Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 09 december 1997
gepubliceerd op 04 februari 1998

Besluit van de Vlaamse regering betreffende het toekennen van een financiële tegemoetkoming ten behoeve van kleine ondernemingen die een beroep doen op erkende externe bedrijfsadviseurs en betreffende de erkenning van die bedrijfsadviseurs

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
1998035129
pub.
04/02/1998
prom.
09/12/1997
ELI
eli/besluit/1997/12/09/1998035129/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

9 DECEMBER 1997. Besluit van de Vlaamse regering betreffende het toekennen van een financiële tegemoetkoming ten behoeve van kleine ondernemingen die een beroep doen op erkende externe bedrijfsadviseurs en betreffende de erkenning van die bedrijfsadviseurs


De Vlaamse regering, Gelet op de wet van 4 augustus 1978 tot economische heroriëntering;

Gelet op het decreet van 23 januari 1991 betreffende de vorming en de begeleiding van de zelfstandigen en de kleine en middelgrote ondernemingen, inzonderheid op artikel 3, 5° en artikel 14, § 1;

Gelet op het decreet van 31 maart 1993 betreffende een financiële tegemoetkoming door het Vlaamse Gewest ten behoeve van kleine ondernemingen die een beroep doen op erkende externe bedrijfsadviseurs, inzonderheid artikel 2 § 1, waarbij het Vlaamse Gewest zich confirmeert met de aanbeveling van de Europese Commissie van 3 april 1996 betreffende de definitie van het MKB en artikelen 4, 4bis - ingevoegd bij decreet van 21 december 1994 -, 5, eerste lid, 6 en 7 en artikel 2.2. van het decreet van 15 december 1993 tot bevordering van de economische expansie in het Vlaamse Gewest;

Gelet op het advies van de Raad van Bestuur van het Vlaams Instituut voor Zelfstandig Ondernemen, gegeven op 24 januari 1997;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 29 januari 1997;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 18 maart 1997;

Gelet op de beraadslaging van de Vlaamse regering op 18 maart 1997 betreffende de aanvraag om advies binnen een maand;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 17 april 1997, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Economie, KMO, Landbouw en Media;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Begripsomschrijvingen.

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° Kleine ondernemingen : zelfstandigen of de vennootschappen die de rechtsvorm van een handelsvennootschap hebben aangenomen en die beschikken over een exploitatiezetel in het Vlaamse Gewest. Daarenboven moeten zij voldoen aan de volgende voorwaarden : 1. ze stellen minder dan 50 personen tewerk.Deze tewerkstelling wordt berekend aan de hand van een RSZ-attest met vermelding van het aantal gepresteerde arbeidsdagen en de arbeidsregeling; 2. ze hebben een jaaromzet van maximum 7 miljoen ECU of een balanstotaal van maximum 5 miljoen ECU;3. minder dan een vierde van het kapitaal of de stemrechten is in het bezit van een of van meer verschillende grote ondernemingen gezamenlijk.Op die regel bestaan de volgende uitzonderingen : a) als de onderneming in handen is van openbare participatiemaatschappijen, ondernemingen voor risicokapitaal of van institutionele beleggers, op voorwaarde dat die individueel noch gezamenlijk in enig opzicht zeggenschap over de onderneming hebben;b) als de onderneming wegens spreiding van het kapitaal de samenstelling van haar aandeelhouderschap niet precies kent.In dat geval mag worden voortgegaan op een verklaring van de onderneming dat ze redelijkerwijs veronderstelt niet voor 25 % of meer in handen te zijn van een of meer grote ondernemingen. 2° Startende kleine ondernemingen : de ondernemingen die voldoen aan de definitie van kleine ondernemingen en die als natuurlijke persoon ten hoogste vijf jaar gevestigd zijn als zelfstandige, of die als vennootschap met rechtspersoonlijkheid ten hoogste vijf jaar zijn opgericht, als ook de personen die op grond van een door te voeren haalbaarheidsstudie overwegen zich te vestigen als kleine onderneming. De kleine ondernemingen en de startende kleine ondernemingen mogen niet behoren tot een sector die uitgesloten is van het recht op expansiesteun zoals bepaald in de richtlijnen VL 6 (wet van 4 augustus 1978).

