Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 05 juni 2009
gepubliceerd op 14 augustus 2009

Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de procedures voor woonzorgvoorzieningen en verenigingen van gebruikers en mantelzorgers

bron
vlaamse overheid
numac
2009203683
pub.
14/08/2009
prom.
05/06/2009
ELI
eli/besluit/2009/06/05/2009203683/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

5 JUNI 2009. - Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de procedures voor woonzorgvoorzieningen en verenigingen van gebruikers en mantelzorgers


De Vlaamse Regering, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, artikel 20;

Gelet op het decreet van 22 februari 1995 tot regeling van niet fiscale schuldvorderingen voor de Vlaamse Gemeenschap en de instellingen die eronder ressorteren, artikel 2;

Gelet op het woonzorgdecreet van 13 maart 2009, artikel 48, eerste en derde lid, artikel 57, eerste lid, artikel 58, § 1, artikel 65, tweede lid, artikel 66, § 2, tweede lid, artikel 73, 74, tweede en derde lid, artikel 77, vierde en zevende lid, en artikel 87;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 10 juli 1985 tot vaststelling van de rechtspleging voor erkenning en sluiting van serviceflatgebouwen, woningcomplexen met dienstverlening en rusthuizen, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 17 april 1991, 18 december 1998, 28 januari 2000, 7 juni 2002, 9 januari 2004, 14 juli 2004, 31 maart 2006 en 12 januari 2007;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 6 april 2009;

Gelet op advies 46.516/3 van de Raad van State, gegeven op 19 mei 2009, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Definities

Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder : 1° administrateur-generaal : het hoofd van het agentschap;2° adviescommissie : de Adviescommissie voor Voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, vermeld in artikel 12 van het decreet van 7 december 2007 houdende de oprichting van de Strategische Adviesraad voor het Vlaamse Welzijns-, Gezondheids- en Gezinsbeleid en van de Adviescommissie voor Voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin;3° agentschap : het intern verzelfstandigd agentschap Zorg en Gezondheid, opgericht bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 mei 2004;4° beheersinstantie : de persoon of de personen die een voorziening of vereniging vertegenwoordigen en die voorziening of vereniging juridisch kunnen binden;5° initiatiefnemer : overeenkomstig artikel 2, 13°, van het woonzorgdecreet van 13 maart 2009, de natuurlijke persoon of rechtspersoon die een voorziening of vereniging uitbaat of zal uitbaten;6° minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, of de Vlaamse minister, bevoegd voor het gezondheidsbeleid;7° opnamemogelijkheid : hetzij een woongelegenheid in een woonzorgcentrum of een centrum voor kortverblijf, hetzij een verblijfseenheid in een dagverzorgingscentrum of een centrum voor herstelverblijf;8° ouderenvoorziening : een dagverzorgingscentrum, een centrum voor kortverblijf of een woonzorgcentrum;9° thuiszorgvoorziening : een dienst voor gezinszorg en aanvullende thuiszorg, een dienst voor logistieke hulp, een dienst voor oppashulp, een dienst voor thuisverpleging, een dienst maatschappelijk werk van het ziekenfonds, een lokaal dienstencentrum, een regionaal dienstencentrum, een dienst voor gastopvang of een centrum voor herstelverblijf;10° vereniging : overeenkomstig artikel 2, 22°, van het woonzorgdecreet van 13 maart 2009, een vereniging van gebruikers en mantelzorgers;11° voorziening : overeenkomstig artikel 2, 12°, van het woonzorgdecreet van 13 maart 2009, een thuiszorgvoorziening of een ouderenvoorziening. HOOFDSTUK II. - Erkenningsprocedures

Art. 2.Voorzieningen en verenigingen worden voor onbepaalde duur erkend.

Art. 3.Een voorziening of vereniging kan worden erkend als de beheersinstantie hiervoor aangetekend of tegen ontvangstbewijs bij het agentschap een ontvankelijke aanvraag tot erkenning indient.

