Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 08 juni 2018
gepubliceerd op 17 augustus 2018

Besluit van de Vlaamse Regering houdende de wijziging van diverse besluiten van de Vlaamse Regering die verband houden met de ondersteuning van personen met een handicap

bron
vlaamse overheid
numac
2018031673
pub.
17/08/2018
prom.
08/06/2018
ELI
eli/besluit/2018/06/08/2018031673/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

8 JUNI 2018. - Besluit van de Vlaamse Regering houdende de wijziging van diverse besluiten van de Vlaamse Regering die verband houden met de ondersteuning van personen met een handicap


DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het decreet van 17 oktober 2003 betreffende de kwaliteit van de gezondheids- en welzijnsvoorzieningen, artikel 6;

Gelet op het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap, artikel 7, eerste lid, artikel 8, 1°, 2° en 3°, gewijzigd bij het decreet van 25 april 2014, artikel 8, 8° en 9°, ingevoegd bij het decreet van 25 april 2014, artikel 10, artikel 13, gewijzigd bij het decreet van 25 april 2014, artikel 17, ingevoegd bij het decreet van 25 april 2014, artikel 19 vervangen bij het decreet van 25 april 2014 en artikel 19/1, § 2, ingevoegd bij het decreet van 25 april 2014; Gelet op het decreet van 25 april 2014 houdende de persoonsvolgende financiering voor personen met een handicap en tot hervorming van de wijze van financiering van de zorg en de ondersteuning voor personen met een handicap, artikel 10, 11 en 13, artikel 14, tweede lid, gewijzigd bij het decreet van 20 maart 2015, artikel 16, artikel 20 en artikel 46;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juli 1991 betreffende de indiening en afhandeling van de aanvraag tot ondersteuning bij het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 4 februari 2011 betreffende de algemene erkenningsvoorwaarden en kwaliteitszorg van voorzieningen voor opvang, behandeling en begeleiding van personen met een handicap;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 27 november 2015 over de indiening en de afhandeling van de aanvraag van een budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning voor meerderjarige personen met een handicap en over de terbeschikkingstelling van dat budget;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 11 december 2015 houdende de vergunningsvoorwaarden en de subsidieregeling van bijstandsorganisaties om budgethouders bij te staan in het kader van persoonsvolgende financiering;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 4 maart 2016 over de oprichting van een regionale prioriteitencommissie, de toekenning van prioriteitengroepen, de vaststelling van de maatschappelijke noodzaak, de toeleiding naar ondersteuning, de afstemming en planning in het kader van persoonsvolgende financiering;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 10 juni 2016 houdende de transitie van personen met een handicap met een actieve zorgvraag naar persoonsvolgende financiering;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juni 2016 houdende de transitie van personen met een handicap die gebruikmaken van een persoonlijke-assistentiebudget of een persoonsgebonden budget of die ondersteund worden door een flexibel aanbodcentrum voor meerderjarigen of een thuisbegeleidingsdienst, naar persoonsvolgende financiering en houdende de transitie van de flexibele aanbodcentra voor meerderjarigen en de thuisbegeleidingsdiensten;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juni 2016 over de besteding van het budget voor niet-rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning voor meerderjarige personen met een handicap en over organisatiegebonden kosten voor vergunde zorgaanbieders;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juni 2016 houdende het vergunnen van aanbieders van niet-rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning voor personen met een handicap;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 17 maart 2017 houdende wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 4 februari 2011 betreffende de algemene erkenningsvoorwaarden en kwaliteitszorg van voorzieningen voor opvang, behandeling en begeleiding van personen met een handicap wat betreft de nieuwe beschermingsstatus ingevoerd bij de wet van 17 maart 2013 tot hervorming van de regelingen inzake onbekwaamheid en tot instelling van een nieuwe beschermingsstatus die strookt met de menselijke waardigheid, en wat betreft de invoering van de persoonsvolgende financiering, ingevoerd bij het decreet van 25 april 2014;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 12 mei 2017 houdende de methodiek voor de berekening van de subsidies voor personeelskosten;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 24 november 2017 over de erkenning en subsidiëring van voorzieningen die ondersteuning bieden aan personen met een handicap in de gevangenis, en van units voor geïnterneerden;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 27 april 2018;

Gelet op advies 63.424/1 van de Raad van State, gegeven op 1 juni 2018, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK. 1. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juli 1991 betreffende de indiening en afhandeling van de aanvraag tot ondersteuning bij het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap

Artikel 1.Aan artikel 23 van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juli 1991 betreffende de indiening en afhandeling van de aanvraag tot ondersteuning bij het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 juli 2002 en gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 16 februari 2007 en 15 februari 2008, worden een punt 9° tot en met 12° toegevoegd, die luiden als volgt: "9° West-Vlaams consultatiebureau voor Diagnostiek en Zorg; 10° Brailleliga voor hulp aan blinde en slechtziende personen;11° Diensten en Begeleidingscentrum Openluchtopvoeding bij vzw OLO; 12° DIDIOR, dienst diagnostiek en oriëntering.".

Art. 2.In artikel 28, § 3, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 12 november 2010 en vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 27 november 2015, wordt het bedrag "25 euro" vervangen door het bedrag "75 euro". HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 4 februari 2011 betreffende de algemene erkenningsvoorwaarden en kwaliteitszorg van voorzieningen voor opvang, behandeling en begeleiding van personen met een handicap

Art. 3.In artikel 9 van het besluit van de Vlaamse Regering van 4 februari 2011 betreffende de algemene erkenningsvoorwaarden en kwaliteitszorg van voorzieningen voor opvang, behandeling en begeleiding van personen met een handicap, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 maart 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragaaf 2 worden het derde lid en het vierde lid vervangen door wat volgt: "De meerderjarige gebruiker aan wie een aantal zorggebonden punten is toegekend als vermeld in artikel 23, eerste lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juni 2016 houdende de transitie van personen met een handicap die gebruikmaken van een persoonlijke-assistentiebudget of een persoonsgebonden budget of die ondersteund worden door een flexibel aanbodcentrum voor meerderjarigen of een thuisbegeleidingsdienst, naar persoonsvolgende financiering en houdende de transitie van de flexibele aanbodcentra voor meerderjarigen en de thuisbegeleidingsdiensten, en die op 1 januari 2017 financiële bijdrage betaalde, betaalt verder financiële bijdrage totdat de voorziening is overgeschakeld naar een systeem waarbij de gebruiker zelf instaat voor de woon- en leefkosten, conform artikel 26, eerste tot en met vierde lid, van het voormelde besluit, of conform artikel 23 van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 november 2017 over de erkenning en subsidiëring van voorzieningen die ondersteuning bieden aan personen met een handicap in de gevangenis, en van units voor geïnterneerden, of conform artikel 13 van het besluit van de Vlaamse Regering van 8 december 2017 over de erkenning en subsidiëring van observatie-, diagnose- en behandelingsunits. Als de meerderjarige gebruiker, vermeld in het derde lid, de individuele dienstverleningsovereenkomst met de voorziening die hem op 31 december 2016 ondersteuning bood, wijzigt voordat die voorziening is overgeschakeld naar een systeem waarbij de gebruiker zelf instaat voor de woon- en leefkosten en hij volledig of gedeeltelijk die voorziening verlaat en geheel of gedeeltelijk overstapt naar een andere voorziening, blijft hij financiële bijdrage betalen aan de voorziening die hem op 31 december 2016 ondersteunde en betaalt hij woon- en leefkosten als vermeld in paragraaf 3, bij de andere voorziening."; 2° er wordt een vijfde lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "De meerderjarige gebruiker die vanaf 1 januari 2017 start met een persoonsvolgend budget als vermeld in hoofdstuk 3 van het voormelde besluit van 24 juni 2016, betaalt woon- en leefkosten als vermeld in paragraaf 3."; 3° er worden een paragraaf 2/1 en paragraaf 2/2 ingevoegd, die luiden als volgt: " § 2/1.In deze paragraaf wordt verstaan onder: 1° gebruiker: de meerderjarige gebruiker, vermeld in paragraaf 2;2° voorziening: een zorgaanbieder die voor het verstrekken van niet-rechtstreeks toegankelijke zorg of ondersteuning vergund is door het agentschap conform het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juni 2016 houdende het vergunnen van aanbieders van niet-rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning voor personen met een handicap. De maximale financiële bijdrage die aan de meerderjarige gebruiker, vermeld in paragraaf 2, vanaf 21 jaar gevraagd kan worden per ondersteuningsfunctie, wordt bepaald conform de tabel, opgenomen in bijlage 5, die bij dit besluit is gevoegd.

De bijdrage per dag kan nooit hoger zijn dan de bijdrage voor woonondersteuning respectievelijk voor gebruikers jonger dan 21 jaar of voor gebruikers ouder dan 21 jaar. Als verschillende voorzieningen tegelijk ondersteuning bieden aan een gebruiker, regelen ze de verdeling van de maximale bijdrage onderling.

Voor individuele praktische hulp, globale individuele ondersteuning en oproepbare permanentie mag geen bijdrage gevraagd worden.

Aan gebruikers die een financiële bijdrage betalen, mogen naast de financiële bijdrage alleen nog persoonlijke, individueel toewijsbare kosten aangerekend worden. Die kosten kunnen geen betrekking hebben op infrastructuur of onderhoud van infrastructuur, energiekosten, vervoer naar de collectieve dagondersteuning, kosten en heffingen ten laste van een voorziening, kosten voor de collectieve atelierwerking binnen de dagondersteuning of administratiekosten.

Een gebruiker die gebruik maakt van woonondersteuning en daarvoor de financiële bijdrage betaalt, behoudt 357,39 euro per maand van zijn persoonlijke inkomsten of minstens een derde van zijn arbeidsinkomen of vervangingsinkomen dat gebonden is aan een vroeger arbeidsinkomen, als hij voldoet aan een van de volgende voorwaarden: 1° hij is bekwaam om in een erkend maatwerkbedrijf te werken;2° hij heeft alleen motorische of zintuiglijke of licht mentale beperkingen of een niet-aangeboren hersenletsel. Een andere gebruiker dan de gebruiker, vermeld in het vijfde lid, die gebruikmaakt van woonondersteuning en daarvoor de financiële bijdrage betaalt, en die niet bekwaam is om in een erkend maatwerkbedrijf te werken, behoudt 190,61 euro per maand van zijn persoonlijke inkomsten.

Een gebruiker die alleen gebruikmaakt van dagondersteuning en daarvoor de financiële bijdrage betaalt, behoudt 357,39 euro per maand van zijn persoonlijke inkomsten. Dezelfde gebruiker met een arbeidsinkomen of een vervangingsinkomen dat gebonden is aan een vroeger arbeidsinkomen, behoudt minstens een derde van dat inkomen.