Ze dienen er zich eveneens toe te engageren de Europese « de minimis » faciliteit van 6 maart 1996 na te leven, meer bepaald de voorwaarde dat alle directe steun die ze zullen verwerven, niet hoger zal zijn dan 100 000 ECU over een periode van drie jaar ingaand, vanaf de toekenning van de adviespremies. 3° Externe bedrijfsadviseurs : a) de natuurlijke personen, die aan het sociaal statuut van de zelfstandigen zijn onderworpen en waarvan het beroep hoofdzakelijk bestaat in het geven van adviezen aan het bedrijfsleven;b) de bezoldigde medewerkers van de niet-publiekrechtelijke rechtspersonen waarvan het maatschappelijke doel hoofdzakelijk bestaat in het geven van adviezen aan het bedrijfsleven.4° Bedrijfsadviezen : geschreven stukken die specifieke, waardevolle en toekomstgerichte raadgevingen en aanbevelingen inhouden.Zij bestaan uit een analyse van de probleemstelling, een eigenlijk advies en een implementatieluik. 5° Zelfstandige : ieder natuurlijk persoon die een beroeps- of bedrijfsbezigheid uitoefent zonder door een arbeidsovereenkomst of een statuut te zijn verbonden en die daardoor onderworpen is aan het sociaal statuut van de zelfstandigen in hoofdberoep.6° Haalbaarheidsstudie : een specifiek bedrijfsadvies zoals omschreven in artikel 1, 4° en gericht op het evalueren van de geplande ondernemersactiviteit door middel van het opstellen van een ondernemingsplan en een marktevaluatie. Onder ondernemingsplan wordt verstaan : het plan voor het opstarten van de onderneming, meer bepaald de studie van de optimale rechtsvorm, de nodige investeringen, de financiering, de promotie, het personeel en een bepaling van de minimaal te realiseren omzet. 7° De administratie : de administratie Economie van het departement Economie, Werkgelegenheid, Binnenlandse Aangelegenheden en Landbouw van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap.8° VIZO : het Vlaams Instituut voor het Zelfstandig Ondernemen 9° Vlaamse minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor het KMO-beleid. HOOFDSTUK II. - Bepalingen met betrekking tot de financiële tegemoetkoming

Art. 2.Kleine ondernemingen en startende kleine ondernemingen kunnen een financiële tegemoetkoming krijgen overeenkomstig de voorwaarden van dit besluit.

Art. 3.§ 1. De aanvraag om een financiële tegemoetkoming te krijgen wordt ingediend bij de administratie. § 2. De aanvraag dient gelijktijdig aan de volgende voorwaarden te voldoen : 1. De aanvraag bestaat uit de overeenkomst onderneming-externe bedrijfsadviseur, een aanvraagformulier in tweevoud en het bewijs van erkenning van de externe adviseur.De bevoegde Vlaamse minister bepaalt de vereisten van het aanvraagformulier. 2. In de overeenkomst dient de externe bedrijfsadviseur een raming van de advieskosten te maken.Tevens dient bedongen te worden dat de onderneming enkel het niet-subsidieerbare deel van de geraamde advieskosten als voorschot aan de externe bedrijfsadviseur kan betalen. 3. De aanvraag wordt ingediend bij de administratie uiterlijk 60 dagen na ondertekening van de overeenkomst onderneming-externe bedrijfsadviseur.4. De aanvraag wordt ingeleid door de ondernemer en medeondertekend door de externe bedrijfsadviseur.Hierbij moet het duidelijk zijn dat er geen andere juridische binding of economische belangenvermenging is tussen de ondernemer en de externe bedrijfsadviseur, alsook geen familiale binding tot en met de tweede graad. De afwezigheid van die juridische, economische of familiale binding wordt bevestigd door een verklaring op erewoord. § 3. Aan kleine ondernemingen kan in een periode van vijf jaar tweemaal een financiële tegemoetkoming worden toegekend. De financiële tegemoetkoming is evenwel eenmalig per domein vermeld in artikel 4 waarin het bedrijfsadvies gevraagd wordt.