Art. 4.§ 1. Een aanvraag voor de erkenning van een ouderenvoorziening, een lokaal dienstencentrum, een regionaal dienstencentrum of een centrum voor herstelverblijf is alleen ontvankelijk als ze de volgende gegevens en stukken bevat : 1° een aanvraagformulier dat door het agentschap ter beschikking gesteld wordt.Dat formulier bevat de volgende gegevens : a) de identiteitsgegevens van de initiatiefnemer en van de voorziening;b) afhankelijk van de soort voorziening, ofwel het aantal opnamemogelijkheden waarvoor de erkenning wordt aangevraagd, ofwel de omschrijving van het werkgebied of de regio van de voorziening;c) de naam en de kwalificatie van de directeur of de coördinator van de voorziening;d) voor de lokale en regionale dienstencentra, een omschrijving op welke wijze de voorziening aan de erkenningsvoorwaarden voldoet op het ogenblik van de aanvraag;2° een plan dat, per bouwlaag, de verschillende lokalen aanduidt, alsook hun afmetingen en hun bestemming;3° als de initiatiefnemer een rechtspersoon is, met uitzondering van openbare besturen : de statuten en eventuele wijzigingen ervan;4° de rechtsgeldige beslissing om de erkenning aan te vragen en de voorziening uit te baten;5° een nominatieve lijst van al de medewerkers, met vermelding van hun wekelijkse arbeidsduur en kwalificatie, geordend per functie, en met aanduiding van de medewerkers die langdurig afwezig zijn;6° het bewijs dat de voorziening aan de toepasselijke brandveiligheidsreglementering voldoet;7° voor de ouderenvoorzieningen en de centra voor herstelverblijf, een verbintenis om binnen een termijn van een jaar na de datum van de erkenningsbeslissing, te voldoen aan de bepalingen over de kwaliteit van de gezondheids- en welzijnsvoorzieningen;8° voor de lokale en regionale dienstencentra, een verbintenis om, binnen een termijn van een jaar na de datum van de erkenningsbeslissing, aan alle erkenningsvoorwaarden te voldoen.Als de voorziening op het ogenblik van de aanvraag niet voldoet aan de specifieke erkenningsvoorwaarden die voor dat type van voorziening zijn bepaald ter uitvoering van artikel 48, tweede lid, van het woonzorgdecreet van 13 maart 2009, moet een beknopt en realistisch stappenplan ingediend worden, waaruit blijkt op welke wijze, in welke fasen en met welke middelen de voorziening binnen de termijn die gesteld wordt, aan die voorwaarden zal voldoen; 9° voor de lokale en regionale dienstencentra, de samenwerkingsovereenkomsten met relevante welzijns- en gezondheidsvoorzieningen uit de regio. § 2. Een aanvraag voor de erkenning van een dienst voor gezinszorg en aanvullende thuiszorg, een dienst voor logistieke hulp, een dienst voor oppashulp, een dienst voor thuisverpleging, een dienst maatschappelijk werk van het ziekenfonds, een dienst voor gastopvang of een vereniging is alleen ontvankelijk als ze de volgende gegevens en stukken bevat : 1° een aanvraagformulier dat door het agentschap ter beschikking gesteld wordt.Dat formulier bevat de volgende gegevens : a) de identiteitsgegevens van de initiatiefnemer en van de voorziening of de vereniging;b) de omschrijving van het werkgebied of de regio van de voorziening;c) een toelichting waarom de initiatiefnemer een voorziening of vereniging wil uitbaten;d) de naam en de kwalificatie van de directeur of de coördinator van de voorziening;e) een omschrijving op welke wijze de voorziening of de vereniging aan de erkenningsvoorwaarden voldoet op het ogenblik van de aanvraag;2° als de initiatiefnemer een rechtspersoon is, met uitzondering van openbare besturen : de statuten en eventuele wijzigingen ervan;3° de rechtsgeldige beslissing om de erkenning aan te vragen en de voorziening of vereniging uit te baten;4° een nominatieve lijst van al de medewerkers, met vermelding van hun wekelijkse arbeidsduur en kwalificatie, geordend per functie, en met aanduiding van de medewerkers die langdurig afwezig zijn;5° de samenwerkingsovereenkomsten met relevante welzijns- en gezondheidsvoorzieningen uit de regio;6° een verbintenis om binnen een termijn van een jaar na de datum van de erkenningsbeslissing aan alle erkenningsvoorwaarden te voldoen.Als de voorziening of vereniging op het ogenblik van de aanvraag niet voldoet aan de specifieke erkenningsvoorwaarden die voor dat type van voorziening zijn bepaald ter uitvoering van artikel 48, tweede lid, van het woonzorgdecreet van 13 maart 2009, moet een beknopt en realistisch stappenplan ingediend worden, waaruit blijkt op welke wijze, in welke fasen en met welke middelen de voorziening binnen de termijn die gesteld wordt, aan die voorwaarden zal voldoen.

