Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 09 februari 2007
gepubliceerd op 30 maart 2007

Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 juli 1985 tot vaststelling van de normen waaraan een serviceflatgebouw, een woningcomplex met dienstverlening of een rusthuis moet voldoen om voor erkenning in aanmerking te komen

bron
vlaamse overheid
numac
2007035437
pub.
30/03/2007
prom.
09/02/2007
ELI
eli/besluit/2007/02/09/2007035437/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

9 FEBRUARI 2007. - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 juli 1985 tot vaststelling van de normen waaraan een serviceflatgebouw, een woningcomplex met dienstverlening of een rusthuis moet voldoen om voor erkenning in aanmerking te komen


De Vlaamse Regering, Gelet op de decreten inzake voorzieningen voor bejaarden, gecoördineerd op 18 december 1991, inzonderheid op artikel 15, § 1, 10°, 11° en 12°;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 17 juli 1985 tot vaststelling van de normen waaraan een serviceflatgebouw, een woningcomplex met dienstverlening of een rusthuis moet voldoen om voor erkenning in aanmerking te komen, inzonderheid op artikel 2, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 30 november 2001 en 4 juni 2004;

Gelet op het aanhangsel nr. 5 van 13 juni 2005 bij het Protocol 2 gesloten op 1 januari 2003 tussen de federale overheid en de overheden bedoeld in artikel 128, 130 en 135 en 138 van de Grondwet, betreffende het te voeren ouderenzorgbeleid, inzake de prijzen die toegepast worden in de instellingen voor opvang of huisvesting van bejaarden;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 20 november 2006;

Gelet op het advies nr. 41.907/3 van de Raad van State, gegeven op 4 januari 2007, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.Norm 1.2. van bijlage B bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 juli 1985 tot vaststelling van de normen waaraan een serviceflatgebouw, een woningcomplex met dienstverlening of een rusthuis moet voldoen om voor erkenning in aanmerking te komen, wordt vervangen door wat volgt : « 1.2. Elk rusthuis is verplicht een reglement van orde op te stellen dat de wederzijdse rechten en plichten van de bewoner en van de voorziening moet omvatten.

Daarin moeten minstens de volgende punten worden vermeld : 1.2.1. de identificatie- en contactgegevens van de voorziening en de verantwoordelijke beheersinstantie ervan, en de erkenningsnummers van de voorziening; 1.2.2. de algemene principes van het reglement van orde, vermeld in de erkenningsnormen 1.4., 1.5., 1.6., 1.7. en 1.8.; 1.2.3. de opnameprocedure en de opnamevoorwaarden; 1.2.4. de omstandigheden die aanleiding kunnen geven tot ontslag uit de voorziening en de opzeggingstermijn; 1.2.5. de specifieke regelingen bij tijdelijke afwezigheid of overlijden van de bewoner; 1.2.6. de wijze waarop binnen de voorziening het dagelijkse leven en de verzorging wordt georganiseerd, in het bijzonder met betrekking tot de dagindeling, de maaltijden, de bezoekregeling, en de organisatie van activiteiten; 1.2.7. de wijze waarop de bewonersraad en in voorkomend geval de aanvullende familieraad worden samengesteld en de wijze waarop die functioneren; 1.2.8. de procedure voor de behandeling van suggesties, opmerkingen en klachten; 1.2.9. het registratienummer en de datum van de registratie.

Elke bepaling in een reglement van orde of de toepassing ervan die niet in overeenstemming is met de erkenningsnormen is nietig en zonder voorwerp. »

Art. 2.Norm 1.3. van bijlage B van hetzelfde besluit, wordt vervangen door wat volgt : « 1.3. Het reglement van orde en elke latere wijziging ervan moeten door de verantwoordelijke beheersinstantie van het rusthuis voor registratie aan het agentschap bezorgd worden. 1.3.1. Het in het rusthuis gehanteerde reglement van orde moet uiterlijk twee maanden voor de aanvang van de uitbating van het rusthuis aan het agentschap bezorgd worden. Binnen een maand na de ontvangst ervan deelt het agentschap het registratienummer en de datum van registratie mee aan de beheersinstantie van het rusthuis. 1.3.2. Als de bepalingen van het reglement van orde gewijzigd worden, moet het gewijzigde reglement van orde voorafgaandelijk aan het agentschap bezorgd worden. Binnen een maand na de ontvangst ervan deelt het agentschap het nieuwe registratienummer en de datum van registratie mee aan de beheersinstantie van het rusthuis.

