Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 06 september 2002
gepubliceerd op 06 november 2002

Besluit van de Vlaamse regering betreffende tijdelijke projecten inzake kunstinitiatie voor kansarme en/of allochtone minderjarigen

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2002036372
pub.
06/11/2002
prom.
06/09/2002
ELI
eli/besluit/2002/09/06/2002036372/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

6 SEPTEMBER 2002. - Besluit van de Vlaamse regering betreffende tijdelijke projecten inzake kunstinitiatie voor kansarme en/of allochtone minderjarigen


De Vlaamse regering, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, inzonderheid op artikel 20;

Gelet op het decreet van 28 juni 2002 betreffende gelijke onderwijskansen-I, inzonderheid op hoofdstuk VIII;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de Begroting, gegeven op 2 juli 2002;

Gelet op het protocol nr. 470 van 19 juli 2002 houdende de conclusies van de onderhandelingen die gevoerd werden in de gemeenschappelijke vergadering van het sectorcomité X en van onderafdeling "Vlaamse Gemeenschap" van afdeling 2 van het comité voor de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten;

Gelet op het protocol nr. 238 van 19 juli 2002 houdende de conclusies van de onderhandelingen die gevoerd werden in de vergadering van het overkoepelend onderhandelingscomité van het vrij gesubsidieerd onderwijs;

Gelet op het verzoek om spoedbehandeling, gemotiveerd door de omstandigheid dat er, gelet op de ingangsdatum van 1 september 2002, zo spoedig mogelijk rechtszekerheid dient te bestaan over de hoegrootheid, de aard en de aanwending van de extra middelen in het kader van het tijdelijk project kunstinitiatie met het oog op de noodzakelijke voorbereiding van het schooljaar 2002-2003;

Gelet op het advies 33.945/1/V van de Raad van State, gegeven op 29 juli 2002, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Onderwijs en Vorming;

Na beraadslaging, HOOFDSTUK I. - Inleidende bepaling

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° decreet : het decreet van 28 juni 2002 betreffende gelijke onderwijskansen-I;2° departement : het departement Onderwijs van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap;3° minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor het Onderwijs. HOOFDSTUK II. - Toekenning van de middelen Afdeling 1. - Algemeen

Art. 2.Overeenkomstig artikel VIII.1 van het decreet kent de minister jaarlijks, binnen de perken van de beschikbare begrotingskredieten en na advies van de in artikel 5 bedoelde beoordelingscommissie, extra lestijden en/of uren-leraar en/of middelen toe aan de in artikel VIII.3, eerste lid, van het decreet bedoelde instanties.

Onder « kansarme en/of allochtone minderjarigen », zoals bedoeld in artikel VIII.1, eerste lid, van het decreet, wordt verstaan de minderjarigen die voldoen aan één of meer van de volgende voorwaarden : 1° het gezin leeft van een vervangingsinkomen;2° de minderjarige is tijdelijk of permanent buiten het eigen gezinsverband opgenomen door een gezin of persoon, een voorziening of een sociale dienst, bedoeld in de gecoördineerde decreten van 4 april 1990 inzake bijzondere jeugdbijstand, met uitzondering van de internaten gefinancierd of gesubsidieerd door het departement;3° de ouders behoren tot de trekkende bevolking;4° de moeder is niet in het bezit van een diploma van het secundair onderwijs, een studiegetuigschrift van het tweede leerjaar van de derde graad van het beroepssecundair onderwijs of van een daarmee gelijkwaardig studiebewijs;5° de taal die gebruikt wordt voor de gangbare communicatie in het gezin is niet het Nederlands;6° de minderjarige volgt onthaalonderwijs of volgde het voorafgaande schooljaar onthaalonderwijs. Afdeling 2. - Aanvragen voor een tijdelijk project