Voor startende kleine ondernemingen en personen die op grond van een door te voeren haalbaarheidsstudie overwegen zich te vestigen als zelfstandige, kan de Vlaamse regering eenmalig tegemoet komen in de advieskosten van een haalbaarheidsstudie, ook als op basis van die studie de zelfstandige activiteit niet wordt opgestart. § 4. De steun hangt af van de budgettaire middelen van het Vlaamse Gewest : de steun kan niet gecumuleerd worden met andere vormen van steunverlening voor dezelfde opdracht.

Art. 4.De adviezen kunnen betrekking hebben op de volgende domeinen van de bedrijfsvoering : a) de haalbaarheid of uitvoerbaarheid van een ondernemingsplan;b) financieel en boekhoudkundig beleid;de aspecten van rentabiliteit, financieel evenwicht, kosten, prijzenvoorziening, begrotingscontrole, de betrekkingen met leveranciers en het stockbeheer; c) commercieel beleid : het productie-verdelings-commercieel milieu- en verkoopsorganisatiebeleid;d) industrieel beleid : het investerings- en productiebeleid, met inbegrip van de aspecten betreffende het kwaliteitsbeleid, het leefmilieu met uitzondering van de milieu-effectenrapportering, nieuwe technologieën, productiesystemen, energiebeheer;e) de organisatie, het management en het personeelsbeleid : de inwendige organisatie en de managementssamenhang, ontwikkeling, planning en strategie, de problematiek van opvolging, herstructurering, sterkte-zwakte analyses en bedrijfseconomische en financieel-technische gezondheid van het bedrijf.f) telematica-beleid : het telecommunicatie- en informaticabeleid, optimalisatie van de « process-flow » en de geïntegreerde controle en rapportering alsook de elektronische interactie met cliënten en leveranciers. De volgende taken worden niet als bedrijfsadvies beschouwd : 1. het in orde brengen van wettelijke verplichtingen;courante adviezen op het vlak van boekhouding-accountancy en fiscaliteit, juridische adviezen en adviezen in verband met de werving en selectie van personeel, behalve als dat deel uitmaakt van een globaal advies inzake opvolging, herstructurering of sterke-zwakte analyse; 2. technische analyses die geen deel uitmaken van een globaal advies;3. uitvoeringen op zich die geen deel uitmaken van de begeleiding van de implementatie.

Art. 5.§ 1. De financiële tegemoetkoming van het gewest in het optreden van de externe bedrijfsadviseur bedraagt maximaal 50 % van de advieskosten, met een maximum van F 500 000 per bedrijfsadvies.

Voor startende kleine ondernemingen en haalbaarheidsstudies die leiden tot een eerste vestiging als zelfstandige of tot de oprichting van een onderneming bedraagt de financiële tegemoetkoming van het gewest maximaal 75 % van de advieskosten met een maximum van F 500 000 per bedrijfsadvies.

Voor haalbaarheidsstudies die niet leiden tot een vestiging als zelfstandige of tot de oprichting van een onderneming bedraagt de financiële tegemoetkoming van het gewest maximaal 50 % van de advieskosten met een maximum van F 100 000 per bedrijfsadvies. § 2. Als subsidiabele kosten worden beschouwd : de werkelijk verschuldigde honoraria en de reiskosten van de externe bedrijfsadviseurs, alsook andere gemaakte en bewezen kosten met betrekking tot de adviesopdracht.

Art. 6.§ 1. Om de onderneming zo weinig mogelijk werk te bezorgen, wordt de financiële tegemoetkoming van het gewest in het optreden van de externe bedrijfsadviseurs aan de externe bedrijfsadviseur in één schijf betaald na indiening van de in artikel 7 vermelde stukken. § 2. Als de overeenkomst tussen de onderneming en de externe bedrijfsadviseur, in de loop van de uitvoeringsperiode verbroken wordt, wordt de financiële tegemoetkoming toegekend in verhouding tot de al geleverde prestaties.

Art. 7.Bij het beëindigen van de adviesopdracht sturen de onderneming en de externe bedrijfsadviseur, in onderlinge samenspraak, volgende stukken aan de administratie : a) het bewijs van betaling van het aandeel van de onderneming in de advieskosten b) het adviesrapport en de stand van zaken van het implementatieplan c) het bewijs van gemaakte kosten. Zij dienen beiden ook een evaluatieformulier in met betrekking tot de samenwerking tussen de externe bedrijfsadviseur en de onderneming. HOOFDSTUK III. - Bepalingen met betrekking tot de externe bedrijfsadviseurs

Art. 8.De onderneming kiest de externe bedrijfsadviseur die ze wenst te raadplegen uit een lijst met erkende bedrijfsadviseurs. Het VIZO stelt deze lijst ter beschikking.

