe te passen. In de definitie wordt verwezen naar de toepasselijke Europese verordening en context.

Voorts worden in artikel 1 alle bij dit ontwerpbesluit betrokken partijen en de kernbegrippen gedefinieerd, waarbij vaak wordt verwezen naar de definities uit het besluit van 11 maart 2016.

Een `startende exporteur' wordt uit praktische overwegingen voor de toepassing van dit besluit gedefinieerd als een kleine en middelgrote onderneming die in het verleden nog nooit subsidie heeft ontvangen van FIT en die voor het eerst een ontvankelijke subsidie indient.

Een `project' wordt gedefinieerd als een initiatief of een geheel van initiatieven dat de aanvrager van de subsidie onderneemt ter bevordering van het internationaal ondernemen. Dit laat de aanvrager de nodige ruimte om bepaalde acties te combineren in één project, voor zover de verschillende acties kaderen in de algemene doelstelling van het besluit en van het specifieke subsidietype.

Het begrip `market fit' komt uit de marketing wereld. Het uitgangspunt is dat het succes van een startup vooral afhangt van de markt. Product market fit is een model tussen het businessmodel, het product en de klant. Heb je als startup product market fit, dan sluit je product of dienst goed aan op de behoefte van de markt die voldoende potentieel heeft. Dit betekent ook dat product market fit een belangrijke voorwaarde is om te kunnen opschalen.

Uit `Kostenraming' wordt verstaan dat de aanvrager bij de indiening van het dossier een zo volledig mogelijk overzicht van de geplande uitgaven dient aan te leveren. Een aantal kosten worden de facto uitgesloten, met name de loonkosten en de bedrijfsinterne uitgaven die betrekking hebben op de normale werking van de onderneming.

Exportaandeel wordt gedefinieerd als het deel van de omzet dat gerealiseerd wordt in het buitenland.

Artikel 2.In dit artikel wordt verduidelijkt dat dit besluit integraal onder de Europese de-minimisregeling valt. De Europese Commissie wil gelijke concurrentievoorwaarden voor alle ondernemingen op de interne markt. Wanneer nationale, regionale of lokale overheden met staatsmiddelen selectieve "voordelen" toekennen aan bepaalde ondernemingen dan kan dit de markt verstoren. Dergelijke voordelen worden "staatssteun" genoemd.

Alle staatssteun moet in principe aangemeld worden bij de Europese Commissie en mag niet starten vooraleer ze definitief wordt goedgekeurd door de Europese Commissie. Deze procedure neemt tijd in beslag. De-minimis is een uitzondering op de vrij zware Europese procedures voor staatssteun, waarbij helemaal geen kennisgeving nodig is aan Europa. De steunmaatregelen die hieronder vallen zijn staatssteun, maar omdat de steunbedragen beperkt zijn worden ze niet aanzien als concurrentieverstorend.

Een onderneming mag volgens de huidige de-minimis verordening in de voorbije drie jaar (huidig lopende jaar en twee voorgaande belastingjaren) niet meer dan 200.000 euro de-minimissteun hebben ontvangen. Er zijn wel uitzonderingen voor sommige sectoren, zoals landbouw, visserij en transport. Hierbij is het moment van de toekenning van de steun van tel en niet het moment van uitbetaling van de steun.

Artikel 3.In artikel 3 wordt een opsomming gegeven van ondernemingen die uitgesloten zijn van steun in het kader van dit besluit. Hierbij wordt ook verwezen naar de volledige officiële NACE-BEL-lijst met toelichtingen. In de praktijk gaat het over ondernemingen die ook op andere steunregimes beroep kunnen doen of eenduidig buiten de doelgroep van dit besluit vallen. Indien een onderneming tegelijk onder een uitgesloten en een toegelaten NACE-BEL code valt, dan primeert het laatste indien het project betrekking heeft op de activiteiten van die toegelaten NACE-BEL code.

Gelet op het generiek karakter van dit besluit en het feit dat het economisch gebeuren heel dynamisch is, wordt wel in de mogelijkheid voorzien dat de minister de lijst met uitgesloten NACE-BEL groepen kan aanpassen. Vermits de essentie van de regeling bij de Vlaamse regering dient te blijven kan enkel in uitzonderlijke gevallen en mits een grondige motivatie van deze mogelijkheid gebruik gemaakt worden. HOOFDSTUK 2. - Projecten die voor steun in aanmerking komen Artikel 4.

In dit artikel worden de 2 binnen dit besluit beschikbare steuntypes beschreven: 1° bijzondere exportsteun;2° starterspakket internationalisering. Het is belangrijk om te beklemtonen dat deze steuntypes worden aangeboden op basis van een gesloten budgetenveloppe en binnen de perken van de in de begroting beschikbare kredieten.

Onder 1° wordt verstaan onder bijzondere exportsteun: een eenmalige forfaitaire subsidie van 5000 euro, aanvullend op de reeds bestaande steunmaatregelen overeenkomstig het besluit van de Vlaamse Regering van 11 maart 2016 tot vaststelling van de voorwaarden en de regels voor de toekenning van subsidies voor activiteiten ter bevordering van het internationaal ondernemen. In het besluit van 11 maart 2016 kunnen aan ondernemingen tot maximaal vier subsidies per kalenderjaar toegekend worden. Bedrijven die aan de voorwaarden van dit besluit voldoen kunnen daar dus eventueel een vijfde subsidieproject aan toevoegen.

Gelet het eenmalige karakter van de steun is het evenmin mogelijk om aan dezelfde onderneming zowel in 2020 als in 2021 bijzondere exportsteun toe te kennen. Op die manier hebben meer ondernemingen de kans om de steun te ontvangen.

Onder 2° wordt verstaan onder starterspakket internationalisering: een eenmalige forfaitaire subsidie van 7000 euro.

Een onderneming kan slechts aanspraak maken op één van de twee steuntypes opgenomen in dit besluit. Dezelfde onderneming kan dus geen aanvraag indienen voor `bijzondere exportsteun' én voor een `starterspakket internationalisering'. Enkel wanneer de bevoegde minister de context wijzigt waarbinnen de doelstelling van het project voor bijzondere exportsteun moet passen, kan een onderneming opnieuw in aanmerking komen voor een (eenmalige) subsidie voor bijzondere exportsteun (zie artikel 5). Met een gewijzigde context wordt bijvoorbeeld verwezen naar een toekomstige economische of financiële crisis.

In dit artikel wordt ook voorzien dat de minister de forfaitaire subsidiebedragen kan verhogen, verlagen of diversifiëren naargelang van de dotatie die aan het agentschap beschikbaar wordt gesteld voor het toekennen van subsidies aan bedrijven in uitvoering van artikel 6bis van het oprichtingsdecreet van 7 mei 2004.

