Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 05 februari 2010
gepubliceerd op 09 april 2010

Besluit van de Vlaamse Regering houdende de uitvoering van het decreet van 30 maart 1999 houdende de organisatie van de zorgverzekering

bron
vlaamse overheid
numac
2010035246
pub.
09/04/2010
prom.
05/02/2010
ELI
eli/besluit/2010/02/05/2010035246/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

5 FEBRUARI 2010. - Besluit van de Vlaamse Regering houdende de uitvoering van het decreet van 30 maart 1999 houdende de organisatie van de zorgverzekering


De Vlaamse Regering, Gelet op artikel 20 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming van de instellingen;

Gelet op het decreet van 30 maart 1999 houdende de organisatie van de zorgverzekering, gewijzigd bij de decreten van 22 december 1999, 8 december 2000, 18 mei 2001, 20 december 2002, 30 april 2004, 7 mei 2004, 24 juni 2005, 25 november 2005, 23 december 2005, 19 december 2008 en 30 april 2009;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 28 september 2001 houdende de erkenning, de registratie en de machtiging, en houdende de aansluiting, de aanvraag en de tenlasteneming in het kader van de zorgverzekering;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 11 december 2009;

Gelet op het advies van de Raad van State, nr. 47.667/3 gegeven op 12 januari 2010, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Na beraadslaging, Besluit : TITEL 1. - Definities

Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder : 1° BEL-schaal : evaluatieschaal aan de hand waarvan de duur en de ernst van het verminderde zelfzorgvermogen wordt gemeten, als vermeld in de regelgeving over de gezinszorg, en als vermeld in het artikel 9 van het decreet van 30 maart 1999;2° betaalde ledenbijdrage : ledenbijdrage waarvan het bedrag op de rekening van de zorgkas of van het Vlaams Zorgfonds staat;3° decreet van 30 maart 1999 : het decreet van 30 maart 1999 houdende de organisatie van de zorgverzekering;4° EG-verordening : tot 30 april 2010 verordening (EEG) nr.1408/71 van de Raad van 14 juni 1971 voor de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen; vanaf 1 mei 2010 verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 voor de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels; 5° gemachtigde indicatiesteller : een organisatie, voorziening of een professionele zorgverlener die gemachtigd is de ernst en de duur van het verminderde zelfzorgvermogen van een persoon vast te stellen, vermeld in artikel 9 van het decreet van 30 maart 1999;6° indicatiestelling : het vaststellen van de ernst en de duur van het verminderde zelfzorgvermogen, vermeld in artikel 2, 2°, van het decreet van 30 maart 1999;7° Katz-schaal in de thuisverpleging : evaluatieschaal om het verminderde zelfzorgvermogen te meten, die gebruikt wordt om de tegemoetkomingen in de verstrekkingen te berekenen, vermeld in artikel 34, 1°, b, van de wet voor de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994;8° Katz-schaal in een verzorgingsinrichting : evaluatieschaal om het verminderde zelfzorgvermogen te meten, die gebruikt wordt om de tegemoetkomingen in de verstrekkingen te berekenen, vermeld in artikel 34, 11° en 12°, van de wet voor de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994;9° ledenbijdrage : de bijdrage, vermeld in artikel 9 van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 juli 2000 betreffende de organisatie, het beheer, de werking en de erkenning van zorgkassen en betreffende de controle op de zorgkassen;10° leidend ambtenaar : de leidend ambtenaar van het Vlaams Zorgfonds;11° mantel- en thuiszorg : zorgvorm waarbij de niet-medische hulp- en dienstverlening verstrekt wordt door een niet-residentiële zorgvoorziening, een professionele zorgverlener of een mantelzorger;12° minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen;13° residentiële zorg : zorgvorm waarbij de niet-medische hulp- en dienstverlening verstrekt wordt door een voorziening die erkend is of gelijkgesteld is met een erkenning als een woonzorgcentrum, een rust- en verzorgingstehuis of een psychiatrisch verzorgingstehuis;14° tenlasteneming : de tenlasteneming van de kosten, vermeld in artikel 6, § 1, van het decreet van 30 maart 1999;15° Vlaamse Zorgkas : de zorgkas die door het Vlaams Zorgfonds krachtens artikel 14, derde lid, van het decreet van 30 maart 1999 is opgericht;16° zorgkas : een zorgkas die erkend is krachtens artikel 15 van het decreet van 30 maart 1999 of de Vlaamse Zorgkas;17° zorgvorm : de niet-medische hulp- en dienstverlening die verstrekt wordt door of een residentiële zorgvoorziening, of een niet-residentiële zorgvoorziening, een professionele zorgverlener of een mantelzorger. TITEL 2. - Het lidmaatschap van de Vlaamse zorgverzekering HOOFDSTUK 1. - Aansluiting Afdeling 1. - Aansluitingsplicht

Art. 2.§ 1. Elke persoon, vermeld in artikel 4, § 1, eerste lid van het decreet van 30 maart 1999, moet zich vanaf het jaar waarin hij de leeftijd van 26 jaar bereikt, aansluiten bij een zorgkas van zijn keuze. Als die persoon zich niet aansluit vóór 1 juli van het jaar waarin hij de leeftijd van 26 jaar bereikt, wordt hij ambtshalve aangesloten bij de Vlaamse Zorgkas met ingang van 1 januari van het jaar waarop hij zich had moeten aansluiten.

De eerste en tweede ledenbijdrage kunnen worden betaald tot en met 31 december van het jaar na het jaar waarin de persoon de leeftijd van 26 jaar bereikt, zonder dat de persoon een opschorting met verlies van rechten oploopt, als vermeld in artikel 10, § 3, van het decreet van 30 maart 1999, en zonder dat de jaren in aanmerking genomen worden voor de administratieve geldboete, vermeld in artikel 21bis van het decreet van 30 maart 1999. De minister kan de nadere voorwaarden voor de betaling van de eerste en tweede ledenbijdrage bepalen. § 2. Elke persoon die in het Nederlandse taalgebied komt wonen en minstens de leeftijd van 26 jaar heeft bereikt, moet zich aansluiten bij een zorgkas van zijn keuze. De aansluiting is verplicht met ingang van 1 januari van het jaar waarin die persoon in het Nederlandse taalgebied komt wonen. Als die persoon zich niet aansluit bij een zorgkas van zijn keuze binnen zes maanden nadat hij in het Nederlandse taalgebied is komen wonen, wordt hij ambtshalve aangesloten bij de Vlaamse Zorgkas met ingang van 1 januari van het jaar waarin hij zich had moeten aansluiten.

De personen die in de eerste jaarhelft van een kalenderjaar in het Nederlandse taalgebied komen wonen, kunnen de eerste en tweede ledenbijdrage betalen tot en met 31 december van het jaar na het jaar waarin zij er zijn komen wonen, zonder dat die personen een opschorting met verlies van rechten oplopen als vermeld in artikel 10, § 3, van het decreet van 30 maart 1999, en zonder dat de jaren in aanmerking genomen worden voor de administratieve geldboete, vermeld in artikel 21bis van het decreet van 30 maart 1999. De minister kan de nadere voorwaarden voor de betaling van de eerste en tweede ledenbijdrage bepalen.

De personen die in de tweede jaarhelft van een kalenderjaar in het Nederlandse taalgebied komen wonen, kunnen de eerste, tweede en derde ledenbijdrage betalen tot en met 31 december van het tweede jaar na het jaar waarin zij er zijn komen wonen, zonder dat die personen een opschorting met verlies van rechten oplopen als vermeld in artikel 10, § 3, van het decreet van 30 maart 1999, en zonder dat de jaren in aanmerking genomen worden voor de administratieve geldboete, vermeld in artikel 21bis van het decreet van 30 maart 1999. De minister kan de nadere voorwaarden voor de betaling van de eerste, de tweede en derde ledenbijdrage bepalen. § 3. Elke persoon, vermeld in artikel 4, § 2, eerste lid van het decreet van 30 maart 1999, die uit eigen recht Belgische sociaal verzekerd is wegens actuele of vroegere tewerkstelling in het Nederlandse taalgebied, en die minstens de leeftijd van 26 jaar heeft bereikt, moet zich aansluiten bij een zorgkas van zijn keuze.

De personen, vermeld in het eerste lid, kunnen de ledenbijdragen betalen tot en met 31 december van het tweede jaar na de datum waarop het Vlaams Zorgfonds het bestand heeft ontvangen van de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid, waarin die personen voor het eerst opgenomen zijn, zonder dat die personen een opschorting met verlies van rechten oplopen als vermeld in artikel 10, § 3, van het decreet van 30 maart 1999, en zonder dat de jaren in aanmerking genomen worden voor de administratieve geldboete, vermeld in artikel 21bis van het decreet van 30 maart 1999.

De minister bepaalt de nadere regels voor de aansluiting en het bewijs van de hoedanigheid van Belgische sociaal verzekerde. § 4. Elke persoon, vermeld in artikel 4, § 2, tweede lid van het decreet van 30 maart 1999, die minstens de leeftijd van 26 jaar heeft bereikt, moet zich aansluiten bij een zorgkas van zijn keuze.

De personen, vermeld in het eerste lid, kunnen de ledenbijdragen betalen tot en met 31 december van het tweede jaar na de datum waarop het Vlaams Zorgfonds het bestand heeft ontvangen van de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid, waarin die personen voor het eerst opgenomen zijn, zonder dat die personen een opschorting met verlies van rechten oplopen als vermeld in artikel 10, § 3, van het decreet van 30 maart 1999, en zonder dat de jaren in aanmerking genomen worden voor de administratieve geldboete, vermeld in artikel 21bis van het decreet van 30 maart 1999.

