Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 08 december 2000
gepubliceerd op 20 februari 2001

Besluit van de Vlaamse regering houdende vaststelling van de nadere regels betreffende de subsidieverlening voor projecten in het kader van het Kustactieplan

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2001035173
pub.
20/02/2001
prom.
08/12/2000
ELI
eli/besluit/2000/12/08/2001035173/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

8 DECEMBER 2000. - Besluit van de Vlaamse regering houdende vaststelling van de nadere regels betreffende de subsidieverlening voor projecten in het kader van het Kustactieplan


De Vlaamse regering, Gelet op het decreet van 30 juni 2000 houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 2000, inzonderheid op artikel 24, § 1;

Gelet op het koninklijk besluit van 17 juli 1991 houdende coördinatie van de wetten op de rijkscomptabiliteit, inzonderheid de artikelen 12 en 55 tot en met 58;

Gelet op het advies van de Vlaamse Raad voor het Toerisme, gegeven op 22 november 2000;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 5 december 2000;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat ter uitvoering van voormeld decreet de subsidies, die bepaald zijn vanaf de begroting 2000 van de Vlaamse Gemeenschap, moeten kunnen worden toegekend; dat de nadere regels en voorwaarden voor de selectie van de projecten en de toekenning van de projectsubsidies onmiddellijk moeten worden vastgelegd; dat dit des te meer noodzakelijk is om de continuïteit te bewaren van de inspanningen van de Vlaamse Gemeenschap, om het kusttoerisme verder te ondersteunen en te bevorderen, aansluitend bij de eerdere acties van de Vlaamse Gemeenschap waarbij de Vlaamse regering ertoe werd gemachtigd om ten laste van de begrotingen 1997, 1998 en 1999 subsidies toe te kennen in het kader van het bijzonder programma ter promotie van het toerisme aan de Vlaamse kust (Actieplan Kust 2002); dat dit niet eerder mogelijk was omdat prospectie moest worden gevoerd bij de actoren van het kusttoerisme naar de aard en de best mogelijke omschrijving van de voorwaarden waaraan de criteria voor die projecten moeten voldoen;

Overwegende dat het eveneens dringend noodzakelijk is de projecten, die voor het begrotingsjaar 2000 in aanmerking komen voor projectsubsidies, aan te duiden zodat deze subsidies nog tijdig op de voorziene kredieten kunnen worden vastgelegd; dat het omwille van die dringendheid aangewezen is, in afwijking van de bepalingen van het besluit, die projectsubsidies meteen in het besluit zelf door de Vlaamse regering te laten toekennen; dat dit gebeurt in het kader van een procedure die minimaal afwijkt van de voorziene procedure, waardoor de garantie wordt verkregen dat ook deze projecten correct en met een efficiënt gebruik van de middelen worden uitgebouwd; dat na de inwerkingtreding van het decreet voornoemd, op basis daarvan, een aantal aanvragen tot subsidies werden ontvangen, afkomstig van de v.z.w. Westtoerisme uit 8200 Brugge, van de v.z.w. West-Vlaamse Vereniging voor de Vrije Tijd uit 8200 Brugge en van de v.z.w. Meteo West-Vlaanderen uit 8670 Koksijde; dat deze aanvragen volkomen voldoen aan de doelstellingen van het Kustactieplan zoals bepaald in artikel 24 van het decreet voornoemd; dat het bijgevolg verantwoord is aan deze projecten subsidies toe te kennen ten belope van maximaal 103,4 miljoen;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Werkgelegenheid en Toerisme;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder : 1° de minister : het lid van de Vlaamse regering, bevoegd voor het toerisme;2° het decreet : het decreet van 30 juni 2000 houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 2000;3° overheid : elk openbaar bestuur op lokaal, provinciaal, gewestelijk, federaal of supranationaal niveau of een door een dergelijk bestuur opgerichte rechtspersoon;4° begunstigde : de ontvanger van de toegekende subsidie.Hij mag voor de realisatie van het project een samenwerkingsverband aangaan met andere overheden en rechtspersonen, al of niet begunstigden, zonder dat dit samenwerkingsverband evenwel in de plaats treedt van de erin coöpererende begunstigde of begunstigden; 5° project : de activiteit, conform de doelstellingen van het decreet, zoals beschreven in de aanvraag.Die activiteit kan onder meer de handelingen en het personeel bevatten die noodzakelijk zijn om het project voor te bereiden, te ontwerpen, te begeleiden, te realiseren en te coördineren, daarin worden de handelingen begrepen en het personeel dat nodig is voor studies, prospecties, onderzoeken, consultancy en promotie; 6° projectsubsidie : de subsidie die toegekend wordt ter ondersteuning van de specifieke kosten die voortvloeien uit het project;7° toegekende subsidie : het bedrag van de projectsubsidie dat maximaal kan worden uitbetaald wanneer voldaan is aan alle voorwaarden van dit besluit en de subsidiebeslissing;8° verantwoorde subsidie : het bedrag van de projectsubsidie dat definitief kan worden uitbetaald na controle van het verantwoordingsdossier;9° eigen financiële inbreng : al de financiële middelen die door de begunstigde worden ingebracht als cofinanciering van het gesubsidieerde project met uitzondering van andere subsidies die ten laste komen van de begroting van de Vlaamse overheid.De financiële middelen die door een derde, hetzij een overheid of een andere rechtspersoon, worden bestemd om zelf een deel van het project te realiseren, al of niet in het kader van een samenwerkingsverband, worden gelijkgesteld met de eigen financiële inbreng; 10° resultatenrekening : een boekhoudkundig overzicht van alle opbrengsten en kosten betreffende het project;11° administratie : het Departement Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur. HOOFDSTUK II. - Aanvraag en selectiecriteria

