Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 08 december 1998
gepubliceerd op 23 februari 1999

Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 27 oktober 1993 tot veralgemening van het stelsel van gesubsidieerde contractuelen

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
1999035218
pub.
23/02/1999
prom.
08/12/1998
ELI
eli/besluit/1998/12/08/1999035218/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

8 DECEMBER 1998. - Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 27 oktober 1993 tot veralgemening van het stelsel van gesubsidieerde contractuelen


De Vlaamse regering, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming van de instellingen inzonderheid op artikel 6, § 1, IX, 2°, zoals gewijzigd;

Gelet op de programmawet van 30 december 1988;

Gelet op het decreet van 14 juli 1998 inzake sociale werkplaatsen;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 27 oktober 1993 tot veralgemening van het stelsel van gesubsidieerde contractuelen, zoals tot op heden gewijzigd;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor begroting, gegeven op 1 december 1998;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 4 juli 1989 en 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat de uitvoering van het decreet bij hoogdringendheid dient geregeld, gelet op de afloop van de experimentele fase;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Leefmilieu en Tewerkstelling;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.§ 1. In artikel 1 van het besluit van de Vlaamse regering van 27 oktober 1993 tot veralgemening van het stelsel van gesubsidieerde contractuelen wordt 16° vervangen door wat volgt : « 16° zeer moeilijk bemiddelbare werkzoekenden : werkzoekenden die door een cumulatie van persoons- en omgevingsgebonden factoren, geen arbeidsplaats in het reguliere arbeidscircuit kunnen verwerven of behouden maar die onder begeleiding in staat zijn tot het verrichten van arbeid op maat.

Onder persoons- en omgevingsgebonden factoren wordt verstaan : 1° op de dag voor de indienstneming ingeschreven zijn bij de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding als niet-werkende werkzoekende en tegelijkertijd voldoen aan volgende voorwaarden : - fysieke of psychische of sociale beperkingen en moeilijkheden hebben; - een begeleidingstraject volgen van de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding of van een door deze Dienst erkende derde of Vlaamse openbare instelling waarmee deze Dienst een samenwerkingsovereenkomst heeft gesloten; - op de dag voor de indienstneming ononderbroken gedurende een periode van minstens 5 jaar inactief zijn; - geen hoger diploma, getuigschrift of brevet hebben behaald dan lager secundair onderwijs, buitengewoon hoger secundair onderwijs of hoger secundair beroepsonderwijs; 2° op de dag vóór de indienstneming werknemer zijn in een door de minister erkende sociale werkplaats;» § 2. Onverminderd bovenvermelde bepalingen kan de minister beslissen in te gaan op een gemotiveerde vraag tot afwijking van de voorwaarde vermeld in het punt 16°, 1°, vierde streepje van artikel 1 van hetzelfde besluit, zoals gewijzigd. § 3. De minister kan periodes bepalen die met een periode van inactiviteit worden gelijkgesteld.

Art. 2.In artikel 1 van hetzelfde besluit wordt 17° vervangen door wat volgt : « 17° sociale werkplaats : voorziening erkend overeenkomstig de bepalingen van het decreet van 14 juli 1998 inzake sociale werkplaatsen, die tot doel heeft werkgelegenheid te verschaffen in een beschermde arbeidsomgeving door het opzetten van een bedrijfsactiviteit; »

Art. 3.In artikel 3, § 1 van hetzelfde besluit wordt een 7° ingevoegd dat luidt als volgt : « 7° de niet-werkende werkzoekenden die worden aangeworven als erkend omkaderingspersoneelslid in een sociale werkplaats erkend bij het decreet van 14 juli 1998 inzake sociale werkplaatsen. »

Art. 4.Artikel 6bis van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : «

Art. 6bis.§ 1. In toepassing van artikel 94 van de wet en van artikel 20 van het decreet van 14 juli 1998 inzake sociale werkplaatsen en binnen de perken van een daartoe bestemd begrotingskrediet kunnen de sociale werkplaatsen aanspraak maken op een persoonsgebonden, degressieve loonpremie op basis van het aantal door de minister erkende werknemers, die zeer moeilijk bemiddelbare werkzoekenden moeten zijn.

De persoonsgebonden, degressieve loonpremie bedraagt zowel voor jaar 1 als jaar 2 van de tewerkstelling 600.000 BEF op jaarbasis.