Artikel 5 In dit artikel worden de voorwaarden opgesomd waaraan moet voldaan worden om in aanmerking te komen voor `bijzondere exportsteun': 1° de aanvrager moet zich registeren via de website van het Vlaams Agentschap voor Internationaal Ondernemen of reeds geregistreerd zijn. De registratie kan immers in het verleden gebeurd zijn; 2° de aanvrager moet in het bezit zijn van een ondernemingsnummer;3° de aanvrager moet tijdens het laatst afgesloten boekjaar minstens vijf voltijdse equivalenten ingeschreven personeel tewerkstellen.Voor de meeste ondernemingen zal dit blijken uit de neergelegde jaarrekening. Een onderneming kan ook bij de RSZ een attest voltijdsequivalenten opvragen, dat uitgesplitst is volgens statuut, arbeiders en bedienden. FIT is in contact met de RSZ (KSZ) om dit proces te vereenvoudigen en op die manier de administratieve lasten bij de aanvrager verder te beperken; 4° de aanvrager mag volgens de laatst neergelegde jaarrekening geen negatief eigen vermogen hebben;5° de aanvrager moet tijdens het laatst afgesloten boekjaar een exportaandeel gerealiseerd hebben van minstens twintig procent.De aanvrager zal hiervoor een verklaring op eer moeten aanleveren. FIT heeft het recht om (steekproefsgewijs) te controleren of de verstrekte informatie overeenstemt met de realiteit (zie ook de artikels 14, 15 en 24). Het exportaandeel is het deel van de omzet dat gerealiseerd wordt in het buitenland; 6° voor dezelfde kosten wordt geen andere financiële tegemoetkoming aangevraagd of verkregen bij een internationale, federale, gewestelijke, regionale of lokale overheid;7° de aanvrager leeft al zijn verbintenissen tegenover het Vlaams Agentschap voor Internationaal Ondernemen na.Als de aanvrager die verbintenissen niet naleeft, kan de gedelegeerd bestuurder de subsidies weigeren. Dit betekent onder meer dat de aanvrager geen openstaande schulden mag hebben bij FIT, bijvoorbeeld voor de deelname aan eerdere acties; 8° de aanvrager moet in orde zijn met de sociale en fiscale wetgeving;9° de doelstelling van het project dient te passen in de relance naar aanleiding van de Covid-19 crisis.De extra steunmaatregelen in dit besluit vormen een onderdeel van het FIT Corona Exit-Plan. Het FIT Corona Exit-Plan biedt een antwoord op de vele uitdagingen die de Covid-19 pandemie op het vlak van internationaal ondernemen met zich brengt. Vlaamse bedrijven rekenen hiervoor op de steun van FIT, niet enkel om verloren marktaandeel te heroveren, maar eveneens om nieuwe en bijkomende opportuniteiten te benutten.

Uit deze voorwaarden blijkt dat de doelgroep van dit steuntype kan omschreven worden als gevestigde en mature ondernemingen die voor de uitbraak van Covid-19 reeds een mooi exportaandeel realiseerden en niet in financiële moeilijkheden verkeerden voor de Coronacrisis.

Er wordt ook voorzien dat de bevoegde minister in de toekomst de context van de doelstelling van het project (punt 9° ) kan aanpassen in functie van het exportbeleid. Immers, de kans op toekomstige crisissen, economische noodsituaties, en dergelijke is reëel gebleken en kan dus een snel ingrijpen noodzakelijk maken. Hiernaast is de huidige context, net zoals bij elke crisis, beperkt in de tijd. Door deze mogelijkheid tot wijziging te voorzien kan de toepassing van dit besluit dus ook in de toekomst worden gewaarborgd.

Artikel 6.

In dit artikel worden de voorwaarden opgesomd waaraan moet voldaan worden om in aanmerking te komen voor een `starterspakket internationalisering': 1° de aanvrager moet zich registreren via de website van het Vlaams Agentschap voor Internationaal Ondernemen of reeds geregistreerd zijn. Dit kan immers in het verleden gebeurd zijn; 2° de aanvrager moet in het bezit zijn van een ondernemingsnummer;3° voldoen aan de definitie van startende exporteur.Ondernemingen die voor dit steuntype een aanvraag indienen mogen dus nog nooit subsidie toegekend of ontvangen hebben van FIT. 4° voor dezelfde kosten wordt geen andere financiële tegemoetkoming aangevraagd of verkregen bij een internationale, federale, gewestelijke of lokale overheid.5° de aanvrager leeft al zijn verbintenissen tegenover het Vlaams Agentschap voor Internationaal ondernemen na.Als de aanvrager die verbintenissen niet naleeft, kan de gedelegeerd bestuurder de subsidies weigeren; 6° de aanvrager moet in orde zijn met de sociale en fiscale wetgeving. Dit steuntype mikt dus vooral, maar niet uitsluitend, op jonge innovatieve ondernemingen die hun eerste stappen zetten op de internationale markt.

Artikel 7 In dit artikel wordt verduidelijkt dat enkel kosten die gemaakt worden vanaf de dag na de indiening van het dossier in aanmerking kunnen genomen worden. Retroactiviteit is formeel uitgesloten.

Artikel 8.

Zowel de bijzondere exportsteun als de starterspakketten internationalisering worden aangeboden via een gesloten enveloppe-systeem. Gelet de datum van in voege treden van dit besluit wordt voor beide steunmaatregelen in 2020 wellicht slechts één oproep voorzien.

In functie van de beschikbare kredieten kunnen er door FIT meerdere oproepen voorzien worden, zodat er voor de ondernemingen meerdere indieningsmomenten beschikbaar zijn. Dit zal in principe het geval zijn voor de starterspakketten internationalisering. De gedelegeerd bestuurder bepaalt de periode waarbinnen de steunaanvragen kunnen worden ingediend.

Om praktische en administratieve redenen wordt voorzien dat de gedelegeerd bestuurder van FIT kan beslissen om de oproepen vroegtijdig te beëindigen.

Vooral voor de aanvragen voor bijzondere exportsteun is de datum van indiening een belangrijke en bepalende factor, al dient de aanvrager ervoor te zorgen, en is het zijn verantwoordelijkheid, dat de aanvraag volledig en ontvankelijk is. Voor dit type projecten geldt immers een absolute voorrang en wordt het FIFO-principe gehanteerd.

Enkel bij het optreden van gelijke scores na de beoordeling van de ingediende dossiers voor een starterspakket internationalisering, zal de relatieve voorrang worden toegepast. In deze situatie zal voorrang verleend worden aan het dossier dat het eerst werd ingediend. De toetsing van de kwalitatieve beoordelingscriteria primeert dus voor de starterspakketten internationalisering boven de datum van indiening.

Artikel 9.

Dit artikel beschrijft de informatie die bij een aanvraag voor bijzondere exportsteun moet bezorgd worden.