Art. 5.Als de aanvraag tot erkenning onontvankelijk is, meldt het agentschap dat aan de beheersinstantie binnen een termijn van dertig dagen na ontvangst van de aanvraag. Na het verstrijken van die termijn wordt de aanvraag geacht ontvankelijk te zijn.

Art. 6.Het agentschap kan de beheerinstantie om aanvullende inlichtingen verzoeken. Na ontvangst van die inlichtingen begint er opnieuw een termijn als vermeld in artikel 5 te lopen.

Als het agentschap de informatie, vermeld in het eerste lid, niet ontvangt binnen een termijn van dertig dagen na de datum van de verzending van het verzoek, wordt de erkenningsaanvraag onontvankelijk verklaard. Het agentschap kan die termijn verlengen als de beheersinstantie daarom in een gemotiveerde aanvraag heeft verzocht.

Art. 7.De beslissing van de administrateur-generaal waarin de erkenning wordt verleend, wordt binnen een termijn van vier maanden na ontvangst van de ontvankelijke aanvraag aan de beheersinstantie bezorgd.

De erkenningsbeslissing bevat minstens de volgende gegevens : 1° de naam en het adres van de beheersinstantie;2° de naam en het adres van de voorziening of de vereniging;3° het erkenningsnummer;4° de ingangsdatum van de erkenning;5° als dat van toepassing is, de erkende capaciteit;6° als dat van toepassing is, de regio en het werkgebied van de voorziening of de vereniging. Een dienst voor gezinszorg en aanvullende thuiszorg wordt erkend met ingang van 1 januari van het jaar dat volgt op het jaar waarin de ontvankelijke aanvraag werd ingediend. Die aanvraag moet vóór 1 augustus worden ingediend.

Art. 8.De beheersinstantie wordt binnen een termijn van vier maanden na ontvangst van de ontvankelijke aanvraag aangetekend met kennisgeving van ontvangst op de hoogte gebracht van het gemotiveerde voornemen van de administrateur-generaal tot weigering van een erkenning.

De aangetekende zending, vermeld in het eerste lid, bevat naast het voornemen ook de uitleg over de mogelijkheid, de voorwaarden en de procedure om een gemotiveerd bezwaarschrift in te dienen bij het agentschap.

Art. 9.Als de beheersinstantie geen bezwaarschrift indient binnen een maand na de ontvangst van de aangetekende zending, vermeld in artikel 8, wordt na het verstrijken van die termijn het voornemen van de administrateur-generaal van rechtswege geacht een weigeringsbeslissing van de administrateur-generaal te zijn. Het agentschap brengt de beheersinstantie binnen één maand na het verstrijken van die termijn aangetekend met kennisgeving van ontvangst daarvan op de hoogte. HOOFDSTUK III. - Procedure voor de voorlopige erkenning van ouderenvoorzieningen

Art. 10.Een aanvraag tot voorlopige erkenning van een ouderenvoorziening is alleen ontvankelijk als ze de volgende gegevens en stukken bevat : 1° een aanvraagformulier dat door het agentschap ter beschikking gesteld wordt.Dat formulier bevat de volgende gegevens : a) de identiteitsgegevens van de initiatiefnemer en van de ouderenvoorziening;b) het aantal opnamemogelijkheden waarvoor de erkenning wordt aangevraagd;c) de naam en de kwalificatie van de directeur of de coördinator van de ouderenvoorziening;2° een plan dat, per bouwlaag, de verschillende lokalen aanduidt, alsook hun afmetingen en hun bestemming;3° als de initiatiefnemer een rechtspersoon is, met uitzondering van openbare besturen : de statuten en de eventuele wijzigingen ervan, alsook de rechtsgeldige beslissing om de voorlopige erkenning aan te vragen;4° als de initiatiefnemer een openbaar bestuur is : de rechtsgeldige beslissing om de voorlopige erkenning aan te vragen;5° als de voorziening al functioneert : een nominatieve personeelslijst van alle medewerkers, met eenduidige vermelding van hun wekelijkse arbeidsduur en de kwalificatie per personeelslid, geordend per functie, en met aanduiding van de personeelsleden die langdurig afwezig zijn;6° een verbintenis om binnen een termijn van een jaar na de datum van de erkenningsbeslissing, aan alle erkenningsvoorwaarden te voldoen;7° het bewijs dat de voorziening voldoende brandveiligheidsmaatregelen heeft getroffen.