Een gebruiker die alleen gebruikmaakt van dagondersteuning bij een voorziening en die ook ondersteund wordt door een pleeggezin met toepassing van het besluit van de Vlaamse Regering van 8 november 2013 houdende de organisatie van pleegzorg, betaalt de financiële bijdrage voor dagondersteuning met een maximum van het resterende inkomen na de aftrek van de bijdrage in de kosten van de pleegzorg en na vrijstelling van het bedrag, vermeld in artikel 62, § 1, van het besluit van de Vlaamse Regering van 8 november 2013 houdende de organisatie van pleegzorg.

In afwijking van het achtste lid is er tot en met 31 december 2020 geen bijdrage verschuldigd als de gebruiker voor 1 januari 2014 al opvang in een pleeggezin combineerde met opvang in een dagcentrum.

De inkomsten voor een gehuwde of wettelijk samenwonende gebruiker worden berekend door de inkomsten van de gehuwden of wettelijk samenwonenden te delen door twee als dat voordeliger is voor de gebruiker.

Met behoud van de toepassing van eventuele rechterlijke beslissingen over de onderhoudsplicht wordt het bedrag dat de gebruiker behoudt uit zijn persoonlijke inkomsten of uit een derde van zijn arbeidsinkomen of vervangingsinkomen dat gebonden is aan een vroeger arbeidsinkomen, verhoogd met 225,22 euro per kind ten laste.

De financiële bijdrage wordt geïnd door een voorziening.

Binnen de regels, vermeld in deze paragraaf, wordt de regeling van de kosten die verschuldigd zijn door de gebruikers, bepaald in overleg met het collectief overlegorgaan.

De bedragen, vermeld in deze paragraaf, zijn gekoppeld aan de spilindex van de consumptieprijzen, die daarvoor berekend en benoemd is in het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen. De basis is de spilindex die geldig is op 1 januari 2014.

De bedragen, vermeld in deze paragraaf, worden telkens op 1 januari en 1 juli aangepast overeenkomstig de wet van 2 augustus 1971 houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de openbare schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen, aan het indexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld. § 2/2. De meerderjarige gebruikers, vermeld in paragraaf 2, die jonger zijn dan 21 jaar, betalen de financiële bijdragen, vermeld in artikel 25 van het besluit van 26 februari 2016 houdende erkenning en subsidiëring van multifunctionele centra voor minderjarige personen met een handicap.".

Art. 4.In artikel 9 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 maart 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 3 wordt tussen het tweede en het derde lid een lid ingevoegd, dat luidt als volgt: "De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen kan de wijze bepalen waarop de woonkosten, vermeld in het eerste lid, berekend moeten worden."; 5° aan paragraaf 3 worden drie leden toegevoegd, die luiden als volgt: "Voor de meerderjarige gebruikers die op 1 januari 2017 financiële bijdragen betaalden en die woon- en leefkosten moeten betalen na de overschakeling naar een systeem waarbij de gebruiker zelf instaat voor de woon- en leefkosten als vermeld in artikel 2, derde lid, wordt het bedrag van de woon- en leefkosten berekend rekening houdend met de financiële bijdragen die moesten worden betaald en met de bijkomende vergoedingen voor specifieke prestaties en verstrekkingen die aangerekend zijn voor de omschakeling naar een systeem waarbij de gebruiker zelf instaat voor de woon- en leefkosten. De voorzieningen berekenen het bedrag dat gemiddeld als financiële bijdrage en als bijkomende vergoeding is aangerekend.

Het bedrag van de woon- en leefkosten dat aan de gebruikers, vermeld in het achtste lid, wordt aangerekend, mag tot en met 31 december 2020 gemiddeld niet meer bedragen dan het gemiddelde bedrag vermeld in het negende lid.

Van de bepaling, vermeld in het tiende lid, kan alleen worden afgeweken na omstandige motivatie op basis van de kostenstructuur van de voorziening en na goedkeuring door het collectief overlegorgaan van de voorziening en door het agentschap.".

Art. 5.In artikel 9/1, § 2, eerste lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij besluit van de Vlaamse Regering van 8 september 2017, worden tussen het woord "dagondersteuning" en het woord "begeleid" de woorden "of een van de individuele ondersteuningsfuncties" ingevoegd.

Art. 6.Aan hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 8 september 2017, wordt een bijlage 5 toegevoegd, die als bijlage 1 bij dit besluit is gevoegd. HOOFDSTUK 3. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 27 november 2015 over de indiening en de afhandeling van de aanvraag van een budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning voor meerderjarige personen met een handicap en over de terbeschikkingstelling van dat budget

Art. 7.In artikel 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 27 november 2015 over de indiening en de afhandeling van de aanvraag van een budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning voor meerderjarige personen met een handicap en over de terbeschikkingstelling van dat budget, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 24 februari 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° punt 7° /1 wordt vervangen door wat volgt: "7° /1 jeugdhulpverlening: de niet rechtstreeks toegankelijke jeugdhulpverlening die is toegekend met toepassing van het decreet van 12 juli 2013 betreffende de integrale jeugdhulp of is toegewezen door het agentschap, en die bestaat uit de niet rechtstreeks toegankelijke ondersteuning die wordt geboden door een multifunctioneel centrum voor minderjarigen als vermeld in artikel 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 26 februari 2016 houdende erkenning en subsidiëring van multifunctionele centra voor minderjarige personen met een handicap of de ondersteuning die wordt geboden met de inzet van persoonsvolgende middelen als vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 10 maart 2017 over persoonsvolgende middelen voor minderjarige personen met een handicap met dringende noden of uit een persoonlijke assistentiebudget als vermeld in artikel 19/1 van het decreet van 7 mei 2004;"; 2° er wordt een punt 18° /1 ingevoegd, dat luidt als volgt: "18° /1 prioriteitengroep: een prioriteitengroep als vermeld in hoofdstuk 2, afdeling 2, van het besluit van de Vlaamse Regering van 4 maart 2016 over de oprichting van een regionale prioriteitencommissie, de toekenning van prioriteitengroepen, de vaststelling van de maatschappelijke noodzaak, de toeleiding naar ondersteuning, de afstemming en planning in het kader van persoonsvolgende financiering;"; 3° punt 21° wordt vervangen door wat volgt: "21° regionale prioriteitencommissie: de regionale prioriteitencommissie, vermeld in artikel 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 4 maart 2016 over de oprichting van een regionale prioriteitencommissie, de toekenning van prioriteitengroepen, de vaststelling van de maatschappelijke noodzaak, de toeleiding naar ondersteuning, de afstemming en planning in het kader van persoonsvolgende financiering;".

Art. 8.Artikel 2 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 24 februari 2017, wordt vervangen door wat volgt: "

Art. 2.Het agentschap kan een budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning toewijzen aan meerderjarige personen met een handicap die voldoen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 20 en 21 van het decreet van 7 mei 2004, met uitzondering van de meerderjarige personen met een handicap met uitsluitend een of meer psychische stoornissen als vermeld in het handboek voor de classificatie van psychische stoornissen DSM-5.

In afwijking van het eerste lid kan een budget worden toegewezen aan meerderjarige personen met neurobiologische ontwikkelingsstoornissen als vermeld in de DSM-5, met uitzondering van de meerderjarige personen met specifieke leerstoornissen, aandachtsdeficiëntie- en hyperactiviteitstoornis, motorische stoornissen en ticstoornissen en aan meerderjarige personen met een uitgebreide of beperkte neurologische stoornis ten gevolge van een traumatisch hersenletsel, de ziekte van Parkinson, de ziekte van Huntington of andere somatische stoornissen als vermeld in het hoofdstuk neurocognitieve stoornissen uit de DSM-5.".

Art. 9.In artikel 5, § 1, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 24 februari 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° tussen het tweede en het derde lid wordt een lid ingevoegd, dat luidt als volgt: "Als het agentschap de aanvrager conform artikel 10, tweede lid, verwijst naar een dienst Ondersteuningsplan voor de aanpassing van het ondersteuningsplan persoonsvolgende financiering of voor de opmaak van een nieuw ondersteuningsplan persoonsvolgende financiering, is de datum van aanvraag, in afwijking van het eerste lid, de datum waarop de aanvrager zich aanmeldt bij de dienst Ondersteuningsplan."; 2° in het bestaande vierde lid, dat het vijfde lid wordt, wordt de zinsnede "vermeld in artikel 10," vervangen door de zinsnede "vermeld in artikel 10, eerste lid,".

Art. 10.Artikel 17 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt: "

Art. 17.Het agentschap kan een van de budgetcategorieën toewijzen die vermeld worden in tabel 1, opgenomen in de bijlage die bij dit besluit is gevoegd.

Elke budgetcategorie wordt uitgedrukt in zorggebonden punten. Het aantal zorggebonden punten is een maximum voor een kalenderjaar.

De omslagsleutel voor de omzetting van een zorggebonden punt naar een bedrag in euro bedraagt 839,72 euro.

De omslagsleutel, vermeld in het derde lid, wordt jaarlijks aangepast, rekening houdend met de afgevlakte gezondheidsindex die moet berekend en toegepast worden conform artikel 2 tot en met 2quater van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van `s lands concurrentievermogen, hierna G-index te noemen, volgens de formule: omslagsleutel van het jaar x = omslagsleutel van het jaar x- 1 x (1 + 90% x ((G-index december jaar x-1/G-index december jaar x-2) - 1)).".

Art. 11.Aan artikel 29 van hetzelfde besluit worden een derde en een vierde lid toegevoegd, die luiden als volgt: "Het agentschap onderzoekt of de vragenlijst volledig is ingevuld. In voorkomend geval kan het agentschap bijkomende informatie opvragen.

Als binnen twee weken te rekenen vanaf de datum waarop de vragenlijst, vermeld in het eerste lid, aan het agentschap is bezorgd, devragenlijst op verzoek van het agentschap niet wordt vervolledigd of het medisch attest, vermeld in het tweede lid, niet aan het agentschap wordt bezorgd, wordt de aanvraag van de erkenning van een situatie als noodsituatie stopgezet.".

Art. 12.In artikel 31, tweede lid, van hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in punt 1° wordt de zinsnede "budgetcategorie X" vervangen door de zinsnede "budgetcategorie VIII";2° in punt 2° wordt de zinsnede "budgetcategorie IV" vervangen door de zinsnede "budgetcategorie III";3° in punt 3° wordt de zinsnede "budgetcategorie V" vervangen door de zinsnede "budgetcategorie IV".4° in punt 1° wordt de zinsnede "budgetcategorie II" vervangen door de zinsnede "budgetcategorie I".

