Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 09 december 2005
gepubliceerd op 22 februari 2006

Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de aanwending van de kapitalen van het Fonds B2 door het Vlaams Woningfonds van de Grote Gezinnen, ter uitvoering van de Vlaamse Wooncode

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2006035243
pub.
22/02/2006
prom.
09/12/2005
ELI
eli/besluit/2005/12/09/2006035243/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

9 DECEMBER 2005. - Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de aanwending van de kapitalen van het Fonds B2 door het Vlaams Woningfonds van de Grote Gezinnen, ter uitvoering van de Vlaamse Wooncode


De Vlaamse Regering, Gelet op het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, inzonderheid op artikel 2, 9°, gewijzigd bij decreet van 24 december 2004, op artikelen 50 tot en met 54, op artikelen 55, 78 en 79, gewijzigd bij het decreet van 19 maart 2004, en op artikel 91, § 2, 2°;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 21 december 1983 tot vaststelling van de voorwaarden waaronder de toelating wordt verstrekt aan de coöperatieve vennootschap "Vlaams Woningfonds van de Grote Gezinnen" tot het aangaan van leningen;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 11 mei 1999 betreffende de aanwending van de kapitalen van het Fonds B2 door het Vlaams Woningfonds van de Grote Gezinnen, ter uitvoering van de Vlaamse Wooncode, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 30 januari 2004;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de Begroting, gegeven op 3 februari 2005;

Gelet op het advies 39.258/3 van de Raad van State, gegeven op 14 november 2005;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Financiën en Begroting en Ruimtelijke Ordening en van de Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur, Stedenbeleid, Wonen en Inburgering;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder : 1° minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor de Huisvesting;2° VWF : de coöperatieve vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Vlaams Woningfonds van de Grote Gezinnen", bedoeld in artikel 50 van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode;3° aanvrager : de particuliere persoon die de lening aangaat of een woning koopt of huurt en, eventueel, de persoon met wie hij of zij op de referentiedatum wettelijk of feitelijk samenwoont of met wie hij of zij zal samenwonen;4° referentiedatum : a) bij het aangaan van de lening : de datum waarop de aanvrager de storting van het voorschot op de dossierkost verricht;b) bij een koop of een huur : de datum waarop het VWF de woning toewijst;c) bij de vijfjaarlijkse herberekening van de rentevoet : respectievelijk zes maanden voor de vijfde, tiende, vijftiende en desgevallend twintigste en vijfentwintigste verjaardag van de leningsakte;5° woning : elk onroerend goed of het deel ervan dat hoofdzakelijk bestemd is voor de huisvesting van een gezin;6° inkomen : de som, van het op basis van het laatst gekende aanslagbiljet aan de personenbelasting onderworpen netto-inkomen en het niet aan de Belgische personenbelasting onderworpen inkomen op basis van supra-nationale belastingsakkoorden, alsook de door de minister, op voorstel van het VWF, nader toe te wijzen inkomsten van de aanvrager en van alle andere personen die met hem dezelfde woning zullen betrekken, met uitsluiting van de kinderen die zonder onderbreking deel hebben uitgemaakt van het gezin en minder dan 25 jaar oud zijn op de referentiedatum; In afwijking van het vorige lid, wordt het inkomen van inwonende ascendenten van de aanvragers slechts voor de helft aangerekend. Het wordt niet aangerekend voor de familieleden van de eerste en de tweede graad die erkend zijn als ernstig gehandicapt of die ten minste 65 jaar oud zijn; 7° persoon ten laste : a) het kind ten laste, zijnde het kind dat op de referentiedatum gedomicilieerd is op het adres van de aanvrager en : 1) dat jonger dan 18 jaar is of dat 18 jaar of ouder is en waarvoor kinderbijslag of wezentoelage wordt uitbetaald;2) dat door de minister, op voorlegging van bewijzen beschouwd wordt als zijnde ten laste;b) de aanvrager die zelf en het gezinslid dat erkend is als ernstig gehandicapt onder de voorwaarden die de minister, op voorstel van de Vlaamse minister, bevoegd voor de Bijstand aan Personen, gesteld heeft;8° verkoopwaarde van de woning : de door het VWF geraamde waarde bij vrijwillige verkoop, met inbegrip van de grond;9° leningsaanbod : het aanbod waarvan sprake is in artikel 14 van de wet van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet;10° kernsteden : Antwerpen, Gent, Hasselt, Genk, Brugge, Roeselare, Oostende, Kortrijk, Leuven, Vilvoorde, Boom, Mechelen, Dendermonde, Aalst en Sint-Niklaas;11° Vlaamse Wooncode : decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode;12° hypothecaire lening : de bijzondere sociale lening toegestaan ter uitvoering van de Vlaamse Wooncode;13° referentierentevoet : de rentevoet die op het einde van elke maand bepaald wordt door de entiteit aangewezen door de Vlaamse minister bevoegd voor Financiën en Begroting, op basis van een 15-jarige OLO en die overeenstemt met het rekenkundig gemiddelde van de noteringen van de afgelopen maand. Voor de toepassing van artikel 5, § 1, artikel 6 en artikel 16, geldt een overeenkomstig artikel 1, 7°, b), als ernstig gehandicapt erkend kind voor twee kinderen ten laste.

