Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 05 juni 2009
gepubliceerd op 27 augustus 2009

Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 juli 2008 houdende bepaling van de nadere regels voor de opmaak, de actualisering en de financiering van het register van de onbebouwde percelen

bron
vlaamse overheid
numac
2009035811
pub.
27/08/2009
prom.
05/06/2009
ELI
eli/besluit/2009/06/05/2009035811/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

5 JUNI 2009. - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 juli 2008 houdende bepaling van de nadere regels voor de opmaak, de actualisering en de financiering van het register van de onbebouwde percelen


De Vlaamse Regering, Gelet op artikel 5.6.1 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening;

Gelet op artikel 2.2.5 en 7.5.1 van het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 10 juli 2008 houdende bepaling van de nadere regels voor de opmaak, de actualisering en de financiering van het register van de onbebouwde percelen;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 2 april 2009;

Gelet op advies 46.448/1 van de Raad van State, gegeven op 28 mei 2009, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Financiën en Begroting en Ruimtelijke Ordening;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.Artikel 8, tweede lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 juli 2008 houdende bepaling van de nadere regels voor de opmaak, de actualisering en de financiering van het register van de onbebouwde percelen wordt vervangen door wat volgt : « Het register moet elk jaar op 30 juni en 31 december bijgewerkt zijn. De wijzigingen worden jaarlijks vóór 31 juli en 31 januari gevalideerd of digitaal bezorgd via de door het beleidsdomein Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed ter beschikking gestelde applicatie. ».

Art. 2.In artikel 11 van hetzelfde besluit, waarvan de bestaande tekst § 1 wordt, worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° aan het derde lid wordt volgende zinsnede toegevoegd : « , op basis de bijwerkingen op 31 december »;2° een § 2 wordt toegevoegd, luidend als volgt : « § 2.Voor de opmaak van de bijkomende module, vermeld in artikel 15, eerste lid, 8°, wordt een tegemoetkoming toegekend van 1.250 euro, vermeerderd met : a) 0,25 euro per geïnventariseerde onbebouwde bouwgrond of kavel van een Vlaamse semipublieke rechtspersoon, b) 0,50 euro per geïnventariseerde onbebouwde bouwgrond of kavel van een Vlaams bestuur, met opgave van de aanwezigheid of afwezigheid van bijzondere karakteristieken in de zin van artikel 3.2.1, 1°, van het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid.

Voor de actualisering van de bijkomende module wordt, op basis de bijwerkingen op 31 december, een tegemoetkoming toegekend van 100 euro, vermeerderd met : a) 0,25 euro per geïnventariseerde onbebouwde bouwgrond of kavel van een Vlaamse semipublieke rechtspersoon, b) 0,50 euro per geïnventariseerde onbebouwde bouwgrond of kavel van een Vlaams bestuur, met opgave van de aanwezigheid of afwezigheid van bijzondere karakteristieken in de zin van artikel 3.2.1, 1°, van het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid. »; 3° een § 3 wordt toegevoegd, luidend als volgt : « § 3.Indien het register van onbebouwde percelen conform artikel 21/1 opgemaakt of bijgewerkt wordt door een intergemeentelijk samenwerkingsverband, dan worden de subsidies, vermeld in § 1 en § 3, aan dat intergemeentelijk samenwerkingsverband toegekend. ».