De doorgevoerde wijzigingen hebben op zijn vroegst uitwerking dertig dagen na de betekening van het geregistreerde reglement van orde aan de bewoner of, in voorkomend geval, aan zijn vertegenwoordiger overeenkomstig norm 1.4. »

Art. 3.Norm 1.4. van bijlage B van hetzelfde besluit, wordt vervangen door wat volgt : « 1.4. Behalve in geval van dringende opname moet het reglement van orde vóór de opname van de bewoner en vóór de ondertekening van de schriftelijke overeenkomst worden overhandigd en toegelicht aan de bejaarde of, in voorkomend geval, zijn vertegenwoordiger, en moet door hem ondertekend worden voor ontvangst.

Elke wijziging van het reglement moet eveneens aan de bewoner of, in voorkomend geval, zijn vertegenwoordiger worden overhandigd, en moet door hem ondertekend worden voor ontvangst. »

Art. 4.Norm 1.9. van bijlage B van hetzelfde besluit, wordt vervangen door wat volgt : « 1.9. schriftelijke overeenkomst : 1.9.1. Voor tot de opname wordt overgegaan, wordt tussen de vertegenwoordiger van de verantwoordelijke beheersinstantie van de voorziening en de bejaarde of, in voorkomend geval, zijn vertegenwoordiger of een vertrouwenspersoon aangewezen door de bejaarde en niet behorend tot de voorziening, een schriftelijke overeenkomst gesloten in zoveel exemplaren als er partijen zijn, waarin onder meer de volgende gegevens zijn opgenomen : - de identificatiegegevens van de contracterende partijen; - de woongelegenheid die aan de bejaarde bij de opname wordt toegewezen of de plaats in een meerpersoonskamer met behoud van de toepassing van de bepalingen van norm 1.7.; - het bedrag en de samenstelling van de dagprijs overeenkomstig de bepalingen van norm 1.10.1.; - de diensten en leveringen die aanleiding geven tot de aanrekening van een extra vergoeding overeenkomstig de bepalingen van norm 1.10.2; - de regeling inzake voorschotten ten gunste van derden overeenkomstig de bepalingen van norm 1.10.3.; - een eventuele voorschotregeling met betrekking tot de dagprijs; - het eventuele bedrag van de waarborgsom en de mogelijke aanwending ervan; - de regeling en de tarieven voor terugbetaling voor de niet-gebruikte leveringen en diensten, in het bijzonder bij tijdelijke afwezigheid of bij overlijden; - de wijze waarop de overeenkomst beëindigd kan worden door de bewoner of de beheersinstantie van de voorziening en de opzeggingstermijn; - als het beheer van gelden of goederen overeenkomstig punt 1.8. aan de dagelijkse verantwoordelijke wordt toevertrouwd, de wijze waarop dat zal gebeuren; - de identificatie van de natuurlijke of rechtspersonen die belast zijn met de betaling en de wijze waarop de betaling uitgevoerd zal worden; - de regelingen inzake aansprakelijkheid en verzekeringen; - de wijze waarop de schriftelijke overeenkomst kan gewijzigd worden overeenkomstig de bepalingen van norm 1.9.6.; - het registratienummer en de datum van registratie.

De overeenkomst is van onbepaalde duur.

Elke bepaling in een schriftelijke overeenkomst of de toepassing ervan die niet in overeenstemming is met de erkenningsnormen is nietig en zonder voorwerp. 1.9.2. Het bedrag van de waarborgsom mag niet hoger zijn dan dertigmaal de dagprijs. Dat bedrag wordt op een geblokkeerde en gepersonaliseerde rekening geplaatst en de opbrengst ervan is naar de bewoner.

