Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 08 september 2000
gepubliceerd op 07 oktober 2000

Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 2 juni 1998 betreffende de nadere erkenningsvoorwaarden, de erkenningsprocedure, de modaliteiten inzake inspectie en begeleiding en de wijze van subsidiëring van het landelijk georganiseerd jeugdwerk

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2000035958
pub.
07/10/2000
prom.
08/09/2000
ELI
eli/besluit/2000/09/08/2000035958/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

8 SEPTEMBER 2000. - Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 2 juni 1998 betreffende de nadere erkenningsvoorwaarden, de erkenningsprocedure, de modaliteiten inzake inspectie en begeleiding en de wijze van subsidiëring van het landelijk georganiseerd jeugdwerk


De Vlaamse regering, Gelet op het decreet van 12 mei 1998 houdende de erkenning en subsidiëring van het landelijk georganiseerd jeugdwerk;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 2 juni 1998 betreffende de nadere erkenningsvoorwaarden, de erkenningsprocedure, de modaliteiten inzake inspectie en begeleiding en de wijze van subsidiëring van het landelijk georganiseerd jeugdwerk;

Gelet op het advies van de Jeugdraad voor de Vlaamse Gemeenschap, gegeven op 2 februari 2000;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de Begroting, gegeven op 17 juli 2000;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 4 juli 1989 en 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat de wijziging van het besluit met terugwerkende kracht uitwerking heeft vanaf 1 juli 2000 en de invoeging van de notie « gemiddelde » in 2000 op semestriële basis wordt bekeken, is het van het grootste belang dat de betrokken verenigingen op de hoogte gebracht worden van de gewijzigde procedures.

Op voorstel van de Vlaamse minister van Cultuur, Jeugd, Brusselse Aangelegenheden en Ontwikkelingssamenwerking;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.In artikel 1 van het besluit van de Vlaamse regering van 2 juni 1998 betreffende de nadere erkenningsvoorwaarden, de erkenningsprocedure, de modaliteiten inzake inspectie en begeleiding en de wijze van subsidiëring van het landelijk georganiseerd jeugdwerk, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1 wordt 2° vervangen door wat volgt : « 2° er nemen ten minste zes dezelfde personen uit de doelgroep aan deel, met een gemiddelde van acht voor het geheel van de vormingsprogramma's die binnen de erkenningsnormen tijdens een werkingsjaar door een vereniging worden georganiseerd »;2° in § 1 wordt 4° vervangen door wat volgt : « 4° het duurt ten minste zes uur en het kan worden ingedeeld in sessies van minimaal twee uur »;3° in § 1 wordt 6° vervangen door wat volgt : « 6° de programma's moeten aangepast zijn aan de behoeften van de doelgroep »;4° § 2 wordt vervangen door wat volgt : « § 2 Sport, hobby, ontmoeting, ontspanning en gezelligheid zijn geen hoofdactiviteit van het programma.Deze activiteiten evenals rustpauzes voor maaltijden worden niet beschouwd als effectieve vormingsmomenten. Het is geen beroepsopleidingscursus.

In afwijking van § 1, 2°, is het voor de bijzondere doelgroepen, zoals bedoeld in artikel 2, 6°, van hetzelfde decreet voldoende dat elk programmaonderdeel door vijf personen, uit dezelfde bijzondere doelgroep, wordt gevolgd, met een gemiddelde van zes voor het geheel van het vormingsprogramma. Dit gemiddelde wordt per vormingsprogramma berekend. In dat geval moet de inrichtende vereniging tevens aantonen dat ze ook ernstige inspanningen levert voor de individuele begeleiding van de deelnemers. Met het oog op de inspecteerbaarheid moet elke wijziging in verband met plaats, tijd en ook elke annulatie of toevoeging van een sessie minstens 24 uur op voorhand worden doorgegeven, zoniet komen de sessies in kwestie niet in aanmerking voor erkenning en subsidiëring. Een vormingsprogramma kan, na een grondige motivering, wegens redenen die eigen zijn aan het opzet van het vormingsprogramma, worden stopgezet. De geannuleerde sessies vervallen in dit geval voor erkenning en subsidiëring.

In afwijking van § 1, 3°, mogen er voor de bijzondere doelgroepen maximaal twaalf deelnemers zijn per cursusbegeleider.