De minister bepaalt de nadere regels voor de termijn van aansluiting, het begrip tewerkstelling, het bewijs van de hoedanigheid van Belgische sociaal verzekerde, en de hoedanigheid van de persoon die in het Franse of het Duitse taalgebied van België woont, en die gebruikgemaakt heeft van zijn recht op vrij verkeer van werknemers of van de vrijheid van vestiging, en het bewijs ervan. § 5. Elke persoon, vermeld in artikel 4, § 2, zevende lid van het decreet van 30 maart 1999 die minstens de leeftijd van 26 jaar heeft bereikt, moet zich aansluiten bij een zorgkas van zijn keuze.

De termijnen voor de aansluiting, vermeld in paragraaf 3 of 4, zijn van toepassing.

De minister bepaalt de nadere regels voor de aansluiting van de personen ten laste. Afdeling 2. - Vrijwillige aansluiting

Art. 3.§ 1. Elke persoon, vermeld in artikel 4, § 1, tweede lid van het decreet van 30 maart 1999, kan zich met ingang van 1 januari van het jaar waarin hij de leeftijd van 26 jaar bereikt, aansluiten bij een zorgkas van zijn keuze.

De eerste en tweede ledenbijdrage kunnen worden betaald tot en met 31 december van het jaar na het jaar waarin de persoon 26 jaar is geworden, zonder dat die persoon een opschorting met verlies van rechten oploopt als vermeld in artikel 10, § 3, van het decreet van 30 maart 1999, en zonder dat de jaren in aanmerking genomen worden voor de administratieve geldboete, vermeld in artikel 21bis van het decreet van 30 maart 1999. De minister kan de nadere voorwaarden voor de betaling van de eerste en tweede ledenbijdrage bepalen. § 2. Elke persoon die in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad komt wonen en minstens de leeftijd van 26 jaar heeft bereikt, kan zich aansluiten bij een zorgkas van zijn keuze. De aansluiting is mogelijk met ingang van 1 januari van het jaar waarin die persoon in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad komt wonen.

De personen die in de eerste jaarhelft van een kalenderjaar in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad komen wonen, kunnen de eerste en tweede ledenbijdrage betalen tot en met 31 december van het jaar na het jaar waarin zij er zijn komen wonen, zonder dat die personen een opschorting met verlies van rechten oplopen als vermeld in artikel 10, § 3, van het decreet van 30 maart 1999, en zonder dat de jaren in aanmerking genomen worden voor de administratieve geldboete, vermeld in artikel 21bis van het decreet van 30 maart 1999. De minister kan de nadere voorwaarden voor de betaling van de eerste en tweede ledenbijdrage bepalen.

De personen die in de tweede jaarhelft van een kalenderjaar in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad komen wonen, kunnen de eerste, tweede en derde ledenbijdrage betalen tot en met 31 december van het tweede jaar na het jaar waarin zij er zijn komen wonen, zonder dat die personen een opschorting met verlies van rechten oplopen als vermeld in artikel 10, § 3, van het decreet van 30 maart 1999, en zonder dat de jaren in aanmerking genomen worden voor de administratieve geldboete, vermeld in artikel 21bis van het decreet van 30 maart 1999.

De minister kan de nadere voorwaarden bepalen voor de betaling van de eerste, de tweede en de derde ledenbijdrage. § 3. Elke persoon, vermeld in artikel 4, § 2, vierde lid van het decreet van 30 maart 1999, die uit eigen recht Belgische sociaal verzekerd is wegens actuele of vroegere tewerkstelling in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad en die minstens de leeftijd van 26 jaar heeft bereikt, kan zich aansluiten bij een zorgkas van zijn keuze.

De personen, vermeld in het eerste lid, kunnen de ledenbijdragen betalen tot en met 31 december van het tweede jaar na de datum waarop het Vlaams Zorgfonds het bestand heeft ontvangen van de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid, waarin die personen voor het eerst opgenomen zijn, zonder dat die personen een opschorting met verlies van rechten oplopen als vermeld in artikel 10, § 3, van het decreet van 30 maart 1999, en zonder dat de jaren in aanmerking genomen worden voor de administratieve geldboete, vermeld in artikel 21bis van het decreet van 30 maart 1999.

De minister bepaalt de nadere regels voor de aansluiting en het bewijs van de hoedanigheid van Belgische sociaal verzekerde. § 4. Elke persoon, vermeld in artikel 4, § 2, vijfde lid van het decreet van 30 maart 1999, en die minstens de leeftijd van 26 jaar heeft bereikt, kan zich, aansluiten bij een zorgkas van zijn keuze.

De personen, vermeld in het eerste lid, kunnen de ledenbijdragen betalen tot en met 31 december van het tweede jaar na de datum waarop het Vlaams Zorgfonds het bestand heeft ontvangen van de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid, waarin die personen voor het eerst opgenomen zijn, zonder dat die personen een opschorting met verlies van rechten oplopen als vermeld in artikel 10, § 3, van het decreet van 30 maart 1999, en zonder dat de jaren in aanmerking genomen worden voor de administratieve geldboete, vermeld in artikel 21bis van het decreet van 30 maart 1999.

De minister bepaalt de nadere regels voor de aansluiting, het begrip tewerkstelling, de hoedanigheid van Belgische sociaal verzekerde en het bewijs ervan, en de hoedanigheid van de persoon die in het Franse of het Duitse taalgebied van België woont, en die gebruikgemaakt heeft van zijn recht op vrij verkeer of van de vrijheid van vestiging, en het bewijs ervan. § 5. Elke persoon, vermeld in artikel 4, § 2, zevende lid van het decreet van 30 maart 1999 die minstens de leeftijd van 26 jaar heeft bereikt, kan zich aansluiten bij een zorgkas.

De termijnen voor de aansluiting, vermeld in paragraaf 3 en 4, zijn van toepassing.

De minister bepaalt de nadere regels voor de aansluiting van de personen ten laste. § 6. De bepaling van artikel 3, § 3, is van toepassing op Belgische militairen, of gepensioneerde Belgische militairen die wegens een buitenlandse missie in een andere EU- of EER-lidstaat of in Zwitserland verblijven.

In deze paragraaf wordt verstaan onder Belgische militair : militair die betaald wordt door het Belgische Ministerie van Defensie. § 7. Elke persoon vermeld in paragraaf 1 tot en met 6, die zich buiten de periodes, vermeld in paragraaf 1 tot en met 6, aansluit, is te laat aangesloten. De te late aansluiting gaat in op 1 januari van het jaar waarin de eerste ledenbijdrage betaald is. In dat geval is de termijn van ononderbroken aansluiting, vermeld in artikel 5, 6°, van het decreet van 30 maart 1999, van toepassing. Ook de opschorting met verlies van rechten, vermeld in artikel 10, § 3, van het decreet van 30 maart 1999, wordt bij een laattijdige aansluiting opgelegd voor de jaren waarvoor de persoon zich had kunnen aansluiten en dat niet gedaan heeft. Afdeling 3. - Verbod op aansluiting

Art. 4.§ 1. Elke persoon, vermeld in artikel 4, § 1, derde lid van het decreet van 30 maart 1999, kan zich niet aansluiten bij de Vlaamse zorgverzekering.

De bepaling in het eerste lid is ook van toepassing op studenten afkomstig uit een andere lidstaat van de EU of de EER dan België, of uit Zwitserland. § 2. Elke persoon, vermeld in artikel 4, § 1, eerste en tweede lid van het decreet van 30 maart 1999, die zich uit eigen recht, of door zijn hoedanigheid van persoon ten laste, kan beroepen op een internationaal verdrag of protocol waarbij hij wordt vrijgesteld van sociale lasten in de verdrag- of protocolsluitende staten, kan zich niet aansluiten bij de Vlaamse zorgverzekering. § 3. De personen, vermeld in artikel 4, § 3, van het decreet van 30 maart 1999, kunnen zich evenmin aansluiten bij een zorgkas. § 4. De minister bepaalt de nadere regels voor dat verbod op aansluiting en de terugbetaling van ledenbijdragen.

De minister bepaalt ook hoe het bewijs geleverd kan worden dat een persoon de hoedanigheid heeft van sociaal verzekerde in een andere lidstaat.

Art. 5.Elke persoon, vermeld in artikel 4, die de hoedanigheid verwerft van een persoon vermeld in artikel 2 of 3, kan de eerste en de tweede ledenbijdrage betalen tot en met 31 december van het jaar na de datum van wijziging van zijn hoedanigheid, zonder dat die persoon een opschorting met verlies van rechten oploopt als vermeld in artikel 10, § 3, van het decreet van 30 maart 1999, zonder dat de jaren in aanmerking genomen worden voor de administratieve geldboete, vermeld in artikel 21bis van het decreet van 30 maart 1999, en zonder dat de termijn van ononderbroken aansluiting, vermeld in artikel 5, 6°, van het decreet van 30 maart 1999, van toepassing is. Afdeling 4. - Eerste aansluiting

Art. 6.Een persoon sluit zich aan bij een zorgkas door de ledenbijdrage aan de zorgkas van zijn keuze te betalen. Een persoon is lid van een zorgkas zodra de eerste ledenbijdrage betaald is.

De minister kan nadere regels bepalen voor de aansluiting.