Art. 11.Gedurende de periode waarvoor de voorlopige erkenning werd verleend, stelt het agentschap een onderzoek in om te oordelen of de erkenningsvoorwaarden worden nageleefd.

Het agentschap kan de beheersinstantie om aanvullende documenten of inlichtingen verzoeken en een nader onderzoek ter plaatse laten instellen door de ambtenaren, vermeld in artikel 72, tweede lid, van het woonzorgdecreet van 13 maart 2009.

Art. 12.Het agentschap bezorgt de beslissing van de administrateur-generaal waarin de voorlopige erkenning wordt verleend, binnen vier maanden na de ontvangst van de ontvankelijke aanvraag aan de beheersinstantie.

De beslissing tot voorlopige erkenning bevat de volgende gegevens : 1° de naam en het adres van de beheersinstantie;2° de naam en het adres van de ouderenvoorziening;3° het erkenningsnummer;4° de ingangsdatum van de erkenning;5° de erkende capaciteit.

Art. 13.De beheersinstantie wordt binnen vier maanden na de ontvangst van de ontvankelijke aanvraag door het agentschap aangetekend met kennisgeving van ontvangst op de hoogte gebracht van het gemotiveerde voornemen van de administrateur-generaal tot weigering van een voorlopige erkenning.

De aangetekende zending, vermeld in het eerste lid, bevat naast het voornemen ook de uitleg over de mogelijkheid, de voorwaarden en de procedure om een gemotiveerd bezwaarschrift in te dienen bij het agentschap.

Art. 14.Als de beheersinstantie geen bezwaarschrift indient binnen een maand na ontvangst van de aangetekende zending, vermeld in artikel 13, wordt na het verstrijken van die termijn het voornemen van de administrateur-generaal van rechtswege geacht een weigeringsbeslissing van de administrateur-generaal te zijn. Het agentschap brengt de beheersinstantie binnen één maand na het verstrijken van die termijn aangetekend met kennisgeving van ontvangst, daarvan op de hoogte.

Art. 15.De voorlopige erkenning kan eenmaal met een jaar worden verlengd.

Art. 16.De gemotiveerde aanvraag tot verlenging van de voorlopige erkenning wordt minstens twee maanden voor de afloop van de voorlopige erkenning aangetekend of tegen ontvangstbewijs bij het agentschap ingediend.

Over de verlenging van de voorlopige erkenning wordt beslist op de wijze, vermeld in artikel 12 tot en met 14.

Art. 17.De beheersinstantie wordt uiterlijk een maand voor het verstrijken van de periode van voorlopige erkenning op de hoogte gebracht van de beslissing houdende de erkenning van de ouderenvoorziening, vermeld in artikel 7, of, in voorkomend geval, van het gemotiveerde voornemen tot weigering van de erkenning, vermeld in artikel 8. HOOFDSTUK IV. - Procedure voor de wijziging van de erkenning op verzoek van de voorziening of vereniging

Art. 18.De beheersinstantie dient bij het agentschap aangetekend of tegen ontvangstbewijs een ontvankelijke aanvraag tot wijziging in als ze de volgende gegevens wil wijzigen : 1° de naam en het adres van de beheersinstantie;2° de naam en het adres van de voorziening of de vereniging;3° als dat van toepassing is, de erkende capaciteit;4° als dat van toepassing is, de regio en het werkgebied van de voorziening of de vereniging. Een aanvraag tot wijziging van de erkenning is alleen ontvankelijk als ze alle nodige vermeldingen en stukken tot staving van de aangevraagde wijziging bevat.