Art. 3.§ 1. De in artikel VIII.3, eerste lid, van het decreet bedoelde instanties die in aanmerking wensen te komen voor de ondersteuning bedoeld in artikel 2, eerste lid, dienen een aanvraag in bij het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, departement Onderwijs, afdeling Deeltijds Kunstonderwijs, Hendrik Consciencegebouw, Koning Albert II-laan 15, 1210 Brussel. § 2. De aanvragen bevatten ten minste volgende gegevens : 1° de identificatie van de instantie.In het geval overeenkomstig artikel VIII.3, tweede lid, van het decreet een samenwerkingsovereenkomst wordt gesloten, wordt één instantie aangeduid als initiatiefnemer; 2° een uiteenzetting van het project : - situering en omschrijving van het tijdelijk project; - afbakening van de doelgroep; - de wijze waarop de toeleiding van minderjarigen naar het deeltijds kunstonderwijs zal worden verzekerd; - een concrete bepaling van de gevraagde extra lestijden en/of uren-leraar en/of middelen. § 3. De aanvragen worden ingediend vóór 1 april voorafgaande aan het schooljaar waarin het tijdelijk project van start gaat.

Voor het schooljaar 2002-2003 kunnen de aanvragen tot 1 oktober 2002 worden ingediend. Afdeling 3. - Beoordeling van de aanvragen door een

beoordelingscommissie

Art. 4.§ 1. De in artikel 3 bedoelde aanvragen worden beoordeeld door een beoordelingscommissie, die als volgt is samengesteld : 1° 1 ambtenaar van de afdeling Deeltijds Kunstonderwijs van het departement;2° 1 ambtenaar van de afdeling Beleidsvoorbereiding Basisscholen of Secundaire scholen van het departement;3° 1 deskundige inzake gelijke onderwijskansen;4° 1 vertegenwoordiger van de Cultuurcel CANON van de Afdeling Informatie en Documentatie van het departement; 5° 1 vertegenwoordiger van de v.z.w. Vereniging van Vlaamse Cultuurcentra. § 2. De minister duidt de leden van de beoordelingscommissie aan.

Het commissielid bedoeld in § 1, 1°, fungeert als voorzitter van de beoordelingscommissie. § 3. De secretaris-generaal van het departement duidt binnen zijn administratie een ambtenaar aan die belast wordt met het secretariaat van de beoordelingscommissie.

Art. 5.Bij de beoordeling van de aanvragen hanteert de beoordelingscommissie volgende criteria : 1° de afstemming van het project op de strategieën bedoeld in artikel VIII.2 van het decreet; 2° de diversiteit aan deelnemende instanties. Samenwerkingsovereenkomsten waarbij ten minste één instelling voor deeltijds kunstonderwijs betrokken is, komen prioritair in aanmerking; 3° de hoegrootheid van de doelgroep die potentieel bij het project kunnen worden betrokken;4° de financiële en materiële laagdrempeligheid voor de doelgroep. Instanties die reeds deelnamen aan een project, worden eveneens beoordeeld op basis van de in artikel 7 bedoelde zelfevaluatie.

Art. 6.Op basis van de criteria bedoeld in artikel 5 adviseert de beoordelingscommissie de minister schriftelijk met betrekking tot : 1° de selectie van de projecten;2° de toekenning van de middelen per project. HOOFDSTUK III. - Zelfevaluatie en effectmeting

Art. 7.De initiatiefnemende instantie maakt jaarlijks ten behoeve van de onderwijsinspectie een zelfevaluatie op. Deze zelfevaluatie geeft tenminste aan op welke wijze de gehanteerde methodieken aansluiten bij de strategieën en doelstelling van het project.

Art. 8.De minister treft de nodige maatregelen om een effectmeting van de toegekende projectmiddelen te realiseren. HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen

Art. 9.Dit besluit treedt in werking op 1 september 2002.

Art. 10.De minister is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 6 september 2002.

De Minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Onderwijs en Vorming, M. VANDERPOORTEN

^