Art. 2.Het VWF is ertoe gemachtigd om, onder de bij dit besluit gestelde voorwaarden, de kapitalen van het Fonds B2 aan te wenden voor : 1° het toestaan van hypothecaire leningen met het oog op de bouw, de koop, de renovatie, de verbetering en/of de aanpassing van woningen of met het oog op de terugbetaling van vroeger daartoe aangegane schulden, op voorwaarde dat de aanvrager meer dan 30 % van zijn gemiddeld maandelijks netto-inkomen van het voorbije kalenderjaar spendeert aan de afbetaling van de leninglast van deze schulden;2° het verwerven van zakelijke rechten op gebouwen of die gebouwen voor minstens negen jaar huren, om ze na renovatie of vervanging als woningen beschikbaar te stellen voor grote gezinnen;3° het bouwen van woningen voor grote gezinnen en het verwerven van zakelijke rechten op de daartoe noodzakelijke gronden of te slopen gebouwen, uitsluitend binnen het kader van een renovatie- of opvulbouwproject dat de minister heeft goedgekeurd;4° het verbeteren of aanpassen van woningen;5° andere verrichtingen waartoe de Vlaamse Regering opdracht geeft en die passen in het Vlaamse Woonbeleid en in de specifieke opdracht van het VWF ten aanzien van grote gezinnen;6° het ter beschikking stellen van sociale koopwoningen aan woonbehoeftige grote gezinnen, voorzover ze samen met huurwoningen in een gemengd sociaal woonproject worden gerealiseerd, dat gelegen is in een woonvernieuwingsgebied. In afwijking van het eerste lid, 1°, is het toestaan van hypothecaire leningen met het oog op de terugbetaling van een vroeger aangegane bijzondere sociale lening uitgesloten.

Het VWF geeft prioriteit aan woningen die ongeschikt of onbewoonbaar werden verklaard conform het besluit van de Vlaamse regering van 6 oktober 1998 betreffende de kwaliteitsbewaking, het recht van voorkoop en het sociaal beheersrecht.

De minister stelt jaarlijks vast welk gedeelte van de leningen of kredieten het VWF in kwestie dient te besteden aan de verwerving en/of renovatie, en zo nodig de sloping en vervanging van ongeschikte woningen of ongeschikte gebouwen, aan de verbetering of aanpassing van woningen en/of het toestaan van leningen voor dergelijke verrichtingen aan grote gezinnen. Dit gedeelte bedraagt minstens 30 %.

Het VWF betaalt de eerste schijf van de lening voor de financiering van de uit te voeren werkzaamheden aan de ontlener pas na het voorleggen van een geldige stedenbouwkundige vergunning die de uit te voeren werken toelaat, indien die vergunning wettelijk is vereist. HOOFDSTUK II. - De hypothecaire leningen

Art. 3.De in artikel 2, 1°, vermelde leningen kunnen eveneens toegestaan worden voor woningen die bijgebouwen of lokalen omvatten bestemd voor de uitoefening van een beroep, op voorwaarde dat de verkoopwaarde van het woongedeelte bij nieuwbouw of de kostprijs van de bouw-, renovatie-, verbeterings- of aanpassingswerkzaamheden aan het woongedeelte ten minste 75 % van het bedrag van de lening bereikt.

Art. 4.De aanvrager moet op de referentiedatum een gezin hebben met ten minste één kind ten laste, zoals bepaald in artikel 1, eerste lid, 7°, a).

Het VWF rapporteert jaarlijks aan de Vlaamse Regering over het aantal en de samenstelling van de gezinnen die beroep doen op het VWF.