De duidelijke beschrijving en doelstelling van het project, de kostenraming ten belope van minstens het bedrag van de eenmalige forfait en het uitvoeringsplan, maken integraal deel uit van het dossier, en dienen derhalve bij de aanvraag te worden bezorgd.

De subsidieaanvragen zullen volledig elektronisch verlopen, van indiening tot uitbetaling. Het is de verantwoordelijkheid van de aanvrager om de ingediende aanvraag (i.c. dossier) als volledig aan te duiden. FIT zal veel aandacht besteden in de applicatie aan de communicatie over het belang van de volledigheid van een dossier. Het moment waarop de aanvrager aanduidt dat het dossier volledig is, wordt beschouwd als het moment van indiening. Dit moment van indiening is van groot belang in het kader van de absolute voorrang (FIFO) voor dit subsidiesysteem. In de praktijk zal er op dat moment een volgnummer (en een timestamp) aan het dossier worden toegekend.

De aanvrager heeft, nadat hij aangeeft dat de aanvraag volledig is, nog tien kalenderdagen de tijd om eventuele aanvullingen of bijlagen toe te voegen. Na afloop van die periode wordt een onvolledig dossier als niet ontvankelijk verklaard.

Daarbij moet opgemerkt worden dat FIT ernaar zal streven om de administratieve lasten maximaal te beperken door ervoor te zorgen dat de benodigde informatie elektronisch kan aangeleverd worden en dat informatie reeds gekend bij de overheid hergebruikt wordt.

De gedelegeerd bestuurder van FIT stelt het aanvraagformulier op.

Artikel 10.

Dit artikel beschrijft de informatie die bij een aanvraag voor een starterspakket internationalisering moet bezorgd worden.

De voorstelling van het bedrijf en van de activiteiten, de voorstelling van het export- en managementteam, het beknopt exportplan met het voorziene uitvoeringsplan en de daaraan gekoppelde kostenraming ten belope van minstens het bedrag van de eenmalige forfait maken integraal deel uit van het aanvraagdossier, en dienen derhalve bij de aanvraag te worden bezorgd.

De subsidieaanvragen zullen volledig elektronisch verlopen, van indiening tot uitbetaling. Het is de verantwoordelijkheid van de aanvrager om de ingediende aanvraag (i.c. dossier) als volledig aan te duiden. FIT zal veel aandacht besteden in de applicatie aan de communicatie over het belang van de volledigheid van een dossier. Het moment waarop de aanvrager aanduidt dat het dossier volledig is, wordt beschouwd als het moment van indiening. Dit moment van indiening is van groot belang in het kader van de relatieve voorrang voor dit subsidiesysteem bij een gelijke score op de beoordelingscriteria. In de praktijk zal er op dat moment een volgnummer (en een timestamp) aan het dossier worden toegekend.

De aanvrager heeft, nadat hij aangeeft dat de aanvraag volledig is, nog tien kalenderdagen de tijd om eventuele aanvullingen of bijlagen toe te voegen. Na afloop van die periode wordt een onvolledige aanvraag als niet ontvankelijk verklaard.

Daarbij moet opgemerkt worden dat FIT ernaar zal streven om de administratieve lasten maximaal te beperken door ervoor te zorgen dat de benodigde informatie elektronisch kan aangeleverd worden en dat informatie reeds gekend bij de overheid hergebruikt wordt.

De gedelegeerd bestuurder van FIT stelt het aanvraagformulier op.

Artikel 11.

Vergt geen verduidelijking.

Artikel 12.

Op de website flandersinvestmentandtrade.com/nl/vlaanderen-versnelt/branding-toolkit staan de branding tools en richtlijnen die de troeven van economisch Vlaanderen in de verf zetten. De inhoud voor de tools werd samen met het middenveld aangeleverd gedurende co-creatiesessies. Verdeeld over 5 sterke sectoren van de Vlaamse economie, bieden wij bedrijven, sectorfederaties en overheden deze tools aan ter ondersteuning van de eigen invest-of exportmarketing.

Op de website flandersinvestmentandtrade.be staat onder de rubriek subsidies het logo `Flanders State of the Art'. Dat logo wordt al door vele ondernemingen gebruikt in het kader van steunaanvragen binnen het besluit van 11 maart 2016.

Waar mogelijk wordt gevraagd aan de begunstigde van de subsidie om bij de uitvoering van het project gebruik te maken van dit logo en/of de toolkit. Het betreft hier dus een inspanningsverplichting.

Artikel 13.

Voor de begunstigden in het kader van een starterspakket internationalisering voorziet FIT in een begeleiding en opvolging. Die begeleiding wordt in hoofdzaak waargenomen door de adviseur internationaal ondernemen van het binnenlands netwerk van FIT. Er worden in de regel drie contact- en begeleidingsmomenten voorzien. ? Bij de goedkeuring van het dossier: intakegesprek ? Ergens halverwege de uitvoering van het project: tussentijdse evaluatie en eventuele bijsturing ? Op het einde van het project: evaluatie en afspraken inzake verdere begeleiding en ondersteuning door FIT. Van de begunstigde wordt vanzelfsprekend verwacht dat hieraan de volle medewerking wordt verleend. Een begeleiding door ervaren adviseurs internationaal ondernemen kan de uitvoering van het project alleen maar ten goede komen.

Artikel 14.

Dit besluit voorziet in een snelle uitbetaling van de goedgekeurde projecten, zoals vermeld in artikel 11. Van de begunstigde van de bijzondere exportsteun wordt verwacht dat er uiterlijk zes maanden na de kennisgeving van de beslissing tot toekenning een commercieel verslag met de resultaten van het project wordt voorgelegd. FIT zal hiervoor een sjabloon ter beschikking stellen in de webapplicatie.

Standaard moet enkel aangetoond worden dat het gesubsidieerde project goed en correct werd uitgevoerd. Flanders Investment & Trade heeft het recht om hierop controle uit te voeren en de overeenkomstige facturen en betaalbewijzen, ten belope van minstens het bedrag van de eenmalige forfait, op te vragen. Het besluit van de Vlaamse regering voorziet dat de gedelegeerd bestuurder van FIT in sommige gevallen kan beslissen dat de begunstigde van de bijzondere exportsteun tijdens het kalenderjaar volgend op de toekenning van de subsidie geen aanspraak kan maken op steun in het kader van het besluit van 11 maart 2016.

Artikel 15.