Vanaf het derde jaar van tewerkstelling van de erkende werknemer bedraagt het jaarbedrag van de loonpremie 540.000 BEF. Voor de vaststelling van de loonpremie zoals bepaald in het tweede en het derde lid van dit artikel wordt rekening gehouden met de periode van tewerkstelling in het kader van het artikel 6bis van dit besluit zoals van kracht vóór de gelding van onderhavig wijzigingsbesluit.

Bij de definitieve vervanging van een erkende werknemer start de persoonsgebonden, degressieve loonpremie bij jaar 1, in zoverre de sociale werkplaats aantoont dat de te vervangen werknemer tewerkgesteld wordt op de reguliere arbeidsmarkt, in een erkende sociale werkplaats, in het Derde Arbeidscircuit, volgens de bepalingen van dit besluit met uitzondering van een tewerkstelling in het kader van artikel 7bis of volgens de bepalingen van het besluit van de Vlaamse regering van 27 oktober 1993 houdende uitvoering van het koninklijk besluit nr. 474 van 28 oktober 1986 tot opzetting van een stelsel van gesubsidieerde contractuelen bij sommige plaatselijke besturen met uitzondering van een tewerkstelling in het kader van artikel 7bis.

Deze regeling is eveneens van toepassing wanneer de uitdiensttreding van de erkende werknemer buiten de wil om van de sociale werkplaats gebeurt. Bij betwistingen beslist de minister. De administratie brengt ten aanzien van de minister hiertoe, na overleg met de trajectbegeleider, een advies uit.

De loonpremie van de werknemer die met een vervangingscontract wordt tewerkgesteld ter vervanging van een erkende werknemer stemt overeen met het jaarbedrag dat door de titularis zou worden ontvangen.

In toepassing van artikel 94 van de wet en van artikel 20 van het decreet van 14 juli 1998 inzake sociale werkplaatsen en binnen de perken van een daartoe bestemd begrotingskrediet kunnen de sociale werkplaatsen eveneens aanspraak maken op een persoonsgebonden, degressieve loonpremie voor de vervanger van een erkende werknemer, die in het kader van zijn individueel herinschakelingsproject tijdens de duur van zijn tewerkstelling een stage in het reguliere arbeidscircuit of een beroepsopleiding volgt onder de voorwaarden zoals bepaald in artikel 32 van de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het terbeschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers. § 2. In toepassing van artikel 94 van de wet en van artikel 20 van het decreet van 14 juli 1998 inzake sociale werkplaatsen en binnen de perken van een begrotingskrediet kunnen erkende sociale werkplaatsen ook aanspraak maken op een omkaderingspremie à rato van één voltijds omkaderingspersoneelslid per 5 voltijds equivalente erkende aangeworven werknemers.

Het jaarbedrag van de omkaderingspremie wordt vastgesteld op 450.000 BEF per voltijds equivalent omkaderingspersoneelslid.

Voor de toepassing van het eerste lid wordt tijdens de in § 5 van dit artikel voorziene vervangingstermijnen de erkende werknemer nog geacht te zijn aangeworven. § 3. Het bedrag van de loonpremie en de omkaderingspremie evolueert op dezelfde wijze en in dezelfde mate als de gezondheidsindex, met als basismaand november 1998. § 4. In toepassing van artikel 94 van de wet en van artikel 20 van het decreet van 14 juli 1998 inzake sociale werkplaatsen stelt de minister maandelijks het bedrag vast dat de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding stort vóór de tiende van de lopende kalendermaand. Het bedrag van de loonpremie wordt binnen het kader van de toegekende premie van de betrokken maand berekend op basis van de effectieve tewerkstelling. Er is slechts recht op een loonpremie voor de werkelijk verrichte en daarmee gelijkgestelde arbeidsprestaties. Het bedrag van de omkaderingssubsidie wordt binnen het kader van de toegekende premie van de betrokken maand en rekening houdend met de bepalingen van § 2 van dit artikel, berekend op basis van de effectieve tewerkstelling van een omkaderingspersoneelslid. § 5. De indienstneming van de erkende werknemer gebeurt binnen de zes maanden te rekenen vanaf de dag van de kennisgeving van de beslissing tot erkenning. Voor sociale werkplaatsen waar een aanwerving in fases aangewezen is, gaan de aanwervingstermijnen slechts in op de data vermeld in de erkenningsbeslissing.