Het gereserveerde bedrag dient enkel ter uitvoering van de bepalingen van de afgesloten schriftelijke overeenkomst of ter betaling van een eventuele schadevergoeding voor opzettelijk veroorzaakte schade. 1.9.3. Bij afwezigheid van de bewoner moeten de door hem niet gebruikte leveringen en diensten tegen marktconforme prijzen terugbetaald worden. Die regeling geldt minstens voor de kostprijs van de maaltijden.

In de schriftelijke overeenkomst wordt uitdrukkelijk bepaald voor welke leveringen en diensten, in welke gevallen en op welke wijze dat bedrag terugbetaald zal worden.

De terugbetaling gaat in vanaf de eerste dag afwezigheid voor een bewoner die zijn afwezigheid minstens 24 uur voorafgaandelijk aan de voorziening heeft gemeld en die minstens 24 uur afwezig blijft, of vanaf de eerste kalenderdag die volgt op de ziekenhuisopname van een bewoner.

Zonder voorafgaande melding gaat de terugbetaling in vanaf de eerste dag die volgt op de vaststelling van de afwezigheid of op basis van de regeling, vermeld in de schriftelijke overeenkomst. 1.9.4. Als de bewoner de schriftelijke overeenkomst wil beëindigen, bedraagt de opzeggingstermijn dertig dagen, die ingaat de eerste dag die volgt op de ontvankelijke betekening ervan aan de beheersinstantie van het rusthuis. De ontvankelijkheidsvereisten zijn bepaald in de overeenkomst.

Als de beheersinstantie van de voorziening de schriftelijke overeenkomst wil beëindigen, bedraagt de opzeggingstermijn zestig dagen, die ingaat de eerste dag die volgt op de ontvankelijke betekening ervan aan de bewoner. De ontvankelijkheidsvereisten zijn bepaald in de overeenkomst. De bepalingen, vermeld in norm 1.6., blijven hierbij onverminderd van toepassing.

Gedurende de opzeggingstermijn mag er bovenop de dagprijs geen extra vergoeding aangerekend worden, ongeacht door wie de overeenkomst beëindigd is.

Ongeacht door wie de overeenkomst beëindigd wordt, geldt dat indien een woongelegenheid ontruimd en opnieuw bewoond wordt binnen de opzegperiode, de dagprijs, in voorkomend geval verminderd met de bedragen van de niet-gebruikte leveringen en diensten bij de afwezigheid van de bewoner, alleen kan worden aangerekend tot de dag die voorafgaat aan de wederingebruikname.

De eerste dertig dagen van het verblijf worden beschouwd als een proefperiode. De opzeggingsperiode wordt in dat geval zowel voor de bewoner als voor de beheersinstantie van de voorziening beperkt tot zeven dagen. 1.9.5. Het overlijden van een bewoner stelt de facto een einde aan de overeenkomst.

De termijn waarover de nabestaanden beschikken om de kamer te ontruimen, is bepaald op vijf dagen en kan verlengd worden mits beide partijen daartoe uitdrukkelijk akkoord verlenen.

Gedurende die termijn kan enkel de dagprijs, verminderd met de bedragen van de niet-gebruikte leveringen en diensten, verder aangerekend worden.

Als binnen die termijn de kamer opnieuw bewoond wordt, kan de dagprijs alleen worden aangerekend tot de dag die voorafgaat aan die nieuwe bewoning.

Als de kamer niet binnen de bepaalde termijn ontruimd werd, kan de beheersinstantie van de voorziening de kamer zelf ontruimen en de persoonlijke bezittingen van de overleden bewoner opslaan. Hiervoor kunnen tegen marktconforme prijzen opslagkosten aangerekend worden aan de nabestaanden. 1.9.6. Het model van schriftelijke overeenkomst en elke wijziging ervan moeten door de beheersinstantie van het rusthuis ter registratie aan het agentschap bezorgd worden.

Het model van schriftelijke overeenkomst moet uiterlijk twee maanden voor de aanvang van de uitbating van het rusthuis aan het agentschap bezorgd worden. Binnen een maand na de ontvangst ervan deelt het agentschap het registratienummer en de datum van registratie mee aan de beheersinstantie van het rusthuis.