Dit besluit voorziet in een snelle uitbetaling van de goedgekeurde projecten, zoals vermeld in artikel 11. Vooral voor startende exporteurs is het belangrijk om snel over de subsidie te kunnen beschikken. Van de begunstigde van een starterspakket internationalisering wordt verwacht dat er uiterlijk negen maanden na de kennisgeving van de beslissing tot toekenning een commercieel verslag wordt opgemaakt met de resultaten van het gesubsidieerde project. FIT zal hiervoor een sjabloon ter beschikking stellen in de webapplicatie. Standaard moet enkel aangetoond worden dat het gesubsidieerde project goed en correct werd uitgevoerd. Flanders Investment & Trade heeft het recht om hierop controle uit te voeren en de overeenkomstige facturen en betaalbewijzen, ten belope van minstens het bedrag van de eenmalige forfait, op te vragen. Het besluit van de Vlaamse regering voorziet dat de gedelegeerd bestuurder van FIT in sommige gevallen kan beslissen dat de begunstigde van een starterspakket internationalisering tijdens het kalenderjaar volgend op de toekenning van de subsidie geen aanspraak kan maken op steun in het kader van het besluit van 11 maart 2016.

Artikel 16.

Ondernemingen die een forfaitaire subsidie ontvangen onder de vorm van een starterspakket internationalisering kunnen in hetzelfde kalenderjaar dat de steun wordt toegekend geen subsidie ontvangen voor de steunmaatregelen in het besluit van 11 maart 2016. FIT hoopt vanzelfsprekend dat de betrokken ondernemingen, dankzij de forfaitaire steun en de begeleiding en opvolging van het binnenlands netwerk, groeien en vanaf het kalenderjaar volgend op de toekenning van de steun voldoen aan de voorwaarden en beoordelingscriteria uit het besluit van 11 maart 2016. HOOFDSTUK 3. - Diverse bepalingen Artikel 17.

Vergt geen verduidelijking.

Artikel 18.

De bepaling in artikel 18, eerste lid, gaat over het beslissingsproces van de dossiers voor bijzondere exportsteun. Volgens artikel 5 van het ontwerp van besluit werden hiervoor een aantal eenduidige voorwaarden uitgetekend waaraan moet voldaan worden. Deze dossiers zullen door de administratie behandeld worden. Na afloop van de termijn van de oproep zal de administratie een lijst opstellen van de bedrijven die in aanmerking komen voor deze vorm van steun. Deze lijst zal voorgelegd worden aan de directieraad van FIT. Indien alle dossiers duidelijk zijn en er geen knipperlichten zijn, zal de directieraad aan de gedelegeerd bestuurder adviseren om de lijst met begunstigden te bekrachtigen. In het andere geval kan de directieraad aan de administratie vragen om bepaalde dossiers nader te onderzoeken, waarna het proces zich herhaalt.

De bepaling in artikel 18, tweede lid, gaat over het beslissingsproces van de dossiers voor het starterspakket internationalisering. De voorwaarden waaraan moet voldaan worden voor dit steuntype worden opgesomd in artikel 6.

In tegenstelling tot de aanvragen voor bijzondere exportsteun zullen deze dossiers behandeld en beoordeeld worden door een selectiecommissie, bestaande uit vier afgevaardigden van de administratie. Na afloop van de termijn van de oproep zal de selectiecommissie een lijst opstellen van de projecten die het meest aan de voorwaarden en beoordelingscriteria voldoen voor deze vorm van steun (rekening houdend met de relatieve voorrang). Deze lijst zal voorgelegd worden aan de directieraad van FIT. Indien alle dossiers duidelijk zijn en er geen knipperlichten zijn zal de directieraad aan de gedelegeerd bestuurder adviseren om de lijst met begunstigden te bekrachtigen. In het andere geval kan de directieraad aan de selectiecommissie vragen om bepaalde dossiers nader te onderzoeken, waarna het proces zich herhaalt.

In dit artikel wordt ook de uiterste termijn vastgelegd waarbinnen de gedelegeerd bestuurder een beslissing dient te nemen over de aanvraag.

Artikel 19.

Vergt geen verduidelijking.

Artikel 20.

Dit artikel beschrijft de manier waarop de aanvragen voor een starterspakket internationalisering zullen worden beoordeeld. Hiervoor zal gebruik gemaakt worden van diverse beoordelingscriteria en van een wegings- en scoremechanisme. In het besluit wordt reeds een opsomming gegeven van de criteria die kunnen bevraagd en beoordeeld worden, maar de definitieve criteria, alsmede het wegings- en scoremechanisme, zullen bepaald worden door de gedelegeerd bestuurder. Dit laat flexibiliteit toe in een erg dynamische economische omgeving. Om alle aanvragen op een gelijke en objectieve wijze te kunnen scoren zullen alle beoordelingscriteria uiterlijk voor de start van de oproep bekendgemaakt worden. Daarbij moet opgemerkt worden dat FIT ernaar zal streven om de administratieve lasten voor de aanvrager maximaal te beperken.

Artikel 21.

Voor het steuntype `starterspakket internationalisering' beoordeelt de selectiecommissie de steunaanvragen op basis van de voorwaarden en de criteria uit artikel 6 en artikel 20. De selectiecommissie stelt een lijst op van de meest batig gerangschikte steunaanvragen, rekening houdend met de beschikbare kredieten in de begroting.

Artikel 22.

Vergt geen verduidelijking.

Artikel 23.

Dit artikel regelt de beroepsprocedure en hoeft geen verdere verduidelijking.

Artikel 24.

Dit artikel behandelt de opvraging en verwerking van gegevens die de administratie nodig heeft in uitvoering van haar bevoegdheden, toegewezen door voorliggend besluit.

Dit zorgt er immers voor dat de gegevens niet herhaaldelijk bij de ondernemingen moeten worden opgevraagd, met een positieve impact op de administratieve lasten voor de ondernemingen, de klantvriendelijkheid en de werklast.

Het is voor een efficiënte en klantvriendelijke overheid tevens essentieel om met respect voor de privacywetgeving gegevens uit te wisselen, indien in deze context van toepassing aangezien het meestal om ondernemingsgegevens gaat en niet over persoonsgegevens.

Ook kan de administratie de gegevens statistisch verwerken voor studie en analyse in het kader van de optimalisering van de beleidsvoorbereiding, -ondersteuning en uitvoering, vanzelfsprekend binnen de finaliteit die betrekking heeft op de bevordering van het internationaal ondernemen.

Artikel 25.

Vermits bij het uitschrijven van dit besluit nog onduidelijk is welke begrotingskredieten er beschikbaar zullen zijn voor 2021 wordt voorzien dat de gedelegeerd bestuurder het aantal toegelaten dossiers per begrotingsjaar kan bepalen. HOOFDSTUK 4 - Slotbepalingen Artikel 26.

Vergt geen verduidelijking.

Artikel 27.

Vergt geen verduidelijking.

Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse Regering van 4 september 2020 tot vaststelling van de voorwaarden en de regels voor de toekenning van subsidies onder de vorm van bijzondere exportsteun en starterspakketten internationalisering voor activiteiten ter bevordering van het internationaal ondernemen.

