Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 05 juni 2009
gepubliceerd op 18 september 2009

Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 november 1993 tot bepaling van de algemene voorschriften inzake instandhouding en onderhoud van monumenten en stads- en dorpsgezichten en van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 mei 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap zonder rechtspersoonlijkheid Vlaams Instituut voor het Onroerend Erfgoed

bron
vlaamse overheid
numac
2009204028
pub.
18/09/2009
prom.
05/06/2009
ELI
eli/besluit/2009/06/05/2009204028/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

5 JUNI 2009. - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 november 1993 tot bepaling van de algemene voorschriften inzake instandhouding en onderhoud van monumenten en stads- en dorpsgezichten en van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 mei 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap zonder rechtspersoonlijkheid Vlaams Instituut voor het Onroerend Erfgoed


De Vlaamse Regering, Gelet op artikel 20 en artikel 87, § 1, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen;

Gelet op artikel 46 van de gewone wet van 9 augustus 1980 tot hervorming der instellingen;

Gelet op artikel 11 van het decreet van 3 maart 1976 tot bescherming van monumenten, stads- en dorpsgezichten;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 17 november 1993 tot bepaling van de algemene voorschriften inzake instandhouding en onderhoud van monumenten en stads- en dorpsgezichten;

Gelet op het akkoord, verleend door de Vlaamse minister, bevoegd voor de Begroting, op 23 april 2009;

Gelet op het advies 46.549/3 van de Raad van State, gegeven op 19 mei 2009, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Financiën en Begroting en Ruimtelijke Ordening;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.Aan artikel 1 van het besluit van 17 november 1993 tot bepaling van de algemene voorschriften inzake instandhouding en onderhoud van monumenten en stads- en dorpsgezichten wordt een § 3 toegevoegd, die luidt als volgt : « § 3. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° agentschap : het agentschap RO-Vlaanderen;2° decreet : het decreet van van 3 maart 1976 tot bescherming van monumenten en stads- en dorpsgezichten;3° departement : het Departement Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed van het Vlaams Ministerie van Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed;4° schriftelijke vergunning : de voorafgaande machtiging in de zin van artikel 11, § 4, van het decreet, verleend door het agentschap, of, in het geval vermeld in artikel 11, § 4, vierde lid, van het decreet, door het bestuursorgaan dat de stedenbouwkundige vergunning aflevert, op grond van een advies van het agentschap dat op bindende wijze aangeeft of de schriftelijke vergunning al dan niet mag worden verleend.»

Art. 2.In artikel 2, § 2, in artikel 6 en 8, in artikel 11, § 3, in artikel 13 en 15, in artikel 16, 11°, in artikel 18, 5°, in artikel 19, 7°, en in artikelen 21, 22, 23, 26, 28 en 29, van hetzelfde besluit worden de woorden "de Vlaamse Regering of haar gemachtigde" telkens vervangend door de woorden "het agentschap".