Art. 5.§ 1. De verkoopwaarde van de woning waarvoor de lening wordt toegestaan, mag niet meer bedragen dan 160.000 euro cumulatief verhoogd met 5 % : 1° voor iedere persoon ten laste vanaf de derde;2° voor het jongste kind van de aanvrager als dat op de referentiedatum minder dan zes jaar oud is;3° voor iedere ascendent van de aanvrager die op de referentiedatum minstens zes maanden met hem samenwoont. De raad van bestuur van het VWF kan een overschrijding van voormeld maximum toestaan wanneer de woning waarvoor de lening wordt toegestaan, hetzij verkocht wordt door de VHM, een sociale huisvestingsmaatschappij, een gemeente, een vereniging van gemeenten of een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, hetzij gebouwd wordt, op belofte van aankoop, door bemiddeling van één van voormelde instellingen. Deze woning moet in ieder geval opgericht of verkregen zijn conform de bepalingen van de Vlaamse Wooncode.

De bedragen, vastgesteld in het eerste lid, zijn gekoppeld aan de evolutie van de ABEX-index voor de bouwkosten van privé-woningen en stemmen overeen met de index van november 2004. Ze worden jaarlijks op 1 januari aangepast aan het ABEX-indexcijfer van de maand november die aan de aanpassing voorafgaat en worden afgerond op het dichtstbijzijnde tiental. § 2. Het maximumbedrag van de hypothecaire leningen wordt vastgesteld door het in artikel 10 vermelde reglement. Het mag in geen geval de kostprijs van de onroerende verrichting overschrijden na aftrek van de eventueel door het Vlaamse Gewest toegekende premies.

Art. 6.§ 1. De rentevoet is omgekeerd evenredig met het aantal kinderen ten laste. Het aantal kinderen ten laste dat in aanmerking wordt genomen om de oorspronkelijke rentevoet van de lening te bepalen is het aantal op de datum dat het volledig dossier bij de zetel van het VWF wordt ingediend. § 2. De oorspronkelijke rentevoet, aan te rekenen aan de aanvrager met één kind ten laste op de in § 1 vermelde datum, is gelijk aan de in het tweede lid vermelde basisrentevoet, vermenigvuldigd met 10 x I/6,8 x N berekend tot op de vierde decimaal, waarbij I het inkomen is of eventueel het inkomen waarnaar verwezen wordt in het laatste lid van artikel 16 en N het maximumbedrag waarnaar verwezen wordt in het eerste lid van artikel 16.

De raad van bestuur van het VWF stelt de in het eerste lid bedoelde basisrentevoet vast. Deze mag niet minder bedragen dan 70 % en niet meer dan 95 % van de referentierentevoet op datum van het leningsaanbod. Binnen voormelde grenzen kan de raad van bestuur van het VWF, voor de aanvragers waarvan het inkomen, berekend overeenkomstig artikel 16, 15.060 euro niet overstijgt, een lagere basisrentevoet vaststellen dan voor de andere aanvragers.

De overeenkomstig het eerste lid berekende oorspronkelijke rentevoet wordt afgerond naar het eerste hogere 0,10 procentpunt en wordt : 1° verminderd met 0,50 procentpunt per persoon ten laste vanaf het tweede, op de in § 1 vermelde datum;2° vermeerderd met 0,50 procentpunt als het een nieuwbouw of een aankoop met toepassing van het BTW-stelsel betreft en de woning gelegen is buiten een woonvernieuwings- of woningbouwgebied.Deze vermeerdering geldt niet wanneer de woning wordt gebouwd na afbraak van een ongeschikte woning op hetzelfde perceel; 3° verminderd met 0,50 procentpunt als de woning gelegen is in één van de kernsteden of in een door de Vlaamse minister aan te wijzen woonvernieuwings- of woningbouwgebied in de provincie Vlaams-Brabant. De overeenkomstig het derde lid berekende rentevoet mag nooit lager zijn dan 1,50 %. Voor een aanvrager met één kind ten laste mag de rentevoet nooit lager zijn dan 2 %. De rentevoet kan nooit hoger zijn dan de vermelde referentierentevoet.