Art. 13.In artikel 32 van hetzelfde besluit wordt paragraaf 2 vervangen door wat volgt: " § 2. Als de indiening en afhandeling van de aanvraag, vermeld in paragraaf 1, tweede lid, niet zijn afgerond na afloop van de tweeëntwintig weken, vermeld in artikel 31, eerste lid, stelt het agentschap het budget dat met toepassing van artikel 31 ter beschikking is gesteld verder ter beschikking totdat het agentschap een beslissing tot toewijzing en terbeschikkingstelling heeft genomen na de afhandeling van de aanvraag, vermeld in paragraaf 1, tweede lid, doch maximaal gedurende een periode van één jaar na afloop van de tweeëntwintig weken, vermeld in artikel 31, eerste lid.".

Art. 14.Artikel 34 van hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 24 februari 2017, wordt vervangen door wat volgt: "

Art. 34.De aanvraag van een budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning voor personen met een handicap aan wie jeugdhulpverlening is toegekend, wordt ingediend conform de bepalingen van hoofdstuk 2 en afgehandeld overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk 3.

In afwijking van de bepalingen van hoofdstuk 3, afdeling 3, van dit besluit, wordt het dossier niet voorgelegd aan de regionale prioriteitencommissie voor de toekenning van een prioriteitengroep als het bedrag van de budgetcategorie die conform artikel 17 tot en met 21 kan worden toegewezen, kleiner is dan of gelijk is aan het bedrag van de subsidies dat is berekend conform het derde lid en het vierde lid.

Voor de berekening van het bedrag van de subsidies, vermeld in het tweede lid, wordt rekening gehouden met de subsidies die het agentschap heeft betaald voor jeugdhulpverlening en in voorkomend geval met de subsidies die het agentschap jongerenwelzijn heeft betaald voor de persoon met een handicapin het kader van een aanvullend geïndividualiseerd hulpaanbod als vermeld in artikel 67, tweede lid, van het decreet van 12 juli 2013 betreffende de integrale jeugdhulp, of via de inschakeling van een intersectoraal zorgnetwerk als vermeld in artikel 1, 4°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 9 oktober 2015 betreffende het intersectorale zorgnetwerk en tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 21 februari 2014 betreffende de integrale jeugdhulp, wat betreft de prioritair toe te wijzen hulpvragen.

De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, bepaalt op welke wijze het bedrag van de subsidies, vermeld in het tweede lid, conform het derde lid moet worden vastgesteld.

Als het bedrag van de budgetcategorie die conform artikel 17 tot en met 21 kan worden toegewezen, groter is dan het bedrag van de subsidies, vermeld in het tweede lid, wordt het dossier voorgelegd aan de regionale prioriteitencommissie voor de toekenning van een prioriteitengroep, voor het gedeelte van het bedrag van de budgetcategorie dat het bedrag van de subsidies, vermeld in het tweede lid, overstijgt.".

Art. 15.In artikel 35 van hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 24 februari 2017, wordt paragraaf 3 vervangen door wat volgt: " § 3. Als een herziening van een toegewezen budgetcategorie of van een toegekende prioriteitengroep wordt gevraagd, vervangt de beslissing die het agentschap heeft genomen over de toewijzing van een budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning en over de toekenning van een prioriteitengroep na de afhandeling van de aanvraag van herziening, de beslissing tot toewijzing van de budgetcategorie waarvan herziening wordt gevraagd of de beslissing tot toekenning van de prioriteitengroep waarvan herziening wordt gevraagd.".

Art. 16.Artikel 54/1 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 24 februari 2017, wordt opgeheven.

Art. 17.In artikel 56 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 4 maart 2016 en 24 februari 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht: "1° in het vierde lid worden de woorden "is toegewezen en dat het bedrag van de subsidies die door het agentschap zijn betaald voor de niet rechtstreeks toegankelijke jeugdhulpverlening" vervangen door de zinsnede "het bedrag van de subsidies berekend conform artikel 34, derde en vierde lid,"; 2° tussen het vierde en het vijfde lid wordt een lid ingevoegd, dat luidt als volgt: "De beslissing tot toekenning van jeugdhulpverlening of van een aanvullend geïndividualiseerd hulpaanbod als vermeld in artikel 67, tweede lid, van het decreet van 12 juli 2013 betreffende de integrale jeugdhulp, of de beslissing betreffende de inschakeling van een intersectoraal zorgnetwerk als vermeld in artikel 1, 4°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 9 oktober 2015 betreffende het intersectorale zorgnetwerk en tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 21 februari 2014 betreffende de integrale jeugdhulp, wat betreft de prioritair toe te wijzen hulpvragen die is genomen met toepassing van het decreet van 12 juli 2013 betreffende de integrale jeugdhulp, of de beslissing van het agentschap tot toewijzing van jeugdhulpverlening vervalt met ingang van de eerste dag van de vierde maand die volgt op de datum van de terbeschikkingstelling van het budget, vermeld in het vierde lid."; 3° het bestaande vijfde lid, dat het zesde lid wordt, wordt vervangen door wat volgt: "In de periode van 1 januari 2017 tot en met 31 december 2019 wordt de vraag naar een budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning van de persoon met een handicap die op het moment van de aanvraag van dat budget gebruikmaakt van een andere vorm van jeugdhulpverlening dan een persoonlijke-assistentiebudget en die conform het vierde lid nog niet in aanmerking komt voor een terbeschikkingstelling van een budget, in afwijking van artikel 34, tweede lid en vierde lid, voorgelegd aan de regionale prioriteitencommissie voor de toekenning van een prioriteitengroep voor het gehele bedrag van de budgetcategorie die conform artikel 17 tot en met 21 kan worden toegewezen.".

Art. 18.Tabel 1 van de bijlage bij hetzelfde besluit wordt vervangen door de tabel die is opgenomen in bijlage 3, die bij dit besluit is gevoegd.

Art. 19.Tabel 3 van de bijlage bij hetzelfde besluit wordt vervangen door de tabel die is opgenomen in bijlage 4, die bij dit besluit is gevoegd. HOOFDSTUK 4. - Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 11 december 2015 houdende de vergunningsvoorwaarden en de subsidieregeling van bijstandsorganisaties om budgethouders bij te staan in het kader van persoonsvolgende financiering

Art. 20.Aan artikel 6 van het besluit van de Vlaamse Regering van 11 december 2015 houdende de vergunningsvoorwaarden en de subsidieregeling van bijstandsorganisaties om budgethouders bij te staan in het kader van persoonsvolgende financiering, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 10 juni 2016, worden tussen het eerste en het tweede lid elf leden ingevoegd, die luiden als volgt: "Om vergund te blijven moeten de bijstandsorganisaties beschikken over een kwaliteitshandboek als vermeld in artikel 5, § 4, van het decreet van 17 oktober 2003 betreffende de kwaliteit van de gezondheids- en welzijnsvoorzieningen, dat de gegevens bevat die opgenomen zijn in de bijlage, die bij dit besluit is gevoegd.

Het kwaliteitshandboek is actueel, vormt een samenhangend geheel en komt overeen met de praktijk. Het ligt permanent ter beschikking van de medewerkers van de bijstandsorganisaties en van de budgethouders.

Het kwaliteitshandboek waarborgt en is niet in tegenspraak met de kwaliteitseisen, vermeld in het eerste lid, 8°.

De zelfevaluatie, vermeld in artikel 5, § 3, van het voormelde decreet van 17 oktober 2003, die de bijstandsorganisatie uitvoert, bevat minstens: 1° een evaluatie van de gebruikersgerichte processen;2° een evaluatie van de organisatiegerichte processen en ingezette middelen. De zelfevaluatie gebeurt in samenspraak met de medewerkers en de budgethouders.

Bij de evaluatie, vermeld in het vijfde lid, 1° en 2°, wordt in het bijzonder aandacht geschonken aan de doeltreffendheid en doelmatigheid van de processen.

In het zevende lid wordt verstaan onder: 1° doeltreffendheid: de mate waarin de doelstellingen gerealiseerd worden;2° doelmatigheid: de mate waarin de resultaten zich verhouden tot de middelen. In het achtste lid, 2°, wordt verstaan onder middelen: personeel, financiën, gebouwen en inrichting, uitrusting, technieken en methoden.

Bij elk van de evaluaties, vermeld in het vijfde lid, 1° en 2°, worden de vijf elementen, vermeld in artikel 5, § 3, tweede lid, 1° tot en met 5°, van het voormelde decreet van 17 oktober 2003, doorlopen, telkens gedurende maximaal vijf jaar.

De bijstandsorganisaties moeten aan de voorwaarden, vermeld in het tweede tot en met het tiende lid, voldoen na afloop van een periode van twee jaar te rekenen vanaf de aanvangsdatum van de vergunning.

In afwijking van het elfde lid moeten de bijstandsorganisaties die op 1 januari 2018 zijn vergund door het agentschap met ingang van 1 juli 2020 voldoen aan de voorwaarde, vermeld in derde lid.".

Art. 21.In hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 10 juni 2016, wordt een artikel 18/1 ingevoegd, dat luidt als volgt: "

Art. 18/1.Als een budgethouder een klacht heeft ingediend bij een bijstandsorganisatie, maar het antwoord van de bijstandsorganisatie de klager geen voldoening schenkt, of als de bijstandsorganisatie de klacht niet afhandelt binnen de termijn die is vastgesteld in de interne klachtenprocedure, dan bestaat de mogelijkheid voor de budgethouder om klacht in te dienen bij het agentschap.".

Art. 22.Aan hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 10 juni 2016, wordt een bijlage toegevoegd, die als bijlage 2 bij dit besluit is gevoegd. HOOFDSTUK 5. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 4 maart 2016 over de oprichting van een regionale prioriteitencommissie, de toekenning van prioriteitengroepen, de vaststelling van de maatschappelijke noodzaak, de toeleiding naar ondersteuning, de afstemming en planning in het kader van persoonsvolgende financiering

Art. 23.Aan artikel 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 4 maart 2016 over de oprichting van een regionale prioriteitencommissie, de toekenning van prioriteitengroepen, de vaststelling van de maatschappelijke noodzaak, de toeleiding naar ondersteuning, de afstemming en planning in het kader van persoonsvolgende financiering worden een punt 1° /1 en een punt 1° /2 ingevoegd, die luiden als volgt: "1° /1 besluit van 27 november 2015: het besluit van de Vlaamse Regering van 27 november 2015 over de indiening en de afhandeling van de aanvraag van een budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning voor meerderjarige personen met een handicap en over de terbeschikkingstelling van dat budget; 1° /2 besluit van 10 juni 2016: het besluit van de Vlaamse Regering van 10 juni 2016 houdende de transitie van personen met een handicap met een actieve zorgvraag naar persoonsvolgende financiering.".