Als het model van schriftelijke overeenkomst gewijzigd wordt, moet het gewijzigde model aan het agentschap bezorgd worden. Binnen een maand na de ontvangst ervan deelt het agentschap het nieuwe registratienummer en de datum van registratie mee aan de beheersinstantie van het rusthuis. Het gewijzigde model van schriftelijke overeenkomst mag pas gehanteerd worden na de ontvangst van het nieuwe registratienummer en de datum van registratie.

Voor de bestaande schriftelijke overeenkomsten kan samen met het gewijzigde model van schriftelijk overeenkomst een model van addendum bij de reeds gesloten overeenkomsten aan het agentschap bezorgd worden. Binnen een maand na de ontvangst ervan deelt het agentschap het registratienummer en de datum van registratie mee aan de beheersinstantie van het rusthuis.

Het addendum mag op zijn vroegst gehanteerd worden dertig dagen na de ontvangst van het nieuwe registratienummer en de datum van registratie, en na de goedkeuring ervan door de bewoner of, in voorkomend geval, zijn vertegenwoordiger. Als de bewoner of, in voorkomend geval, zijn vertegenwoordiger niet akkoord gaan, kan de bewoner verder in de voorziening verblijven op basis van de voorheen gesloten overeenkomst.

De registratie is niet vereist als de doorgevoerde wijzigingen enkel betrekking hebben op een aanpassing van het bedrag van de dagprijs. In dat geval wordt een individueel addendum bij de gesloten overeenkomsten betekend aan de bewoner of, in voorkomend geval, aan zijn vertegenwoordiger. De bepalingen van dat addendum gaan op zijn vroegst in dertig dagen na de betekening ervan aan de bewoner of, in voorkomend geval, aan zijn vertegenwoordiger. »

Art. 5.Norm 1.10. van bijlage B van hetzelfde besluit, wordt vervangen door wat volgt : « 1.10. dagprijs, extra vergoeding en betaling ten gunste van derden 1.10.1. Onder het begrip « dagprijs » wordt verstaan de prijs per dag die door de bewoner of zijn vertegenwoordiger betaald moet worden en die minimaal de kostprijselementen omvat voor huisvesting en verzorging van de bewoner, die beschouwd worden als deel uitmakend van de normale activiteiten van een rusthuis. 1.10.2. Er kan enkel een extra vergoeding worden aangerekend voor de persoonlijke en individuele diensten en leveringen die in de overeenkomst uitdrukkelijk vermeld worden en die niet behoren tot de minimale kostprijselementen van de dagprijs. De beheersinstantie van de voorziening moet op eenvoudig verzoek de bewijsstukken kunnen voorleggen die de uitgaven rechtvaardigen. Die extra vergoeding mag enkel tegen marktconforme prijzen aangerekend worden. 1.10.3. Onder het begrip « voorschotten ten gunste van derden » wordt verstaan elke uitgave die door de voorziening betaald wordt op naam van de bewoner en die voor hetzelfde bedrag terugbetaald wordt door de bewoner of zijn vertegenwoordiger. Die uitgave moet gerechtvaardigd kunnen worden door een bewijsstuk. 1.10.4. De minister bepaalt welke kostprijselementen minimaal deel moeten uitmaken van de dagprijs.

Tevens kan de minister bepalen voor welke extra diensten en leveringen er een extra vergoeding aangerekend kan worden en, in voorkomend geval, onder welke voorwaarden die aangerekend mag worden.

De minister kan ten slotte bepalen welke uitgaven als voorschotten ten gunste van derden beschouwd moeten worden. 1.10.5. Jaarlijks bezorgt de voorziening tegen 31 maart van het lopende jaar aan het agentschap een overzicht van de in de voorziening op 1 januari van het desbetreffende jaar gehanteerde dagprijzen, eventueel opgesplitst per kostensoort, en van de in de voorziening aangerekende extra vergoedingen.

