Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 05 oktober 2007
gepubliceerd op 07 november 2007

Besluit tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 27 augustus 2004 betreffende de erkenning en subsidiëring van centra voor loopbaandienstverlening en tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 23 september 2005 tot uitvoering van het decreet van 30 april 2004 betreffende het verwerven van een titel van beroepsbekwaamheid

bron
vlaamse overheid
numac
2007036910
pub.
07/11/2007
prom.
05/10/2007
ELI
eli/besluit/2007/10/05/2007036910/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

5 OKTOBER 2007. - Besluit tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 27 augustus 2004 betreffende de erkenning en subsidiëring van centra voor loopbaandienstverlening en tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 23 september 2005 tot uitvoering van het decreet van 30 april 2004 betreffende het verwerven van een titel van beroepsbekwaamheid


De Vlaamse Regering, Gelet op het decreet van 8 december 2000 houdende diverse bepalingen, inzonderheid op artikel 16;

Gelet op het decreet van 8 november 2002 houdende de oprichting van de VZW ESF-Agentschap, gewijzigd bij het decreet van 22 december 2006;

Gelet op het decreet van 19 december 2003 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 2004, inzonderheid op artikel 102;

Gelet op het decreet van 30 april 2004 betreffende het verwerven van de titel van beroepsbekwaamheid, inzonderheid op de artikelen 7, § 2, 8, derde lid, en 10;

Gelet op het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap « Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding », gewijzigd bij het decreet van 27 april 2007;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 18 juli 2003 betreffende de opleidings- en begeleidingscheques voor werknemers, inzonderheid op artikelen 4, § 3, en 5;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 27 augustus 2004 betreffende de erkenning en subsidiëring van centra voor loopbaandienstverlening;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 23 september 2005 tot uitvoering van het decreet van 30 april 2004 betreffende het verwerven van een titel van beroepsbekwaamheid;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 3 juli 2007;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de Begroting, gegeven op 19 juli 2007;

Gelet op het verzoek om spoedbehandeling, gemotiveerd door de omstandigheid dat dit besluit noodzakelijk is voor de toewijzing van de hefboommiddelen 2007, de toewijzing van die middelen vóór 15 december 2007 dient te gebeuren en de oproepen met het oog op die datum uiterlijk gelanceerd kunnen worden op 15 juli 2007;

Gelet op het advies van de Raad van State nr. 43.453/1/V, gegeven op 21 augustus 2007, met toepassing van artikel 84, § 1, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Werk, Onderwijs en Vorming;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Wijzigingsbepalingen aan het besluit van de Vlaamse Regering van 27 augustus 2004 betreffende de erkenning en subsidiëring van centra voor loopbaandienstverlening