Art. 24.Aan artikel 3, § 1, van hetzelfde besluit wordt een zesde lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "Het lidmaatschap van een regionale prioriteitencommissie is onverenigbaar met het lidmaatschap van het raadgevend comité van het agentschap of van de adviescommissie, vermeld in hoofdstuk IV van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juli 1991 betreffende de indiening en afhandeling van de aanvraag tot ondersteuning bij het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap.".

Art. 25.In artikel 4, van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1 wordt het tweede lid vervangen door wat volgt: "De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, benoemt in elke provincie een pool van leden die geen ambtenaar zijn, meer bepaald: 1° vijftien leden in de provincie West-Vlaanderen, Vlaams-Brabant en Limburg;2° achttien leden in de provincie Oost-Vlaanderen; 3° eenentwintig leden in de provincie Antwerpen."; 2° de nummering " § 3" wordt vervangen door de nummering " § 2".

Art. 26.In artikel 5 van hetzelfde besluit wordt tussen het tweede en het derde lid een lid ingevoegd, dat luidt als volgt: "De forfaitaire jaarlijkse toelage, vermeld in artikel 6, van het voormelde besluit, kan worden verdeeld tussen de voorzitter en de plaatsvervangende voorzitters van een regionale prioriteitencommissie naargelang het aantal dat elk van hen effectief heeft voorgezeten.".

Art. 27.In artikel 10 van hetzelfde besluit wordt het tweede lid vervangen door wat volgt: "De regionale prioriteitencommissie kent op basis van haar inschatting van de grootte van de ondersteuningskloof een van volgende categorieën toe: 1° categorie 1: er is geen mogelijkheid tot of men wenst geen ondersteuning noch van reguliere of rechtstreeks toegankelijke diensten, noch van mantelzorgers of vrijwillige hulp, maar er zijn duidelijk intense of complexe ondersteuningsnoden;2° categorie 2: er is geen mogelijkheid tot of men wenst geen ondersteuning noch van reguliere of rechtstreeks toegankelijke diensten, noch van mantelzorgers of vrijwillige hulp, maar de ondersteuningsnood is beperkt in intensiteit of complexiteit.Er is ondersteuning van reguliere of rechtstreeks toegankelijke diensten of vrijwillige hulp, maar die volstaat niet meer of is onaangepast om tegemoet te komen aan de ondersteuningsnoden van de persoon. Er zijn geen mantelzorgers aanwezig, ondersteuning van mantelzorgers volstaat niet meer, of mantelzorgers zijn overbelast; 3° categorie 3: de huidige ondersteuning komt goed tegemoet aan de ondersteuningsnoden van de persoon.Er is geen grote kloof tussen wat de persoon nodig heeft en nu al krijgt aan ondersteuning.".

Art. 28.In artikel 13, § 2, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 24 februari 2017, worden het tweede tot en met het vijfde lid opgeheven.

Art. 29.In artikel 15, derde lid, van hetzelfde besluit wordt de zinsnede "het besluit van de Vlaamse Regering van 27 november 2015 over de indiening en de afhandeling van de aanvraag van een budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning voor meerderjarige personen met een handicap en over de terbeschikkingstelling van dat budget" vervangen door de zinsnede "het besluit van 27 november 2015".

Art. 30.Aan hoofdstuk 2 van hetzelfde besluit wordt een afdeling 3, die bestaat uit artikel 15/1 tot en met artikel 15/7, toegevoegd, die luidt als volgt: "Afdeling 3. - Rangschikking binnen een prioriteitengroep

Art. 15/1.Binnen elke prioriteitengroep worden de vragen naar een budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning chronologisch gerangschikt, rekening houdend met de datum van de aanvraag, vermeld in artikel 5 van het besluit van 27 november 2015.

Art. 15/2.Als een herziening wordt gevraagd van een budgetcategorie en de prioriteitengroep die is toegewezen, of van een prioriteitengroep die is toegekend met toepassing van hoofdstuk 2 en 3 van het besluit van 27 november 2015 of met toepassing van artikel 3 tot en met 14 van het besluit van 10 juni 2016, of als herziening wordt gevraagd met toepassing van artikel 27/1, § 2, tweede lid en § 3, eerste lid, van besluit van 10 juni 2016, wordt de vraag naar een budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning na herziening binnen elke prioriteitengroep als volgt chronologisch gerangschikt: 1° als de regionale prioriteitencommissie in het kader van de aanvraag van herziening een hogere prioriteitengroep toekent dan de prioriteitengroep die eerder is toegekend, gebeurt de chronologische rangschikking binnen de toegekende prioriteitengroep, rekening houdend met de datum van de aanvraag van herziening, die wordt vastgesteld conform artikel 5 van het besluit van 27 november 2015, of rekening houdend met de datum waarop het multidisciplinair team de informatie over de dringendheid, vermeld in artikel 35, § 2, van het besluit van 27 november 2015, bezorgt aan het agentschap, als alleen een herziening van de toegekende prioriteitengroep wordt gevraagd;2° als de regionale prioriteitencommissie in het kader van de aanvraag van herziening dezelfde of een lagere prioriteitengroep toekent dan de eerder toegekende prioriteitengroep, gebeurt de chronologische rangschikking binnen de toegekende prioriteitengroep met dezelfde datum waarmee de vraag naar een budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning waarop de aanvraag van herziening betrekking heeft, was gerangschikt. Als herziening wordt gevraagd van een budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning budget dat ter beschikking gesteld is, wordt de vraag naar een budget na herziening binnen elke prioriteitengroep chronologisch gerangschikt, rekening houdend met de datum van de aanvraag van herziening, die wordt vastgesteld conform artikel 5 van het besluit van 27 november 2015.

Art. 15/3.In dit artikel wordt verstaan onder jeugdhulpverlening: de niet rechtstreeks toegankelijke jeugdhulpverlening die is toegekend met toepassing van het decreet van 12 juli 2013 betreffende de integrale jeugdhulp of is toegewezen door het agentschap en die bestaat uit een van de volgende vormen van ondersteuning: 1° de niet rechtstreeks toegankelijke ondersteuning die wordt geboden door een multifunctioneel centrum voor minderjarigen als vermeld in artikel 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 26 februari 2016 houdende erkenning en subsidiëring van multifunctionele centra voor minderjarige personen met een handicap;2° de persoonsvolgende middelen als vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 10 maart 2017 over persoonsvolgende middelen voor minderjarige personen met een handicap met dringende noden;3° een persoonlijke-assistentiebudget als vermeld in artikel 19/1 van het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap. In afwijking van artikel 15/1 wordt de vraag naar een budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning van personen met een handicap aan wie jeugdhulpverlening is toegekend met uitzondering van een persoonlijke-assistentiebudget, zonder dat daar gebruik van kon worden gemaakt, binnen elke prioriteitengroep gerangschikt met een datum die drie jaar voorafgaat aan de datum van de aanvraag van het budget, vermeld in artikel 5 van het besluit van 27 november 2015, als aan al de volgende voorwaarden is voldaan: 1° de persoon met een handicap stond gedurende minstens drie jaar voor de datum van de aanvraag van een budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning onafgebroken op de intersectorale registratielijst, vermeld in artikel 26, § 1, eerste lid, 1°, van het decreet van 12 juli 2013 betreffende de integrale jeugdhulp;2° het agentschap heeft gedurende de periode, vermeld in punt 1°, geen niet rechtstreeks toegankelijke jeugdhulp voor de persoon met een handicap gefinancierd. Als de jeugdhulpverlening die was toegekend zonder dat daar gebruik van kon worden gemaakt, bestond uit een persoonlijke-assistentiebudget, wordt de vraag naar een budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning van de personen met een handicap die voldoen aan de voorwaarden vermeld in het tweede lid, in afwijking van artikel 15/1, binnen elke prioriteitengroep gerangschikt met de datum van de aanvraag van het persoonlijke-assistentiebudget, met toepassing van het decreet van 12 juli 2013 betreffende de integrale jeugdhulp decreet, of met de datum waarop het agentschap de aanvraag van een persoonlijke-assistentiebudget, vermeld in artikel 3 van het besluit van 15 december 2000 houdende vaststelling van de voorwaarden van toekenning van een persoonlijke-assistentiebudget aan personen met een handicap, zoals van kracht vóór de inwerkingtreding van het besluit van 27 november 2015, heeft ontvangen.

Art. 15/4.De vraag naar een budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning wordt in het geval, vermeld in artikel 15, binnen prioriteitengroep 1 gerangschikt met de datum waarop het verzoek om terbeschikkingstelling van het toegewezen budget, vermeld in artikel 15, tweede lid, is bezorgd aan het agentschap.

Art. 15/5.In dit artikel wordt verstaan onder: 1° FAM: een flexibel aanbodcentrum als vermeld in artikel 2 het besluit van de Vlaamse Regering van 26 februari 2016 houdende erkenning en subsidiëring van flexibele aanbodcentra voor meerderjarige personen met een handicap zoals van toepassing op 31 december 2016;2° thuisbegeleidingsdienst: een thuisbegeleidingsdienst als vermeld in artikel 2 van het besluit van de Vlaamse regering van 17 december 1996 betreffende de erkenning en subsidiëring van thuisbegeleidingsdiensten voor personen met een handicap zoals van toepassing op 31 december 2016. De personen met een handicap die op 31 december 2016 gebruikmaakten van de ondersteuning van een FAM of een thuisbegeleidingsdienst, en die niet moeten worden beschouwd als personen die gebruikmaken van rechtstreeks toegankelijke hulp, conform artikel 17, tweede lid, of artikel 18, eerste lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juni 2016 houdende de transitie van personen met een handicap die gebruikmaken van een persoonlijke- assistentiebudget of een persoonsgebonden budget of die ondersteund worden door een flexibel aanbodcentrum voor meerderjarigen of een thuisbegeleidingsdienst, maar aan wie als gevolg van de sectorale afspraken over de operationalisering van de transitie van de meerderjarige gebruikers van zorg en ondersteuning naar persoonsvolgende financiering als vermeld in hoofdstuk 3 van het voormelde besluit, geen aantal zorggebonden punten als vermeld in artikel 23, eerste lid, van het voormelde besluit, wordt toegekend, worden ambtshalve in prioriteitengroep 1 geplaatst met als datum 1 juli 2017 en met een aantal zorggebonden punten dat door het agentschap wordt berekend conform artikel 17, eerste en tweede lid, van het voormelde besluit, op basis van de resultaten van de vertaling door de FAM of de thuisbegeleidingsdienst van de geboden ondersteuning conform de sjablonen en de richtlijnen, vermeld in artikel 14, vijfde lid, van het voormelde besluit, en op basis van de inschatting van de zorgzwaarte die door de FAM of de thuisbegeleidingsdienst is gemaakt conform de sjablonen en de richtlijnen, vermeld in artikel 15, derde lid, van het voormelde besluit.