Art. 9.§ 1. Het VIZO erkent de externe bedrijfsadviseurs. § 2. De erkenning als extern bedrijfsadviseur door het VIZO wordt afzonderlijk gegeven voor één of meer van de in § 3 genoemde domeinen en subdomeinen. § 3. Er zijn zes domeinen en subdomeinen waarin men als extern bedrijfsadviseur erkend kan worden 1. algemene bedrijfsorganisatie, strategie, de haalbaarheid van een ondernemingsplan de haalbaarheid of de uitvoerbaarheid van een ondernemingsplan, aspecten van rentabiliteit, financieel evenwicht, kosten, prijzen, voorziening, begrotingscontrole, het productie-, verdelings-, commercieel milieu- en verkoopsorganisatiebeleid 2.personeelsbeleid (Human Resources) personeelsplanning, de organisatie en functionering inzake opleidingsbeleid, 3. beheer van productie en diensten 3.1 kwaliteitsbeleid 3.2 veiligheid 3.3 logistiek : voorraadbeheer, vervoerbeheer, aankooporganisatie, onderhoud 3.4 onderzoek en ontwikkeling 3.5 energiebeheer 4. marketing; 4.1 marktonderzoek 4.2 bedrijfscommunicatie 4.3 verkooporganisatie 5. automatisering, informatiesystemen en telematica 5.1 automatisering : het informaticabeleid 5.2 informatiesysteem : optimalisatie van de « process-flow » en de geïntegreerde controle en rapportering 5.3 telematica : het telecommunicatiebeleid, de elektronische interactie met cliënten en leveranciers 6. milieustudies evaluaties op milieuvlak met betrekking tot : de haalbaarheid van een plan, het organisatiebeleid, nieuwe technologieën, sterkte-zwakte analyses, herstructurering. § 4. De mogelijkheid bestaat om per domein een globale erkenning of een erkenning voor een specifiek subdomein te verkrijgen.

Art. 10.§ 1. Om als extern bedrijfsadviseur erkend te worden en te blijven, dient men aan de volgende voorwaarden te voldoen : 1° de nationaliteit van een lidstaat van de Europese Unie bezitten;2° van onberispelijk gedrag zijn; 3° de burgerlijke en politieke rechten genieten; 4° niet bezoldigd zijn door het Rijk, de gemeenschappen, de gewesten, de provincies, de gemeenten, een vereniging van gemeenten of een instelling of bestuur die daaronder ressorteert;5° houder zijn van een diploma universitair onderwijs, van een diploma van het hoger onderwijs van het lange type, van een graduaat of met goed gevolg de opleiding van bedrijfsadviseur van het VIZO hebben gevolgd;6° minstens drie volle jaren beroepservaring hebben als adviseur voor KMO's in het domein waarvoor de erkenning wordt gevraagd.Die ervaring, de deskundigheid en vernieuwingsbereidheid moeten aangetoond worden door vijf overeenkomsten en de bedrijfsadviezen die hieraan een gunstig gevolg geven. Drie van die overeenkomsten en bedrijfsadviezen dienen maximaal twee jaar voor de erkenningsaanvraag te zijn afgeleverd.