Artikel 1.In artikel 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 27 augustus 2004 betreffende de erkenning en subsidiëring van centra voor loopbaandienstverlening worden punten 2°, 4°, 5°, 6°, 7° en 11°, vervangen door wat volgt : « 2° het ESF-Agentschap : het privaatrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap ESF-Agentschap Vlaanderen, vermeld in artikel 2, § 1, van het decreet van 8 november 2002 houdende de oprichting van de VZW ESF-Agentschap; 4° loopbaandienstverlening : loopbaandienstverlening als bedoeld in artikel 102, derde lid, van het decreet, zijnde de professionele ondersteuning van de werkende bij het nemen van loopbaankeuzen en -beslissingen tijdens een proces waarbij het ontdekken, het versterken of het ontwikkelen van de competenties die nodig zijn om de loopbaan actief te beheren, centraal staan met als doelstelling de arbeidsmarktpositie van de werkende te versterken;5° de werkende : de werkende, vermeld in artikel 102 van het decreet;6° kansengroepen : personen die behoren tot een van de volgende groepen : a) allochtoon : 1) personen met een sociaal-culturele herkomst van een ander land die legaal in België verblijven, die al dan niet Belg zijn geworden en die bovendien aan een van de volgende voorwaarden voldoen : i) zij of hun ouders zijn in het kader van gastarbeid en volgmigratie naar ons land gekomen; ii) ze hebben de status van ontvankelijk verklaarde asielzoeker of van vluchteling verkregen; iii) ze hebben door regularisatie recht op verblijf in België verworven; 2) personen die geen burger van de Europese Economische Ruimte zijn of van wie minstens een van de ouders of twee van de grootouders geen burger van de Europese Unie zijn;b) personen met een arbeidshandicap : mensen met een aantasting van hun mentale, psychische, lichamelijke of zintuiglijke mogelijkheden, voor wie het uitzicht op het verwerven en behouden van een arbeidsplaats en op vooruitgang op die plaats, langdurig en in belangrijke mate beperkt is of bedreigd wordt;c) ervaren werknemers : werknemers als vermeld in artikel 2, 2°, van het decreet van 8 mei 2002 houdende evenredige participatie op de arbeidsmarkt, die ouder zijn dan 50 jaar en jonger dan 65 jaar;d) kortgeschoolden : personen die aan een van de volgende voorwaarden voldoen : 1) ze zijn houder van ten hoogste een diploma van het lager secundair onderwijs;2) ze zijn houder van een getuigschrift van een middenstandsopleiding;3) ze zijn houder van een niet erkend buitenlands diploma;e) middengeschoolden : personen die houder zijn van ten hoogste een diploma van het hoger secundair onderwijs;7° sociale partners : de werkgevers-, middenstands-, landbouw- en werknemersorganisaties vertegenwoordigd in de SERV;11° de regels van het Europees Sociaal Fonds : de subsidiabiliteitsregels, vermeld in Verordening (EG) nr.1083/2006 van de Raad van 11 juli 2006 houdende algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds en het Cohesiefonds en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1260/1999, in Verordening (EG) nr. 1081/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2006 betreffende het Europees Sociaal Fonds en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1784/1999 en in Verordening (EG) nr. 1828/2006 van de Commissie van 8 december 2006 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad houdende algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds en het Cohesiefonds, en van Verordening (EG) nr. 1080/2006 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en opgenomen in de criteria voor Vlaanderen, bepaald door het Vlaams Monitoringscomité, vermeld in artikel 5bis van dit besluit. »

Art. 2.Aan artikel 1 van hetzelfde besluit worden punt 13° tot en met 24° toegevoegd, die luiden als volgt : « 13° verkort traject loopbaandienstverlening : de korte begeleiding waarbij de werkende bewust wordt gemaakt van zijn loopbaanperspectief en waarbij zijn loopbaancompetenties worden versterkt;14° traject nazorg : de korte begeleiding die op zijn vroegst 6 maanden en uiterlijk 15 maanden na de afloop van een traject loopbaandienstverlening plaatsvindt, met als doelstelling de realisatiegraad van het persoonlijk ontwikkelingsplan van de werkende te versterken;15° het Departement Werk en Sociale Economie : het Departement Werk en Sociale Economie van de Vlaamse overheid;16° het Departement Economie, Wetenschap en Innovatie : het Departement Economie, Wetenschap en Innovatie van de Vlaamse overheid;17° het Departement Onderwijs : het Departement Onderwijs en Vorming van de Vlaamse overheid;18° SERV : de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen, opgericht bij het decreet van 7 mei 2004 inzake de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen;19° RESOC : het regionaal sociaal-economisch overlegcomité vermeld in artikel 1, 6°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 22 oktober 2004 betreffende de erkenning en subsidiëring van regionale samenwerkingsverbanden;20° SERR : de Sociaal-Economische Raad van de Regio, vermeld in artikel 12 van het besluit van de Vlaamse Regering van 7 mei 2004 betreffende het statuut, de werking, de taken en de bevoegdheden van de erkende regionale samenwerkingsverbanden, de sociaal-economische raden van de regio en de regionale sociaal-economische overlegcomités;21° ERSV : het Erkend Regionaal Samenwerkingsverband, vermeld in artikel 3 van het besluit van de Vlaamse Regering van 7 mei 2004 betreffende het statuut, de werking, de taken en de bevoegdheden van de erkende regionale samenwerkingsverbanden, de sociaal-economische raden van de regio en de regionale sociaal-economische overlegcomités;22° VDAB : het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding, opgericht bij artikel 3 van het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding;23° het Subsidieagentschap : het Vlaams Subsidieagentschap voor Werk en Sociale Economie, opgericht bij artikel 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 21 oktober 2005 tot oprichting van het Vlaams Subsidieagentschap voor Werk en Sociale Economie;24° Syntra Vlaanderen : het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap Vlaams Agentschap voor Ondernemersvorming Syntra Vlaanderen, opgericht bij het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap Vlaams Agentschap voor Ondernemersvorming - Syntra Vlaanderen.»