Art. 7.Wie zich niet bij de zorgkas van zijn keuze aansluit, wordt overeenkomstig artikel 2 ambtshalve aangesloten. De Vlaamse Zorgkas brengt de betrokkene op de hoogte van het feit dat hij ambtshalve aangesloten is, en van de ingangsdatum van de aansluiting. Ze voegt daarbij een uitnodiging om de ledenbijdrage te betalen.

Zolang de betrokkene de ledenbijdrage niet aan de Vlaamse Zorgkas heeft betaald, kan hij zich aansluiten bij een zorgkas van zijn keuze.

Zodra hij een ledenbijdrage aan de Vlaamse Zorgkas betaald heeft, kan hij alleen van zorgkas veranderen via de procedure, vermeld in afdeling 5.

De minister bepaalt de nadere regels voor de ambtshalve aansluiting. Afdeling 5. - Mutatie van zorgkas

Art. 8.Een lid kan muteren van zorgkas met ingang van 1 januari van het jaar dat volgt op het jaar waarin hij het voornemen tot mutatie heeft meegedeeld. Daarvoor vult hij het mutatieformulier in dat door het Vlaams Zorgfonds bepaald wordt en hij bezorgt het aan de andere zorgkas ten laatste op vijf december van het lopende jaar.

De mutatie vervalt als de persoon zijn beslissing herroept voor 15 januari van het jaar dat volgt op het jaar waarin hij zijn voornemen heeft meegedeeld om te muteren van zorgkas.

Een persoon die aangesloten is bij een zorgkas, opgericht door een ziekenfonds, Landsbond of maatschappij van onderlinge bijstand als vermeld in artikel 14, eerste lid, 1°, van het decreet van 30 maart 1999, en die tegelijk lid is van een ziekenfonds dat niet behoort tot die Landsbond of maatschappij van onderlinge bijstand, kan alsnog van zorgkas muteren, in afwijking van de toepassing van het eerste en het tweede lid.

De minister bepaalt de nadere regels voor de mutatie van zorgkas. HOOFDSTUK 2. - Ledenbijdrage Afdeling 1. - Bedrag en inning van de ledenbijdrage

Art. 9.De jaarlijkse ledenbijdrage, vermeld in artikel 4, § 5, van het decreet van 30 maart 1999, bedraagt 25 euro.

In afwijking van het eerste lid bedraagt de jaarlijkse ledenbijdrage 10 euro voor de personen, vermeld in artikel 2 en 3, die op 1 januari van het kalenderjaar dat voorafgaat aan het kalenderjaar waarop de ledenbijdrage betrekking heeft, recht hebben op de verhoogde verzekeringstegemoetkoming of het OMNIO-statuut, vermeld in artikel 37, § 1, tweede en derde lid, en in 37, § 19, van de wet voor de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994.

Art. 10.Het lid betaalt zijn jaarlijkse ledenbijdrage uiterlijk op 30 april van het lopende jaar aan zijn zorgkas.

Art. 11.De zorgkas vraagt naast de jaarlijkse ledenbijdrage jaarlijks de verschuldigde ledenbijdragen voor voorgaande jaren van haar leden op, behalve de ledenbijdragen die samen met de administratieve geldboete door het Vlaams Zorgfonds werden opgevraagd.

De verjaringstermijn voor de betaling van de ledenbijdrage bedraagt dertig jaar.

Art. 12.Het geïnde bedrag aan ledenbijdragen wordt toegekend aan het meest recente jaar waarvoor de ledenbijdrage niet of niet volledig werd betaald, behalve als het gaat om verschuldigde ledenbijdragen voor voorgaande jaren die in het kader van een aanvraag tot tenlasteneming zijn opgevraagd.

Art. 13.De minister bepaalt de nadere regels voor de inning van de ledenbijdragen. Afdeling 2. - Herinneringsbrief

Art. 14.Als een lid de jaarlijkse ledenbijdrage na de eerste uitnodigingsbrief niet betaalt, stuurt de zorgkas uiterlijk op 30 november van hetzelfde kalenderjaar een herinneringsbrief, behalve wanneer de jaarlijkse ledenbijdrage bij aangetekende brief werd opgevraagd. Afdeling 3. - Aangetekende brief

Art. 15.§ 1. Aan de leden die minstens twee, niet noodzakelijk opeenvolgende, ledenbijdragen niet of onvolledig betaald hebben, vraagt de zorgkas in het jaar waarin de volgende ledenbijdrage verschuldigd is, de verschuldigde ledenbijdragen met een aangetekende brief uiterlijk op 31 maart, op. § 2. Aan de leden, vermeld in paragraaf 1, naar wie de zorgkas onmogelijk uiterlijk op 31 maart de aangetekende brief, vermeld in paragraaf 1, kon sturen, vraagt de zorgkas de verschuldigde ledenbijdragen alsnog op met een aangetekende brief, uiterlijk op 31 maart van het volgende jaar.

De minister kan bepalen in welke situaties het voor de zorgkas onmogelijk was om de aangetekende brief te versturen.

Art. 16.Een zorgkas ontvangt een vergoeding van 5 euro per lid aan wie een aangetekende brief, als vermeld in artikel 15, werd verstuurd.

Elke zorgkas bezorgt daartoe aan het Vlaams Zorgfonds, volgens de voorwaarden die het Vlaams Zorgfonds zelf vastlegt, uiterlijk op 15 mei van het jaar van verzending van de aangetekende brieven, bestanden van de personen aan wie een aangetekende brief verstuurd is.

Het Vlaams Zorgfonds betaalt de vergoeding uiterlijk op 15 juni van het jaar in kwestie. HOOFDSTUK 3. - Beëindiging van de aansluiting

Art. 17.Het lidmaatschap wordt beëindigd op 31 december van het jaar waarin de leden die zich verplicht hebben aangesloten, niet meer onder de bepalingen van artikel 2 of 3 vallen. De jaarlijkse ledenbijdrage blijft verschuldigd voor het lopende jaar.

Art. 18.Het lidmaatschap wordt beëindigd op 31 december van het jaar waarin de leden die zich vrijwillig hebben aangesloten, niet meer onder de bepalingen van artikel 2 of 3 van dit besluit vallen. De jaarlijkse ledenbijdrage blijft verschuldigd voor het lopende jaar.

Art. 19.Het lidmaatschap wordt met terugwerkende kracht beëindigd op 31 december van het laatste jaar waarvoor de ledenbijdrage volledig is betaald indien de leden die zich vrijwillig hebben aangesloten, daarom verzoeken.

Art. 20.Het lidmaatschap wordt met terugwerkende kracht en ambtshalve beëindigd bij de personen die zich vrijwillig hebben aangesloten, en die drie keer de jaarlijkse ledenbijdrage niet of slechts gedeeltelijk hebben betaald. Het lidmaatschap wordt met terugwerkende kracht beëindigd op 31 december van het laatste jaar waarvoor de ledenbijdrage volledig is betaald.

Het lid kan tegen de ambtshalve beëindiging van zijn aansluiting verzet aantekenen bij de zorgkas waarbij hij is aangesloten. De minister bepaalt de nadere regels voor de wijze waarop de ambtshalve beëindiging of het aantekenen van verzet moet verlopen.

Art. 21.Als de persoon, vermeld in artikel 19 of 20, na de stopzetting met terugwerkende kracht van zijn lidmaatschap, zich opnieuw aansluit bij een zorgkas, blijven artikel 5, 6°, en artikel 10, § 3, van het decreet van 30 maart 1999 van toepassing.

Art. 22.De ledenbijdragen van een persoon die zich bij een zorgkas vrijwillig kan aansluiten, worden door de zorgkas alleen terugbetaald als aan de volgende voorwaarden is voldaan : 1° de persoon toont aan dat hij er op het moment van de betaling van de ledenbijdragen niet van op de hoogte is dat de aansluiting vrijwillig is;2° de persoon dient een schriftelijk verzoek in. HOOFDSTUK 4. - Administratieve geldboete Afdeling 1. - Gevallen waarin de administratieve geldboete wordt

opgelegd

Art. 23.Ieder in artikel 2 bedoeld lid die, overeenkomstig artikel 21bis, § 1, eerste lid van het decreet van 30 maart 1999, drie keren, niet noodzakelijk opeenvolgende keren, de ledenbijdrage niet of slechts gedeeltelijk heeft betaald op uiterlijk 30 april van het jaar van verzending van de aangetekende brief, vermeld in artikel 15, wordt een administratieve geldboete opgelegd. Afdeling 2. - Vrijstellingsgronden voor de administratieve geldboete

Art. 24.De niet-betaling van de ledenbijdrage of de gedeeltelijke betaling van de ledenbijdrage wordt in de hieronder vermelde gevallen niet in aanmerking genomen om een administratieve geldboete op te leggen : 1° het lid verblijft op het moment van de verzending van de aangetekende brief, vermeld in artikel 15, in een strafinstelling.Het bewijs daarvan is een attest van de betrokken strafinstelling; 2° het lid is op het moment van de verzending van de aangetekende brief, vermeld in artikel 15, vermist, afwezig verklaard of van ambtswege afgevoerd.Het bewijs daarvan is een afdruk van het elektronische Rijksregisterbestand, een attest van aangifte of een kopie van het vonnis van de rechtbank van eerste aanleg; 3° het lid is op het moment van de verzending van de aangetekende brief, vermeld in artikel 15, het voorwerp van budgetbegeleiding of budgetbeheer door een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn of door een door de Vlaamse Gemeenschap erkende instelling voor schuldbemiddeling.Het bewijs daarvan is een attest van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn of van de erkende instelling; 4° het niet of gedeeltelijk betalen van de ledenbijdrage is het gevolg van een fout van het Vlaams Zorgfonds, het Rijksregister of de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid;5° het niet of niet tijdig ontvangen van de aangetekende brief, vermeld in artikel 15 is het gevolg van een aantoonbare fout van de zorgkas.Het bewijs daarvan is een attest van de zorgkas; 6° het lid is een buitenlandse sociaal verzekerde of een Belgische sociaal verzekerde met woonplaats buiten het Nederlandse taalgebied of het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad voor wie een onderzoek loopt over de aansluitingsplicht bij het Vlaams Zorgfonds;7° de ledenbijdrage wordt uiterlijk op 10 mei van het jaar van de verzending van de aangetekende brief, vermeld in artikel 15, op de rekening van de zorgkas betaald;8° de zorgkas heeft een volledig betaalde ledenbijdrage van een lid ten onrechte teruggestort. De personen worden niet aangeschreven voor een administratieve geldboete als ze bij het Vlaams Zorgfonds bekend zijn als 1° van ambtswege afgevoerd;2° vermist. Afdeling 3. - Procedure

Art. 25.De zorgkassen delen aan het Vlaams Zorgfonds de gegevens mee van de personen die in aanmerking genomen worden voor een administratieve geldboete. De minister bepaalt daarvoor de nadere regels.

