Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 08 december 1998
gepubliceerd op 13 februari 1999

Besluit van de Vlaamse regering houdende de toekenning van een toelage aan de universiteiten en hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap die deelnemen aan het Socrates-programma, hoofdstuk I Erasmus, studentenmobiliteit

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
1999035092
pub.
13/02/1999
prom.
08/12/1998
ELI
eli/besluit/1998/12/08/1999035092/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

8 DECEMBER 1998. - Besluit van de Vlaamse regering houdende de toekenning van een toelage aan de universiteiten en hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap die deelnemen aan het Socrates-programma, hoofdstuk I Erasmus, studentenmobiliteit


De Vlaamse regering, Gelet op de wetten van de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, inzonderheid op de artikelen 55 tot 58;

Gelet op het decreet van 19 december 1997 houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 1998, inzonderheid op artikel 13;

Gelet op het decreet van 7 juli 1998 houdende de aanpassing van de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 1998;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 16 november 1994 tot regeling van de begrotingscontrole, zoals gewijzigd bij besluit van de Vlaamse regering van 8 juli 1997;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor begroting, gegeven op 23 november 1998;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Onderwijs en Ambtenarenzaken;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.Een toelage van 31.000.000 fr. aan te rekenen op de kredieten ingeschreven op de begroting van de Vlaamse Gemeenschap, departement Onderwijs, voor het begrotingsjaar 1998, programma 39.20, basisallocatie 34.05, wordt toegekend als bijdrage in de studentenmobiliteit voor het SOCRATES-programma, hoofdstuk I ERASMUS voor het academiejaar 1998-99 aan volgende universiteiten en hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Art. 2.De Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, wordt gemachtigd de toelage te verdelen aan de universiteiten en hogescholen op basis van de studentenmobiliteit voorzien als activiteit in de door de Europese Commissie goedgekeurde institutionele contracten.

Art. 3.Het toe te kennen bedrag (enveloppe) wordt per vernoemde instelling berekend op basis van een maandbedrag per student eventueel te vermeerderen met een toelage voor de reiskosten.

Om het maandbedrag te berekenen worden de studenten ingedeeld in vier categorieën. Deze categorieën worden als volgt vastgesteld : Categorie 1 : krijgt een basisbeursbedrag van 8.000 BEF. Deze categorie bestaat uit : - studenten-aanvragers die genieten van een studietoelage van de Vlaamse Gemeenschap voor hun studie in Vlaanderen. - studenten-aanvragers van wie het referentie-inkomen maximum 50.000 BEF ligt boven het plafond voor het bekomen van bovenvermelde studietoelage.

Categorie 2 : krijgt een basisbeursbedrag van 7.000 BEF. Ze bestaat uit studentenaanvragen van wie het referte-inkomen hoger ligt dan 50.000 BEF boven het plafond voor het bekomen van een toelage van de Vlaamse Gemeenschap en lager dan deze ondergrens vermeerderd met 800.000 BEF. Categorie 3 : krijgt een basisbeursbedrag van 4.000 BEF. Ze bestaat uit studentenaanvragen van wie het referte-inkomen hoger ligt dan de bovengrens van categorie 2 en lager dan 2.700.000 BEF. Categorie 4 : krijgt geen mobiliteitstoelage. Deze categorie bestaat uit studentenaanvragen van wie het referte-inkomen hoger ligt dan 2.700.000 BEF. Voor het toewijzen van het aantal beurzen per instelling, wordt volgend reductieschema toegepast op het aantal goedgekeurde aanvragen : - instellingen met een totale aanvraag kleiner dan of gelijk aan 100 beursmaanden ontvangen 75 % van het bedrag dat overeenstemt met de goedgekeurde aanvragen; - het resterende budget wordt verdeeld onder de instellingen met een totale aanvraag groter dan 100 beursmaanden.

Art. 4.Het toe te kennen bedrag wordt uitbetaald in drie schijven, waarvan : 1) een eerste schijf van 70 % na ondertekening van het contract;2) een tweede schijf van 20 % mits indiening van een tussentijdse afrekening in januari 1999;3) een derde schijf van 10 % na de eindafrekening bij de rapportering op het einde van het academiejaar.

Art. 5.De begunstigde verbindt er zich toe een afzonderlijke boekhouding van de kosten, verbonden aan de uitvoering van dit project, bij te houden.

Art. 6.De Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 8 december 1998.

De minister-president van de Vlaamse regering, L. VAN DEN BRANDE De Vlaamse minister van Onderwijs en Ambtenarenzaken, E. BALDEWIJNS

^