Art. 3.In artikel 2, § 2, van hetzelfde besluit worden de woorden « bepaalt de periodes voor het indienen van aanvragen tot erkenning en » geschrapt.

Art. 4.In artikel 4 van hetzelfde besluit wordt de zin « Binnen de grenzen van de daartoe goedgekeurde begrotingskredieten kan een subsidie worden toegekend aan de erkende centra voor loopbaandienstverlening » vervangen door de zin : « Binnen de grenzen van de daartoe goedgekeurde begrotingskredieten kan aan de erkende centra voor loopbaandienstverlening een subsidie worden toegekend voor projecten in verband met loopbaandienstverlening ».

Art. 5.Aan artikel 4, 8°, van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : « 1° het woord « tweehonderd » wordt vervangen door het woord « tweehonderd vijftig »; 2° de woorden « uiterlijk na twee jaar werking » worden vervangen door de woorden « uiterlijk na één jaar werking ».»

Art. 6.Aan artikel 4 van hetzelfde besluit wordt een punt 9° toegevoegd, dat luidt als volgt : « 9° het opmaken van een portfolio tijdens een verkort traject loopbaandienstverlening en het opmaken van een persoonlijk ontwikkelingsplan tijdens een volledig traject van loopbaandienstverlening. Tijdens het traject nazorg wordt het persoonlijk ontwikkelingsplan geactualiseerd. »

Art. 7.Aan artikel 5, § 1, van hetzelfde besluit worden een punt 5° en 6° toegevoegd, die luiden als volgt : « 5° voor het verkort traject loopbaandienstverlening een vergoeding van maximaal 150 euro betalen. Kansengroepen betalen maximaal 25 euro; 6° voor de werkende die behoort tot een van de kansengroepen, wordt het traject nazorg gratis aangeboden.»

Art. 8.Aan artikel 5 van hetzelfde besluit worden een § 4 en een § 5 toegevoegd, die luiden als volgt : « § 4. Voor de aanvraag van de subsidie dienen de erkende centra voor loopbaandienstverlening een gestandaardiseerd aanvraagformulier in bij het ESF-Agentschap. De nadere voorwaarden voor de inhoud en de indiening van dat aanvraagformulier worden door het ESF-Agentschap vastgelegd. § 5. Het ESF-Agentschap onderzoekt de subsidieaanvragen voor de projecten, vermeld in artikel 4 op hun overeenstemming met de ontvankelijkheidscriteria, vermeld in dit artikel 4. »

Art. 9.In hetzelfde besluit wordt een artikel 5bis ingevoegd, dat luidt als volgt : «