Art. 2.§ 1. De aanvraag voor een projectsubsidie is ontvankelijk indien ze wordt ingediend bij de minister uiterlijk op 30 juni van het begrotingsjaar waarin de projectsubsidie wordt aangevraagd.

Alleen een overheid of een vereniging zonder winstgevend doel kan een aanvraag indienen. § 2. Elke aanvrager van een subsidie moet bij zijn aanvraag alle gegevens vermelden of toevoegen die voor de evaluatie van het project relevant kunnen zijn. Deze gegevens kunnen onder meer betrekking hebben op : 1° de identiteit van de aanvrager;2° een verantwoording voor het project waarvoor de subsidie wordt aangevraagd; Dit houdt in dat : a) het doel waarvoor men de subsidie wil aanwenden duidelijk wordt omschreven;b) het belang ervan wordt aangegeven;c) de periode van realisatie en de verwachte duur van het project wordt vermeld;d) wordt opgegeven welke middelen zullen worden ingezet inzake : 1) personeel, zowel wat betreft hun aantal als hun kwalificaties;2) verbruiksgoederen en dienstverstrekkingen;3) infrastructuur of duurzame goederen;e) als een samenwerkingsverband wordt opgezet, de personen, verenigingen of instanties waarmee dit gebeurt, evenals de onderlinge afspraken over de uitvoering en de financiering van de activiteit worden vermeld;f) de criteria worden vermeld die tijdens en na het uitvoeringsproces gehanteerd kunnen worden om te beoordelen in welke mate het project gerealiseerd werd;3° een begroting waarin voor het project in kwestie een zo gedetailleerd mogelijk overzicht wordt gegeven van : a) alle geraamde kosten;b) alle verwachte opbrengsten, inclusief alle reeds verkregen, aangevraagde of nog aan te vragen subsidies van om het even welke overheid;4° een overzicht van de eigen financiële inbreng;5° de gevraagde subsidie. § 3. De administratie moet de in § 2 genoemde gegevens, die door deze als relevant beschouwd worden voor de beoordeling van de aanvraag, maar die niet spontaan door de aanvrager werden ingediend, zelf opvragen binnen een periode van dertig kalenderdagen vanaf de ontvangst van de aanvraag. De aanvrager voldoet daaraan binnen een periode van vijftien kalenderdagen.

Naast de in § 2 genoemde gegevens kan de administratie bovendien alle aanvullende inlichtingen vragen die zij nodig acht om de aanvraag te beoordelen.

Een aanvraag mag door de minister niet als onontvankelijk beschouwd worden wegens het ontbreken van een relevant geacht gegeven, tenzij de aanvrager weigert dit gegeven beschikbaar te stellen ondanks het verzoek van de administratie.