Art. 3.Artikel 3 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : «

Art. 3.De volgende werken en werkzaamheden betreffende monumenten zijn verboden behoudens het verkrijgen van een schriftelijke vergunning : 1° de vervanging van dakbedekking, geheel of gedeeltelijk, door andere materialen of met een ander uitzicht dan de aanwezige, met uitzondering van wat bepaald is in artikel 2, § 1, 6°;2° het beschilderen van ongeschilderde elementen, of schilderen in andere kleuren of kleurschakeringen of met een andere verfsoort dan de aanwezige;3° het bepleisteren van niet bepleisterde elementen of bepleisteren met een andere samenstelling of textuur, alsook het ontpleisteren van bepleisterde elementen;4° het verwijderen van voegen, alsook voegen of hervoegen op een andere wijze of met een voegspecie van een andere samenstelling of kleur dan de aanwezige;5° het reinigen anders dan met zuiver water onder gecontroleerde lage druk, inzonderheid schoonmaken door hydropneumatische zandstraling, door chemische reiniging met afbijtmiddelen of reiniging met pasta's, alsook het gebruiken van hydrofoberingsmiddelen en van scheikundige verstevigings- of reinigingsmiddelen;6° het aanbrengen, vervangen of wijzigen van decoratieve gevelelementen, smeedijzer en beeldhouwwerk;7° het verstevigen van constructieve elementen als leem, balken, gietijzeren zuilen, muurdelen, metselwerk en zo meer door toegevoegde structuren of ze vervangen door een ander materiaal of met een ander uitzicht dan het aanwezige, met uitzondering van wat bepaald is in artikel 2, § 1, 6°;8° het vervangen of wijzigen van buitenschrijnwerken als deuren, ramen, luiken, poorten, gootconstructies en dergelijke, alsmede beslag, hang- en sluitwerk, door een ander materiaal of met een ander uitzicht dan het aanwezige;9° het aanbrengen, vervangen of wijzigen van beglaasde al dan niet figuratieve elementen door ander materiaal of met een ander uitzicht dan het aanwezige;10° het aanbrengen, wijzigen of vervangen van publiciteitspanelen, lichtreclames, uithangborden, opschriften en dergelijke;11° het stapelen van alle stoffen of installeren van alle uitrustingen en toestellen die vallen onder de wetgeving op de hinderlijke, gevaarlijke en ongezonde inrichtingen;12° het zichtbaar aanbrengen van leidingen of apparaturen voor nutsvoorzieningen;13° het aanbrengen, wijzigen of vervangen van straatmeubilair, zoals bloembakken, banken, lantaarns, verlichtingspalen, pompen, parkeermeters, hekkens, tuinmuren, afsluitingen, wachthuisjes, telefooncellen en andere beeldbepalende elementen;14° het wijzigen of vervangen door een ander materiaal dan het aanwezige van bestrating, trottoirs en stoepen;15° het uitvoeren van graafwerken die de stabiliteit van gebouwen en constructies in gevaar kunnen brengen;16° het ondernemen van opgravingen met het doel archeologische monumenten te ontdekken en te onderzoeken. De volgende werken binnen een stads- of dorpsgezicht zijn verboden behoudens schriftelijke vergunning of behoudens een melding in de zin van artikel 11, § 4, derde lid, van het decreet : 1° de vervanging van dakbedekking, geheel of gedeeltelijk, door andere materialen of met een ander uitzicht dan de aanwezige, met uitzondering van wat bepaald is in artikel 2, § 1, 6°;2° het beschilderen van ongeschilderde elementen, of schilderen in andere kleuren of kleurschakeringen;3° het aanbrengen, vervangen of wijzigen van decoratieve gevelelementen, smeedijzer en beeldhouwwerk;4° het verstevigen van constructieve elementen als leem, balken, gietijzeren zuilen, muurdelen, metselwerk en zo meer door toegevoegde structuren of ze vervangen door een ander materiaal of met een ander uitzicht dan het aanwezige, met uitzondering van wat bepaald is in artikel 2, § 1, 6°;5° het vervangen of wijzigen van buitenschrijnwerken als deuren, ramen, luiken, poorten, gootconstructies en dergelijke, alsmede beslag, hang- en sluitwerk, met als gevolg een ander uitzicht dan het aanwezige;6° het aanbrengen, wijzigen of vervangen van publiciteitspanelen, lichtreclames, uithangborden, opschriften en dergelijke;7° het stapelen van alle stoffen of installeren van alle uitrustingen en toestellen die vallen onder de wetgeving op de hinderlijke, gevaarlijke en ongezonde inrichtingen;8° het zichtbaar aanbrengen van leidingen of apparaturen voor nutsvoorzieningen;9° het aanbrengen, wijzigen of vervangen van straatmeubilair, zoals bloembakken, banken, lantaarns, verlichtingspalen, pompen, parkeermeters, hekkens, tuinmuren, afsluitingen, wachthuisjes, telefooncellen en andere beeldbepalende elementen;10° het wijzigen of vervangen door een ander materiaal dan het aanwezige van bestrating, trottoirs en stoepen;11° het uitvoeren van graafwerken die de stabiliteit van gebouwen en constructies in gevaar kunnen brengen;12° het ondernemen van opgravingen met het doel archeologische monumenten te ontdekken en te onderzoeken. Onverminderd het eerste en het tweede lid is een schriftelijke vergunning steeds vereist voor handelingen betreffende een monument of binnen een stads- of dorpsgezicht waarvoor een stedenbouwkundige vergunning vereist is. De schriftelijke vergunning wordt in dat geval geïntegreerd in de stedenbouwkundige vergunning overeenkomstig artikel 11, § 4, vierde lid, van het decreet.