Art. 26.De ambtenaar, vermeld in artikel 2, § 1, van het besluit van de Vlaamse Regering van 9 juni 2006 houdende regeling van het beheer en de werking van het Vlaams Zorgfonds, legt de administratieve geldboete op.

De betrokkene wordt met een aangetekende brief uitgenodigd de administratieve geldboete, in voorkomend geval verhoogd met de verschuldigde ledenbijdragen, te betalen binnen een termijn van twee maanden na de verzending van de aangetekende brief.

Een gedeeltelijke betaling in het kader van de administratieve geldboete wordt eerst aan het openstaande bedrag van de administratieve geldboete toegekend. Zodra de administratieve geldboete is betaald, worden bijkomende betalingen in mindering gebracht van de verschuldigde ledenbijdragen. Afdeling 4. - Bezwaar

Art. 27.De personen aan wie een administratieve geldboete wordt opgelegd, kunnen binnen een termijn van twee maanden na de verzending van de aangetekende brief door het Vlaams Zorgfonds, vermeld in artikel 26, een bezwaarschrift indienen bij het Vlaams Zorgfonds. Het bezwaarschrift is alleen ontvankelijk als het met redenen omkleed is en als alle relevante stukken erbij gevoegd zijn. Het bezwaarschrift is opschortend.

De leidend ambtenaar neemt een beslissing na het advies van het Vlaams Zorgfonds. De minister bepaalt de nadere regels voor de bezwaarprocedure. Afdeling 5. - Invordering

Art. 28.Als een persoon niet betaalt binnen de termijn, vermeld in artikel 26, tweede lid, zal de administratieve geldboete, in voorkomend geval verhoogd met de verschuldigde ledenbijdragen, in het kader van de administratieve geldboete, bij dwangbevel worden ingevorderd.

De gegevens van de personen bij wie de administratieve geldboete, in voorkomend geval verhoogd met de verschuldigde ledenbijdragen, bij dwangbevel moet worden ingevorderd, worden bezorgd aan de ambtenaar, vermeld in artikel 21bis, § 3, van het decreet van 30 maart 1999. De minister bepaalt daarvoor de nadere regels.

TITEL 3. - Tenlastenemingen HOOFDSTUK 1. - Voorwaarden Afdeling 1. - Verblijfsvoorwaarden

Onderafdeling 1. - Residentiële zorg

Art. 29.Om aanspraak te kunnen maken op een tenlasteneming voor residentiële zorg, vermeld in artikel 30, moet de gebruiker : 1° in een door de Vlaamse Regering erkende of in een daarmee gelijkgestelde residentiële voorziening verblijven, overeenkomstig artikel 6, § 1, tweede lid, 3° van het decreet van 30 maart 1999;2° in een voorziening verblijven die een aanvraag tot erkenning als residentiële voorziening bij de Vlaamse Gemeenschap heeft ingediend. De zorgkas voert de tenlastenemingen voor de personen die in een dergelijke voorziening verblijven, met terugwerkende kracht uit vanaf het moment dat de voorziening een erkende residentiële voorziening is.

Om aanspraak te blijven maken op een tenlasteneming voor residentiële zorg, moet een persoon aan de volgende voorwaarden voldoen : 1° hij heeft een verblijfsovereenkomst met de voorziening bij verblijf in een woonzorgcentrum of een rust- en verzorgingstehuis;2° hij is opgenomen in een psychiatrisch verzorgingstehuis en is niet langer dan een volledige kalendermaand afwezig. Als de gebruiker niet meer aan de voorwaarden, vermeld in het tweede lid, voldoet, wordt een verandering van zorgvorm naar mantel- en thuiszorg ingediend. Als de gebruiker geen verandering van zorgvorm indient, zet de zorgkas de beslissing stop vanaf de eerste dag van de volledige kalendermaand van zijn afwezigheid.

De minister bepaalt de nadere regels voor de voorwaarden voor tenlasteneming voor residentiële zorg, vermeld in het eerste tot het derde lid.

Art. 30.De volgende instellingen worden beschouwd als erkende of met erkenning gelijkgestelde residentiële voorzieningen : 1° de woonzorgcentra, vermeld in artikel 37 van het Woonzorgdecreet van 13 maart 2009;2° de rust- en verzorgingstehuizen die erkend zijn krachtens artikel 5 van de wet van 27 juni 1978 tot wijziging van de wetgeving op de ziekenhuizen en voor andere vormen van verzorging en het besluit van de Vlaamse Regering van 18 februari 1997 tot vaststelling van de procedure voor de erkenning en de sluiting van rust- en verzorgingstehuizen, psychiatrische verzorgingstehuizen, initiatieven van beschut wonen en samenwerkingsverbanden van psychiatrische instellingen en diensten;3° de psychiatrische verzorgingstehuizen die erkend zijn krachtens artikel 5 van de wet van 27 juni 1978 tot wijziging van de wetgeving op de ziekenhuizen en voor andere vormen van verzorging en het besluit van de Vlaamse Regering van 18 februari 1997 tot vaststelling van de procedure voor de erkenning en de sluiting van rust- en verzorgingstehuizen, psychiatrische verzorgingstehuizen, initiatieven van beschut wonen en samenwerkingsverbanden van psychiatrische instellingen en diensten;4° de in België maar niet in het Nederlandse taalgebied gevestigde voorzieningen, die een gelijkaardige hulp- en dienstverlening aanbieden als de voorzieningen, vermeld in 1°, 2° en 3° en die hun activiteiten op rechtmatige wijze verrichten;5° de niet in België gevestigde voorzieningen en professionele zorgverleners die in een andere lidstaat van de Europese Gemeenschap of van de Europese Economische Ruimte dan België of in Zwitserland gevestigd zijn, die een vergelijkbare hulp- en dienstverlening aanbieden als de voorzieningen, vermeld in 1°, 2° en 3° en die hun activiteiten op rechtmatige wijze verrichten in de lidstaat van vestiging. Onderafdeling 2. - Mantel- en thuiszorg

Art. 31.Om aanspraak te kunnen maken en te blijven maken op een tenlasteneming voor mantel- en thuiszorg mag een gebruiker op de datum van de aanvraag niet verblijven : 1° in een strafinstelling;2° in een ziekenhuis, tenzij de indicatiestelling plaatsvindt op een ogenblik waarop een gebruiker in het thuismilieu verblijft. Als een gebruiker op het ogenblik van de indicatiestelling in het ziekenhuis verblijft, kan hij toch aanspraak maken op een tenlasteneming voor mantel- en thuiszorg als hij op de datum van de aanvraag verblijft in het thuismilieu. Afdeling 2. - Voorwaarde van ernstig en langdurig verminderd

zelfzorgvermogen Onderafdeling 1. - Attest

Art. 32.§ 1. Met een attest kan een gebruiker in aanmerking genomen worden voor een tenlasteneming voor mantel- en thuiszorg als aan een van de volgende criteria is voldaan : 1° minstens score 35 op de BEL-schaal, afgenomen in het kader van de gezinszorg;2° minstens score B op de Katz-schaal in de thuisverpleging;3° minstens score 15 op de medisch-sociale schaal die wordt gebruikt voor de evaluatie van de graad van zelfredzaamheid met het oog op het onderzoek naar het recht op de integratietegemoetkomingen en de tegemoetkoming hulp aan bejaarden;4° bijkomende kinderbijslag op basis van minstens 66 % handicap én minstens 7 punten voor de graad van zelfredzaamheid uit hoofde van het kind;5° bijkomende kinderbijslag op basis van minstens 18 punten op de medisch-sociale schaal, samengesteld uit pijler P1, P2 en P3;6° minstens score C op de Katzschaal in een verzorgingsinrichting;7° een Kine-E-attest bij een verlenging op het moment dat een gebruiker minstens ononderbroken en gedurende drie jaar over een positieve beslissing voor mantel- en thuiszorg beschikt op basis van een indicatiestelling met de BEL-schaal.Een dergelijke positieve beslissing tot verlenging kan ook met een Kine-E-attest telkens opnieuw verlengd worden.

In deze paragraaf wordt verstaan onder kine-E-attest : attest in het kader van de verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering, vermeld in het koninklijk besluit van 2 juni 1998 tot uitvoering van artikel 37, § 16bis, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994. § 2. Om een tenlasteneming voor residentiële zorg te verkrijgen, bewijst een verblijfsattest dat een gebruiker getroffen is door een langdurig, ernstig verminderd zelfzorgvermogen.