Brussel, 31 augustus 2020.

De minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Buitenlandse Zaken, Cultuur, ICT en Facilitair Management J. JAMBON

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving advies 67.910/1/V van 26 augustus 2020 over een ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering `tot vaststelling van de voorwaarden en de regels voor de toekenning van subsidies in de vorm van bijzondere exportsteun en starterspakketten internationalisering voor activiteiten ter bevordering van het internationaal ondernemen' Op 31 juli 2020 is de Raad van State, afdeling Wetgeving, door de Vlaamse minister van Buitenlandse Zaken, Cultuur, ICT en Facilitair Management verzocht binnen een termijn van dertig dagen, van rechtswege verlengd tot 1 september 2020,(*) een advies te verstrekken over een ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering `tot vaststelling van de voorwaarden en de regels voor de toekenning van subsidies in de vorm van bijzondere exportsteun en starterspakketten internationalisering voor activiteiten ter bevordering van het internationaal ondernemen'.

Het ontwerp is door de eerste vakantiekamer onderzocht op 18 augustus 2020. De kamer was samengesteld uit Marnix VAN DAMME, kamervoorzitter, Carlo ADAMS en Kaat LEUS, staatsraden, Michel TISON, assessor, en Annemie GOOSSENS, griffier. Het verslag is uitgebracht door Kristine BAMS, eerste auditeur-afdelingshoofd.

Het advies, waarvan de tekst hierna volgt, is gegeven op 26 augustus 2020. 1. Met toepassing van artikel 84, § 3, eerste lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, heeft de afdeling Wetgeving zich toegespitst op het onderzoek van de bevoegdheid van de steller van de handeling, van de rechtsgrond, alsmede van de vraag of aan de te vervullen vormvereisten is voldaan. STREKKING VAN HET ONTWERP 2. Het om advies voorgelegde ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering strekt ertoe de voorwaarden en de regels vast te stellen voor de subsidiëring in de vorm van bijzondere exportsteun en starterspakketten internationalisering voor activiteiten ter bevordering van het internationaal ondernemen.Het ontwerp beoogt op die wijze de beslissing van de Vlaamse Regering van 5 juni 2020 te formaliseren inzake het zogeheten "FIT(1) Corona Exit-plan". Het ontwerp voorziet daartoe in een aantal specifieke vormen van subsidie die ertoe strekken om de export en de buitenlandse investeringen door Vlaamse ondernemingen te ondersteunen eenmaal de COVID-19-pandemie dit opnieuw toelaat. Het ontworpen besluit moet worden gelezen in samenhang met het in de aanhef van het ontwerp vermelde besluit van de Vlaamse Regering van 11 maart 2016(2) dat reeds een steunregeling bevat voor diverse types initiatieven die tot doel hebben om de export of buitenlandse investeringen vanuit Vlaanderen te bevorderen.

RECHTSGROND 3.1. Onder voorbehoud van hetgeen sub 3.2. wordt opgemerkt, kan de ontworpen regeling worden geacht rechtsgrond te vinden in artikel 6bis, tweede lid, van het decreet van 7 mei 2004 `tot oprichting van het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap 'Vlaams Agentschap voor Internationaal Ondernemen''.

Artikel 6bis, tweede lid, van het decreet van 7 mei 2004 luidt: "De Vlaamse Regering bepaalt onder welke voorwaarden en volgens welke regels subsidies, leningen, zekerheidsstellingen of andere vormen van tegemoetkomingen onder bezwarende titel of kosteloos, binnen de perken van de beschikbare kredieten, kunnen worden verleend ter verwezenlijking van de in het voorgaande lid bepaalde doelstelling.(3)." 3.2. In artikel 24, vijfde lid, van het ontwerp wordt bepaald dat de administratie de gegevens die worden vermeld in artikel 24 "ook [mag] gebruiken voor statistische verwerking en [deze] ter beschikking [mag] stellen van de andere agentschappen en entiteiten binnen de Vlaamse administratie voor statistische verwerking ter ondersteuning van de bevordering van het internationaal ondernemen en voor de oprichting en het beheer van een digitaal loket voor de aanvragers". In de mate deze bepaling een andere finaliteit heeft dan het bevorderen van het internationaal ondernemen(4) kan ervoor geen rechtsgrond worden gevonden in het aangehaalde artikel 6bis, tweede lid, van het decreet van 7 mei 2004.

ALGEMENE OPMERKING 4. Het ontwerp bevat diverse bepalingen waarin aan de Vlaamse minister, bevoegd voor het internationaal ondernemen (hierna: de minister), verordenende bevoegdheden worden gedelegeerd.Opdat dergelijke bevoegdheidsdelegaties in overeenstemming zouden kunnen worden geacht met de beginselen die in ons publiek recht de verhouding tussen de onderscheiden staatsmachten beheersen, dienen de aldus verleende bevoegdheden van bijkomstige of detailmatige aard te zijn.

Dit impliceert onder meer dat de in die bepalingen opgenomen bevoegdheidsdelegaties dermate afgebakend moeten zijn dat het vaststellen van de essentie van de regeling bij de Vlaamse Regering blijft.

De hierna volgende delegatiebepalingen in het ontwerp beantwoorden niet aan de voornoemde vereisten omdat ze niet kunnen worden beschouwd als betrekking hebbend op aangelegenheden van bijkomstige of detailmatige aard en zij te algemeen en te weinig afgebakend zijn om toelaatbaar te kunnen worden geacht: - artikel 3, tweede lid, dat de minister bevoegd maakt om de lijst van NACE-BEL-codes, vermeld in artikel 3, eerste lid, 2°, van het ontwerp, aan te passen naargelang van het exportbeleid, welke bevoegdheid vergaand is en afhankelijk van een te algemeen omschreven finaliteit ("naargelang van het exportbeleid"); - artikel 4, vijfde lid, dat de minister machtigt om de forfaitaire subsidiebedragen, vermeld in artikel 4, tweede en derde lid, van het ontwerp, aan te passen naargelang van het exportbeleid of de dotatie, welke bevoegdheid - aangenomen dat deze verordenend van aard is - te ruim en te onbepaald is (in welke zin kan bijvoorbeeld de aanpassing gaan ?) en bovendien afhankelijk van een te algemeen omschreven finaliteit ("naargelang van het exportbeleid of de dotatie"); - artikel 5, derde lid, waarin aan de minister de bevoegdheid wordt verleend om de context waarin de doelstelling van het project moet passen, vermeld in artikel 5, eerste lid, 9°, van het ontwerp, te wijzigen naargelang van het exportbeleid, en op die wijze aan de minister de verstrekkende bevoegdheid wordt verleend om één van de subsidievoorwaarden te wijzigen zonder dat die bevoegdheid nader wordt afgebakend in het ontwerp en deze bevoegdheid enkel afhankelijk wordt gemaakt van een te algemeen omschreven finaliteit ("naargelang van het exportbeleid").