Art. 5bis.§ 1. Er wordt een ad hoc commissie opgericht, genaamd Vlaams monitoringscomité. Het Vlaams Monitoringscomité bestaat uit : 1° zes vertegenwoordigers van de Vlaamse sociale partners, voorgedragen door de SERV;2° een vertegenwoordiger van het Departement Werk en Sociale Economie;3° een vertegenwoordiger van het Departement Onderwijs en Vorming;4° een vertegenwoordiger van het Departement Economie, Wetenschap en Innovatie;5° een vertegenwoordiger van het Subsidieagentschap;6° een vertegenwoordiger van de SERV;7° een vertegenwoordiger van Syntra Vlaanderen;8° twee vertegenwoordigers van de VDAB;9° twee vertegenwoordigers van de administratie;10° een vertegenwoordiger van de niet-gouvernementele organisaties die beschikken over expertise met betrekking tot het arbeidsmarktbeleid;11° een vertegenwoordiger van de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten;12° een vertegenwoordiger van de minister, bevoegd voor het Onderwijs;13° een vertegenwoordiger van de minister, bevoegd voor de Werkgelegenheid;14° een vertegenwoordiger van de minister, bevoegd voor de Sociale Economie;15° een vertegenwoordiger van de minister, bevoegd voor de Economie;16° een vertegenwoordiger van de minister, bevoegd voor het Buitenlands Beleid;17° een vertegenwoordiger van de minister-president van de Vlaamse Regering. Aan de vergaderingen kunnen een vertegenwoordiger van de Europese Commissie, van de certificiëringsautoriteit, van de auditautoriteit, en deskundigen deelnemen met raadgevende stem. § 2. Het Vlaams monitoringscomité heeft als opdracht de beslissingen en rangschikkingen die overeenkomstig artikel 6 van dit besluit worden verstrekt, te bekrachtigen of, indien het evaluatiecollege, vermeld in artikel 6 van dit besluit, geen overeenstemming bereikt, zelf een rangschikking en besluit te formuleren over de ontvankelijk verklaarde aanvragen. § 3. Het Vlaams monitoringscomité beslist bij consensus. § 4. Het Vlaams monitoringscomité stelt een huishoudelijk reglement op, dat door de minister wordt bekrachtigd. § 5. Het Vlaams monitoringscomité kan een of meerdere van zijn taken delegeren aan werkgroepen die zijn samengesteld uit zijn leden en worden thematische, horizontale, evaluatie- of geschillencommissies genoemd. »

Art. 10.Artikel 6 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : «

Art. 6.§ 1. Het Vlaams monitoringscomité stelt een evaluatiecollege aan dat bestaat uit minstens twee onafhankelijke beoordelaars en een vertegenwoordiger van de administratie. Dat evaluatiecollege beoordeelt de aanvragen voor subsidies die overeenkomstig artikel 5, § 5, ontvankelijk werden verklaard op hun inhoudelijke en financiële kwaliteiten op basis van de volgende criteria : 1° de relevantie van het project ten aanzien van het beleid en de belanghebbenden, waaronder de aandacht voor de tewerkstelling van kansengroepen;2° de haalbaarheid van het project ten aanzien van de doelen, het werkprogramma en de duurzaamheid;3° het beheer van het project ten aanzien van management, voortgang en evaluatie, waarbij onder meer rekening kan worden gehouden met de aanwezigheid van een cliëntvolgsysteem. Het evaluatiecollege rangschikt de ontvankelijk verklaarde aanvragen op basis van de bovenvermelde criteria, stelt een gemotiveerd advies op en legt die rangschikking en dat advies ter bekrachtiging voor aan het Vlaams monitoringscomité. Indien het evalutiecollege geen overeenstemming bereikt over de rangschikking en het gemotiveerde advies van de ontvankelijk verklaarde aanvragen, beslist het Vlaams monitoringscomité, overeenkomstig artikel 5bis, § 2, van dit besluit. § 2. De termijn tussen het indienen van de aanvraag bij de administratie en de beslissing van het Vlaams monitoringscomité overeenkomstig artikel 5bis, § 2, bedraagt maximaal drie maanden. »

Art. 11.Artikel 8 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : «

Art. 8.Het erkende centrum waarvan de aanvraag voor subsidiëring overeenkomstig artikel 5bis, § 2, werd goedgekeurd, ontvangt jaarlijks een basisfinanciering van 50.000 euro om een kwaliteitsvolle loopbaandienstverlening uit te bouwen en de inhoudelijke uitwerking, promotie of sensibiliseringsactiviteiten en administratieve voortgangscontrole inzake loopbaandienstverlening te realiseren en uit te bouwen.