Over de aanvraag tot wijziging van de erkenning wordt beslist op de wijze, vermeld in artikel 5 tot en met 9. HOOFDSTUK V. - Procedures over de gedwongen wijziging, de schorsing en de intrekking van de erkenning

Art. 19.§ 1. De administrateur-generaal kan de erkenning wijzigen, of de erkenning schorsen of intrekken als de erkende voorzieningen of verenigingen de erkenningsvoorwaarden niet naleven. § 2. De administrateur-generaal kan een voornemen tot wijziging, schorsing of intrekking van de erkenning alleen nemen nadat : 1° de beheersinstantie aangetekend met kennisgeving van ontvangst een aanmaning van het agentschap heeft ontvangen om zich te schikken naar de erkenningsvoorwaarden, vermeld in de aanmaning;2° de beheersinstantie in kwestie niet aantoont dat zij zich naar die erkenningsvoorwaarden heeft geschikt binnen de termijn die het agentschap in de aanmaning heeft bepaald.

Art. 20.Het agentschap brengt de beheersinstantie aangetekend met kennisgeving van ontvangst op de hoogte van het gemotiveerde voornemen van de administrateur-generaal tot wijziging, schorsing of intrekking van een erkenning.

De aangetekende zending, vermeld in het eerste lid, bevat naast het voornemen ook de uitleg over de mogelijkheid, de voorwaarden en de procedure om een gemotiveerd bezwaarschrift in te dienen bij het agentschap.

Art. 21.Als de beheersinstantie geen bezwaarschrift indient binnen een maand na de ontvangst van de aangetekende zending, vermeld in artikel 20, wordt na het verstrijken van die termijn een beslissing van de administrateur-generaal tot wijziging, schorsing of intrekking van de erkenning aangetekend met kennisgeving van ontvangst, aan de beheersinstantie bezorgd.

Art. 22.De beslissing tot schorsing van de erkenning vermeldt de begindatum, de termijn van de schorsing en de voorwaarden die moeten vervuld worden om de schorsing in te trekken.

De administrateur-generaal bepaalt de termijn van de schorsing van de erkenning. Die termijn mag niet meer bedragen dan zes maanden. Op gemotiveerd verzoek van de beheersinstantie kan die termijn eenmaal voor maximaal dezelfde termijn worden verlengd. Die aanvraag wordt minstens dertig dagen voor de afloop van de initiële schorsingstermijn aangetekend of tegen ontvangstbewijs aan het agentschap bezorgd.

Tijdens de duur van de schorsing mag een voorziening of vereniging alleen verder blijven functioneren voor de gebruikers die op het ogenblik waarop de schorsingsmaatregel ingaat, in de voorziening of de vereniging opgenomen waren of er hulp- en dienstverlening van ontvingen. Als bij het beëindigen van de schorsingstermijn nog niet aan alle erkenningsvoorwaarden is voldaan, wordt de procedure tot intrekking van de erkenning ingesteld.

Art. 23.De beslissing tot intrekking van de erkenning heeft uitwerking op de datum, vermeld in de beslissing.

De beslissing tot de intrekking van de erkenning heeft voor een woonzorgcentrum dat erkend moet zijn, voor een dagverzorgingscentrum of voor een centrum voor kortverblijf tot gevolg dat vanaf de datum, vermeld in die beslissing, de sluiting van de voorziening ingaat.

Als na het ingaan van de sluiting van een woonzorgcentrum, een dagverzorgingscentrum of een centrum voor kortverblijf wordt vastgesteld dat de uitbating ervan niet werd stopgezet, gaat de burgemeester, op schriftelijk verzoek van de administrateur-generaal, over tot de effectieve sluiting, overeenkomstig artikel 75, eerste lid, van het woonzorgdecreet van 13 maart 2009.

Art. 24.De administrateur-generaal kan een erkenning ook intrekken als een voorziening of vereniging daar aangetekend of tegen ontvangstbewijs rechtsgeldig om verzoekt. De beslissing van de administrateur-generaal wordt binnen een termijn van drie maanden na het indienen van het verzoek, aangetekend met kennisgeving van ontvangst, aan de voorziening of de vereniging bezorgd.

Art. 25.Als de beheersinstantie van een woonzorgcentrum, van een dagverzorgingscentrum of een centrum voor kortverblijf tot de vrijwillige stopzetting van de uitbating van het centrum of een deel ervan beslist, moet het agentschap drie maanden vooraf worden ingelicht, met opgave van de datum waarop die beslissing uitwerking heeft. De rechtsgeldige vrijwillige stopzetting van de uitbating heeft de sluiting en de onmiddellijke verdwijning uit de programmatie van de voorzieningen tot gevolg.