De sessies, bedoeld in § 1, 4°, die langer duren dan drie uur moeten worden onderbroken door een rustpauze van ten minste vijftien minuten.

De vormingsuren, bedoeld in § 1, 5°, georganiseerd vóór 8 uur en na 23 uur tellen niet mee, behalve logische en gemotiveerde uitzonderingen die door de afdeling Jeugd en Sport worden aanvaard ».

Art. 2.In artikel 2, § 1 van hetzelfde besluit wordt 4° vervangen door wat volgt : « 4° er zijn telkens minstens zes deelnemers, met een gemiddelde van tien, en twee jeugdwerkbegeleiders vereist, van wie één minstens 18 jaar oud is. Dit gemiddelde wordt berekend over het geheel van de meerdaagse verblijven die tijdens een werkingsjaar door een vereniging binnen de erkenningsnormen worden georganiseerd ».

Art. 3.In artikel 3 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1 wordt 2° opgeheven;2° in § 1 wordt 4° vervangen door wat volgt : « 4° tijdens elke activiteit zijn minstens acht deelnemers vereist, met een gemiddelde van twaalf.Dit gemiddelde wordt berekend over het geheel van de activiteiten die tijdens een werkingsjaar door een vereniging binnen de erkenningsnormen worden georganiseerd »; 3° in § 2 wordt het derde lid vervangen door wat volgt : « De activiteiten, bedoeld in § 1, 7°, georganiseerd vóór 8 uur en na 23 uur, tellen niet mee, behalve logische, gemotiveerde uitzonderingen die door de afdeling Jeugd en Sport aanvaard zijn »;

Art. 4.In artikel 4 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1 wordt 4° vervangen door wat volgt : « 4° er zijn telkens ten minste acht deelnemers vereist, met een gemiddelde van tien.Dit gemiddelde wordt berekend over het geheel van het begeleidingswerk en de acties die tijdens een werkingsjaar, binnen de erkenningsnormen, door een vereniging worden georganiseerd »; 2° § 2 wordt vervangen door wat volgt : « § 2 De begeleiding of actie, bedoeld in § 1, 7°, georganiseerd vóór 8 uur en na 23 uur, telt niet mee, behalve logische, gemotiveerde uitzonderingen die door de afdeling Jeugd en Sport aanvaard zijn ».

Art. 5.In artikel 5 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1 wordt 1° vervangen door wat volgt : « 1° voor elke productbegeleiding zijn minstens zes deelnemers vereist, met een gemiddelde van in totaal acht.Dit gemiddelde wordt berekend over het geheel van de productbegeleidingen die tijdens een werkingsjaar door een vereniging, binnen de erkenningsnormen, worden georganiseerd »; 2° in § 1 wordt 2° opgeheven;3° in § 2 wordt het tweede lid vervangen door wat volgt : « De productbegeleiding, bedoeld in § 1, 6°, georganiseerd vóór 8 uur en na 23 uur, telt niet mee, behalve logische, gemotiveerde uitzonderingen die door de afdeling Jeugd en Sport aanvaard zijn ».

Art. 6.In artikel 9, § 2, van hetzelfde besluit wordt het derde lid vervangen door wat volgt : « De kadervormingsuren, bedoeld in § 1, 5°, georganiseerd vóór 8 uur en na 23 uur, tellen niet mee, behalve logische, gemotiveerde uitzonderingen die door de afdeling Jeugd en Sport aanvaard zijn ».

Art. 7.In artikel 9, 10, 12, 13, 14, 15 en 19 van hetzelfde besluit wordt de benaming « afdeling Jeugdwerk » vervangen door « afdeling Jeugd en Sport ».

Art. 8.In het werkingsjaar 2000 wordt het gemiddelde berekend over de vormingsprogramma's, activiteiten, meerdaagse verblijven, begeleidingswerk, acties of productbegeleidingen die in het tweede semester van dit werkingsjaar door een vereniging in functie van haar erkenning worden georganiseerd. Voor de verenigingen die vormingsprogramma's met een bijzondere doelgroep organiseren wordt het gemiddelde berekend per vormingsprogramma dat na 1 juli 2000 van start gaat.

Art. 9.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 juli 2000.

Art. 10.De Vlaamse minister, bevoegd voor de Cultuur, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 8 september 2000.

De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Cultuur, Jeugd, Brusselse Aangelegenheden en Ontwikkelingssamenwerking, B. ANCIAUX

^