De personen met een handicap, vermeld in het tweede lid, kunnen tot op het moment van de terbeschikkingstelling van het budget, vermeld in het tweede lid, bij de zorgaanbieder die vergund is door het agentschap en die hen op 31 december 2016 ondersteuning bood ten laste van die zorgaanbieder, aanspraak blijven maken op dezelfde ondersteuning.

Art. 15/7.Binnen elke prioriteitengroep komen de personen met een handicap met de vroegste data het eerst in aanmerking voor de terbeschikkingstelling van een budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning.".

Art. 31.In artikel 16, eerste lid, van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° punt 1° wordt vervangen door wat volgt: "1° er is aangetoond dat de persoon met een handicap ernstig fysiek, psychisch, emotioneel of seksueel misbruikt wordt door de mantelzorgers of samenwonende personen uit het netwerk, of dat de persoon met een handicap het slachtoffer is van incest;"; 2° punt 3° wordt vervangen door wat volgt: "3° er is aangetoond dat de persoon met een handicap ernstig fysiek, psychisch of emotioneel wordt verwaarloosd door de mantelzorgers of samenwonende personen uit het netwerk.". HOOFDSTUK 6. - Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 juni 2016 houdende de transitie van personen met een handicap met een actieve zorgvraag naar persoonsvolgende financiering

Art. 32.Artikel 16 van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 juni 2016 houdende de transitie van personen met een handicap met een actieve zorgvraag naar persoonsvolgende financiering wordt vervangen door wat volgt: "

Art. 16.Behalve als de zorgvraag die met toepassing van hoofdstuk 1 van dit besluit werd weerhouden voor vertaling naar een budget, een persoonlijke-assistentiebudget of een combinatie van een persoonlijke-assistentiebudget met begeleid werken of met een dagcentrum betreft of als een herziening is gevraagd als vermeld in artikel 15, stelt het agentschap een budget dat is toegewezen met toepassing van artikel 3 tot en met artikel 14, ter beschikking voor een periode van maximaal twaalf maanden vanaf de datum, vermeld in de beslissing tot terbeschikkingstelling.

Als de persoon met een handicap na de periode, vermeld in het eerste lid, verder wil gebruikmaken van zijn budget, moet hij binnen de periode, vermeld in het eerste lid, zijn nood aan zorg en ondersteuning op basis van de ondersteuningsfuncties en frequenties, vermeld in de beslissing tot toewijzing van een budget, vermeld in artikel 14, tweede, derde of zesde lid, laten objectiveren door een multidisciplinair team, als vermeld in artikel 1, 9°, van het besluit van 27 november 2015. Het multidisciplinair team objectiveert de nood aan zorg en ondersteuning conform artikel 13 van het besluit van 27 november 2015.

Als de objectivering van de nood aan zorg en ondersteuning, vermeld in het tweede lid, als gevolg van overmacht, ingeroepen door de betrokkenen of het multidisciplinaire team, vermeld in artikel 1, 9°, van het besluit van 27 november 2015, niet kan worden gefinaliseerd binnen de termijn, vermeld in het eerste lid, kan het agentschap de termijn eenmalig verlengen met drie maanden.

Als het multidisciplinair team, vermeld in artikel 1, 9°, van het besluit van 27 november 2015, niet binnen de periode, vermeld in het eerste lid, in voorkomend geval verlengd met drie maanden, een objectivering van de zorg en ondersteuning als vermeld in het tweede lid heeft bezorgd aan het agentschap, vervalt de beslissing tot toewijzing van een budget die is genomen met toepassing van artikel 3 tot en met artikel 14, met ingang van de eerst dag die volgt op de periode, vermeld in het eerste lid, in voorkomend geval verlengd met drie maanden conform het derde lid.

Het agentschap stelt op basis van de ondersteuningsfuncties en frequenties vermeld in de beslissing tot toewijzing van een budget, vermeld in artikel 14, tweede, derde of zesde lid, en op basis van het resultaat van de objectivering van de nood aan zorg en ondersteuning, vermeld in het tweede lid, een budgetcategorie vast conform artikel 19 tot en met artikel 21 van het besluit van 27 november 2015 met dien verstande dat in die artikels de vraag wordt gelezen als de ondersteuningsfuncties en frequenties vermeld in de beslissing tot toewijzing van een budget, vermeld in artikel 14, tweede, derde of zesde lid en de gevraagde ondersteuningsfuncties als de ondersteuningsfuncties, vermeld in de in de beslissing tot toewijzing van een budget, vermeld in artikel 14, tweede, derde of zesde lid.

Als de budgetcategorie, die wordt vastgesteld conform artikel 16, vijfde lid, lager is dan de budgetcategorie, vermeld in de beslissing tot toewijzing, vermeld in artikel 14, tweede, derde of zesde lid, heeft de beslissing tot toewijzing van de budgetcategorie die is vastgesteld conform artikel 16, vijfde lid, uitwerking vanaf de eerste dag van de vierde maand na de datum die opgenomen is in de beslissing tot toewijzing en wordt die budgetcategorie met ingang van de eerste dag van de vierde maand na de datum die opgenomen is in de beslissing tot toewijzing ter beschikking gesteld.

Als de budgetcategorie, die wordt vastgesteld conform artikel 16, vijfde lid, hoger is dan de budgetcategorie, vermeld in de beslissing tot toewijzing, vermeld in artikel 14, tweede, derde of zesde lid, wordt die budgetcategorie onmiddellijk na de beslissing tot toewijzing ervan ter beschikking gesteld.

Art. 33.Artikel 17 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 34.Artikel 27/1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 juni 2016 houdende de transitie van personen met een handicap met een actieve zorgvraag naar persoonsvolgende financiering, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 24 februari 2017, wordt vervangen door wat volgt: "

Art. 27/1.§ 1. In deze paragraaf wordt verstaan onder jeugdhulpverlening: de niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning die is toegekend met toepassing van het decreet van 12 juli 2013 betreffende de integrale jeugdhulp of is toegewezen door het agentschap en die bestaat uit een van de volgende vormen van ondersteuning: 1° de niet rechtstreeks toegankelijke ondersteuning die wordt geboden door een multifunctioneel centrum voor minderjarigen als vermeld in artikel 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 26 februari 2016 houdende erkenning en subsidiëring van multifunctionele centra voor minderjarige personen met een handicap;2° de ondersteuning die wordt geboden in het kader van een persoonsvolgende convenant als vermeld in artikel 3 van het besluit van de Vlaamse regering van 19 juli 2002 houdende maatregelen om tegemoet te komen aan de noodzaak tot leniging van dringende behoeften van personen met een handicap;3° de ondersteuning die wordt geboden met de inzet van persoonsvolgende middelen als vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 10 maart 2017 over persoonsvolgende middelen voor minderjarige personen met een handicap met dringende noden;4° de ondersteuning die wordt geboden met een persoonlijke- assistentiebudget als vermeld in artikel 19/1 van het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap. In de periode van 1 januari 2017 tot en met 31 december 2019 kan het agentschap gefaseerd een budget ter beschikking stellen aan personen met een handicap aan wie het agentschap een budget heeft toegewezen met toepassing van artikel 3 tot en met 14 van dit besluit en die gebruikmaken van jeugdhulpverlening voor een bedrag dat maximaal overeenstemt met het bedrag van de subsidies dat berekend wordt conform artikel 34, derde en vierde lid, van het besluit van 27 november 2015.

De beslissing tot toekenning van jeugdhulpverlening of van een aanvullend geïndividualiseerd hulpaanbod als vermeld in artikel 67, tweede lid, van het decreet van 12 juli 2013 betreffende de integrale jeugdhulp, of de beslissing betreffende de inschakeling van een intersectoraal zorgnetwerk als vermeld in artikel 1, 4°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 9 oktober 2015 betreffende het intersectorale zorgnetwerk en tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 21 februari 2014 betreffende de integrale jeugdhulp, wat betreft de prioritair toe te wijzen hulpvragen, die is genomen met toepassing van het decreet van 12 juli 2013 betreffende de integrale jeugdhulp of de beslissing van het agentschap tot toewijzing van jeugdhulpverlening, vervalt met ingang van de eerste dag van de vierde maand die volgt op de datum van de terbeschikkingstelling van het budget, vermeld in het vierde lid.

Voor de terbeschikkingstellingen, vermeld in het tweede lid, gelden de volgende fasen: 1° in 2017 wordt het budget ter beschikking gesteld aan de personen met een handicap die geboren zijn in 1994 of vroeger en die in 2017 gebruikmaken van niet rechtstreeks toegankelijke jeugdhulpverlening;2° in 2018 kan het budget ter beschikking gesteld worden aan de personen met een handicap die geboren zijn in 1996 of vroeger en die in 2018 gebruikmaken van niet rechtstreeks toegankelijke jeugdhulpverlening;3° in 2019 kan het budget ter beschikking gesteld worden aan de personen met een handicap die geboren zijn in 1998 of vroeger en die in 2019 gebruikmaken van niet rechtstreeks toegankelijke jeugdhulpverlening. § 2. Voor de personen met een handicap die in 2017 in aanmerking komen voor de terbeschikkingstelling van een budget, vermeld in § 1, tweede lid, kan dat budget ter beschikking gesteld worden, op voorwaarde dat dat budget het budget dat met toepassing van artikel 3 tot en met 14 is toegewezen, niet overschrijdt. Als het budget, vermeld in § 1, tweede lid, groter is dan het budget dat met toepassing van artikel 3 tot en met 14 is toegewezen, wordt dat laatste budget ter beschikking gesteld.

Conform artikel 16 van dit besluit dienen de personen met een handicap, vermeld in het eerste lid, na de terbeschikkingstelling van het budget conform het eerste lid, een aanvraag van herziening in van het budget dat is toegewezen door het agentschap met toepassing van artikel 3 tot en met 14.

Als het budget, vermeld in de beslissing tot toewijzing na de aanvraag van herziening, vermeld in het tweede lid, hoger is dan het budget dat conform pararaaf 1, tweede lid, ter beschikking kan worden gesteld, wordt dat laatste budget ter beschikking gesteld.