In die overeenkomsten zijn telkens de volgende gegevens opgenomen : a) een omschrijving van het te leveren advies;b) de geplande datum van aflevering;c) de wijze van tarifering. Als uit die overeenkomsten of bedrijfsadviezen niet rechtstreeks blijkt dat ze werden uitgevoerd door de kandidaat-adviseur, dienen ze vergezeld te zijn van een verklaring op erewoord, waarbij wordt bevestigd dat de overeenkomsten werden uitgevoerd door de kandidaat-adviseur. Die verklaring wordt ondertekend door de kandidaat-adviseur en als het om een bezoldigde medewerker gaat van een niet-publiekrechtelijke rechtspersoon, ook door de werkgever in wiens opdracht de overeenkomst werd uitgevoerd. 7° Als aan de voorwaarde van 5° niet voldaan wordt, wordt de voorwaarde vermeld onder 6° verhoogd tot vijf volle jaren beroepservaring als bedrijfsadviseur voor KMO's in het domein waarvoor de erkenning wordt gevraagd. Behalve voor te leggen overeenkomsten en bedrijfsadviezen van 6° dienen nog twee bijkomende overeenkomsten voorgelegd te worden, die afgeleverd zijn in de periodes die respectievelijk drie en vier jaar aan de erkenningsaanvraag voorafgaan. 8° De externe bedrijfsadviseurs dienen het vertrouwelijke karakter van de bedrijfsgegevens te respecteren en te garanderen. § 2. Voor de erkenningsaanvraag wordt een dossier ingediend, waaruit blijkt dat aan de voorwaarden vermeld in artikel 10, § 1, is voldaan. § 3. De beslissing om de bedrijfsadviseur al dan niet te erkennen wordt genomen door de Raad van Bestuur van het VIZO uiterlijk twee maanden na de indiening van het volledige dossier.

De kandidaat-externe bedrijfsadviseur wordt daartoe binnen een maand na het volledig verklaren van het aanvraagdossier uitgenodigd tot een interview. § 4. De erkende externe bedrijfsadviseurs dienen in hun externe contacten melding te maken van de volgende titel : externe bedrijfsadviseur, erkend door het VIZO. § 5. Als wordt vastgesteld dat de erkende bedrijfsadviseur niet meer aan de vereiste voorwaarden voldoet, als misbruiken worden vastgesteld of als blijk wordt gegeven van kennelijke onbekwaamheid, kan de raad van bestuur van het VIZO de erkenning intrekken. In voorkomend geval kan de betrokken externe bedrijfsadviseur vragen om gehoord te worden. § 6. Als de erkenning tot extern bedrijfsadviseur wordt geweigerd of ingetrokken, kan beroep aangetekend worden bij de bevoegde Vlaamse minister. In voorkomend geval kan de betrokken externe bedrijfsadviseur vragen om gehoord te worden.

Art. 11.§ 1. De adviseurs die op het ogenblik van de inwerkingtreding van dit besluit erkend zijn door het VIZO worden beschouwd als automatisch erkend in het domein dat overeenstemt met hun al verworven erkenning. § 2. De milieucoördinator erkend overeenkomstig art. 4.1.9.1.2. § 2 2° d) en de milieudeskundige, erkend overeenkomstig Afdeling 1.3.1. van het besluit van de Vlaamse regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, worden van rechtswege erkend als externe bedrijfsadviseur voor het domein milieustudies. § 3. Startende bedrijfsadviseurs die op het ogenblik van de inwerkingtreding van dit besluit minder dan drie jaar werkzaam zijn, kunnen zich integreren in dit besluit door in samenwerking met of onder begeleiding van een erkende externe bedrijfsadviseur adviesopdrachten uit te voeren. HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen

Art. 12.De volgende besluiten worden opgeheven : het besluit van de Vlaamse regering van 21 december 1992 tot uitvoering van art. 11bis van de wet van 4 augustus 1978 tot economische heroriëntering; het ministerieel besluit tot uitvoering van art. 6 van het besluit van de Vlaamse regering van 21 december 1992 tot uitvoering van artikel 11bis van de wet van 4 augustus 1978 tot economische heroriëntering en het ministerieel besluit tot uitvoering van artikel 9 van het besluit van de Vlaamse regering van 21 december 1992 tot uitvoering van artikel 11bis van de wet van 4 augustus 1978 tot economische heroriëntering.

Deze besluiten blijven evenwel van toepassing wat de toekenning van de financiële tegemoetkoming betreft op de aanvragen die v|$$|Ago|$$|Agor de datum van de inwerkingtreding van dit besluit werden ingediend.

Art. 13.Het decreet van 31 maart 1993 en dit besluit treden in werking op 1 januari 1998.

Art. 14.De Vlaamse minister, bevoegd voor het economisch beleid, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 9 december 1997.

De minister-president van de Vlaamse regering, L. VAN DEN BRANDE De Vlaamse minister van Economie, KMO, Landbouw en Media, E. VAN ROMPUY

^