De referentierentevoet wordt door de entiteit aangewezen door de Vlaamse minister bevoegd voor Financiën en Begroting, uiterlijk binnen twee werkdagen meegedeeld aan het VWF en geldt vanaf de eerste werkdag volgende op de mededeling tot en met de dag van de volgende mededeling. Het VWF moet deze toepassen voorzover er een schommeling is van minstens 0,20 procentpunt ten overstaan van de door het VWF tot dan gehanteerde referentierentevoet. § 3. De rentevoet, berekend overeenkomstig § 2 en § 5, daalt overeenkomstig de bepalingen, vastgesteld in het in artikel 10 vermelde reglement, wanneer het aantal kinderen ten laste toeneemt.

Hij verhoogt niet wanneer het aantal kinderen ten laste daalt, behalve in de in voormeld reglement bepaalde gevallen. § 4. Om de vijf jaar en voor de eerste maal op de vijfde verjaardag van het verlijden van de leningsakte, wordt de op de lening toegepaste rentevoet herberekend op dezelfde wijze als beschreven onder § 3. I is dan gelijk aan het gemiddelde inkomen over een periode van vijf jaar, die ingaat het zevende jaar dat aan de herberekening voorafgaat. Als het inkomen in een of meer van voormelde jaren nihil bedroeg, wordt dit niet in dit gemiddelde berekend. Bij de berekening van dit gemiddelde inkomen wordt slechts rekening gehouden met een gewijzigde gezinstoestand als die vastgesteld wordt op de referentiedatum die in aanmerking genomen wordt voor de herberekening. Met een vermindering van het aantal kinderen ten laste wordt geen rekening gehouden.

Is het in het eerste lid vermelde gemiddelde inkomen niet hoger dan N, dan gebeurt de herberekening op grond van de kleinste basisrentevoet, die ofwel reeds van toepassing is op de lening, ofwel voortvloeit uit de toepassing van het oorspronkelijke percentage, bedoeld in § 2, tweede lid, op de referentierentevoet die geldt bij de herberekening.

De herberekende rentevoet mag daarbij nooit lager zijn dan de op basis van § 2, vierde lid toegepaste oorspronkelijke minimale rentevoet.

Is dit gemiddelde inkomen hoger dan N, dan wordt op het nog niet terugbetaalde saldo van de lening de referentierentevoet toegepast die bij het aangaan van de lening van toepassing was.

Voor de toepassing van de bepalingen van deze paragraaf zijn N en het bedrag van 2.480 euro, vermeld in artikel 16, eerste lid, gekoppeld aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het derde jaar dat de referentiedatum bij het aangaan van de lening voorafgaat. Ze worden telkens aangepast aan het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen van de decembermaanden van de jaren die in aanmerking worden genomen voor de berekening van het gemiddelde inkomen zoals bepaald in het eerste lid van deze paragraaf.

Het VWF dient de inhoud van de bepalingen betreffende de herberekening van de rentevoet uitdrukkelijk te vermelden in de leningsovereenkomsten met haar ontleners. § 5. Wanneer de lening wordt toegestaan voor een in artikel 3 vermelde verrichting, worden de overeenkomstig § 2 tot en met § 4 vastgestelde rentevoeten verhoogd met 0,50 procentpunt. § 6. In de gevallen waarin de raad van bestuur het aangewezen acht, mag op basis van de evolutie van de marktrentevoet, aan de ontleners die reeds een lening genieten in het Fonds B2, een tijdelijke korting op hun rentevoet toegestaan worden zonder dat de rentevoet die van toepassing is op de lening minder mag bedragen dan de referentierentevoet die van toepassing was op de datum van het toestaan van de korting, verhoogd met 1 procentpunt en op voorwaarde dat hierdoor het financieel evenwicht van het Fonds B2 niet in het gedrang komt.

Art. 7.De leningen zijn terugbetaalbaar met gelijke maandelijkse bedragen waarin zowel de aflossing van de hoofdsom als de intresten begrepen zijn.

De duur van de lening wordt door het VWF vastgesteld rekening houdend met het inkomen en met de leeftijd van de aanvragers.

De duur van de lening mag echter nooit meer dan dertig jaar bedragen.

De nadere regelen voor de berekening van de leningsduur, worden bepaald in het in artikel 10 vermelde reglement van de leningen.

Art. 8.De aanvrager moet, op het ogenblik van het aangaan van de lening, bij een in België erkende verzekeringskas een levensverzekering met afnemend kapitaal afsluiten ten voordele van en in samenspraak met het VWF. In geval van een enige premie kan deze hem door het VWF worden voorgeschoten boven het hoofdbedrag van de lening.