Het verblijfsattest is het attest dat het verblijf in een erkende of met erkenning gelijkgestelde residentiële voorziening bewijst. Dat is een van de volgende attesten : a) een attest van de voorziening waarop minstens de datum van opname wordt vermeld;b) een attest op basis van score op de Katz-schaal in een verzorgingsinrichting; § 3. De minister bepaalt de nadere regels voor het attest, vermeld in paragraaf 1 en 2.

Onderafdeling 2. - Indicatiestelling

Art. 33.Bij gebrek aan het attest, vermeld in onderafdeling I, toont een indicatiestelling de graad van het verminderde zelfzorgvermogen om een tenlasteneming voor mantel- en thuiszorg te verkrijgen, bij gebruikers die ouder zijn dan vijf jaar.

Art. 34.Bij een indicatiestelling kan een gebruiker in aanmerking genomen worden voor een tenlasteneming voor mantel- en thuiszorg als aan één van de volgende criteria is voldaan; 1° minstens 35 punten op de BEL-schaal, als een gebruiker achttien jaar of ouder is; 2° minstens 10 punten op het blok lichamelijke A.D.L. van de BEL-schaal als een gebruiker tussen vijf en achttien jaar oud is.

Art. 35.De volgende voorzieningen zijn voor onbepaalde duur van rechtswege gemachtigd als gemachtigde indicatiesteller : a) de openbare centra voor maatschappelijk welzijn;b) de diensten voor gezinszorg en aanvullende thuiszorg, vermeld in artikel 5 van het Woonzorgdecreet van 13 maart 2009;c) de diensten Maatschappelijk Werk van het ziekenfonds, vermeld in artikel 14 van het Woonzorgdecreet van 13 maart 2009;d) de lokale dienstencentra, vermeld in artikel 16 van het Woonzorgdecreet van 13 maart 2009, die hun activiteiten in hoofdzaak verrichten binnen het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad;

Art. 36.Een indicatiestelling die uitgevoerd wordt binnen zes maanden na een eerdere indicatiestelling die niet voldoet aan de criteria, vermeld in artikel 34, 1° en 2°, geldt niet als bewijs voor een langdurig ernstig verminderd zelfzorgvermogen.

In afwijking van het eerste lid kan de indicatiestelling toch als bewijs gelden als de herindicatiestelling wordt uitgevoerd door dezelfde persoon die de vorige indicatiestelling heeft uitgevoerd. Als die persoon in de onmogelijkheid verkeert om de indicatiestelling opnieuw uit te voeren, moet de indicatiestelling door een ander personeelslid van de betrokken gemachtigde indicatiesteller of het controleorgaan uitgevoerd worden. Als de betrokken gemachtigde indicatiesteller, door de verhuizing van de zorgbehoevende, in de onmogelijkheid verkeert om de indicatiestelling opnieuw uit te voeren, kan de indicatiestelling door een andere gemachtigde indicatiesteller uitgevoerd worden.

De minister kan de nadere regels bepalen waaraan de indicatiestelling moet voldoen die, overeenkomstig het tweede lid, binnen de zes maanden wordt uitgevoerd.

Art. 37.Een gebruiker of zijn vertegenwoordiger kiest een gemachtigde indicatiesteller. De indicatiestellingen worden met de BEL-schaal uitgevoerd door de personen die in de voorzieningen werken, die als gemachtigde indicatiestellers optreden. De persoon die de indicatiestelling uitvoert, heeft een van de volgende diploma's : 1° bachelor in het studiegebied gezondheidszorg;2° bachelor in het studiegebied sociaal-agogisch werk;3° bachelor in de gezinswetenschappen;4° een diploma dat zowel naar inhoud als naar niveau door het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming gelijkgesteld met een diploma, als vermeld in punt 1°, 2° of 3°. De indicatiestelling wordt ondertekend door de persoon die de indicatiestelling heeft uitgevoerd.

Art. 38.Bij een gebruiker die niet in het Nederlandse taalgebied of het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad woont en die niet over een attest beschikt, wordt de indicatiestelling uitgevoerd overeenkomstig artikel 37.

Het Vlaams Zorgfonds stelt het formulier « beschrijvend verslag » ter beschikking. Dat beschrijvend verslag wordt ingevuld door een erkende arts in het woonland. De indicatiestelling vindt plaats op basis van het ingevulde beschrijvend verslag.

Art. 39.De minister bepaalt de nadere regels voor de uitvoering van de indicatiestelling. Afdeling 3. - Voorwaarden van administratieve aard

Art. 40.§ 1. Om aanspraak te kunnen maken op een tenlasteneming moet een gebruiker : 1° op de datum, vermeld in artikel 10, § 1, van het decreet van 30 maart 1999, bij een zorgkas minstens een verschuldigde ledenbijdrage betaald hebben;2° op de datum van de aanvraag de verschuldigde ledenbijdragen voor de voorgaande jaren betaald hebben.Als dat niet het geval is, vraagt de zorgkas de verschuldigde ledenbijdragen voor de voorgaande jaren en wijst ze die ledenbijdragen nadat ze betaald zijn, toe aan die jaren.

In voorkomend geval kan de zorgkas de ledenbijdragen in het kader van de administratieve geldboete innen. Als een aanvraagformulier wordt ingediend en alle ledenbijdragen van de voorgaande jaren na de indiening van die aanvraag alsnog worden betaald, dan geldt de betaaldatum als aanvraagdatum. § 2. Om aanspraak te blijven maken op een tenlasteneming, moet een gebruiker : 1° de voor het lopende jaar verschuldigde ledenbijdrage uiterlijk op 31 december betaald hebben;2° elke wijziging in de toestand of de zorg onmiddellijk meedelen aan de zorgkas. De minister kan de nadere regels bepalen voor de mededeling van gegevens aan de zorgkas.

Art. 41.In afwijking van artikel 40, § 1, kan een gebruiker die alleen wegens de leeftijdsvereiste geen ledenbijdrage kan betalen bij een zorgkas, aanspraak maken op een tenlasteneming als hij voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 5, 1°, 3°, 4° en 5°, van het decreet van 30 maart 1999.

Een gebruiker, vermeld in het eerste lid, wordt voor de duur van de beslissing tot tenlasteneming geacht aangesloten te zijn bij een zorgkas van zijn keuze als vermeld in artikel 5, 2°, van het decreet van 30 maart 1999. Zolang hij niet voldoet aan de leeftijdsvereiste om een ledenbijdrage te betalen, hoeft hij die niet te betalen.

De voorwaarde, vermeld in artikel 5, 6°, van het decreet van 30 maart 1999 is niet van toepassing op een gebruiker als vermeld in het eerste lid. HOOFDSTUK 2. - Aanvraag

Art. 42.Een gebruiker dient een aanvraag voor tenlasteneming in bij de zorgkas waarbij hij aangesloten is. Daarvoor vult hij het aanvraagformulier in dat het Vlaams Zorgfonds ter beschikking stelt.

Een gebruiker ondertekent het formulier en de zorgkas dateert het aanvraagformulier.

Een vertegenwoordiger kan in naam en voor rekening van een gebruiker optreden. De minister bepaalt de nadere regels voor het optreden van een vertegenwoordiger.

Een ziekenfonds of de bij dit besluit erkende of gemachtigde voorzieningen of professionele zorgverleners kunnen een aanvraag voor een gebruiker indienen als ze de toestemming voor de indiening van de aanvraag van een gebruiker of zijn vertegenwoordiger hebben.

Art. 43.De personen, vermeld in artikel 2, § 4 tot en met § 5, en in artikel 3, § 4 tot en met § 5, kunnen een aanvraag voor tenlasteneming met terugwerkende kracht indienen tot op zijn vroegst de dag waarop zij zich hadden moeten of kunnen aansluiten. De voorwaarde daarvoor is dat een gebruiker of zijn vertegenwoordiger de aanvraag bij de zorgkas indient uiterlijk op 31 december van het tweede jaar na de datum waarop het Vlaams Zorgfonds het bestand heeft ontvangen van de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid, waarin een persoon voor het eerst opgenomen is.

De minister kan de wijze waarop de aanvraag ingediend moet worden nader bepalen. HOOFDSTUK 3. - Beslissing over de tenlasteneming Afdeling 1. - Nemen van de beslissing

Art. 44.§ 1. De zorgkas neemt binnen de zestig dagen een beslissing over de tenlasteneming op basis van het aanvraagformulier, waarbij een indicatiestelling of een attest gevoegd is. § 2. De zorgkas deelt haar beslissing schriftelijk mee aan een gebruiker of zijn vertegenwoordiger.

Een gebruiker of zijn vertegenwoordiger kan daartegen bij het Vlaams Zorgfonds overeenkomstig de bepalingen van Hoofdstuk 10 een bezwaarschrift indienen.

Art. 45.Als een zorgkas geen beslissing kan nemen binnen zestig dagen bij gebrek aan bewijs van een langdurig en ernstig verminderd zelfzorgvermogen, brengt ze een gebruiker of zijn vertegenwoordiger daarvan schriftelijk op de hoogte.

In dat geval wordt de termijn van zestig dagen verlengd met dertig dagen.