Art. 4.In artikel 4 en in artikel 19, 4°, worden de woorden "de Vlaamse Regering of haar gemachtigde" telkens geschrapt.

Art. 5.In artikel 5 van hetzelfde besluit worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° tussen de woorden "behoudens" en de woorden "schriftelijke vergunning" worden de woorden "de melding aan het college van burgemeester en schepenen of het verkrijgen van" gevoegd;2° de woorden "van de Vlaamse Regering of haar gemachtigde" worden geschrapt;

Art. 6.In hetzelfde besluit wordt hoofdstuk VIII, bestaande uit artikel 30, gewijzigd bij besluit van de Vlaamse Regering van 23 juni 2006, vervangen door wat volgt : « Hoofdstuk VIII. - Institutionele en procedurele bepalingen Afdeling 1. - De Expertencommissie

Art. 30 . De Expertencommissie, vermeld in artikel 11, § 4/1, tweede lid, § 4/2, eerste lid, en § 4/3, van het decreet, wordt overeenkomstig artikel 11, § 4/1, tweede lid, eerste volzin, van het decreet samengesteld uit volgende leden : 1° een vaste voorzitter-jurist, deskundig op het vlak van bestuurlijke rechtsbescherming en op het vlak van de regelgeving inzake onroerend erfgoed en ruimtelijke ordening;2° twee vaste onafhankelijke experten op het vlak van het onroerend erfgoed;3° twee deskundigen inzake onroerend erfgoed. De leden, vermeld in het eerste lid, 1° en 2°, worden aangeduid door de Vlaamse Regering na een openbare oproep tot kandidaatstelling, die ten minste bekendgemaakt wordt in het Belgisch Staatsblad en op relevante websites.

De leden, vermeld in het eerste lid, 3°, worden gekozen door de voorzitter uit een vaste pool van deskundigen op basis van hun specifieke dossiergerelateerde expertise. De vaste pool bestaat uit acht leden aangeduid door de Vlaamse Regering na een openbare oproep tot kandidaatstelling,, die ten minste bekendgemaakt wordt in het Belgisch Staatsblad en op relevante websites. Binnen de pool is expertise aanwezig aangaande de bescherming van diverse typologieën onroerend erfgoed.

Art. 31.De leden van de Expertencommissie worden benoemd voor vijf jaar. Hun benoeming is hernieuwbaar.

De leden kunnen vrijwillig ontslag nemen.

Elk lid dat niet deelneemt aan drie opeenvolgende vergaderingen zonder geldige verantwoording is van rechtswege ontslagnemend en wordt hiervan op de hoogte gebracht door de voorzitter.

De Vlaamse Regering voorziet in de vervanging van overleden of ontslagen leden. Als een lid vervangen wordt in de loop van de vijfjarige termijn, wordt zijn mandaat voleindigd door zijn vervanger.

Art. 32.§ 1. De Expertencommissie vergadert plenair.