In afwijking van het eerste lid, mag de raad van bestuur in buitengewone omstandigheden een andere vorm van dekking aanvaarden.

Art. 9.Behalve de aanvullende waarborgen die het VWF de aanvrager wenst op te leggen, moet de aflossing van de lening gewaarborgd zijn door de inschrijving van een hypotheek voor alle sommen op de woning waarop de lening betrekking heeft. Deze hypotheek moet in eerste rang zijn in geval van aankoop of nieuwbouw, tenzij het VWF een afwijking hierop toestaat.

De nadere regelen van het in artikel 10 vermelde reglement van de leningen bepalen wanneer het VWF afwijkingen hierop kan toestaan.

Wanneer het VWF meent dat de aanvrager geen voldoende eigen middelen inbrengt, kan geen lening worden toegestaan.

Alle door de lening veroorzaakte kosten zijn ten laste van de aanvrager.

Art. 10.Na advies van het VWF en op grond van dit besluit stellen de minister en de minister, bevoegd voor de financiën en de begroting, in een reglement van de leningen, de bedragen en de voorwaarden vast van toekenning, vereffening, waarborg en aflossing van de hypothecaire leningen. HOOFDSTUK III. De sanerings-, verkoop- en huurhulpverrichtingen

Art. 11.Het VWF kan de in artikel 2, 2° tot en met 6°, vermelde verrichtingen toepassen met het doel grote gezinnen met bescheiden inkomen een degelijke woning te bezorgen. Ze mag de overeenkomstig artikel 2, 2° tot en met 6°, verworven woningen slechts toewijzen aan gezinnen met ten minste een kind ten laste, zoals bepaald in artikel 1, eerste lid, 7°, a).

Nochtans mag zij in uitzonderlijke omstandigheden die woningen verhuren of onderverhuren, hetzij aan de personen, die deze bewoonden bij de verwerving, hetzij aan andere gezinnen wanneer er niet voldoende kandidaat-kopers of kandidaat-huurders zijn met ten minste een kind ten laste, zoals bepaald in artikel 1, eerste lid, 7°, a).

Art. 12.De in artikel 2, 2° tot en met 6°, vermelde woningen moeten, indien ze ongeschikt, verbeterbaar of onaangepast zijn, voor de verkoop, de verhuring of de onderverhuring ervan door het VWF gerenoveerd, verbeterd of aangepast worden. In uitzonderlijke gevallen kan de minister, op gemotiveerd verzoek van het VWF, toestemming geven om zonder voorafgaande renovatie of aanpassing te verkopen.

Art. 13.Het VWF stelt de voorwaarden vast voor de verkoop van de woningen aan de kandidaat-kopers. Zij stelt de huurvoorwaarden en de huurprijzen vast voor de in huur te geven woningen, rekening houdend, enerzijds met het inkomen en de gezinslast van de kandidaat-huurders alsmede met de hen eventueel door het Vlaamse Gewest toegekende huursubsidies, en anderzijds met de kostprijs en de huurwaarde van de woningen.

Zij is gemachtigd met derden overeenkomsten af te sluiten met het oog op de uitvoering van de huurhulpverrichtingen.

Op voorstel van het VWF, stelt de minister een type-huurovereenkomst op.

Art. 14.Om overbewoning of onderbezetting van de in huur gegeven woningen te voorkomen, kan het VWF, voorzover de met de huurder gesloten huurovereenkomst het toelaat, de huurders van verschillende woningen muteren. HOOFDSTUK IV. - Gemeenschappelijke bepalingen

Art. 15.§ 1. De aanvrager mag op de datum waarop aan hem het schriftelijk aanbod waarvan sprake in artikel 14 van de wet van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet, wordt gedaan, geen andere woning volledig in volle eigendom of volledig in vruchtgebruik hebben.