Als een gebruiker een aanvraag voor tenlasteneming indient en aantoont dat hij een aanvraag voor het verkrijgen van een attest op basis van bijkomende kinderbijslag heeft ingediend, dan is de zorgkas niet verplicht een beslissing te nemen zolang het attest niet bij de zorgkas ingediend is. Een gebruiker toont met een kopie van de aanvraag voor bijkomende kinderbijslag aan dat hij de aanvraag heeft ingediend.

Art. 46.De termijnen waarbinnen een zorgkas moet beslissen, vermeld in artikel 44 en 45, zijn bij gebruikers die niet in het Nederlandse taalgebied of het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad wonen, niet van toepassing.

Art. 47.De minister bepaalt de nadere regels voor de beslissing over de tenlasteneming, vermeld in artikel 44 en 45. Afdeling 2. - Opschorting met verlies van rechten

Art. 48.Onverminderd de toepassing van artikel 2 en 3, schort de zorgkas de uitvoering van de tenlastenemingen met verlies van rechten voor vier maanden op, overeenkomstig artikel 10, § 3, eerste lid van het decreet van 30 maart 1999, voor elk jaar dat de ledenbijdrage uiterlijk op 31 december van dat jaar niet of niet volledig betaald is.

Art. 49.In de volgende situaties wordt de niet-betaling van de ledenbijdrage, de gedeeltelijke betaling van de ledenbijdrage of de laattijdige betaling van de ledenbijdrage niet in aanmerking genomen voor de opschorting met verlies van rechten : 1° het lid is ononderbroken en minstens van 1 maart tot en met 30 april van het jaar waarvoor de ledenbijdrage verschuldigd is en waarvoor de ledenbijdrage niet, gedeeltelijk of laattijdig wordt betaald, vermist, afwezig verklaard of van ambtswege afgevoerd.Het bewijs daarvan is een afdruk van het elektronische rijksregisterbestand, een attest van aangifte of een kopie van het vonnis van de rechtbank van eerste aanleg; 2° het niet, gedeeltelijk of laattijdig betalen van de ledenbijdrage is het gevolg van een fout van het Vlaams Zorgfonds, het Rijksregister of de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid;3° het niet of niet tijdig ontvangen van de uitnodiging tot betaling van de ledenbijdrage is het gevolg van een aantoonbare fout van de zorgkas;4° het lid is een buitenlandse sociaal verzekerde of een Belgische sociaal verzekerde met woonplaats buiten het Nederlandse taalgebied of het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad voor wie een onderzoek loopt over de aansluitingsplicht bij het Vlaams Zorgfonds;5° de zorgkas heeft een volledig betaalde ledenbijdrage van een lid ten onrechte teruggestort. In het kader van de regularisatiemogelijkheid, vermeld in artikel 23quater van het decreet van 30 maart 1999, wordt de niet-betaling van de ledenbijdragen, de gedeeltelijke betaling van de ledenbijdragen of de laattijdige betaling van de ledenbijdragen in de volgende gevallen niet in aanmerking genomen voor de opschorting met verlies van rechten : 1° het lid is ononderbroken en minstens van 1 november 2005 tot en met 30 april 2006 vermist, afwezig verklaard of van ambtswege afgevoerd. Het bewijs daarvan is een afdruk van het elektronische rijksregisterbestand, een attest van aangifte of een kopie van het vonnis van de rechtbank van eerste aanleg; 2° de regularisatiebijdragen staan uiterlijk op 10 mei 2006 op de rekening van de zorgkas;3° bij verandering van zorgkas op 1 januari 2006 staan de regularisatiebijdragen uiterlijk op 31 december 2006 op de rekening van de zorgkas. De opschorting met verlies van rechten geldt niet voor de jaren waarvoor de ledenbijdrage niet verschuldigd was met toepassing van artikel 4, § 6, van het decreet van 30 maart 1999.

Art. 50.De opschorting met verlies van rechten vervalt als de gebruiker zich in een behartigenswaardige situatie bevindt. Het Vlaams Zorgfonds beslist hierover na advies van de bezwaarcommissie, vermeld in artikel 80. Een gebruiker dient hiervoor een bezwaar in. Het Vlaams Zorgfonds biedt de mogelijkheid om de niet betaalde ledenbijdragen alsnog te betalen of om de gebruiker geheel of gedeeltelijk vrij te stellen van betaling.

De minister bepaalt de nadere regels voor het vervallen van de opschorting met verlies van rechten, vermeld in het eerste lid. Afdeling 3. - Geldigheidsduur

Art. 51.§ 1. De zorgkas beslist over de duur van de geldigheid van een positieve beslissing. § 2. Voor mantel- en thuiszorg bedraagt de duurtijd van een positieve beslissing ten minste zes maanden en ten hoogste drie jaar.

In afwijking van het eerste lid wordt de geldigheidsduur bij een positieve beslissing voor mantel- en thuiszorg als volgt berekend : 1° in geval van minstens een B-score op de Katz-schaal in de thuisverpleging loopt de geldigheidsduur van de beslissing voor een gebruiker die op het moment dat de beslissing ingaat, jonger is dan 75 jaar, tot het einde van de maand waarin het attest vervalt.De geldigheidsduur bedraagt minstens zes maanden en een maximaal een jaar; 2° in geval van een attest op basis van de medisch-sociale schaal die wordt gebruikt voor de graad van zelfredzaamheid met het oog op het onderzoek naar het recht op de integratietegemoetkoming en de tegemoetkoming hulp aan bejaarden, loopt de beslissing tot het einde van de maand waarin het attest vervalt.De geldigheidsduur bedraagt minstens zes maanden. Als het attest van onbepaalde duur is, geldt ook de positieve beslissing voor onbepaalde duur; 3° in geval van een attest op basis van bijkomende kinderbijslag loopt de geldigheidsduur van de beslissing tot het einde van de maand waarin het attest vervalt.De geldigheidsduur bedraagt minstens zes maanden en loopt maximaal tot het einde van de maand waarin een gebruiker de leeftijd van 21 jaar bereikt. De tenlastenemingen worden verder uitgevoerd na het einde van de maand waarin een gebruiker de leeftijd van 21 jaar bereikt heeft, als aangetoond wordt dat voor de gebruiker een aanvraag voor een integratietegemoetkoming ingediend is. Het bewijs daarvan is een kopie van de aanvraag voor integratietegemoetkoming. Als de aanvraag voor een integratietegemoetkoming niet leidt tot een attest dat de ernst en de duur van het verminderde zelfzorgvermogen bewijst met het oog op een tenlasteneming voor mantel- en thuiszorg, vordert de zorgkas de onterecht uitbetaalde tenlastenemingen terug, als die uitgevoerd zijn na het einde van de maand waarin een gebruiker de leeftijd van 21 jaar bereikt heeft. § 3. Een positieve beslissing voor residentiële zorg geldt voor onbepaalde duur. HOOFDSTUK 4. - Herziening, verlenging en stopzetting Afdeling 1. - Herziening

Art. 52.Een gebruiker of zijn vertegenwoordiger heeft het recht om op ieder ogenblik een herziening van de positieve beslissing over de tenlasteneming te vragen aan de zorgkas. De procedure voor de aanvraag van een tenlasteneming is van overeenkomstige toepassing.

Als de herziening leidt tot een positieve beslissing over de tenlasteneming, heeft die beslissing uitwerking met ingang van de eerste dag van de maand die volgt op de datum waarop de herziening gevraagd werd door een gebruiker of zijn vertegenwoordiger.

De minister bepaalt de nadere regels voor de herziening. Afdeling 2. - Verlenging

Art. 53.De zorgkas verwittigt schriftelijk een gebruiker of zijn vertegenwoordiger voor het einde van de geldigheidsduur van de beslissing tot tenlasteneming, vermeld in artikel 51, § 2, dat de gebruiker de verlenging van de beslissing moet aanvragen of de zorgkas stelt de gebruiker in kennis van een beslissing tot verlenging voor het einde van de geldigheidsduur van de beslissing.

Art. 54.§ 1. De aanvraag tot verlenging van een beslissing die eerder op basis van een indicatiestelling werd genomen, wordt ingediend bij de zorgkas met een attest, een indicatiestelling of een aanvraagformulier. § 2. Als de aanvraag tot verlenging, vermeld in paragraaf 1, wordt ingediend nadat de geldigheidsduur van de vorige beslissing is verstreken, kan de beslissing niet verlengd worden. § 3. Als de gebruiker of zijn vertegenwoordiger met het oog op de verlenging een aanvraagformulier bij de zorgkas indient, deelt de zorgkas schriftelijk haar beslissing over de verlenging mee binnen zestig dagen.

Als een zorgkas geen beslissing kan nemen binnen zestig dagen bij gebrek aan een bewijs van het langdurig en ernstig verminderde zelfzorgvermogen, brengt ze de gebruiker of zijn vertegenwoordiger daarvan schriftelijk op de hoogte. In dat geval wordt de termijn van zestig dagen verlengd met dertig 30 dagen.

Zolang er geen beslissing is, kunnen er geen tenlastenemingen uitgevoerd worden. § 4. De positieve beslissing tot verlenging treedt in werking op de eerste dag van de maand na de maand waarin de geldigheidsduur van de vorige beslissing is verstreken.

De procedure voor de aanvraag van een tenlasteneming is van overeenkomstige toepassing op de verlenging van een beslissing die eerder op basis van een indicatiestelling werd genomen.

Art. 55.§ 1. De aanvraag tot verlenging van een beslissing die eerder op basis van een attest werd genomen, wordt ingediend bij de zorgkas met een attest of een indicatiestelling. § 2. De beslissing die eerder op basis van een attest werd genomen, wordt verlengd als het attest of de indicatiestelling uiterlijk negentig dagen na het verstrijken van de geldigheidsduur aan de zorgkas bezorgd is.