De vergaderingen worden voorgezeten door de voorzitter en bij zijn afwezigheid door een vaste onafhankelijke expert. § 2. De commissie wordt bijgestaan door een secretaris, aangewezen door de secretaris-generaal onder de ambtenaren van het departement. § 3. De vergaderingen van de commissie zijn besloten, onverminderd § 4 en § 6. § 4. De commissie kan het departement op elk ogenblik verzoeken om tijdens de vergadering toelichting te geven bij de agendapunten. § 5. Ter vervulling van haar opdracht kan de commissie alle nodige informatie inwinnen bij administratieve overheden of bij de indiener van een beroep. § 6. De commissie kan te allen tijde externe deskundigen of betrokkenen uitnodigen om in een adviserende hoedanigheid deel te nemen aan haar vergaderingen en om hen te kunnen raadplegen over bijzondere vraagstukken. Ze verlaten de vergadering vóór de besluitvorming. § 7. De commissie kan, als ze dat nodig acht voor de uitvoering van haar taak, uit haar midden bijzondere werkgroepen samenstellen met een welomschreven opdracht van tijdelijke aard. § 8. De verslagen van de vergaderingen van de commissie vermelden : 1° de aanwezigheden;2° de essentie van de besprekingen;3° de adviezen die over de beroepsaanvraag;4° de uitslag van de eventuele stemmingen. § 9. De Vlaamse minister, bevoegd voor het onroerend erfgoed, stelt het huishoudelijk reglement van de commissie vast, na haar te hebben gehoord.

Art. 33 . De leden van de Expertencommissie hebben vrijheid van meningsuiting ten aanzien van de feiten waarvan zij kennis hebben uit hoofde van hun functie.

Het is hun enkel verboden feiten bekend te maken die betrekking hebben op het voorkomen en het bestraffen van strafbare feiten, de rechten en vrijheden van de burger, en in het bijzonder het recht op eerbied voor het privé-leven. Dit verbod geldt bovendien voor feiten met betrekking tot de voorbereiding van adviezen, zolang het advies nog niet tot een eindbeslissing heeft geleid.

De adviezen mogen niet aan derden worden bekendgemaakt, tenzij met toepassing van de regelgeving betreffende de openbaarheid van bestuur.

Art. 34 . De leden van de Expertencommissie ontvangen de presentiegelden en de reis- en verblijfkosten vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 1983 houdende sommige maatregelen tot harmonisatie van de werking en van de presentiegelden en vergoedingen van adviesorganen. Afdeling 2. - Procedure in eerste administratieve aanleg en in

administratief beroep bij werken waarvoor geen stedenbouwkundige vergunning vereist is Onderafdeling 1. - Toepassingsgebied Art. 35 . Deze afdeling is van toepassing op : 1° werken betreffende monumenten waarvoor geen stedenbouwkundige vergunning vereist is;2° werken betreffende niet als monument beschermde constructies binnen een stads- of dorpsgezicht waarvoor geen stedenbouwkundige vergunning vereist is. De werken, vermeld in het eerste lid, 1°, zijn onderworpen aan onderafdeling 2. Indien het agentschap RO-Vlaanderen de schriftelijke vergunning weigert, geldt onderafdeling 4.

De werken, vermeld in het eerste lid, 2°, zijn onderworpen aan onderafdeling 3. In het geval waarin het college van burgemeester en schepenen aan de aanmelder van werken, vermeld in het eerste lid, 2°, meedeelt dat een schriftelijke vergunning door het agentschap RO-Vlaanderen vereist is, dan zijn onderafdeling 2 en 4 ook van toepassing op de vergunningsprocedure die volgt op dergelijke mededeling.

Indien voor werken een stedenbouwkundige vergunning vereist is, geldt artikel 11, § 4, vierde lid, van het decreet.

Onderafdeling 2. - Schriftelijke vergunning Art. 36 . § 1. Aanvragen voor een schriftelijke vergunning worden door de eigenaar, vruchtgebruiker of concessiehouder ingediend bij het agentschap RO-Vlaanderen, bij aangetekend schrijven, via afgifte tegen ontvangstbewijs of per elektronisch aangetekende zending.