Het volledige traject loopbaandienstverlening wordt per werkende voor minimaal zes contacturen en maximaal achttien contacturen gesubsidieerd. Het volledige traject loopbaandienstverlening van de werkenden, die behoren tot de kansengroepen, wordt voor maximaal 25 contacturen gesubsidieerd. Het erkende centrum voor loopbaandienstverlening ontvangt een subsidie van maximaal 800 euro per werkende van wie de loopbaan door het desbetreffende centrum volwaardig wordt begeleid overeenkomstig dit besluit voor het hierboven vermelde maximum aantal contacturen van respectievelijk 18 en 25 uren. Indien die werkende al een verkort traject volgde, wordt de maximale subsidie van 800 euro verminderd met 200 euro. De werkende behoudt in dat geval zijn recht op het maximumaantal contacturen.

Tijdens het kalenderjaar van het zesde uur begeleiding ontvangt het erkende centrum voor loopbaandienstverlening eveneens een eenmalige subsidie van 800 euro voor de werkende die wordt begeleid via het volledige traject loopbaandienstverlening, vermeld in artikel 8, tweede lid, van dit besluit.

Het verkort traject loopbaandienstverlening wordt per werkende voor minimaal twee contacturen en maximaal vijf contacturen gesubsidieerd voor een totaal maximumbedrag van 200 euro. Die verkorte trajecten mogen maximaal vijftien procent uitmaken van de volledige werking van het erkende centrum voor loopbaandienstverlening. Het erkend centrum voor loopbaandienstverlening mag bovendien voor de verkorte trajecten geen promotie voeren.

Het traject nazorg wordt per werkende, die behoort tot de kansengroepen voor minimaal twee contacturen en maximaal vier contacturen gesubsidieerd voor een totaal maximumbedrag van 200 euro.

De gesubsidieerde basis omvat alle kosten die toegestaan zijn volgens de regels van het Europees Sociaal Fonds. »

Art. 12.In artikel 10 van hetzelfde besluit wordt de zin « De minister bepaalt de periodes voor het indienen van aanvragen voor subsidies » geschrapt.

Art. 13.In hetzelfde besluit wordt een artikel 12bis ingevoegd, dat luidt als volgt : «

Art. 12bis.§ 1. De subsidies binnen dit hoofdstuk worden toegekend binnen de voorwaarden en de grenzen vermeld in de Verordening (EG) nr. 68/2001 van de Commissie van 12 januari 2001 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-verdrag op de opleidingssteun (gepubliceerd in PB L 10 van 13 januari 2001, blz. 20). »

Art. 14.Artikel 13 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : « Art.13. Het ESF-Agentschap en de afdeling Inspectie Werk en Sociale Economie van het Departement Werk en Sociale Economie zijn gerechtigd om controle uit te oefenen op de naleving van dit besluit en op de aanwending van de toegekende gelden overeenkomstig artikel 56 van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991. »

Art. 15.In artikel 14 van hetzelfde besluit worden tussen de woorden « de sociaalrechtelijke inspecteurs » en de woorden « nemen de nodige maatregelen » de woorden « en het ESF-Agentschap » ingevoegd.

Art. 16.Aan artikel 15 van hetzelfde besluit worden de woorden « en aan het ESF-Agentschap » toegevoegd. HOOFDSTUK II. - Wijzigingsbepalingen aan het besluit van de Vlaamse Regering van 23 september 2005 tot uitvoering van het decreet van 30 april 2004 betreffende het verwerven van een titel van beroepsbekwaamheid