Art. 26.Eenieder die door een gerechtelijke beslissing gemachtigd wordt om op te treden als verantwoordelijk beheerder van een woonzorgcentrum, een dagverzorgingscentrum of een centrum voor kortverblijf, moet zich binnen tien dagen na zijn aanstelling kenbaar maken bij het agentschap.

Elke eventuele beslissing tot spoedige stopzetting van de uitbating en ontruiming van een centrum, vermeld in het eerste lid, of een deel ervan, moet het voorwerp uitmaken van een voorafgaand overleg tussen de door de rechtbank aangestelde verantwoordelijke beheerder, de burgemeester en de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn van de gemeente in kwestie en het agentschap.

Art. 27.Bij onmiddellijk, reëel en ernstig gevaar voor de gezondheid en de veiligheid van de gebruikers kan de administrateur-generaal, na overleg met de burgemeester en de voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn van de betrokken gemeente, beslissen om de onmiddellijke stopzetting van de uitbating van de voorziening te bevelen en alle bewarende maatregelen op te leggen die nodig zijn voor de bescherming van de gebruikers van de voorziening. Tegen die beslissing is geen bezwaar mogelijk bij de adviescommissie. De beheersinstantie in kwestie wordt vooraf door het agentschap uitgenodigd om haar verweermiddelen mee te delen.

De maatregelen, vermeld in het eerste lid, gelden zolang geen definitieve beslissing over de intrekking van de erkenning is genomen.

De uitnodiging, de verweermiddelen en de beslissing, vermeld in het eerste lid, kunnen ook per fax of per e-mail worden verzonden.

Art. 28.Als de erkenning wordt geweigerd, gewijzigd, geschorst of ingetrokken, kan een voorziening of vereniging geen aanspraak maken op vergoeding van de kosten die ze heeft gemaakt voor de uitvoering van haar activiteiten, als ze ten gevolge van de weigering, wijziging, schorsing of intrekking van de erkenning die activiteiten niet of slechts voor een deel kan uitvoeren. Evenmin kan ze aanspraak maken op vergoeding voor het verlies van inkomsten dat het gevolg is van de wijziging, schorsing of intrekking van de erkenning. HOOFDSTUK VI. - Sluitingsprocedure

Art. 29.Overeenkomstig artikel 74, tweede lid, van het woonzorgdecreet van 13 maart 2009 kan de administrateur-generaal de sluiting bevelen van een woonzorgcentrum dat erkend moet zijn, van een dagverzorgingscentrum of een centrum voor kortverblijf, als het niet erkend is.

Bij ernstige inbreuken op verplichtingen, vermeld in artikel 66, § 1, tweede lid, van het woonzorgdecreet van 13 maart 2009, kan de administrateur-generaal de nodige maatregelen nemen om de gebouwen van de thuiszorgvoorzieningen of de gebouwen waarin ouderenzorg verstrekt wordt, te sluiten, overeenkomstig artikel 66, § 2, tweede lid, van het woonzorgdecreet van 13 maart 2009.

Art. 30.De beheersinstantie wordt van het gemotiveerde voornemen van de administrateur-generaal tot sluiting van het centrum, vermeld in artikel 29, eerste lid, of de gebouwen, vermeld in artikel 29, tweede lid, aangetekend met kennisgeving van ontvangst, op de hoogte gebracht.

De aangetekende zending bevat naast het voornemen ook de uitleg over de mogelijkheid, de voorwaarden en de procedure om een gemotiveerd bezwaarschrift bij het agentschap in te dienen.

Art. 31.De beslissing tot sluiting van het centrum, vermeld in artikel 29, eerste lid, of de gebouwen, vermeld in artikel 29, tweede lid, wordt aangetekend met kennisgeving van ontvangst, aan de beheersinstantie bezorgd.

Behalve als de beslissing het anders vermeldt, heeft de beslissing tot sluiting uitwerking de elfde dag na de dag van ontvangst van de kennisgeving ervan.

De administrateur-generaal kan alle bewarende maatregelen opleggen die nodig zijn voor de bescherming van de gebruikers van de voorziening of de vereniging.