Het staat aan de stellers van het ontwerp om de opgesomde delegatiebepalingen in het licht van de voornoemde beginselen nader af te bakenen, zo niet dient van de betrokken delegaties te worden afgezien.

ONDERZOEK VAN DE TEKST Artikel 3 5. In de toelichting die door Flanders Investment & Trade (FIT) ten behoeve van de Vlaamse Regering wordt gegeven bij het ontwerp van besluit wordt erop gewezen dat "[i]ndien een onderneming tegelijk onder een uitgesloten en een toegelaten NACE-BEL code valt, dan (...) het laatste [primeert] indien het project betrekking heeft op de activiteiten van die toegelaten NACE-BEL code". Indien zulks effectief de bedoeling is, zou die bedoeling in de tekst van het te nemen besluit moeten worden geëxpliciteerd.(5) Artikel 4 6. Onder voorbehoud van hetgeen sub 4 is opgemerkt met betrekking tot de in artikel 4, vijfde lid, van het ontwerp, aan de minister gedelegeerde bevoegdheid, kan de vraag worden opgeworpen welke "dotatie" precies wordt beoogd in dat lid.Hierover om nadere toelichting verzocht, deelde de gemachtigde het volgende mee: "Voor het kalenderjaar 2020 heeft de Vlaamse Regering voor deze extra steunmaatregelen 3 mio euro toegewezen aan FIT als een extra subsidiedotatie (specifiek `geoormerkt'). Deze kredieten werden reeds ingeschreven in de begroting van 2020. De minister president van de Vlaamse Regering, tevens bevoegd voor de buitenlandse handel, heeft zich intussen al meermaals uitgesproken om voor 2021 minstens een gelijkwaardige inspanning te leveren ten behoeve van de Vlaamse exporterende bedrijven. Dit moet echter nog formeel goedgekeurd worden tijdens de begrotingsbesprekingen 2021 in september.

Het bedrag van 3 mio euro dat voor deze steunmaatregelen werd ingeschreven in de begroting komt bovenop (en naast) de reeds bestaande subsidiedotatie die FIT jaarlijks ontvangt om exportgerichte initiatieven van Vlaamse bedrijven en andere doelgroepen te steunen (cfr juridisch kader bij het ontwerp van besluit). De `gewone' subsidiedotatie die FIT jaarlijks ontvangt is variabel en schommelt rond de 7 à 8 mio euro." Ter wille van de duidelijkheid zou in de tekst van het ontwerp het best worden gepreciseerd op welke wijze het begrip "dotatie" moet worden begrepen voor de toepassing van artikel 4 van het ontwerp, temeer daar in deze laatste bepaling zoals in nog andere bepalingen van het ontwerp gebruik wordt gemaakt van de term "subsidie".

Artikel 5 7. Aangezien het begrip "relance naar aanleiding van de coronacrisis" voorkomt in artikel 5, eerste lid, 9°, van het ontwerp, dient de redactie van de inleidende zin van artikel 5, tweede lid, van het ontwerp, te worden aangepast.Men schrijve derhalve "In het eerste lid wordt verstaan onder:" in plaats van "In het eerste lid, 5°, wordt verstaan onder:". 8. Aan het einde van artikel 5, derde lid, van het ontwerp, volstaat het te schrijven "..., vermeld in het eerste lid" in plaats van "..., vermeld in artikel 5, eerste lid van dit besluit".

Artikel 8 9. Uit de omschrijving van de begrippen "absolute voorrang" en "relatieve voorrang" in respectievelijk het vijfde en het zevende lid van artikel 8 van het ontwerp, lijkt te moeten worden afgeleid dat, wat de aanvraagdossiers met betrekking tot bijzondere exportsteun betreft, steeds voorrang wordt gegeven aan de ontvankelijke dossiers die eerst zijn ingediend om de volgorde van de subsidiëring te bepalen;wat de aanvraagdossiers met betrekking tot starterspakketten internationalisering betreft, zou de volgorde van indiening van het dossier evenwel enkel determinerend zijn voor de volgorde waarin de subsidiëring zal gebeuren ingeval dossiers een gelijke score hebben behaald. Anders dan wat het geval is bij de aanvraagdossiers met betrekking tot bijzondere exportsteun, lijkt er ten aanzien van de aanvraagdossiers met betrekking tot starterspakketten internationalisering derhalve een kwalitatief criterium als uitgangspunt te worden genomen, zijnde de score, en is het enkel ingeval deze laatste gelijk is dat de volgorde van indiening van het dossier relevant wordt. Vraag is of dergelijke lezing correct is. In ieder geval zou de omschrijving van de begrippen "absolute voorrang" en "relatieve voorrang", in respectievelijk artikel 8, vijfde en zevende lid, van het ontwerp, geen twijfel mogen laten bestaan over de precieze draagwijdte ervan en de gevolgen van de beoogde "voorrang" voor het toekennen van de subsidie. De stellers van het ontwerp doen er goed aan om na te gaan of de omschrijving van de betrokken begrippen in artikel 8 van het ontwerp op dat punt geen precisering behoeft.(6) Artikel 9 10. In artikel 4, eerste lid, van het ontwerp, wordt als zodanig geen melding gemaakt van een "subsidieaanvraag", maar wel van "projecten ter bevordering van het internationaal ondernemen".In de inleidende zin van artikel 9, eerste lid, van het ontwerp, wordt derhalve beter geschreven "De subsidieaanvraag voor projecten vermeld in artikel 4, eerste lid, 1°, ..." in plaats van "De subsidieaanvraag, vermeld in artikel 4, eerste lid, 1°, ...".(7) 11. Het is niet duidelijk door wie wordt bepaald welke informatie het elektronisch aanvraagformulier, vermeld in artikel 9, eerste lid, 1°, van het ontwerp, dient te bevatten, noch binnen welke elektronische omgeving het betrokken formulier zal worden aangewend.De gemachtigde verstrekte in dat verband de volgende toelichting: "Zoals in de aanhef wordt aangegeven sluit dit ontwerp van besluit aan op het besluit van de Vlaamse regering van 11 maart 2016. Bij de implementatie van het besluit van 11 maart 2016 heeft FIT een elektronische aanvraagapplicatie ontwikkeld met achterliggende koppeling naar de VKBO. Ondernemingen loggen in aan de hand van hun elektronische identiteitskaart. Naast de economische gegevens (via de VKBO) voorziet het elektronische aanvraagformulier ook dat de aanvrager een subsidietype moet aanvinken en het project moet omschrijven en budgetteren. Tevens wordt de mogelijkheid geboden om bijlagen toe te voegen.