Art. 3.§ 1. De aanvragen worden voorgelegd aan een jury, die is samengesteld uit de volgende personen : 1° de administrateur-generaal van Toerisme Vlaanderen, die tevens fungeert als voorzitter van de jury;2° een lid van de raad van bestuur van Toerisme Vlaanderen, aangewezen door de raad van bestuur, op voorstel van de administrateur-generaal;3° een lid van de Vlaamse Raad voor het Toerisme, aangewezen door de Raad;4° een persoonlijkheid op het vlak van toerisme, tewerkgesteld of actief binnen het grondgebied van de provincie West-Vlaanderen, aangesteld door de minister;5° een vertegenwoordiger van de beroepssector toerisme aan de kust, aangesteld door de minister;6° een afgevaardigde van de minister. De inspecteur van financiën wordt als waarnemer uitgenodigd op de vergadering van de jury.

Het secretariaat wordt uitgeoefend door de administratie. § 2. De minister bezorgt de ontvankelijk verklaarde aanvragen aan de voorzitter van de jury met verzoek hem advies uit te brengen binnen de dertig kalenderdagen.

Dat advies omvat een gemotiveerde bespreking van de ingediende aanvragen, een voorstel van te selecteren projecten en een voorstel van verdeling van de subsidies over de geselecteerde projecten, in acht genomen de bepalingen van artikel 5.

De voorzitter van de jury kan de aanvrager uitnodigen om zijn aanvraag mondeling te komen toelichten. § 3. De selectiecriteria, op basis waarvan de jury de aanvragen beoordeelt, hebben betrekking op de volgende gegevens : 1° het beantwoorden aan de doelstellingen, zoals bepaald in het decreet;2° de algemene kwaliteit van het project en van de aanvrager;3° de wijze waarop het project bijdraagt aan diverse elementen die van belang zijn voor de bevordering van het kusttoerisme.Die kunnen onder meer betrekking hebben op : a) de verbetering van de veiligheid;b) de verbetering van de toegankelijkheid;c) de informatie over de kust in het algemeen en over specifieke aspecten van het kusttoerisme in het bijzonder;d) het bevorderen van recreatieve verplaatsingen aan de kust;e) het behoud en de revitalisatie van structurele kustelementen en -gebieden;f) de beleving van de kust als recreatiegebied;g) de kwaliteitsverbetering van de algemene toeristische infrastructuur;h) de toename van het aantal bezoekers en overnachtingen;i) het belang van de authenticiteit van de badplaatsen op zowel architecturaal, stedebouwkundig als landschappelijk vlak;j) het bewaren en opwaarderen van de natuurlijke kwaliteiten van het kustgebied;4° de evaluatie van de duur van het project en de gevraagde subsidie in relatie tot het beoogde resultaat;5° de door de aanvrager ingezette middelen en de eigen financiële inbreng;6° de betrouwbaarheid van de door de aanvrager meegedeelde gegevens;7° in voorkomend geval, het nut en het belang van het samenwerkingsverband. HOOFDSTUK III. - Toekenning en voorwaarden van de subsidies

Art. 4.§ 1. Binnen de perken van de begrotingskredieten beslist de minister, op voorstel van de jury, over de aanvragen die in aanmerking komen voor een projectsubsidie en over het bedrag van de toegekende subsidie. Hij kan enkel op gemotiveerde wijze afwijken van het voorstel van de jury.

Elke beslissing tot toekenning van de subsidie moet in het beschikkende gedeelte duidelijk melding maken van : 1° de begunstigde;in voorkomend geval, het samenwerkingsverband waarin de begunstigde of begunstigden actief zijn; 2° de omschrijving van het project waarvoor de projectsubsidie wordt toegekend;3° de periode waarin het project uitgevoerd wordt, met vermelding van begin- en einddatum, onverminderd de toepassing van artikel 7;4° het bedrag van de toegekende subsidie, onverminderd de toepassing van artikel 5;5° de betalingsvoorwaarden, onverminderd de toepassing van artikel 6;6° de voorwaarden volgens dewelke de begunstigden verantwoording moeten afleggen voor het functionele en financiële gebruik van de projectsubsidie, voorzover de minister afwijkt van hoofdstuk IV. § 2. Tenzij reeds vermeld in de oorspronkelijke subsidiebeslissing of wanneer het de rechtsopvolger van de begunstigde betreft, kan de daarin vermelde begunstigde vervangen worden door een nieuwe begunstigde wanneer deze laatste het project, vóór of in de loop van de uitvoering ervan, overneemt van de eerstgenoemde begunstigde onder dezelfde voorwaarden als vermeld in de oorspronkelijke subsidiebeslissing.