Als het budget dat wordt toegewezen na de aanvraag van herziening, vermeld in het tweede lid, lager is dan het budget dat conform het eerste lid ter beschikking is gesteld, wordt het budget dat wordt toegewezen na de aanvraag van herziening ter beschikking gesteld met ingang van de eerste dag van de vierde maand na de datum die opgenomen is in de beslissing tot toewijzing van het budget na herziening. § 3. Voor de personen met een handicap die vanaf het jaar 2018 in aanmerking komen voor de terbeschikkingstelling van een budget, vermeld in pararaaf 1, tweede lid, kan het agentschap een budget als vermeld in paragraaf 1, tweede lid, ter beschikking stellen nadat de personen met een handicap, conform hoofdstuk 7 van het besluit van 27 november 2015 een aanvraag van herziening van het budget dat is toegewezen met toepassing van artikel 3 tot en met 14 van dit besluit, hebben ingediend bij het agentschap en het agentschap heeft beslist om een budget toe te wijzen na de afhandeling van de aanvraag van herziening. In afwijking van artikel 22 van het voormelde besluit wordt het dossier alleen voorgelegd aan de regionale prioriteitencommissie als de budgetcategorie die kan worden toegewezen conform artikel 17 tot en met 21 van het voormelde besluit, groter is dan het bedrag, vermeld in paragraaf 1, tweede lid.

Als het budget, vermeld in de beslissing van het agentschap tot toewijzing van een budget na de aanvraag van herziening, vermeld in het eerste lid, hoger is dan of gelijk is aan het budget dat overeenstemt met het bedrag, vermeld in paragraaf 1, tweede lid, stelt het agentschap een budget ter beschikking dat overeenstemt met het bedrag, vermeld in paragraaf 1, tweede lid. Als het budget, vermeld in de beslissing van het agentschap tot toewijzing van een budget na de aanvraag van herziening, vermeld in het eerste lid, lager is dan het budget dat overeenstemt met het bedrag, vermeld in paragraaf 1, tweede lid, stelt het agentschap het budget, vermeld in de beslissing van het agentschap tot toewijzing van een budget na de aanvraag van herziening ter beschikking.". HOOFDSTUK 7. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juni 2016 houdende de transitie van personen met een handicap die gebruikmaken van een persoonlijke-assistentiebudget of een persoonsgebonden budget of die ondersteund worden door een flexibel aanbodcentrum voor meerderjarigen of een thuisbegeleidingsdienst, naar persoonsvolgende financiering en houdende de transitie van de flexibele aanbodcentra voor meerderjarigen en de thuisbegeleidingsdiensten

Art. 35.In het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juni 2016 houdende de transitie van personen met een handicap die gebruikmaken van een persoonlijke-assistentiebudget of een persoonsgebonden budget of die ondersteund worden door een flexibel aanbodcentrum voor meerderjarigen of een thuisbegeleidingsdienst, naar persoonsvolgende financiering en houdende de transitie van de flexibele aanbodcentra voor meerderjarigen en de thuisbegeleidingsdiensten, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 23 december 2016 en 24 februari 2017, wordt een artikel 8/2 ingevoegd, dat luidt als volgt: "

Art. 8/2.De personen met een handicap die het persoonlijke-assistentiebudget op 31 december 2016 combineerden met ondersteuning, verleend door een MFC op de wijze, vermeld in artikel 10, § 4, tweede lid, van het besluit van 15 december 2000, kunnen de besteding van de zorggebonden middelen, vermeld in artikel 8 van dit besluit, uitsluitend combineren met schoolaanvullende dagopvang als vermeld in artikel 10, § 3, van het besluit van de Vlaamse Regering van 26 februari 2016 houdende erkenning en subsidiëring van multifunctionele centra voor minderjarige personen met een handicap, of met schoolvervangende dagopvang als vermeld in artikel 10, § 4, van het voormelde besluit van 26 februari 2016.".

Art. 36.In artikel 26 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 23 december 2016 en 24 februari 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° aan het eerste lid wordt de zinsnede "zoals van toepassing op 31 december 2016" toegevoegd; 2° het vijfde lid wordt vervangen door wat volgt: "Een FAM dat door het agentschap als zorgaanbieder vergund is, betaalt met ingang van 1 januari 2017 socioculturele bijdragen aan de gebruiker die gebruikmaakt van woonondersteuning en daarvoor de financiële bijdrage betaalt, op voorwaarde dat de gebruiker of zijn bewindvoerder de toelage besteedt voor activiteiten of diensten die bijdragen tot de sociale integratie of tot de handhaving ervan, tot op het ogenblik dat het FAM dat door het agentschap als zorgaanbieder vergund is, volledig is overgeschakeld op het systeem waarbij de gebruiker zelf instaat voor de woon- en leefkosten."; 3° er worden een zesde tot en met een achtste lid toegevoegd, die luiden als volgt: "Voor een gebruiker met motorische of zintuiglijke beperkingen bedraagt de bijdrage, vermeld in het vijfde lid, 2,2780 euro per nacht, vermeerderd met factor 1,65.Voor een gebruiker met lichte of matige mentale beperkingen bedraagt de bijdrage, vermeld in het vijfde lid, 1,4807 euro per nacht, vermeerderd met factor 1,65. Op jaarbasis wordt de socioculturele toelage begrensd tot respectievelijk maximaal 365 dagen of 366 dagen.

De bedragen, vermeld in het zesde lid, zijn gekoppeld aan de spilindex van de consumptieprijzen, daarvoor berekend en benoemd in het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen. De basis is de spilindex die geldig is op 1 januari 2014.

De bedragen, vermeld in het zesde lid, worden telkens op 1 januari en 1 juli aangepast overeenkomstig de wet van 2 augustus 1971 houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de openbare schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen, aan het indexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld.".

Art. 37.Aan artikel 29/6, § 2, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 24 februari 2017, wordt een achtste lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "In afwijking van het zevende lid kunnen de bijstandsorganisaties voor de gehele periode van 1 januari 2017 tot en met 31 december 2019 voor een persoon met een handicap lidgelden en meer hoogdrempelige individuele bijstand registeren voor een totaal bedrag van maximaal 2000 euro, op voorwaarde dat ze aantonen dat het gelet op de specifieke situatie van de persoon met handicap noodzakelijk is meer, meer hoogdrempelige individuele bijstand te bieden.". HOOFDSTUK 8. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juni 2016 over de besteding van het budget voor niet-rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning voor meerderjarige personen met een handicap en over organisatiegebonden kosten voor vergunde zorgaanbieders

Art. 38.Aan artikel 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juni 2016 over de besteding van het budget voor niet-rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning voor meerderjarige personen met een handicap en over organisatiegebonden kosten voor vergunde zorgaanbieders wordt een punt 12° toegevoegd, dat luidt als volgt: "12° Zorginspectie: Zorginspectie van het Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, vermeld in artikel 3, § 2, derde lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 31 maart 2006 betreffende het Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, betreffende de inwerkingtreding van regelgeving tot oprichting van agentschappen in het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en betreffende de wijziging van regelgeving met betrekking tot dat beleidsdomein.".

Art. 39.Artikel 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juni 2016 over de besteding van het budget voor niet-rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning voor meerderjarige personen met een handicap en over organisatiegebonden kosten voor vergunde zorgaanbieders wordt vervangen door wat volgt: "

Art. 2.De budgetcategorie die ter beschikking gesteld wordt aan de budgethouder, wordt uitgedrukt in zorggebonden punten. Het aantal zorggebonden punten is een maximum voor een kalenderjaar.

De zorggebonden punten kunnen omgezet worden in bedragen in euro aan de hand van de omslagsleutel, vermeld in artikel 17, derde lid, van het besluit van 27 november 2015, die wordt geïndexeerd conform artikel 17, vierde lid, van het voormelde besluit.

De budgethouder kan het budget gebruiken als een voucher, als een cashbudget of als een combinatie van beide.".

Art. 40.In artikel 7, eerste lid, punt 2° wordt punt d) vervangen door wat volgt: "d) een gebruikersovereenkomst met een organisator als vermeld in artikel 3, 4°, van het Wijk-werkendecreet van 7 juli 2017, om wijk-werkcheques te gebruiken;".

Art. 41.In artikel 7, eerste lid, van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° punt 3° wordt vervangen door wat volgt: "3° een overeenkomst met een rechtspersoon die zorg en ondersteuning organiseert voor hoogstens vijftien personen met een handicap, die al of niet beschikken over een budget.De ingezette budgetten kunnen in solidariteit aangewend om zorg en ondersteuning te organiseren voor alle personen met een handicap. Minimaal de helft van de leden van de organen van de rechtspersoon, vermeld in het wetboek van vennootschappen van 7 mei 1999 of in de wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen zijn familie tot de tweede graad van de personen met een handicap die worden ondersteund.

De rechtspersoon registreert zich bij het agentschap op de wijze die wordt vastgesteld door de Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen;". 2° aan punt 4° wordt een zin toegevoegd, die luidt als volgt: "De zorg en ondersteuning wordt geboden buiten de capaciteit waarvoor de organisatie of dienst is erkend of vergund.".

Art. 42.In artikel 8, tweede lid, van hetzelfde besluit wordt het woord "maanden" vervangen door het woord "dagen".

Art. 43.In artikel 10, § 3, tweede lid, van hetzelfde besluit worden de woorden "tweede lid" vervangen door de woorden "derde lid".

Art. 44.Artikel 12 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt: "

Art. 12.De beslissing van het agentschap tot terbeschikkingstelling van het budget en de beslissing tot toewijzing van dat budget vervallen als de budgethouder binnen de termijn, vermeld in artikel 9, niet is gestart met het besteden van het budget. Als de budgethouder overmacht aantoont, kan het agentschap de termijn, vermeld in artikel 9, eenmalig verlengen met vier maanden.

Het agentschap brengt de budgethouder een maand vooraf ervan op de hoogte dat de beslissing van het agentschap tot toewijzing en terbeschikkingstelling van het budget over een maand vervalt. Als de termijn, vermeld in het eerste lid, is verstreken, brengt het agentschap de budgethouder er schriftelijk van op de hoogte dat de beslissing tot toewijzing en terbeschikkingstelling vervalt.".

Art. 45.In artikel 15, § 2, tweede lid, van hetzelfde besluit worden de woorden "tweede lid" vervangen door de woorden "derde lid".

Art. 46.In artikel 24 van hetzelfde besluit worden punt 8° en 9° vervangen door wat volgt: "8° de aankoop van wijk-werkcheques; 9° het inschrijvingsrecht bij een organisator als vermeld als vermeld in artikel 3, 4°, van het Wijk-werkendecreet van 7 juli 2017;".