Een aanvraag bestaat uit : 1° een nauwkeurige beschrijving van de werken;2° de aanwijzing van de precieze plaats waar de werken zullen worden uitgevoerd;3° de vermelding van het begin en het einde van de werken of werkzaamheden. Zo mogelijk wordt de aanvraag aangevuld met tekeningen of foto's. § 2. Binnen twintig dagen na de ontvangst van de aanvraag deelt het agentschap RO-Vlaanderen schriftelijk mee of de aanvraag al dan niet volledig is. Bij onvolledigheid wordt meegedeeld met welke gegevens de aanvraag moet worden aangevuld. § 3. Binnen een ordetermijn van dertig dagen na de ontvangst van de volledige aanvraag, levert het agentschap RO-Vlaanderen een schriftelijke vergunning af of deelt het zijn weigeringsbeslissing mee. § 4. De werken kunnen eerst na het verkrijgen van de schriftelijke vergunning worden uitgevoerd. De uitvoering geschiedt conform de in de schriftelijke vergunning gestipuleerde voorwaarden.

Onderafdeling 3. - Meldingen Art. 37 . Een melding in de zin van artikel 11, § 4, derde lid, van het decreet, wordt verricht bij aangetekend schrijven, via afgifte tegen ontvangstbewijs of per elektronisch aangetekende zending.

Een melding bestaat uit : 1° een nauwkeurige beschrijving van de werken;2° de aanwijzing van de precieze plaats waar de werken zullen worden uitgevoerd;3° de vermelding van het begin en het einde van de werken of werkzaamheden. Zo mogelijk wordt de melding aangevuld met tekeningen of foto's.

Indien voor de werken tevens een stedenbouwkundige melding moet worden verricht, wordt de melding in de zin van dit artikel toegevoegd aan het dossier van de stedenbouwkundige melding.

Art. 38 . Het college van burgemeester en schepenen kan niet oordelen dat aangemelde werken van aard zijn om de wezenlijke eigenschappen van een stads- of dorpsgezicht te verstoren in de zin van artikel 11, § 4, tweede lid, van het decreet, indien deze werken niet zichtbaar zijn vanaf een openbare weg of opgenomen in de daartoe opgestelde lijst van werken horende bij een goedgekeurd herwaarderingsplan.

Onderafdeling 4. - Administratief beroep Art. 39 . Deze onderafdeling betreft het georganiseerd administratief beroep in de zin van artikel 11, § 4/1, van het decreet, verder "het beroep" genoemd.

Art. 40 . § 1. Het beroep wordt bezorgd aan het departement, bij aangetekend schrijven, via afgifte tegen ontvangstbewijs of per elektronisch aangetekende zending. Het beroep wordt ingesteld binnen een termijn van dertig dagen die ingaat de dag na deze waarop de beslissing van het agentschap RO-Vlaanderen werd betekend.

Het beroepschrift wordt gedagtekend en bevat : 1° de naam het adres van de indiener van het beroep;2° een kopie van de aanvraag voor de schriftelijke vergunning;3° een kopie van de bestreden beslissing;4° een omschrijving van de ingeroepen middelen. Het beroepschrift wordt ondertekend door de indiener van het beroep of zijn raadsman.

Wanneer woonplaatskeuze wordt gedaan bij de raadsman van de indiener van het beroep, dan wordt dat eveneens in het beroepschrift aangegeven.

De vereisten, vermeld in het eerste, tweede en derde lid, zijn voorgeschreven op straffe van onontvankelijkheid. § 2. De indiener van het beroep kan aan het beroepschrift de overtuigingsstukken toevoegen die hij nodig acht.

De overtuigingsstukken worden door de indiener van het beroep gebundeld en op een inventaris ingeschreven. § 3. Een beroepsschrift kan lopende de indieningstermijn worden vervangen door een nieuw beroepschrift dat uitdrukkelijk de intrekking van het eerdere beroepsschrift bevestigt.

Art. 41.Binnen dertig dagen na de ontvangst van het beroepschrift zendt het departement aan de indiener van het beroep een ontvankelijkheidsbewijs, of een mededeling dat het dossier onontvankelijk is.