Met iedere uitbreiding van de erkenning gaat een nieuwe aanwervingstermijn in van zes maanden te rekenen vanaf de dag van de kennisgeving van de beslissing tot uitbreiding of wijziging.

Met iedere wijziging van de erkenning gaat een nieuwe vervangingstermijn in van drie maanden voor de arbeidsplaatsen waarop de wijziging betrekking heeft te rekenen vanaf de dag van de kennisgeving van de beslissing tot wijziging.

Een uitdienstgetreden erkende werknemer kan worden vervangen indien deze vervanging gebeurt binnen de drie maanden te rekenen vanaf de dag van de uitdiensttreding van de te vervangen werknemer.

De minister kan een éénmalige verlenging van de vervangingstermijn van maximaal drie maanden toestaan indien de sociale werkplaats het bewijs levert dat het verstrijken van de vervangingstermijn zonder de indienstname van een werknemer buiten haar wil om is gebeurd.

Na de termijn vermeld in de leden 1 tot en met 4 van deze paragraaf vervalt het recht op de toegekende loonpremie. § 6. De loonpremie kan in geen geval gecumuleerd worden met een andere tussenkomst in de loonkosten die bij decreet of besluit aan eenzelfde tewerkstelling wordt toegekend. De sociale werkplaats moet de minister onmiddellijk op de hoogte brengen, wanneer hij een andere tussenkomst in de loonkost van een werknemer ontvangt. »

Art. 5.In hetzelfde besluit wordt het opschrift van Hoofdstuk VII vervangen door wat volgt : « Hoofdstuk VII - Overgangs- en Slotbepalingen »

Art. 6.In hetzelfde besluit worden een artikel 37bis, een artikel 37ter en een artikel 37quater ingevoegd, die luiden als volgt : « Art 37bis. § 1. De premiebetaling in toepassing van artikel 6bis van dit besluit zoals van kracht voor de gelding van onderhavig wijzigingsbesluit aan een instelling die uiterlijk op 31 december 1998 geen aanvraag tot erkenning in het kader van het decreet van 14 juli 1998 inzake sociale werkplaatsen heeft ingediend, stopt van rechtswege op 31 december 1998 tenzij de instelling aantoont dat de werknemers vóór deze datum in opzeg werden geplaatst. In dit geval wordt de premie verder uitbetaald gedurende de opzeggingstermijn. § 2. De premiebetaling in toepassing van artikel 6bis van dit besluit blijft in ongewijzigde vorm van toepassing voor de instellingen die uiterlijk op 31 december 1998 een aanvraag tot erkenning in het kader van het decreet van 14 juli 1998 inzake sociale werkplaatsen hebben ingediend tot over de aanvraag is beslist.

Art. 37ter.De personen die in toepassing van artikel 6bis van dit besluit zoals van kracht voor de gelding van dit wijzigingsbesluit als omkaderingspersoneelslid werden tewerkgesteld worden gelijkgesteld met de personen zoals bepaald in artikel 3, § 1, 7° van dit besluit.

Art. 37quater.Voor de aanwervingen in het kader van artikel 6bis van dit besluit zijn enkel artikel 1, 16° en 17°, artikel 3, § 1, 7°, artikel 6bis, artikel 19, artikel 20, artikel 21, artikel 37, artikel 37bis en artikel 37ter van dit besluit van toepassing.

De bepalingen van het decreet van 14 juli 1998 inzake sociale werkplaatsen en het besluit van de Vlaamse regering van 8 december 1998 tot uitvoering van het decreet inzake sociale werkplaatsen met uitzondering van de artikelen 2, 18 tot en met 24 en 27 zijn van toepassing op werknemers tewerkgesteld in het kader van artikel 6bis van dit besluit. »

Art. 7.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 november 1998.

Art. 8.De Vlaamse minister van Leefmilieu en Tewerkstelling is belast met de uitvoering van het besluit.

Brussel, 8 december 1998.

De minister-president van de Vlaamse regering, L. VAN DEN BRANDE De Vlaamse minister van Leefmilieu en Tewerkstelling, Th. KELCHTERMANS

^