Art. 47.In artikel 25 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 10 maart 2017, wordt het vijfde lid opgeheven.

Art. 48.In hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 10 maart 2017 en 22 december 2017, wordt hoofdstuk 8, dat bestaat uit artikel 27, vervangen door wat volgt: HOOFDSTUK 8. - Controle en begeleidende maatregelen Afdeling 1. - Controle

Art. 27.§ 1. Zorginspectie controleert ter plaatse of op basis van stukken of de bepalingen, vermeld in dit besluit, worden nageleefd.

De budgethouders verlenen hun medewerking aan de uitoefening van het toezicht door Zorginspectie. Als daarom verzocht wordt, stellen ze de stukken die verband houden met de besteding van het budget, ter beschikking. § 2. Het agentschap kan de overeenkomsten, vermeld in artikel 7, die de budgethouder heeft gesloten in het kader van de besteding van zijn budget als cashbudget, en de bewijzen voor de meegedeelde kosten opvragen bij de budgethouder. § 3. Als een budgethouder nalaat gevolg te geven aan drie opeenvolgende verzoeken van Zorginspectie om medewerking te verlenen aan de uitoefening van het toezicht, of nalaat gevolg te geven aan drie opeenvolgende verzoeken van Zorginspectie om de stukken, vermeld in paragraaf 1, tweede lid, te bezorgen, of nalaat gevolg te geven aan drie opeenvolgende verzoeken van het agentschap om de overeenkomsten en bewijzen, vermeld in paragraaf 2, te bezorgen, betaalt het agentschap de kosten, vermeld op de kostenstaten, vermeld in artikel 22, niet langer terug en vervalt de beslissing van het agentschap over de terbeschikkingstelling van het budget. Afdeling 2. - Begeleidende maatregelen bij oneigenlijk gebruik

Art. 27/1.Als het agentschap of Zorginspectie vaststelt dat het budget dat ter beschikking is gesteld en dat wordt ingezet als een cashbudget, niet wordt besteed conform artikel 4, 5, 7, 19 en 22 tot en met 24, kan het agentschap maatregelen opleggen als vermeld in artikel 27/2 en 27/3.

Art. 27/2.Bij een eerste vaststelling van een niet-conforme besteding als vermeld in artikel 27/1, brengt het agentschap de betrokken budgethouder daarvan op de hoogte en informeert het de budgethouder over de aard van de niet-conformiteit.

Art. 27/3.§ 1. Na twee verschillende vaststellingen van niet-conforme besteding als vermeld in artikel 27/1, binnen een periode van drie maanden kan het agentschap de betrokken budgethouder verwijzen naar een bijstandsorganisatie. De budgethouder is dan verplicht om zich voor het beheer van zijn budget te laten bijstaan door een bijstandsorganisatie. De budgethouder sluit een overeenkomst met een bijstandsorganisatie waarin wordt voorzien in ministens vier sessies hoogdrempelige individuele bijstand. De bijstand die wordt geboden door de bijstandsorganisatie, wordt vergoed met het budget van de betrokken persoon met een handicap.

De budgethouder deelt de overeenkomst, vermeld in het eerste lid, mee aan het agentschap. De bijstandsorganisaties informeren het agentschap over de bijstand die is verleend conform het eerste lid. § 2. Als de budgethouder nalaat de overeenkomst, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, aan te gaan en zich te laten bijstaan door een bijstandsorganisatie, of als het agentschap of Zorginspectie opnieuw tweemaal vaststelt dat het budget niet wordt besteed conform artikel 4, 5, 7, 19 en 22 tot en met 24, nadat de budgethouder is verplicht zich te laten bijstaan door een bijstandsorganisatie, kan het agentschap beslissen dat de budgethouder zich gedurende een periode van maximaal twee jaar moet laten bijstaan door een bijstandsorganisatie bij de opmaak van een overeenkomst als vermeld in artikel 7, voor de mededeling van de gegevens van die overeenkomsten, vermeld in artikel 17, § 1, eerste lid, en bij de opmaak en mededeling van de kostenstaten, vermeld in artikel 22.

Het agentschap informeert de budgethouder over zijn beslissing, vermeld in het eerste lid.

De budgethouder sluit een overeenkomst met een bijstandsorganisatie, die de taken, vermeld in het eerste lid, zal opnemen, waarin wordt voorzien in hoogdrempelige individuele bijstand, die wordt vergoed met het budget van de persoon met een handicap. De budgethouder deelt die overeenkomst mee aan het agentschap.

De bijstandsorganisatie, vermeld in de overeenkomst, vermeld in het derde lid, informeert het agentschap over de bijstand die wordt verleend in het kader van de voormelde overeenkomst. § 3. Als de budgethouder geen overeenkomst sluit als vermeld in paragraaf 2, derde lid, binnen twee maanden te rekenen vanaf de datum van de beslissing van het agentschap, vermeld in paragraaf 2, eerste lid, kan het agentschap beslissen dat de budgethouder het budget gedurende twee jaar, te rekenen vanaf de datum vermeld in de beslissing van het agentschap, uitsluitend kan inzetten als een voucher bij een vergunde zorgaanbieder.

Het agentschap deelt zijn beslissing, vermeld in het eerste lid, mee aan de budgethouder.

De kosten vermeld op een kostenstaat als vermeld in artikel 22, worden niet meer terugbetaald vanaf de datum, vermeld in de beslissing van het agentschap. § 4. Als de budgethouder het budget na de beslissing van het agentschap, vermeld in paragraaf 3, eerste lid, niet inzet als een voucher, vervalt de beslissing van het agentschap over de terbeschikkingstelling van het budget.

Art. 27/4.Onverminderd de toepassing van artikel 27/1 tot en met 27/3 kan het agentschap de kosten, vermeld op de kostenstaten, vermeld in artikel 22, die terugbetaald zijn aan de budgethouder, terugvorderen als vastgesteld wordt dat die kosten verband houden met een niet-conforme besteding van het cashbudget als vermeld in artikel 27/1. Afdeling 3. - Maatregelen bij onvoldoende besteding van een budget

Art. 27/8.Het agentschap monitort de besteding van de budgetten op jaarbasis.

Als het agentschap vaststelt dat er gedurende een kalenderjaar geen overeenkomsten als vermeld in artikel 7 of 13, eerste lid, zijn meegedeeld aan het agentschap, of als de budgethouder die het budget inzet als een cashbudget, gedurende een kalenderjaar geen kostenstaten als vermeld in artikel 22 heeft ingediend, neemt het agentschap daarover met een brief en telefonisch contact op met de budgethouder.

Als de budgethouder niet reageert op de brief, vermeld in het tweede lid, binnen dertig dagen nadat hij is verzonden, stuurt het agentschap een herinneringsbrief naar de budgethouder.

Als de budgethouder niet reageert op die herinneringsbrief, kan het agentschap beslissen dat de budgethouder zich moet laten bijstaan door een bijstandsorganisatie. De budgethouder sluit een overeenkomst met een bijstandsorganisatie waarin wordt voorzien in ministens vier sessies hoogdrempelige individuele bijstand. De bijstand die wordt geboden door de bijstandsorganisatie, wordt vergoed met het budget van de persoon met een handicap.

De budgethouder deelt de overeenkomst, vermeld in het vierde lid, mee aan het agentschap. De bijstandsorganisaties informeren het agentschap over de bijstand die is verleend conform het vierde lid.

Als de budgethouder geen overeenkomst sluit als vermeld in het vierde lid, worden de kosten vermeld op een kostenstaat als vermeld in artikel 22, niet meer terugbetaald en vervalt de beslissing van het agentschap over de terbeschikkingstelling van het budget.". HOOFDSTUK 9. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juni 2016 houdende het vergunnen van aanbieders van niet-rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning voor personen met een handicap

Art. 49.In artikel 2, eerste lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juni 2016 houdende het vergunnen van aanbieders van niet-rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning voor personen met een handicap worden volgende wijzigingen aangebracht: 1° aan punt 1° wordt een zin toegevoegd, die luidt als volgt: "De zorg en ondersteuning wordt geboden buiten de capaciteit waarvoor de organisatie of dienst is erkend of vergund."; 2° punt 3° wordt vervangen door wat volgt: "3° een overeenkomst met een rechtspersoon die zorg en ondersteuning organiseert voor hoogstens vijftien personen met een handicap, die al of niet beschikken over een budget.De ingezette budgetten worden in solidariteit aangewend om zorg en ondersteuning te organiseren voor alle personen met een handicap. Minimaal de helft van de leden van de organen van de rechtspersoon, vermeld in het wetboek van vennootschappen van 7 mei 1999 of in de wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen, zijn familie tot de tweede graad van de personen met een handicap die worden ondersteund. De rechtspersoon registreert zich bij het agentschap op de wijze die wordt vastgesteld door de Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen.".

Art. 50.In artikel 2, eerste lid, punt 2°, van hetzelfde besluit wordt punt d) vervangen door wat volgt: "d) een gebruikersovereenkomst met een organisator als vermeld in artikel 3, 4°, van het Wijk-werkendecreet van 7 juli 2017, om wijk-werkcheques te gebruiken;". HOOFDSTUK 1 0. - Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 maart 2017 houdende wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 4 februari 2011 betreffende de algemene erkenningsvoorwaarden en kwaliteitszorg van voorzieningen voor opvang, behandeling en begeleiding van personen met een handicap wat betreft de nieuwe beschermingsstatus ingevoerd bij de wet van 17 maart 2013 tot hervorming van de regelingen inzake onbekwaamheid en tot instelling van een nieuwe beschermingsstatus die strookt met de menselijke waardigheid, en wat betreft de invoering van de persoonsvolgende financiering, ingevoerd bij het decreet van 25 april 2014

Art. 51.In artikel 44, eerste lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 maart 2017 houdende wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 4 februari 2011 betreffende de algemene erkenningsvoorwaarden en kwaliteitszorg van voorzieningen voor opvang, behandeling en begeleiding van personen met een handicap wat betreft de nieuwe beschermingsstatus ingevoerd bij de wet van 17 maart 2013 tot hervorming van de regelingen inzake onbekwaamheid en tot instelling van een nieuwe beschermingsstatus die strookt met de menselijke waardigheid, en wat betreft de invoering van de persoonsvolgende financiering, ingevoerd bij het decreet van 25 april 2014, wordt de datum "31 december 2017" vervangen door de "de tiende dag na de datum van publicatie van het besluit van de Vlaamse Regering van houdende de wijziging van diverse besluiten van de Vlaamse Regering die verband houden met de ondersteuning van personen met een handicap in het Belgisch Staatsblad. HOOFDSTUK 1 1. - Wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 mei 2017 houdende de methodiek voor de berekening van de subsidies voor personeelskosten

Art. 52.In het besluit van de Vlaamse Regering van 12 mei 2017 houdende de methodiek voor de berekening van de subsidies voor personeelskosten, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 22 december 2017, wordt een artikel 20/0 ingevoegd, dat luidt als volgt: "

Art. 20/0.De subsidies die voor een subsidie-eenheid zijn berekend conform artikel 3 tot en met 20, worden vanaf het jaar 2018 verminderd met 100 euro per voltijds equivalent.". HOOFDSTUK 1 2. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 november 2017 over de erkenning en subsidiëring van voorzieningen die ondersteuning bieden aan personen met een handicap in de gevangenis, en van units voor geïnterneerden

Art. 53.In artikel 23 van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 november 2017 over de erkenning en subsidiëring van voorzieningen die ondersteuning bieden aan personen met een handicap in de gevangenis, en van units voor geïnterneerden worden de woorden "houdende erkenning en subsidiëring van multifunctionele centra voor minderjarige personen met een handicap" vervangen door de zinsnede "houdende de erkenning en subsidiëring van flexibele aanbodcentra voor meerderjarige personen met een handicap zoals van toepassing op 31 december 2016.".