De uitvoering van de beslissing tot sluiting, vermeld in het eerste lid, en van de maatregelen, vermeld in het derde lid, moeten het voorwerp uitmaken van een voorafgaand overleg tussen de burgemeester en de voorzitter van de raad voor maatschappelijk van de gemeente in kwestie en het agentschap en nadat de beheersinstantie in kwestie werd gehoord.

Een voorziening waarvan de sluiting is bevolen, kan geen aanspraak maken op een vergoeding voor de kosten, verbonden aan de activiteiten die hebben plaatsgevonden in het kader van het sluiten van de voorziening, of voor het verlies van inkomsten door het sluiten van de voorziening. HOOFDSTUK VII. - Algemene procedureregels voor de intrekking van de erkenning en de sluiting van een voorziening

Art. 32.De beheersinstantie brengt binnen vijf werkdagen, te rekenen vanaf de datum van ontvangst van de beslissing tot intrekking van de erkenning van een dagverzorgingscentrum, centrum voor kortverblijf of woonzorgcentrum dat erkend moet zijn, of van de beslissing tot sluiting van de voorziening, de gebruikers en de natuurlijke of rechtspersonen die voor hun opname instaan van de beslissing op de hoogte.

Als de onmiddellijke stopzetting van de uitbating van de voorziening werd bevolen met toepassing van artikel 27, brengt de beheersinstantie in kwestie de personen, vermeld in het eerste lid, daarvan op de hoogte uiterlijk op de dag nadat ze de beslissing heeft ontvangen.

Art. 33.Een voorziening of vereniging waarvan de erkenning is ingetrokken of waarvan de sluiting is bevolen, verdwijnt vanaf de inwerkingtreding van de beslissing tot intrekking of sluiting uit de programmatie van de voorzieningen of de verenigingen. HOOFDSTUK VIII. - Overdracht van de erkenning

Art. 34.De erkenning van een woonzorgcentrum, dagverzorgingscentrum en centrum voor kortverblijf dat erkend is met toepassing van hoofdstuk II, kan worden overgedragen als aan de volgende voorwaarden voldaan is : 1° uiterlijk drie maanden voor de overdracht uitwerking heeft, wordt samen met stukken, vermeld in artikel 4, § 1, een afschrift van de overeenkomst over de overdracht van het centrum aan het agentschap bezorgd;2° het centrum blijft aan alle erkenningsvoorwaarden voldoen. HOOFDSTUK IX. - Procedure voor vermindering of terugvordering van een subsidie

Art. 35.Met behoud van de toepassing van artikel 57 en 58 van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, vermindert de administrateur-generaal de subsidie of vordert hij ze terug voor een door hem te bepalen termijn, als de voorzieningen of verenigingen de subsidievoorwaarden niet naleven.

Het agentschap brengt de beheersinstantie aangetekend met kennisgeving van ontvangst, op de hoogte van het gemotiveerde voornemen van de administrateur-generaal tot vermindering van de subsidie of tot terugvordering van subsidie.

De aangetekende zending, vermeld in het tweede lid, bevat naast het voornemen ook de mogelijkheid, de voorwaarden en de procedure om een gemotiveerd bezwaarschrift bij het agentschap in te dienen.

Als de beheersinstantie geen bezwaarschrift indient binnen vijftien dagen na de ontvangst van de aangetekende zending, vermeld in het tweede lid, wordt na het verstrijken van die termijn, de beslissing van de administrateur-generaal tot vermindering of tot terugvordering van de subsidie, aangetekend met kennisgeving van ontvangst, aan de beheersinstantie bezorgd. Als de beheersinstantie wel tijdig een bezwaarschrift heeft ingediend, kan de minister beslissen om het voornemen, vermeld in het tweede lid, te bevestigen of in te trekken. HOOFDSTUK X. - Aanmeldingsprocedure

Art. 36.De aanmelding, vermeld in artikel 65 van het woonzorgdecreet van 13 maart 2009, gebeurt aangetekend of tegen ontvangstbewijs en is gericht aan het agentschap.

Art. 37.Een aanmelding bevat de volgende informatie : 1° een omschrijving van de aangeboden of georganiseerde woonzorg;2° de identiteitsgegevens van de aanmelder;3° een plan van de gemeente met aanduiding van de exacte inplantingplaats;4° het werkgebied waar de hulp geboden wordt.