Art. 42 . Het departement legt ontvankelijke dossiers voor aan de Expertencommissie, die binnen dertig dagen na de ontvangst van het dossier een advies uitbrengt. Het advies omvat een voorstel van beslissing.

De adviseringstermijn wordt verlengd met een termijn van dertig dagen indien de Expertencommissie het nodig acht om bij de administratieve overheden of bij de indiener van het beroep bijkomende stukken op te vragen.

Art. 43.De secretaris van de Expertencommissie bezorgt het commissieadvies aan de Vlaamse minister, bevoegd voor het onroerend erfgoed, die een beslissing neemt, binnen dertig dagen na de ontvangst van het commissieadvies.

Het departement bezorgt de ministeriële beslissing aan de indiener van het beroep. Afdeling 3. - Procedure inzake het administratief beroep bij werken

waarvoor een stedenbouwkundige vergunning vereist is Art. 44 . Deze afdeling is van toepassing op administratieve beroepen bij de deputatie tegen een beslissing houdende de toekenning of de weigering van een stedenbouwkundige vergunning, in zoverre in het beroepschrift middelen worden opgeworpen tegen het advies van het agentschap dat op bindende wijze aangeeft of de schriftelijke vergunning al dan niet mag worden verleend.

Art. 45 . Binnen dertig dagen na de ontvangst van het administratief beroep wint de deputatie bij de Expertencommissie een advies in over de beroepsmiddelen die betrekking hebben op het advies van het agenschap.

De adviesvraag wordt bezorgd aan het departement, bij aangetekend schrijven, via afgifte tegen ontvangstbewijs of per elektronisch aangetekende zending.

De adviesaanvraag bevat een kopie van : 1° de aanvraag tot stedenbouwkundige vergunning;2° de bestreden beslissing;3° het beroepschrift. Art. 46 . Het departement legt de adviesvragen binnen dertig dagen na de ontvangst ervan voor aan de Expertencommissie.

De commissie brengt haar advies uit binnen dertig dagen na de ontvangst van het dossier een advies uitbrengt.

De adviseringstermijn wordt verlengd met een termijn van dertig dagen indien de Expertencommissie het nodig acht om bij de administratieve overheden bijkomende stukken op te vragen.

Art. 47 . De secretaris van de Expertencommissie bezorgt het commissieadvies aan de deputatie.

Onderaan het commissieadvies wordt uitdrukkelijk vermeld dat de deputatie ingevolge artikel 11, § 4/2, tweede lid, van het decreet slechts een beslissing kan nemen over de toekenning of de weigering van de schriftelijke vergunning in zoverre zij het advies van de commissie overneemt. Afdeling 4. - Aanvullende taken Expertencommissie

Art. 48 . Het hoofd van het agentschap mag de Expertencommissie geheel of gedeeltelijk belasten met de adviesopdrachten die op 31 augustus 2009 uitgeoefend worden door de Second Opinion-commissie in de schoot van het agentschap. »

Art. 7.In hetzelfde besluit worden de bestaande artikelen 31 en 32 hernummerd tot de artikelen 49 en 50, met dien verstande dat in het aldus hernummerde artikel 50 de woorden "van Verkeer, Buitenlandse Handel en Staatshervorming" vervangen worden door de woorden ", bevoegd voor het onroerend erfgoed,".

Art. 8.In artikel 3, tweede lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 mei 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap zonder rechtspersoonlijkheid Vlaams Instituut voor het Onroerend Erfgoed, toegevoegd bij besluit van de Vlaamse Regering van 23 juni 2006, worden de woorden "de Vlaamse minister, bevoegd voor de Monumenten en Landschappen," vervangen door de woorden "het hoofd van het Vlaams Instituut voor het Onroerend Erfgoed".

Art. 9.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2010, met uitzondering van artikel 8, dat in werking treedt op 1 september 2009.

Art. 10.De Vlaamse minister, bevoegd voor het onroerend erfgoed, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 5 juni 2009.

De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS Vlaams minister van Financiën en Begroting en Ruimtelijke Ordening, D. VAN MECHELEN

^