Als er ten opzichte van de gegevens van 1 januari van het voorafgaande jaar geen wijzigingen zijn gebeurd, volstaat het dat te melden aan het agentschap. 1.10.6. De in de voorziening gehanteerde dagprijzen en extra vergoedingen, evenals de regeling inzake voorschotten voor derden worden duidelijk geafficheerd op een centrale plaats die toegankelijk is voor alle bewoners, bezoekers en personeel. »

Art. 6.Norm 1.12. van bijlage B van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 april 1991, wordt vervangen door wat volgt : « 1.12. De verantwoordelijke beheersinstantie van de voorziening moet een reglement van opname- en ontslagbeleid opstellen dat voor registratie aan het agentschap bezorgd moet worden overeenkomstig de procedure bepaald in norm 1.3.

In dat reglement van opname- en ontslagbeleid mogen geen opname- en ontslagcriteria opgenomen worden die betrekking hebben op : 1° de ideologische, filosofische, politieke of godsdienstige overtuiging van de bewoner;2° de lidmaatschap van een organisatie of groepering;3° de financiële draagkracht van de bejaarde. Het reglement van opname- en ontslagbeleid mag geïntegreerd worden in het reglement van orde, vermeld in norm 1.2. »

Art. 7.Norm 6.3. van bijlage B van hetzelfde besluit, wordt vervangen door wat volgt : « 6.3. Op het einde van elke maand wordt voor iedere bewoner van het rusthuis een rekening opgemaakt waarop onder meer de volgende gegevens duidelijk zijn vermeld : - de identiteit van de bewoner; - het aantal dagen dat de bewoner in het rusthuis verbleven heeft. Als het verblijf minder dan een volle maand bestrijkt, worden eveneens de begin- en einddatum van het verblijf vermeld; - de gevraagde dagprijs; - een gedetailleerde opgave van al de boven de dagprijs in rekening gebrachte extra vergoedingen (aard, aantal en bedrag); - voorschotten ten gunste van derden - in voorkomend geval de terugbetaalde diensten en leveringen; - in voorkomend geval de reeds betaalde bedragen voor de afgelopen verblijfsperiode en de te betalen bedragen voor de volgende maand; - het totale verschuldigde nettobedrag, te betalen door de bewoner of zijn vertegenwoordiger, en eventueel het bedrag ten laste van derden.

Een exemplaar van die rekening wordt overhandigd aan elke natuurlijke of rechtspersoon die geheel of gedeeltelijk belast is met de betaling. »

Art. 8.In afwijking van artikel 2 moet het reglement van orde van de rusthuizen die op de datum van inwerkingtreding van deze bepaling bestaan, door de verantwoordelijke beheersinstantie ervan binnen zes maanden na de ingangsdatum van dit besluit ter registratie aan het agentschap bezorgd worden. Binnen drie maanden na de ontvangst ervan deelt het agentschap het registratienummer mee aan de beheersinstantie van het rusthuis.

Als naar aanleiding hiervan wijzigingen doorgevoerd worden in het in de voorziening gehanteerde reglement van orde, hebben die pas uitwerking na de ontvangst van het registratienummer en op zijn vroegst dertig dagen na de betekening ervan aan de bewoner of, in voorkomend geval, zijn vertegenwoordiger, overeenkomstig norm 1.4.

Art. 9.In afwijking van artikel 4 moet het model van schriftelijke overeenkomst van de rusthuizen die op de datum van inwerkingtreding van deze bepaling bestaan, door de verantwoordelijke beheersinstantie ervan binnen zes maanden na de ingangsdatum van dit besluit ter registratie aan het agentschap bezorgd worden. Binnen drie maanden na de ontvangst ervan deelt het agentschap het registratienummer mee aan de beheersinstantie van het rusthuis.

Als naar aanleiding hiervan wijzigingen doorgevoerd worden in de in de voorziening gehanteerde schriftelijke overeenkomst, mag het gewijzigde model van schriftelijke overeenkomst pas gehanteerd worden na de ontvangst van het nieuwe registratienummer en de datum van registratie.

Als die wijzigingen ook van toepassing zijn op de reeds gesloten overeenkomsten, moet de procedure gevolgd worden die bepaald is in norm 1.9.6.

Art. 10.Dit besluit treedt in werking op 1 juli 2007.

Art. 11.De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 9 februari 2007.

De minister-president van de Vlaamse Regering, Y. LETERME De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, I. VERVOTTE

^