Art. 38.Het agentschap bezorgt de aanmelder een ontvangstmelding. HOOFDSTUK XI. - Beroepsprocedure

Art. 39.De beheersinstantie dient het bezwaarschrift, vermeld in artikel 8, tweede lid, artikel 13, tweede lid, artikel 20, tweede lid en artikel 30, tweede lid, aangetekend of tegen ontvangstbewijs bij het agentschap in.

Het bezwaar wordt behandeld conform de regels die zijn vastgesteld bij of krachtens hoofdstuk III van het decreet van 7 december 2007 houdende oprichting van de Strategische Adviesraad voor het Vlaamse Welzijns-, Gezondheids- en Gezinsbeleid en van een Adviescommissie voor Voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin.

Art. 40.De beslissing van de administrateur-generaal of van de minister wordt samen met het advies van de adviescommissie aan de beheersinstantie in kwestie bezorgd binnen een maand nadat de adviescommissie het advies aan het agentschap heeft bezorgd. HOOFDSTUK XII. - Administratieve geldboetes

Art. 41.De administrateur-generaal kan een administratieve geldboete als vermeld in artikel 77 van het woonzorgdecreet van 13 maart 2009, opleggen.

De beslissing van de administrateur-generaal waarin een administratieve geldboete wordt opgelegd, wordt aangetekend met kennisgeving van ontvangst, aan de betrokkene bezorgd. De beslissing vermeldt het bedrag van de administratieve geldboete en de wijze waarop de administratieve geldboete moet worden betaald binnen een termijn van dertig dagen na de ontvangst van de beslissing.

Art. 42.Als de betrokkene de administratieve geldboete, vermeld in artikel 41, weigert te betalen, wordt de geldboete ingevorderd door de ambtenaren, vermeld in artikel 2, eerste lid, van het decreet van 22 februari 1995 tot regeling van de invordering van niet-fiscale schuldvorderingen voor de Vlaamse Gemeenschap en de instellingen die eronder ressorteren.

De ambtenaren, vermeld in het eerste lid, kunnen een dwangbevel geven en uitvoerbaar verklaren. HOOFDSTUK XIII. - Slotbepalingen

Art. 43.Het besluit van de Vlaamse Regering van 10 juli 1985 tot vaststelling van de rechtspleging voor erkenning en sluiting van serviceflatgebouwen, woningcomplexen met dienstverlening en rusthuizen, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 17 april 1991, 18 december 1998, 28 januari 2000, 7 juni 2002, 9 januari 2004, 14 juli 2004, 31 maart 2006 en 12 januari 2007, wordt opgeheven, behalve wat de serviceflatgebouwen en woningcomplexen met dienstverlening betreft.

Art. 44.Zolang hoofdstuk III van het decreet van 7 december 2007 houdende oprichting van de Strategische Adviesraad voor het Vlaamse Welzijns-, Gezondheids- en Gezinsbeleid en van een Adviescommissie voor Voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin niet in werking is getreden, worden de bezwaarschriften, vermeld in artikel 39, behandeld overeenkomstig hoofdstuk II, afdeling 3, en hoofdstuk III van het besluit van de Vlaamse Regering van 15 september 1998 betreffende de Adviserende Beroepscommissie inzake Gezins- en Welzijnaangelegenheden.

Art. 45.De procedure voor het verlenen, schorsen of intrekken van de erkenning van een dienst voor gezinszorg, een dienst voor oppashulp, een lokaal dienstencentrum, een regionaal dienstencentrum, een dagverzorgingscentrum of een vereniging, die op de datum van inwerkingtreding van dit besluit nog niet is beëindigd, wordt voortgezet met toepassing van de procedureregels die voor die datum van toepassing waren.

Art. 46.Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het besluit van de Vlaamse Regering betreffende de programmatie, de erkenningsvoorwaarden en de subsidieregeling voor woonzorgvoorzieningen en verenigingen van gebruikers en mantelzorgers in werking treedt.

Art. 47.De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, en de Vlaamse minister, bevoegd voor het gezondheidsbeleid zijn, ieder wat hem of haar betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 5 juni 2009 De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, V. HEEREN

^