Binnen FIT werd er een IT-werkgroep en overkoepelende stuurgroep opgericht om de reeds bestaande applicatie aan te passen en verder uit te bouwen op basis van het voorliggende ontwerp van besluit.

Indien aangewezen kan ervoor gezorgd worden dat de gedelegeerd bestuurder de inhoud van het elektronische aanvraagformulier bekrachtigd." Het besluit van de Vlaamse Regering van 11 maart 2016, waaraan de gemachtigde in zijn toelichting refereert, bevat wat het gebruik van het elektronisch aanvraagformulier betreft gelijkaardige bepalingen als die in het voorliggend ontwerp. Met de door de gemachtigde gedane suggestie om de inhoud van het elektronisch aanvraagformulier door de gedelegeerd bestuurder van het Vlaams Agentschap voor Internationaal Ondernemen te laten bekrachtigen, kan dan ook worden ingestemd, temeer daar de gedelegeerd bestuurder in artikel 32 van het besluit van de Vlaamse Regering van 11 maart 2016 al wordt opgedragen om de in dat besluit bedoelde aanvraagformulieren op te stellen. 12. In artikel 9, derde lid, van het ontwerp, wordt onder meer bepaald dat de aanvrager over maximaal tien kalenderdagen beschikt na de datum waarop hij het dossier heeft ingediend om de (onvolledige) aanvraag te vervolledigen.De vraag rijst op welke datum de aldus vervolledigde aanvragen moeten worden geacht te zijn ingediend.(8) Hierover om nadere verduidelijking verzocht, deelde de gemachtigde het volgende mee: "De subsidieaanvragen zullen volledig elektronisch verlopen, van indiening tot uitbetaling. Wanneer de aanvrager in de elektronische aanvraagapplicatie aanduidt dat zijn aanvraag volledig is, krijgt hij een volgnummer. We zullen veel aandacht besteden in de applicatie aan de communicatie over het belang van de volledigheid van een dossier.

Dit volgnummer (maar is in feite ook een timestamp bepaalt zijn voorrang en dus deze datum (of timestamp - datum/uur/minuut en milliseconden) telt.

Hij heeft, nadat hij aangeeft dat de aanvraag volledig is, nog 10 kalenderdagen de tijd om eventuele aanvullingen of bijlagen toe te voegen. Na afloop van die periode wordt een onvolledige aanvraag als niet ontvankelijk verklaard.

Indien aangewezen kan dit nog verduidelijkt worden in de artikels 9 en 10." Rekening houdend met de in artikel 8 van het ontwerp vervatte voorrangsregeling en met de in die bepaling opgenomen mogelijkheid voor de gedelegeerd bestuurder om de oproep vroegtijdig te beëindigen als het aantal ingediende dossiers het aantal toe te kennen steundossiers met minstens 20 % overschrijdt, zou het ontwerp inderdaad moeten worden aangevuld met een bepaling die vermeldt op welke wijze nog te vervolledigen aanvragen vaste datum krijgen.

Artikel 10 13. Artikel 10 van het ontwerp heeft betrekking op subsidieaanvragen voor projecten met betrekking tot het starterspakket internationalisering (artikel 4, eerste lid, 2°, van het ontwerp) en is qua redactie gelijklopend met artikel 9 van het ontwerp inzake subsidieaanvragen voor projecten met betrekking tot bijzondere exportsteun (artikel 4, eerste lid, 1°, van het ontwerp).De sub 10 tot 12 gemaakte opmerkingen gelden dan ook mutatis mutandis voor artikel 10 van het ontwerp.

Artikel 18 14. Artikel 18 van het ontwerp luidt: "De gedelegeerd bestuurder beslist over de toekenning van de subsidies, vermeld in artikel 4, eerste lid, 1°, op advies van de administratie en van de directieraad van het agentschap. De gedelegeerd bestuurder beslist over de toekenning van de subsidies, vermeld in artikel 4, eerste lid, 2°, op advies van de selectiecommissie en van de directieraad van het agentschap." De gemachtigde lichtte de in artikel 18, eerste lid, van het ontwerp, bedoelde procedure toe als volgt: "Deze [bepaling] gaat over het beslissingsproces van de dossiers voor bijzondere exportsteun. Volgens artikel 5 van het ontwerp van besluit werden hiervoor een aantal eenduidige voorwaarden uitgetekend waaraan moet voldaan worden. Deze dossiers zullen door de dossierbeheerders/administratie behandeld worden. Na afloop van de termijn van de oproep zal de administratie een lijst opstellen van de bedrijven die in aanmerking komen voor deze vorm van steun. Deze lijst zal voorgelegd worden aan de directieraad van FIT. Indien alle dossiers duidelijk zijn en er geen knipperlichten zijn, zal de directieraad aan de gedelegeerd bestuurder adviseren om de lijst met begunstigden te bekrachtigen. In het andere geval kan de directieraad aan de administratie vragen om bepaalde dossiers nader te onderzoeken, waarna het proces zich herhaalt.

In het ontwerp van besluit is geen termijn opgenomen waarbinnen de gedelegeerd bestuurder een beslissing dient te nemen of waarbinnen de beslissing moet meegedeeld worden aan de aanvrager. Overeenkomstig de principes van de Vlaamse Codex Overheidsfinanciën wordt echter geopteerd voor een korte procedure, omdat de steun nog in 2020 moet vastgelegd worden.

Indien aangewezen kan in het ontwerp van besluit nog een termijn worden ingeschreven conform het besluit van 11 maart 2016." In verband met het bepaalde in artikel 18, tweede lid, van het ontwerp, deelde de gemachtigde het volgende mee: "Deze [bepaling] gaat over het beslissingsproces van de dossiers voor het starterspakket internationalisering. De voorwaarden waaraan moet voldaan worden voor dit steuntype worden opgesomd in artikel 6.

In tegenstelling tot de aanvragen voor bijzondere exportsteun zullen deze dossiers behandeld en beoordeeld worden door een selectiecommissie, bestaande uit vier afgevaardigden van de administratie. Na afloop van de termijn van de oproep zal de selectiecommissie een lijst opstellen van de projecten die het meest aan de voorwaarden en beoordelingscriteria voldoen voor deze vorm van steun. Deze lijst zal voorgelegd worden aan de directieraad van FIT. Indien alle dossiers duidelijk zijn en er geen knipperlichten zijn zal de directieraad aan de gedelegeerd bestuurder adviseren om de lijst met begunstigden te bekrachtigen. In het andere geval kan de directieraad aan de selectiecommissie vragen om bepaalde dossiers nader te onderzoeken, waarna het proces zich herhaalt.