Deze overdracht moet het voorwerp uitmaken van een wijzigende beslissing door de minister, waarin tevens de verdeling van de toegekende subsidie over de oorspronkelijke en de nieuwe begunstigde wordt bepaald. § 3. De toegekende subsidie moet worden aangewend voor de realisatie van het project, zoals beschreven in de aanvraag en de documenten die ter beoordeling van het project werden ingediend. Wijzigingen van de inhoud van het project kunnen enkel na gemotiveerd verzoek, ingediend bij de minister die advies vraagt aan de jury, zoals bepaald in artikel 3. De wijziging moet het voorwerp uitmaken van een wijzigende beslissing van de minister.

Art. 5.Het totaal van de toegekende subsidie mag niet hoger zijn dan 80 % van de totale kosten van het project.

Aan een project kan nooit meer dan 60 % van de beschikbare subsidies van het begrotingsjaar worden toegekend.

Art. 6.§ 1. De minister kent in zijn beslissing een eerste voorschot toe van maximaal 40 %, uit te betalen onmiddellijk na de ondertekening van het ministerieel besluit. Een tweede voorschot van maximaal 50 %, eventueel opgesplitst in maximaal drie deelvoorschotten, wordt door de minister toegekend, op zijn vroegst vanaf zes maanden na de startdatum van het project. Het saldo van minimaal 10 % zal worden uitbetaald na het einde van het project en uiterlijk zes maanden na het indienen van de verslagen vermeld in hoofdstuk IV. § 2. Elke uitbetaling gebeurt op basis van een schuldvordering van de begunstigde, gericht aan de administratie. De uitbetaling van het tweede voorschot kan pas plaatsgrijpen na controle door de administratie bij de begunstigde, dat het project normaal verloopt.

Het saldo kan pas worden uitbetaald na controle door de administratie van de verslagen, vermeld in hoofdstuk IV.

Art. 7.De einddatum van een project is bepaald op maximaal vier jaar, te rekenen vanaf de startdatum. De minister kan, in uitzonderlijke gevallen, op gemotiveerde aanvraag en na advies van de jury vermeld in artikel 3, de einddatum van het project met maximaal 1 jaar verlengen. HOOFDSTUK IV. - Verantwoording van de subsidies Afdeling I. - Algemeen

Art. 8.De verantwoording over het gebruik van de toegekende subsidies omvat : 1° een functionele verantwoording waarbij aangetoond wordt dat het project waarvoor de subsidie werd toegekend, gerealiseerd is;2° een financiële verantwoording waarbij aangetoond wordt welke kosten werden gemaakt voor de realisatie van het project waarvoor de subsidie werd toegekend en welke eventuele opbrengsten de begunstigde in het kader daarvan heeft verworven. Afdeling II. - Functionele verantwoording van subsidies

Art. 9.De functionele verantwoording door de begunstigde en de beoordeling ervan door de administratie moeten gebeuren op basis van een werkingsverslag, dat de volgende zaken omvat : 1° een omschrijving van het verloop van het project;2° een kritische beschouwing en toetsing van de vooropgestelde doelstellingen;3° een beschrijving van de beoogde en behaalde resultaten en eventueel een opgave van de redenen waarom deze resultaten niet of slechts gedeeltelijk zijn gehaald.

Art. 10.De toegekende subsidie kan niet of slechts gedeeltelijk worden uitbetaald en de eventueel reeds betaalde voorschotten moeten geheel of gedeeltelijk worden teruggevorderd wanneer de activiteit waarvoor de subsidie werd toegekend : 1° ofwel niet gerealiseerd werd;2° ofwel gerealiseerd werd, maar niet of slechts gedeeltelijk beantwoordt aan de eventuele criteria die in de subsidiebeslissing bepaald werden. Afdeling III. - Financiële verantwoording van subsidies

Art. 11.De financiële verantwoording van de projectsubsidie moet ingediend worden uiterlijk drie maand na het beëindigen van het project.

Art. 12.§ 1. Het financiële verantwoordingsdossier voor de eindafrekening van de projectsubsidie moet bestaan uit een resultatenrekening voor het volledige project en een toelichting.

De verantwoordingsstukken die betrekking hebben op de te verantwoorden subsidie, worden voor nazicht ter bechikking gehouden van de administratie. § 2. De resultatenrekening moet alle opbrengsten en kosten met betrekking tot het project omvatten, ongeacht het werkingsjaar waarin ze werden geboekt.