Als de zorgkas zestig dagen na het verstrijken van de geldigheidsduur van de vorige beslissing geen attest of indicatiestelling ontvangen heeft, brengt ze de gebruiker of zijn vertegenwoordiger daarvan schriftelijk op de hoogte. § 3. De positieve beslissing tot verlenging treedt in werking op de eerste dag van de maand na de maand waarin de geldigheidsduur van de vorige beslissing is verstreken.

Er worden geen tenlastenemingen uitbetaald zolang de zorgkas geen positieve beslissing tot verlenging heeft genomen.

De procedure voor de aanvraag van een tenlasteneming is van overeenkomstige toepassing op de verlenging van een beslissing die eerder op basis van een attest werd genomen.

Art. 56.De termijnen waarin een zorgkas over de verlenging moet beslissen, vermeld in artikel 54 en 55, zijn bij gebruikers die niet in het Nederlandse taalgebied of in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad wonen, niet van toepassing.

De termijnen, vermeld in artikel 54 en 55, gelden niet voor een verlenging van de beslissing op basis van een attest op basis van bijkomende kinderbijslag.

Art. 57.De minister bepaalt de nadere regels voor de verlenging. Afdeling 3. - Stopzetting

Art. 58.De zorgkas zet een beslissing stop als een gebruiker niet meer aan de voorwaarden voldoet.

De beslissing tot stopzetting gaat in op de eerste dag van de maand die volgt op de dag waarop : 1° een gebruiker met een tenlasteneming voor residentiële zorg niet meer aan de verblijfsvoorwaarden voldoet;2° een gebruiker niet meer aan de voorwaarden van administratieve aard voldoet;3° de zorgkas de beslissing tot stopzetting neemt, als een gebruiker met een positieve beslissing voor mantel- en thuiszorg niet meer voldoet aan de voorwaarde van langdurig en ernstig verminderd zelfzorgvermogen. De zorgkas deelt haar beslissing schriftelijk mee aan de gebruiker of zijn vertegenwoordiger. De gebruiker of zijn vertegenwoordiger kan tegen de beslissing overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk 10 een bezwaar aantekenen bij het Vlaams Zorgfonds.

De minister bepaalt de nadere regels voor de stopzetting van een beslissing. HOOFDSTUK 5. - Verandering van zorgvorm

Art. 59.Een gebruiker die een tenlasteneming krijgt en wil veranderen van zorgvorm, deelt dat zelf of via zijn vertegenwoordiger schriftelijk mee aan de zorgkas. De zorgkas deelt haar beslissing schriftelijk mee aan een gebruiker of zijn vertegenwoordiger. De zorgkas beslist, overeenkomstig artikel 51, over de duur en de geldigheid van de beslissing.

Bij de verandering van mantel- en thuiszorg in residentiële zorg gaat de tenlasteneming voor de nieuwe zorgvorm, eventueel met terugwerkende kracht, in vanaf de eerste dag van de eerste volle maand dat een gebruiker in een erkende of met erkenning gelijkgestelde residentiële voorziening verblijft.

Bij de verandering van residentiële zorg in mantel- en thuiszorg gaat de tenlasteneming voor de nieuwe zorgvorm, eventueel met terugwerkende kracht, in vanaf de eerste dag van de maand na de maand waarin een gebruiker een erkende of met erkenning gelijkgestelde residentiële voorziening verlaten heeft.

Art. 60.Als een aanvraag voor de verandering van zorgvorm in residentiële zorg wordt ingediend voor er een beslissing is genomen in een voorafgaande aanvraag voor mantel- en thuiszorg, dan kunnen beide aanvragen aanvaard worden. De voorwaarde is dat betrokkene voor de eerste dag van de vierde maand na de aanvraag voor mantel- en thuiszorg wordt opgenomen in een residentiële voorziening met minimaal een B-forfait op de Katz-schaal in een verzorgingsinrichting.

Art. 61.Als een gebruiker, bij de verandering van thuiszorg in residentiële zorg, tijdens de eerste volle maand verblijf in de residentiële voorziening overlijdt, wordt de tenlasteneming voor residentiële zorg voor de maand van overlijden alsnog uitbetaald.

Als een gebruiker, bij de verandering van zorgvorm van mantel- en thuiszorg naar residentiële zorg, in een voorziening verblijft die niet erkend is als een residentiële voorziening of niet met erkenning gelijkgesteld is, wordt de verandering van zorgvorm geweigerd. In dat geval loopt de tenlasteneming voor mantel- en thuiszorg tot de eerste volle maand verblijf in de residentiële voorziening.

Art. 62.De minister bepaalt de nadere regels voor de verandering van zorgvorm. HOOFDSTUK 6. - Uitvoering van de tenlastenemingen Afdeling 1. - Bedrag

Art. 63.De tenlasteneming bedraagt 130 euro per maand.

De tenlastenemingen voor mantel- en thuiszorg en residentiële zorg zijn niet cumuleerbaar.

Bij een gebruiker die in een bepaalde maand overlijdt, wordt de tenlasteneming voor de maand in kwestie nog uitgevoerd. Afdeling 2. - Retroactieve tenlastenemingen

Art. 64.Retroactieve tenlastenemingen, als vermeld in artikel 10, § 4, van het decreet van 30 maart 1999, worden uitgevoerd onder de volgende voorwaarden : 1° retroactieve tenlastenemingen zijn beperkt tot maximaal zes maanden;2° de eerste maand retroactieve tenlasteneming wordt niet uitgevoerd, Deze termijn van de eerste maand is begrepen in de opschorting met verlies van rechten;3° retroactieve tenlastenemingen worden niet uitgevoerd op basis van attesten of indicatiestellingen die, gevoegd bij een aanvraag van voor 1 januari 2009, tot een positieve beslissing hebben geleid. Er is sprake van retroactieve tenlastenemingen als de aanvraagdatum in een maand valt die volgt op de datum van het recht op de opening van een tenlasteneming, vermeld in artikel 10, § 1, 1° en 2° van het decreet van 30 maart 1999.

De minister bepaalt de administratieve formaliteiten waaraan voldaan moet worden om het recht op tenlastenemingen retroactief uit te voeren. HOOFDSTUK 7. Onverschuldigd uitgevoerde tenlastenemingen Afdeling 1. - Terugvordering

Art. 65.Een zorgkas vordert onverschuldigd uitgevoerde tenlastenemingen terug van de betrokken gebruiker. In voorkomend geval worden ze in mindering gebracht van toekomstige tenlastenemingen die aan de betrokken gebruiker betaald moeten worden.

Art. 66.De zorgkas deelt haar beslissing om de onverschuldigd uitgevoerde tenlastenemingen terug te vorderen of in mindering te brengen schriftelijk aan een gebruiker mee, met vermelding van de reden van de beslissing. Een gebruiker of zijn vertegenwoordiger kan vragen om gehoord te worden.

Art. 67.Als een gebruiker lid was van verschillende zorgkassen, vordert de zorgkas waarvan een gebruiker lid was op het moment dat een tenlasteneming onverschuldigd werd uitgevoerd, die tenlasteneming terug.

Als een gebruiker in dezelfde periode verschillende tenlastenemingen bij verschillende zorgkassen heeft verkregen, vorderen de zorgkassen waarvan de betrokkene geen lid, is, de bedragen terug.

Art. 68.Als een onverschuldigd uitgevoerde tenlasteneming het gevolg is van het bewust achterhouden van informatie of van bewust onjuiste mededelingen door een gebruiker of zijn vertegenwoordiger, kan de zorgkas de uitvoering van de tenlasteneming schorsen voor maximaal zes maanden.

Een gebruiker of zijn vertegenwoordiger kan daartegen overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk 10 bezwaar aantekenen bij het Vlaams Zorgfonds.

De minister bepaalt de nadere regels voor die schorsing van tenlastenemingen, vermeld in het eerste lid. Afdeling 2. - Beperking van terugvordering

Art. 69.De terugvordering van de onverschuldigd uitgevoerde tenlastenemingen wordt voor een gebruiker tot zes maanden tenlastenemingen beperkt. De zorgkas compenseert op eigen middelen de onverschuldigd uitgevoerde tenlastenemingen die ze niet meer kan terugvorderen.

Art. 70.De terugvordering van de onverschuldigd uitgevoerde tenlastenemingen wordt beperkt tot één maand tenlastenemingen als een gebruiker aan al de volgende voorwaarden voldoet : 1° de gebruiker heeft geen recht op mantel- en thuiszorg omdat hij volgens het protocol van verblijf voltijds verblijft in een door het Vlaams Agentschap voor personen met een Handicap erkende residentiële voorziening;2° de gebruiker heeft de aanvraag tot tenlasteneming voor 1 oktober 2007 bij de zorgkas ingediend. HOOFDSTUK 8. - Cumulatie van de tenlastenemingen met de aanspraak op dekking van dezelfde kosten van niet-medische hulp- en dienstverlening krachtens andere wettelijke of decretale bepalingen

Art. 71.De personen die een beroep doen op het persoonlijke assistentiebudget hebben geen recht op de uitvoering van een tenlasteneming voor mantel- en thuiszorg.