Art. 54.In hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 22 december 2017, wordt een artikel 26/1 ingevoegd, dat luidt als volgt: "

Art. 25/1.Voor de voorzieningen, vermeld in artikel 25, tweede lid, wordt het bedrag van de jaarlijkse subsidies, dat wordt berekend conform artikel 16, verminderd met de volgende bedragen: 1° Sint Ferdinand: 175.965,99 euro; 2° Itinera: 165.517,96 euro; 3° `t Zwart Goor: 117.160,90 euro.". HOOFDSTUK 1 3. - Slotbepalingen

Art. 55.§ 1. Artikel 1 heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2015.

Artikel 3, 6, 37, 53 en 54 hebben uitwerking met ingang van 1 januari 2017.

Artikel 5 heeft uitwerking met ingang van 1 november 2017.

Artikel 2, 4, 10, 14, 17, 27, 31, 34, 40, 46 en 50 hebben uitwerking met ingang van 1 januari 2018.

Artikel 32 en 33 hebben uitwerking met ingang van 1 mei 2018. § 2. Artikel 11 en artikel 12 zijn van toepassing op de aanvragen noodsituatie die bij het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap worden ingediend met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze bepalingen.

Brussel, 8 juni 2018.

De minister-president van de Vlaamse Regering, G. BOURGEOIS De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, J. VANDEURZEN

Bijlage 1 bij het besluit van de Vlaamse Regering van 8 juni 2018 houdende de wijziging van diverse besluiten van de Vlaamse Regering die verband houden met de ondersteuning van personen met een handicap Bijlage 5 bij het besluit van de Vlaamse Regering van 4 februari 2011 betreffende de algemene erkenningsvoorwaarden en kwaliteitszorg van voorzieningen voor opvang, behandeling en begeleiding van personen met een handicap Bijlage 5. Tabel voor de bepaling van de financiële bijdrage voor personen met een handicap vanaf de leeftijd van 21 jaar als vermeld in artikel 9, § 2/1, tweede lid

ondersteuningsfunctie

leeftijd

maximale bijdrage

bijkomende bepalingen

dagondersteuning als vermeld in artikel 9, § 2

vanaf 21 jaar zonder vervoer

4,76 euro per dagdeel

De maximale bijdrage per dag (voor dagondersteuning, woonondersteuning en individuele begeleiding samen) mag nooit meer dan 33,35 euro bedragen voor gebruikers vanaf 21 jaar. Er mogen maximaal twee uren psychosociale begeleiding per dag aangerekend worden. Er mogen geen vervoerskosten aangerekend worden voor mobiele individuele ondersteuning.

vanaf 21 jaar met vervoer

5,96 euro per dagdeel


woonondersteuning als vermeld in artikel 9, § 3

vanaf 21 jaar

33,35 euro per nacht verblijf, met inbegrip van de ondersteuning gedurende de avond en ochtend

individuele psychosociale begeleiding als vermeld in artikel 9, § 4, eerste lid, 1°

maximaal 5 euro per uur individuele ondersteuning


De bedragen, vermeld in de tabel, zijn gekoppeld aan de spilindex van de consumptieprijzen, daarvoor berekend en benoemd in het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen. De basis is de spilindex die geldig is op 1 januari 2014.

De bedragen, vermeld in het eerste lid, worden telkens op 1 januari en 1 juli aangepast overeenkomstig de wet van 2 augustus 1971 houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de openbare schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen, aan het indexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld.

Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse Regering van 8 juni 2018 houdende de wijziging van diverse besluiten van de Vlaamse Regering die verband houden met de ondersteuning van personen met een handicap Brussel, 8 juni 2018.

De minister-president van de Vlaamse Regering, G. BOURGEOIS De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, J. VANDEURZEN

Bijlage 2 bij het besluit van de Vlaamse Regering van 8 juni 2018 houdende de wijziging van diverse besluiten van de Vlaamse Regering die verband houden met de ondersteuning van personen met een handicap Bijlage bij het besluit van de Vlaamse Regering van 11 december 2015 houdende de vergunningsvoorwaarden en de subsidieregeling van bijstandsorganisaties om budgethouders bij te staan in het kader van persoonsvolgende financiering Bijlage. Gegevens voor het kwaliteitshandboek als vermeld in artikel 6 Het kwaliteitshandboek, vermeld in artikel 6, bevat de volgende gegevens: 1° de structuur van het kwaliteitshandboek;2° de beschrijving van het aanbod van de bijstandsorganisaties;3° het kwaliteitsbeleid: missie, visie, waarden, doelstellingen, strategie en geschreven referentiekader;4° het kwaliteitssysteem, dat de volgende gegevens bevat: a) de organisatiestructuur;b) de deelname aan externe overlegorganen;c) het inzetten van de middelen;d) het beheren van documenten van het kwaliteitshandboek;e) de gebruikersgerichte processen, onder meer: 1) het beëindigen van de ondersteuning;2) het afhandelen van klachten van gebruikers;g) de organisatiegerichte processen, onder meer;1) de vorming van de medewerkers;2) de inzet van het personeel;3) de deontologische code; 5° de zelfevaluatie, vermeld in artikel 6." Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse Regering van 8 juni 2018 houdende de wijziging van diverse besluiten van de Vlaamse Regering die verband houden met de ondersteuning van personen met een handicap.

Brussel, 8 juni 2018.

De minister-president van de Vlaamse Regering, G. BOURGEOIS De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, J. VANDEURZEN

Bijlage 3 bij het besluit van de Vlaamse Regering van 8 juni 2018 houdende de wijziging van diverse besluiten van de Vlaamse Regering die verband houden met de ondersteuning van personen met een handicap Bijlage bij het besluit van de Vlaamse Regering van 27 november 2015 over de indiening en de afhandeling van de aanvraag van een budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning voor meerderjarige personen met een handicap en over de terbeschikkingstelling van dat budget Tabel 1. Budgetcategorieën

budgetcategorie

zorggebonden punten (jaarlijks maximum)

I

12,2345

II

17,1283

III

24,4690

IV

33,6449

V

42,8208

VI

50,1615

VII

53,2201

VIII

55,0553

IX

59,9491

X

70,9602

XI

88,0885

XII

103,9933


Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse Regering van 8 juni 2018 houdende de wijziging van diverse besluiten van de Vlaamse Regering die verband houden met de ondersteuning van personen met een handicap.

Brussel, 8 juni 2018.

De minister-president van de Vlaamse Regering, G. BOURGEOIS De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, J. VANDEURZEN

Bijlage 4 bij het besluit van de Vlaamse Regering van 8 juni 2018 houdende de wijziging van diverse besluiten van de Vlaamse Regering die verband houden met de ondersteuning van personen met een handicap Bijlage bij het besluit van de Vlaamse Regering van 27 november 2015 over de indiening en de afhandeling van de aanvraag van een budget voor niet rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning voor meerderjarige personen met een handicap en over de terbeschikkingstelling van dat budget Tabel 3 Ondersteuningsfuncties en gewichten

globale ondersteuningsfuncties

omschrijving

gewicht per dag/nacht

basisgewicht

B3/P5

B4/P4

B4/P5

B5/P4

P4/P6 & B5/P5

B5/P6

B5/P7 & B6/P5

B6/P6

B6/P7

agondersteuning

ondersteuning die gedurende de dag wordt geboden. De geleverde ondersteuning is moeilijk tot niet individueel planbaar/toewijsbaar.

De ondersteuning heeft per definitie voor een deel een niet-instrumenteel karakter en bestaat uit begeleiding en permanentie.

1,80

2,00

2,20

2,40

2,70

2,80

3,60

3,60

4,10

4,10

woonondersteuning

ondersteuning die tot doel heeft de persoon met een handicap tijdens de week te ondersteunen bij het wonen. De geleverde uren ondersteuning zijn moeilijk tot niet individueel planbaar en/of toewijsbaar. De ondersteuning heeft per definitie voor een deel een niet-instrumenteel karaker en bestaat uit begeleiding en permanentie.

1,80 (als min B3/P3 is vastgesteld)

2,10

2,70

3,00

4,00

4,50

4,70

5,10

5,10

5,60


individuele ondersteuningsfuncties

omschrijving

gewicht per uur

psychosociale begeleiding

één-op-één begeleiding die tot doel heeft de persoon met een handicap en de context te ondersteunen in de organisatie van zijn dagelijkse leven.

2

praktische hulp

ondersteuning bij algemeen dagelijkse activiteiten van het leven in een één-op-één relatie. Individueel praktische hulp is hoofdzakelijk instrumenteel van aard.

0,75

globale individuele ondersteuning

ondersteuning die eerder ruimer is en meerdere levensdomeinen kan omvatten. De aard van ondersteuning kan verschillend zijn en door elkaar lopen : stimulatie, coaching, training, assistentie bij activiteiten.....

1,4

Permanentie

Omschrijving

gewicht

oproepbare permanentie

beschikbaarheid van de begeleiding om na oproep binnen een bepaalde tijd niet-planbare één-op-één ondersteuning aan te bieden.

4,5


Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse Regering van 8 juni 2018 houdende de wijziging van diverse besluiten van de Vlaamse Regering die verband houden met de ondersteuning van personen met een handicap.

Brussel, 8 juni 2018.

De minister-president van de Vlaamse Regering, G. BOURGEOIS De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, J. VANDEURZEN

^