Het VWF kan de lening echter weigeren, indien zij het sterke vermoeden heeft dat de aanvrager delen van onroerende rechten op een dergelijke andere woning heeft vervreemd, louter en alleen om de lening te kunnen bekomen, op voorwaarde dat dit vermoeden met redenen wordt omkleed en schriftelijk aan de aanvrager wordt gemotiveerd. § 2. De voorwaarde, vermeld in § 1, is niet van toepassing : 1° als de aanvrager die andere woning betrekt en deze het voorwerp uitmaakt van een besluit tot onteigening;2° als uit een onderzoek van het VWF blijkt dat die andere woning onaangepast is;3° als uit een onderzoek van het VWF blijkt dat die andere woning onbewoonbaar is en niet in aanmerking komt voor renovatie, verbetering of aanpassing;4° op een aanvrager die op de referentiedatum minstens 55 jaar oud is;5° op een aanvrager die een verrichting aangaat in één van de kernsteden. In de gevallen, bedoeld in het eerste lid, 2°, 4° en 5°, moet de aanvrager binnen een termijn van een jaar vanaf de datum van de authentieke leningsakte, er voor zorgen dat hij voldoet aan de initiële bezitsvoorwaarde zoals vermeld in § 1 en moet de aanvrager aan het VWF contractueel een recht van voorkoop op die andere woning geven. Het reglement van de leningen bepaalt de nadere regelen waaronder deze opbrengsten in het VWF moeten ingebracht worden.

In het geval, bedoeld in het eerste lid, 3°, moet de aanvrager die andere woning slopen of de bestemming ervan wijzigen binnen de termijn, bepaald in het tweede lid.

Als de aanvrager de oorspronkelijke woning niet heeft vervreemd binnen de termijn, zoals bepaald in het tweede en derde lid, wordt op het nog niet terugbetaalde saldo van de lening en voor de resterende duur ervan, de bij het aangaan van de lening van toepassing zijnde referentierentevoet op de lening, verhoogd met 2 procentpunt, toegepast.

Art. 16.Op de respectievelijke referentiedatum vermeld in artikel 1, 4°, a) of b), mag het inkomen niet meer bedragen dan 15.060 euro voor de huur en 37 190 euro bij een lening of een koop, te verhogen met 2.480 euro per persoon ten laste. Deze bedragen worden gekoppeld aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van januari 1999. Ze worden jaarlijks op 1 januari aangepast aan het indexcijfer van de maand december, voorafgaand aan de aanpassing en afgerond naar het dichtstbijzijnde tiental.

Gaat het om een huur in toepassing van het besluit van de Vlaamse Regering van 4 april 1990 tot aanmoediging van de bouw van sociale huurwoningen, dan wordt het overeenkomstig het eerste lid vastgestelde maximum vervangen door het maximum, gesteld in hetzelfde besluit.

Indien de aanvrager geen of een niet belastbaar inkomen, zoals bedoeld in artikel 1, 6°, heeft, wordt het geacht 7.000 euro te bedragen voor de toepassing van dit besluit.

Art. 17.De woning waarop de aanvraag betrekking heeft : 1° mag, desgevallend na het uitvoeren van werkzaamheden, niet onbewoonbaar of ongeschikt zijn, en moet bewoond worden door de aanvrager en zijn gezin;2° mag, indien de aanvraag een lening of een huur betreft, noch geheel noch gedeeltelijk gebruikt worden voor handelsdoeleinden of in huur of onderverhuring worden gegeven, zonder voorafgaande en schriftelijke machtiging van het VWF;3° mag, indien de aanvraag een lening betreft, niet vervreemd worden tijdens de aflossingsduur van de lening.

Art. 18.De aanvrager bezorgt het VWF alle noodzakelijke gegevens betreffende zijn gezinslast, zijn inkomen en de rechten die hij in onroerende goederen bezit of heeft afgestaan, met vermelding van de aard en het aandeel van die rechten. HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen

Art. 19.Het besluit van de Vlaamse Regering van 11 mei 1999 betreffende de aanwending van de kapitalen van het Fonds B2 door het Vlaams Woningfonds van de Grote Gezinnen, ter uitvoering van de Vlaamse Wooncode, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 30 januari 2004, wordt opgeheven.

Art. 20.Dit besluit is van toepassing op de dossiers waarvoor het VWF het schriftelijk aanbod waarvan sprake in artikel 14 van de wet van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet nog niet heeft gedaan op datum van de inwerkingtreding van dit besluit.

Art. 21.Dit besluit treedt in werking op 9 december 2005.

Art. 22.De Vlaamse minister, bevoegd voor de Financiën en de Begroting en de Vlaamse minister, bevoegd voor de huisvesting, zijn ieder wat hem of haar betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 9 december 2005.

De minister-president van de Vlaamse Regering, Y. LETERME De Vlaamse minister van Financiën en Begroting en Ruimtelijke Ordening, D. VAN MECHELEN De Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur, Stedenbeleid, Wonen en Inburgering, M. KEULEN

^