Art. 72.De personen hebben geen recht op een tenlasteneming voor mantel- en thuiszorg als ze volgens het protocol van verblijf voltijds verblijven in een van de volgende residentiële voorzieningen, erkend door het Vlaams Agentschap voor personen met een Handicap : 1° tehuizen voor niet-werkenden;2° internaten;3° tehuizen voor werkenden;4° centra voor observatie, oriëntering en medische, psychologische en pedagogische behandeling. De personen hebben geen recht op een tenlasteneming voor mantel- en thuiszorg als ze na 31 augustus 2008 een eerste aanvraag tot tenlasteneming of een aanvraag tot verlenging indienen en als ze aan een van de volgende voorwaarden voldoen : 1° ze zijn ingeschreven in een internaat of een opvangcentrum van een medisch pedagogisch instituut van het Gemeenschapsonderwijs;2° ze verblijven voltijds in een residentiële gehandicaptenvoorziening die vergelijkbaar is met een van de voorzieningen, vermeld in het eerste lid, en die in België door een andere overheid dan de Vlaamse overheid erkend is.

Art. 73.In afwijking van artikel 72 kan de tenlasteneming voor mantel- en thuiszorg gedurende één maand uitgevoerd worden als de betrokkene aan al de volgende voorwaarden voldoet : 1° hij is gedurende meer dan dertig dagen uit de voorziening afwezig in de periode van 1 september van het voorgaande jaar tot en met 31 augustus;2° hij had recht op de mantel- en thuiszorgtoelage op 31 augustus. In afwijking van artikel 72 kan de tenlasteneming voor mantel- en thuiszorg gedurende twee maanden uitgevoerd worden als de betrokkene aan al de volgende voorwaarden voldoet : 1° hij is gedurende meer dan honderd dagen uit de voorziening afwezig in de periode van 1 september van het voorgaande jaar tot en met 31 augustus;2° hij had recht op de mantel- en thuiszorgtoelage op 31 augustus.

Art. 74.De minister bepaalt de nadere regels voor de cumulatie van de tenlastenemingen met aanspraak op dekking van dezelfde kosten krachtens andere bepalingen. HOOFDSTUK 9. - Controle op de indicatiestelling

Art. 75.Een controleorgaan kan bij een gebruiker met een positieve beslissing voor mantel- en thuiszorg de graad van zorgbehoevendheid controleren.

Het controleorgaan voert controles uit op eigen initiatief en op verzoek van het Vlaams Zorgfonds.

De minister stelt het controleorgaan aan.

Art. 76.Voor de personen die de controles uitvoeren, gelden dezelfde diplomavereisten als voor de personen die de indicatiestellingen uitvoeren.

Art. 77.Het controleorgaan bezorgt het resultaat van de indicatiestelling onmiddellijk aan de zorgkas en aan een gebruiker of zijn vertegenwoordiger.

Art. 78.§ 1. De zorgkas neemt een beslissing op basis van de indicatiestelling, vermeld in artikel 77.

De bepalingen over het nemen van een beslissing door de zorgkas, vermeld in artikel 44 en 51 zijn van overeenkomstige toepassing.

De zorgkas deelt haar beslissing onmiddellijk mee aan een gebruiker of zijn vertegenwoordiger.

De beslissing heeft uitwerking met ingang van de eerste dag van de maand die volgt op de datum van beslissing.

Een gebruiker of zijn vertegenwoordiger kan tegen de beslissing een bezwaar indienen bij het Vlaams Zorgfonds indienen overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk 10. § 2. De beslissing heeft uitwerking met ingang van de eerste dag van de maand die volgt op de datum van de beslissing. § 3. Als een gebruiker twee keer zonder voorafgaande waarschuwing niet voor een controle beschikbaar is of twee keer zijn medewerking aan een controle weigert, zet de zorgkas de beslissing stop.

In afwijking van paragraaf 1, laatste lid gaat de stopzetting van de beslissing omwille van onbeschikbaarheid of weigering van medewerking aan een controle in op de eerste dag van de maand na de datum van de eerste controle.

Art. 79.De minister bepaalt de nadere regels voor de uitvoering van de controle, vermeld in artikel 75. HOOFDSTUK 1 0. - Bezwaar Afdeling 1. - Bezwaarcommissie

Art. 80.§ 1. De bezwaarschriften worden voor advies voorgelegd aan een door de minister samen te stellen bezwaarcommissie. De minister kan bij de bezwaarcommissie kamers instellen. § 2. De bezwaarcommissie of, wanneer er met toepassing van paragraaf 1, tweede lid, kamers zijn ingesteld, elke kamer van de bezwaarcommissie, is samengesteld uit een voorzitter en vier leden, en hun plaatsvervangers. De voorzitter en zijn plaatsvervanger moeten beschikken over een diploma van doctor of master in de rechten. Onder de overige leden moeten minstens de volgende kwalificaties aanwezig zijn : 1° doctor in de geneeskunde;2° bachelor in de verpleegkunde;3° maatschappelijk assistent. De voorzitter en de leden van de bezwaarcommissie worden door de minister benoemd voor een hernieuwbare termijn van vijf jaar.

Het secretariaat van een kamer van de bezwaarcommissie wordt waargenomen door een personeelslid van het Vlaams Zorgfonds. Hij heeft geen stemrecht.

Art. 81.Een kamer van de bezwaarcommissie is gemachtigd de ernst en de duur van het verminderde zelfzorgvermogen van een gebruiker vast te stellen.

Art. 82.De bezwaarcommissie regelt haar werking in een door de minister goed te keuren huishoudelijk reglement. Als binnen de bezwaarcommissie verschillende kamers zijn ingesteld, wordt het huishoudelijk reglement of de wijziging ervan in verenigde kamers besproken.

Art. 83.Een kamer van de bezwaarcommissie kan alleen een geldig advies uitbrengen als de voorzitter en ten minste twee leden, of hun plaatsvervangers, aanwezig zijn. De bezwaarcommissie beslist bij gewone meerderheid. Bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter of zijn plaatsvervanger doorslaggevend. Afdeling 2. - Procedure

Art. 84.§ 1. Een gebruiker of zijn vertegenwoordiger kan een bezwaarschrift indienen bij het Vlaams Zorgfonds tegen elke beslissing van de zorgkas over een tenlasteneming. § 2. Het bezwaarschrift is ontvankelijk als het aan al de volgende voorwaarden voldoet : 1° het is met redenen omkleed;2° alle relevante stukken zijn erbij gevoegd;3° het bezwaarschrift is binnen twee maanden na de ontvangst van de beslissing van de zorgkas per aangetekende brief verstuurd aan het Vlaams Zorgfonds of er binnen die termijn tegen ontvangstbewijs afgegeven. Als een gebruiker of zijn vertegenwoordiger gehoord wil worden, moet dat op straffe van verval gevraagd worden in het bezwaarschrift.

Art. 85.Als het bezwaar ontvankelijk is, bezorgt het Vlaams Zorgfonds het bezwaarschrift binnen vijftien dagen na ontvangst aan de bezwaarcommissie. Binnen dezelfde termijn deelt het Vlaams Zorgfonds aan de zorgkas mee dat een ontvankelijk bezwaar is ingediend. De zorgkas kan vragen om gehoord te worden.

Art. 86.Een kamer van de bezwaarcommissie verleent haar gemotiveerde advies aan het Vlaams Zorgfonds binnen drie maanden na ontvangst van het bezwaarschrift.

De leidend ambtenaar neemt een beslissing binnen één maand nadat hij het advies heeft ontvangen.

Het Vlaams Zorgfonds stuurt de beslissing van de leidend ambtenaar binnen acht dagen met een aangetekende brief naar de gebruiker of zijn vertegenwoordiger en naar de zorgkas in kwestie.

De minister bepaalt de nadere regels voor de uitvoering van de behandeling van het bezwaar.

TITEL 4. - Openbare centra voor maatschappelijk welzijn

Art. 87.De openbare centra voor maatschappelijk welzijn voeren de door de minister te bepalen taken van de Vlaamse zorgkas in verband met de aansluiting en aanvragen voor tenlastenemingen uit onder de door de minister te bepalen voorwaarden.

TITEL 5. - Wijzigingsbepalingen

Art. 88.De termijn van ononderbroken aansluiting, vermeld in artikel 5, 6°, van het decreet van 30 maart 1999, is bij wijze van overgangsmaatregel vijf jaar als de gebruiker, vermeld in artikel 3, zich in het jaar 2005 bij een zorgkas heeft aangesloten en die aansluiting niet heeft plaatsgevonden binnen zes maanden nadat hij zich had kunnen aansluiten.

Art. 89.De personen die zich, niettegenstaande zij zich overeenkomstig artikel 4, § 1, niet kunnen aansluiten, voor 17 juni 2005 al hadden aangesloten bij een zorgkas en als gepensioneerde tenlastenemingen genoten op 17 juni 2005, zullen de lopende tenlastenemingen verder toegekend krijgen, als ze : 1° de ledenbijdrage blijven betalen voor elke referentieperiode waarin tenlastenemingen worden toegekend, zelfs indien het geen volledige referentieperiode betreft;2° getroffen blijven door een langdurig en ernstig verminderd zelfzorgvermogen.

Art. 90.De personen, vermeld in artikel 23quinquies, eerste lid, van het decreet van 30 maart 1999, kunnen de aanvraag voor een tenlasteneming met terugwerkende kracht tot op zijn vroegst 1 oktober 2001 indienen.

Art. 91.Het besluit van de Vlaamse Regering van 28 september 2001, houdende de erkenning, de registratie en de machtiging, en houdende de aansluiting, de aanvraag en de tenlasteneming in het kader van de zorgverzekering, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 januari 2009 wordt opgeheven.

Art. 92.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2010.

Art. 93.De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 5 februari 2010.

De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, J. VANDEURZEN

^