Art. 3.In artikel 15 van hetzelfde besluit worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° aan het eerste lid wordt een punt 8° toegevoegd, dat luidt als volgt : « 8° een overzicht van de onbebouwde bouwgronden en kavels in de zin van artikel 1.2, 3° en 10°, van het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid dewelke eigendom zijn van Vlaamse besturen respectievelijk Vlaamse semipublieke rechtspersonen in de zin van artikel 1.2, 20° en 21°, van voormeld decreet van 27 maart 2009, met dien verstande dat, wat de onbebouwde bouwgronden en kavels van Vlaamse besturen betreft, vermeld wordt of zij al dan niet beantwoorden aan bijzondere karakteristieken, vermeld in artikel 3.2.1, 1°, van voormeld decreet van 27 maart 2009. »; 2° er worden een derde en vierde lid toegevoegd, die luiden als volgt : « Bij het onderzoek of onbebouwde bouwgronden en kavels van Vlaamse besturen al dan niet beantwoorden aan bijzondere karakteristieken, vermeld in artikel 3.2.1, 1°, van het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond- en pandenbeleid, gelden volgende richtlijnen : 1° een onderzoek op stukken volstaat : a) indien de aanwezigheid of afwezigheid van bijzondere karakteristieken eenvoudig kan worden afgeleid uit stukken waarover de gemeente beschikt, zoals bijvoorbeeld het geval is wanneer de juridische onbebouwbaarheid van de bouwgrond of kavel voortvloeit uit een reeds voorlopig vastgesteld of voorlopig aangenomen ruimtelijk uitvoeringsplan of plan van aanleg waardoor het gebied een met wonen onverenigbare bestemming krijgt;b) indien de aanwezigheid of afwezigheid van bijzondere karakteristieken eenvoudig kan worden afgeleid uit stukken of verklaringen die door het Vlaamse bestuur worden bezorgd of die bij het Vlaamse bestuur kunnen worden opgevraagd, zoals bijvoorbeeld het feit dat de bouwgronden of kavels al dan niet bezwaard zijn met een recht van erfpacht, van opstal, van vruchtgebruik, of al dan niet het voorwerp uitmaken van een pacht ingevolge de Pachtwet van 4 november 1969;2° een eenvoudige vaststelling door een gemeentelijke ambtenaar volstaat indien de aanwezigheid of afwezigheid van bijzondere karakteristieken duidelijk visueel vaststelbaar is, zoals bijvoorbeeld het geval is wanneer de onbebouwbaarheid van de bouwgrond of kavel voortvloeit uit de inrichting als collectieve voorziening;3° in andere gevallen dan deze vermeld in 1° en 2° volstaat een gemotiveerde verklaring van het Vlaamse bestuur. De Vlaamse besturen en Vlaamse semipublieke rechtspersonen bezorgen de gemeenten uiterlijk op 31 maart 2010 een overzicht van hun onbebouwde bouwgronden en kavels. De Vlaamse besturen geven daarbij aan welke van hun onbebouwde bouwgronden en kavels beantwoorden aan bovenvermelde bijzondere karakteristieken, overeenkomstig een door de leidend ambtenaar van het departement Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed vastgesteld model, dat ten minste bekendgemaakt wordt in het Belgisch Staatsblad en op de website van de Vlaamse overheid inzake ruimtelijke ordening. ».

Art. 4.In artikel 17, tweede lid, van hetzelfde besluit worden tussen de woorden « of planologische ambtenaar » en de woorden « is gemachtigd » de woorden « , respectievelijk elke provinciale stedenbouwkundige ambtenaar of provinciale ambtenaar bevoegd voor het grond- en pandenbeleid, » gevoegd.

Art. 5.Aan artikel 21 van hetzelfde besluit wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « Alle registers van onbebouwde percelen worden uiterlijk op 30 juni 2010 aangevuld met de gegevens, vermeld in artikel 15, eerste lid, 8°. ».

Art. 6.In hetzelfde besluit wordt een artikel 21/1 ingevoegd, dat luidt als volgt : «

Art. 21/1.Wanneer een gemeente, of een intergemeentelijk samenwerkingsverband waaraan de opmaak en de actualisering van het register zijn opgedragen overeenkomstig artikel 5.6.1, eerste lid, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, zich niet gedraagt naar de bepalingen van dit besluit, dan wordt dat vastgesteld door de gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar. Deze vaststelling wordt bezorgd aan de gemeente of het intergemeentelijk samenwerkingsverband, met de vermelding dat het gesignaleerde gebrek hersteld moet worden binnen een redelijke termijn, die vastgelegd wordt op grond van een overleg tussen de gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar en de gemeente of het intergemeentelijk samenwerkingsverband.

De vaststelling, vermeld in het eerste lid, is een schriftelijke ingebrekestelling in de zin van artikel 261 van het Gemeentedecreet van 15 juli 2005, respectievelijk een uitdrukkelijke waarschuwing in de zin van artikel 75 van het decreet van 6 juli 2001 houdende de intergemeentelijke samenwerking.

Indien het in de vaststelling gesignaleerde gebrek niet tijdig hersteld wordt, dan meldt de gewestelijke stedenbouwkundige ambtenaar zulks aan de Vlaamse minister, bevoegd voor de ruimtelijke ordening, en aan de Vlaamse minister, bevoegd voor de binnenlandse aangelegenheden, die aan de Vlaamse Regering een voorstel overmaken over de verder te stellen toezichtshandelingen. ».

Art. 7.Artikel 2.2.5 van het decreet van 27 maart 2009 betreffende het grond-en pandenbeleid treedt samen met dit besluit in werking op 1 september 2009.

Art. 8.De Vlaamse minister, bevoegd voor de ruimtelijke ordening, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 5 juni 2009.

De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Financiën en Begroting en Ruimtelijke Ordening, D. VAN MECHELEN

^