Art. 13.Ter aanvulling van het in artikel 12 beschreven dossier kan de administratie zich alle aanvullende inlichtingen laten verschaffen die nodig zijn voor de definitieve vaststelling van de verantwoorde subsidie.

Art. 14.§ 1. De in artikel 12, § 2, bedoelde kosten omvatten : 1° direct betaalbare sommen, met inbegrip van financiële lasten, die betrekking hebben op de periode waarover verantwoording wordt afgelegd;2° voorzieningen voor uitgaven die op een later ogenblik verschuldigd zullen zijn maar die rechtstreeks voortvloeien uit het project tijdens de periode waarover verantwoording wordt afgelegd;3° afschrijvingen op materiële vaste activa. § 2. Wanneer de activiteiten van een begunstigde bestaan uit meerdere projecten mogen de in § 1 vermelde kosten, die niet direct kunnen worden toegewezen aan een specifiek project en daarom te beschouwen zijn als overheadkosten, verdeeld worden over de verschillende projecten volgens een objectieve verdeelsleutel die door de begunstigde moet worden verantwoord.

Art. 15.De datum van een verantwoordingsstuk moet liggen in de periode waarover verantwoording wordt afgelegd, behalve : 1° voor afschrijvingskosten;2° voor overeenkomstig artikel 14, § 1 toegestane voorzieningen voor betalingen die op een later ogenblik uitgevoerd moeten worden;3° wanneer het verantwoordingsstuk bestaat uit een factuur of schuldvordering waaruit duidelijk blijkt dat de aangerekende prestatie ligt in de periode waarover verantwoording wordt afgelegd, en die betrekking heeft op het project.

Art. 16.§ 1. Een projectsubsidie mag enkel aangewend worden om de kosten te dekken die uit het project voortvloeien, beperkt tot het bedrag van de toegekende subsidie. Deze kosten worden bepaald op basis van de resultatenrekening met dien verstande dat, wanneer het project over meerdere jaren loopt, de maximaal subsidieerbare kosten bepaald worden op het einde van het volledige project, tenzij het in de subsidiebeslissing anders is bepaald.

Binnen eenzelfde verantwoordingsperiode mag een positief saldo tussen de toegekende subsidie en de kosten voor het project in een bepaald jaar uitbetaald worden aan de begunstigde en door hem als nog te verantwoorden subsidie overgedragen worden naar het volgende jaar. § 2. De eigen financiële inbreng die het deel van de kosten overtreft dat niet door de subsidie gedekt wordt, mag aangewend worden voor reservevorming, maar beperkt tot maximaal 50 % van die inbreng.

Art. 17.Wanneer bij toepassing van artikel 4, § 2, een project en de hiervoor toegekende subsidie wordt overgedragen van de oorspronkelijke naar een nieuwe begunstigde, die niet de rechtsopvolger is van de oorspronkelijke, moeten beide begunstigden zich afzonderlijk verantwoorden over hun respectieve aandeel in het gesubsidieerde project.

Art. 18.Als een begunstigde meerdere projecten uitvoert, moet er voor elke beslissing een afzonderlijke inbreng zijn. Eénzelfde inbreng mag niet tegelijk voor meerdere subsidiebeslissingen in rekening gebracht worden. HOOFDSTUK V. - Controle en sancties

Art. 19.Onverminderd de bepalingen van het koninklijk besluit van 26 april 1968 tot inrichting en coördinatie van de controles op de toekenning en op de aanwending van de toelagen kunnen controles ter plaatse ook uitgevoerd worden door het Rekenhof.

Art. 20.Wanneer de begunstigde nalaat de in artikel 10 bepaalde verantwoording volledig in te dienen, vervalt de beslissing tot toekenning van de subsidie voor het niet-verantwoorde gedeelte.

In het geval dat in het vorig lid bedoeld wordt, moet van eventueel reeds uitbetaalde voorschotten het niet-verantwoorde gedeelte worden terugbetaald.

Art. 21.Indien de begunstigde één jaar na de startdatum van het project niet effectief begonnen is met de uitvoering ervan, kan de minister beslissen dat de projectsubsidie vervallen is.