Art. 17.In artikel 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 23 september 2005 tot uitvoering van het decreet van 30 april 2004 betreffende het verwerven van een titel van beroepsbekwaamheid, worden punten 5°, 9°, 17° en 18° vervangen door wat volgt : « 5° kansengroepen : personen die behoren tot een van de volgende groepen : a) allochtoon : 1) personen met een sociaal-culturele herkomst van een ander land die legaal in België verblijven, die al dan niet Belg zijn geworden en die bovendien aan een van de volgende voorwaarden voldoen : i) zij of hun ouders zijn in het kader van gastarbeid en volgmigratie naar ons land gekomen; ii) ze hebben de status van ontvankelijk verklaarde asielzoeker of van vluchteling verkregen; iii) ze hebben door regularisatie recht op verblijf in België verworven; 2) personen die geen burger van de Europese Economische Ruimte zijn of van wie minstens een van de ouders of twee van de grootouders geen burger van de Europese Unie zijn;b) personen met een arbeidshandicap : mensen met een aantasting van hun mentale, psychische, lichamelijke of zintuiglijke mogelijkheden, voor wie het uitzicht op het verwerven en behouden van een arbeidsplaats en op vooruitgang op die plaats, langdurig en in belangrijke mate beperkt is of bedreigd wordt;c) ervaren werknemers : werknemers als vermeld in artikel 2, 2°, van het decreet van 8 mei 2002 houdende evenredige participatie op de arbeidsmarkt, die ouder zijn dan 50 jaar en jonger dan 65 jaar;d) kortgeschoolden : personen die aan een van de volgende voorwaarden voldoen : 1) ze zijn houder van ten hoogste een diploma van het lager secundair onderwijs;2) ze zijn houder van een getuigschrift van een middenstandsopleiding;3) ze zijn houder van een niet-erkend buitenlands diploma;e) middengeschoolden : personen die houder zijn van ten hoogste een diploma van het hoger secundair onderwijs;9° het Departement Werk en Sociale Economie : het Departement Werk en Sociale Economie van de Vlaamse overheid;17° het ESF-Agentschap : het privaatrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap ESF-Agentschap Vlaanderen, vermeld in artikel 2, § 1, van het decreet van 8 november 2002 houdende de oprichting van de VZW ESF-Agentschap;18° de regels van het Europees Sociaal Fonds : de subsidiabiliteitsregels, vermeld in Verordening (EG) nr.1083/2006 van de Raad van 11 juli 2006 houdende algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds en het Cohesiefonds en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1260/1999, in Verordening (EG) nr. 1081/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2006 betreffende het Europees Sociaal Fonds en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1784/1999 en in Verordening (EG) nr. 1828/2006 van de Commissie van 8 december 2006 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad houdende algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds en het Cohesiefonds, en van Verordening (EG) nr. 1080/2006 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling. »

Art. 18.In hetzelfde besluit wordt een artikel 6bis ingevoegd, dat luidt als volgt : «

Art. 6bis.Een erkende beoordelingsinstantie kan bij de uitvoering van het project, een beroep doen op personen die geen werknemers zijn van de beoordelingsinstanties, op voorwaarde dat die personen aan de volgende voorwaarden voldoen : 1° het zijn natuurlijke personen;2° ze beschikken over expertise met betrekking tot het beoordelen van competenties, namelijk : (a) ze zijn vertrouwd met de beroepsuitoefening die verbonden is aan de titel van beroepsbekwaamheid;(b) ze beschikken over bewezen kennis en effectieve ervaring van minstens een jaar met betrekking tot het beoordelen van verworven competenties.De minister kan nadere ervaring gelijkstellen met bovengenoemde ervaring in het beoordelen van verworven competenties aan de hand van een curriculum vitae waarin de relevante ervaring wordt bewezen. Bij minder dan een jaar ervaring dient de beoordelaar onder rechtstreekse supervisie van een meer ervaren beoordelaar te werken. De meer ervaren beoordelaar draagt in dat geval ook de eindverantwoordelijkheid voor het verloop van de beoordeling; (c) ze hebben voor de dienstverlening inzake het beoordelen van competenties, een training gevolgd die gericht is op de ontwikkeling van de eigen deskundigheid met betrekking tot het vervullen van de dienstverlening, vermeld in artikel 7;3° ze oefenen alleen de taken uit, vermeld in artikel 7, 4°;4° ze ontvangen voor de uitoefening van de taken, vermeld in artikel 7, 4°, maximaal 125 euro per uur van de beoordelingsinstantie, zonder dat de totaal uitgekeerde vergoeding voor de uitoefening van die taken meer mag bedragen dan dertig procent van de totale subsidie, vermeld in artikel 9 van dit besluit;4° ze leveren zelf geen doelpubliek aan voor de beoordeling.»