In het ontwerp van besluit is geen termijn opgenomen waarbinnen de gedelegeerd bestuurder een beslissing dient te nemen of waarbinnen de beslissing moet meegedeeld worden aan de aanvrager. Overeenkomstig de principes van de Vlaamse Codex Overheidsfinanciën wordt echter geopteerd voor een korte procedure, omdat de steun nog in 2020 moet vastgelegd worden.

Indien aangewezen kan in het ontwerp van besluit nog een termijn worden ingeschreven conform het besluit van 11 maart 2016." Ter wille van de duidelijkheid en de rechtszekerheid zouden in de tekst van het ontwerp een aantal van de door de gemachtigde aangehaalde procedurele voorschriften moeten worden opgenomen. Daarbij zou in ieder geval een uiterste termijn moeten worden vermeld binnen welke de beslissing over het toekennen van de subsidie moet worden genomen en meegedeeld.

Artikel 20 15. In artikel 20, tweede lid, van het ontwerp, wordt bepaald dat alle beoordelingscriteria worden bekendgemaakt voor de start van de oproep. Aan de gemachtigde werd gevraagd of niet tevens het in artikel 20, eerste lid, van het ontwerp, bedoelde wegings- en scoremechanisme vooraf moet worden bekendgemaakt. De gemachtigde beantwoordde deze vraag door erop te wijzen dat "[b]eide opties (...) mogelijk [zijn], maar [dat] het (...) de intentie van het agentschap [is] om enkel de beoordelingscriteria bekend te maken voor de start van de oproep".

Het komt de Raad van State, afdeling Wetgeving, evenwel voor dat, aangezien de wegings- en scoremechanismen mede determinerend zijn voor het al dan niet in aanmerking komen van een subsidie en ter zake toepassing moet worden gemaakt van de relatieve voorrangsregeling, bedoeld in artikel 8, zesde lid, van het ontwerp, dergelijke mechanismen een essentieel element van de procedure van subsidiëring uitmaken waarvan een voorafgaande bekendmaking evenzeer een waarborg inzake rechtsbescherming kan uitmaken. Om die reden valt het aan te raden om ook het wegings- en scoremechanisme voor de start van de oproep bekend te maken. 16. In artikel 20, tweede lid, 9°, van het ontwerp, wordt melding gemaakt van de "gevalideerde market fit in Vlaanderen".Hieromtrent om toelichting verzocht, deelde de gemachtigde het volgende mee: "Deze term komt uit de marketing wereld. Het uitgangspunt is dat het succes van een startup vooral afhangt van de markt. Een goed product of dienst dat niemand koopt zal niet leiden tot een succesvolle onderneming. Product/market fit is een model tussen het businessmodel, het product en de klant. Heb je als startup product/market fit, dan sluit je product of dienst goed aan op de behoefte van een markt die voldoende potentieel heeft. Dat betekent ook dat product/market fit een belangrijke voorwaarde is om te kunnen opschalen." Het verdient aanbeveling om de lijst met definities, in artikel 1 van het ontwerp, aan te vullen met een omschrijving van het begrip "gevalideerde market fit". Daarbij wordt er dan het best op toegezien dat uit de desbetreffende omschrijving voldoende duidelijk valt af te leiden wat de beoogde "validering" precies inhoudt en wie daarvoor dient in te staan. 17. In artikel 20, derde lid, van het ontwerp, wordt aan de minister de bevoegdheid verleend om de lijst van beoordelingscriteria, vermeld in het tweede lid van het artikel, aan te passen naargelang van het exportbeleid.Uit artikel 20, eerste lid, volgt dat de gedelegeerd bestuurder zal kunnen kiezen uit de lijst van beoordelingscriteria, vermeld in het tweede lid van het artikel. Dit houdt in dat de eventueel door de minister met toepassing van artikel 20, derde lid, aan de lijst toegevoegde beoordelingscriteria in voorkomend geval niet door de gedelegeerd bestuurder zullen worden toegepast ingeval deze niet voor de betrokken criteria kiest. Vraag is of dit effectief de bedoeling is. Bovendien kan men zich afvragen op basis waarvan de gedelegeerd bestuurder zal kunnen opteren voor het toepassen van het ene dan wel het andere beoordelingscriterium en of de tekst van het ontwerp op dat punt niet het best wordt aangevuld met een aantal aanwijzingen in dat verband.

Artikel 24 18. Onder voorbehoud van de opmerking die sub 3.2 met betrekking tot de rechtsgrond is gemaakt, volstaat het om in artikel 24, vijfde lid, van het ontwerp, melding te maken van "de in dit artikel vermelde gegevens" in plaats van "de gegevens, vermeld in artikel 24".

DE GRIFFIER Annemie GOOSSENS DE VOORZITTER Marnix VAN DAMME _______ Nota's (*) Deze verlenging vloeit voort uit artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, in fine, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, waarin wordt bepaald dat deze termijn van rechtswege verlengd wordt met vijftien dagen wanneer hij begint te lopen tussen 15 juli en 31 juli of wanneer hij verstrijkt tussen 15 juli en 15 augustus. (1) Flanders Investment & Trade.(2) Besluit van de Vlaamse Regering van 11 maart 2016 `tot vaststelling van de voorwaarden en de regels voor de toekenning van subsidies voor activiteiten ter bevordering van het internationaal ondernemen'.(3) Onder "de in het voorgaande lid bepaalde doelstelling" wordt verstaan de "ondersteuning van de activiteiten van ondernemingen, bedrijfsgroeperingen en andere organisaties die bijdragen tot de bevordering van het internationaal ondernemen" (artikel 6bis, eerste lid, van het decreet van 7 mei 2004).(4) Zoals het geval kan zijn bij "de oprichting en het beheer van een digitaal loket voor de aanvragers".(5) Zie voor een bepaling in die zin artikel 1, lid 2, van verordening (EU) nr.1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 `betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun'. (6) Indien het effectief de bedoeling is om voor de aanvraagdossiers met betrekking tot starterspakketten internationalisering in de eerste plaats de score als uitgangspunt te nemen, zou die bedoeling alvast op een meer expliciete wijze in de tekst van artikel 8 van het ontwerp tot uitdrukking moeten worden gebracht.(7) Zie ook artikel 20, eerste lid, van het ontwerp.Ter wille van de redactionele uniformiteit wordt in andere bepalingen van het ontwerp de omschrijving van "initiatieven vermeld in artikel 4, eerste lid, 1° " of "initiatieven vermeld in artikel 4, eerste lid, 2° " dan ook telkens het best vervangen door "projecten vermeld in artikel 4, eerste lid, 1° " of "projecten vermeld in artikel 4, eerste lid, 2° " (zie onder meer de artikelen 8, eerste lid, en 21 van het ontwerp). (8) Bijvoorbeeld op de dag waarop de (onvolledige) aanvraag is ingediend of op de dag waarop de aanvraag is vervolledigd ?

^