In dat geval kan de Vlaamse regering, op voorstel van de minister en na advies van de jury, vermeld in artikel 3, de toegekende subsidie herverdelen over de andere begunstigden zonder dat echter het percentage wordt overschreden, vermeld in artikel 5. HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen

Art. 22.§ 1. Voor het begrotingsjaar 2000 zijn de bepalingen over het indienen van de aanvraag, vermeld in artikel 2, § 1 en 2, en over de taak van de jury, vermeld in de artikelen 3 en 4, § 1, niet van toepassing. § 2. Ten laste van het programma 49.2, basisallocatie 60.01 van de begroting 2000 van de Vlaamse Gemeenschap worden volgende projecten aangerekend voor een projectsubsidie, onder volgende voorwaarden : 1° aan de v.z.w. Westtoerisme, Kasteel Tillegem, 8200 Brugge - vanaf 1 januari 2001 aan zijn rechtsopvolger het Provinciaal Autonoom Overheidsbedrijf Toerisme en Recreatie - een bedrag van maximaal 42,4 miljoen, te verdelen onder volgende projecten : a) 1e fase van het uitvoeren van een toeristische projectcoördinatie voor de omgeving van de oude vissershaven in Zeebrugge, die volgende elementen omvat : 1) een projectmanager;2) een projectstudie naar haalbaarheid, algemene inrichting, partners en financiering van individuele projecten;3) eerste realisaties;b) een vernieuwde promotiestrategie kust, die volgende elementen omvat : 1) implementatie en communicatie van de « corporate identity » voor de kust, zowel naar de privésector (toeristisch en niet-toeristisch) als naar de consument en lokale overheden;2) een studie ter voorbereiding van de uitwerking van een performant distributiesysteem voor de verdeling van promotiemateriaal;3) het formuleren en uitwerken van het concept voor een consumentenbrochure van het toeristisch project « kust »;c) de bevordering van het MICE-toerisme aan de kust, die volgende elementen omvat : 1) het plaatsen van de kust op de markt van MICE-bestemmingen;2) het organiseren en produceren van de nodige promotie-investeringen; 2° aan de v.z.w. West-Vlaamse Vereniging voor de Vrije tijd, Provinciehuis Abdijbeke, Abdijbekestraat 9, 8200 Brugge - vanaf 1 januari aan zijn rechtsopvolger het Provinciaal Autonoom Overheidsbedrijf Toerisme en Recreatie - een bedrag van maximaal 51 miljoen voor het project 1e fase aanleg kustfietsroute, dat volgende elementen omvat : a) de algemene projectcoördinatie;b) de technische coördinatie van de uitvoering;c) het contacteren en mobiliseren van de betrokken partners met het oog op de co-realisatie van het project;d) de opmaak van technische bestekken en « klaar voor uitvoering »-aanbestedingsdossiers e) het uitvoeren van eerste concrete realisatie; 3° aan de v.z.w. Meteo West-Vlaanderen, Noordduinen, Helvetiastraat 47, 8670 Koksijde, een bedrag van maximaal 10 miljoen voor het project « optimalisering kust-weerbericht », dat volgende elementen omvat : a) projectbegeleider/extra weervoorspeller;b) uitbouwsysteem verspreiding weerbericht;c) aanleggen informatienetwerk. Vooraleer het eerste voorschot wordt uitbetaald, worden de projecten voorgelegd aan de jury vermeld in artikel 3. De minister beslist, na ontvangst van het verslag van de jury, over de betalingsvoorwaarden en andere uitvoeringsmodaliteiten en stelt per project de juiste projectsubsidies vast, in acht genomen de maximale bedragen vermeld in het vorig lid. § 3. De jury, vermeld in artikel 3, wordt gelast een evaluatierapport op te stellen ten behoeve van de Vlaamse regering over de uitvoering en de stand van zaken van het Actieplan Kust 1997-2002, in het bijzonder omtrent de projecten Flanders New Port te Nieuwpoort en De Pier te Blankenberge.

Art. 23.Voor het begrotingsjaar 2000 kan de minister de startdatum van de projecten vaststellen met ingang vanaf 1 oktober van dat jaar.

Art. 24.Dit besluit treedt in werking op de datum van de goedkeuring ervan. Voor projecten die betrekking hebben op het begrotingsjaar 2000 en waarvan de startdatum door de minister bepaald is, voorafgaand aan de datum van goedkeuring, treedt dit besluit voor die projecten in werking op de startdatum.

Art. 25.De Vlaamse minister, bevoegd voor het toerisme, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 8 december 2000.

De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Werkgelegenheid en Toerisme, R. LANDUYT

^