Art. 19.Aan artikel 7 van hetzelfde besluit wordt een punt 9° toegevoegd, dat luidt als volgt : « 9° het registreren van de begeleidings- en beoordelingsacties van de aanvragers door middel van een cliëntvolgsysteem. »

Art. 20.In artikel 12 van hetzelfde besluit worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 1 wordt vervangen door wat volgt : « § 1.Om een kwaliteitsvolle dienstverlening uit te bouwen overeenkomstig artikel 6 en 7, alsook om de inhoudelijke uitwerking, promotie en sensibiliseringsactiviteiten en de administratieve voortgangscontrole ervan te realiseren, ontvangt de erkende beoordelingsinstantie een eenmalige opstartvergoeding ten bedrage van 15.000 euro, vermeerderd met een bedrag van 5.000 euro per extra titel waarvoor de erkende beoordelingsinstantie optreedt. » 2° in § 2 wordt het getal « 200 » vervangen door het getal « 240 »;3° in § 3 worden de getallen « 800 », « 1 000 », en « 1 200 » respectievelijk vervangen door de getallen « 960 », « 1 200 » en « 1 440 ».

Art. 21.Aan artikel 12 van hetzelfde besluit wordt een § 4 toegevoegd, die luidt als volgt : « § 4. De subsidieerbare basis omvat alle kosten die zijn toegestaan volgens de regels van het Europees Sociaal Fonds. Indien de aanvrager een sectoraal opleidingsfonds is, is er geen verplichting tot een sectorale inbreng van twintig procent. »

Art. 22.Artikel 13 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : «

Art. 13.Jaarlijks kan op verzoek van de erkende beoordelingsinstantie een voorschot van één vijfde van de totale goedgekeurde subsidie worden uitbetaald overeenkomstig de regels van het Europees Sociaal Fonds. Het saldo van de toegekende subsidie wordt uitgekeerd overeenkomstig de regels van het Europees Sociaal Fonds. »

Art. 23.In hetzelfde besluit wordt een artikel 15bis ingevoegd, dat luidt als volgt : «

Art. 15bis.§ 1. De subsidies binnen dit hoofdstuk worden toegekend binnen de voorwaarden en de grenzen vermeld in de Verordening (EG) nr. 68/2001 van de Commissie van 12 januari 2001 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-verdrag op de opleidingssteun (gepubliceerd in PB L 10 van 13 januari 2001, blz. 20). » HOOFDSTUK III. - Slot- en overgangsbepalingen

Art. 24.De subsidies die voor de inwerkingtreding van dit besluit op basis van het besluit van de Vlaamse Regering van 27 augustus 2004 betreffende de erkenning en subsidiëring van centra voor beroepsopleiding aan de erkende centra voor loopbaandienstverlening werden toegekend, kunnen verder worden uitgekeerd voor de resterende termijnen.

Art. 25.De subsidies die voor de inwerkingtreding van dit besluit op basis van het besluit van de Vlaamse Regering van 23 september 2005 tot uitvoering van het decreet van 30 april 2004 betreffende het verwerven van een titel van beroepsbekwaamheid werden toegekend, kunnen verder worden uitgekeerd voor de resterende termijnen.

Art. 26.Dit besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.

Art. 27.De Vlaamse minister, bevoegd voor de Beroepsomscholing en -bijscholing is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 5 oktober 2007.

De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Werk, Onderwijs en Vorming, F. VANDENBROUCKE

^