Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 09 mei 2003
gepubliceerd op 19 juni 2003

Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het koninklijk besluit van 31 december 1975 tot regeling van de samenstelling en de werkwijze van het Fonds voor Scheepsjongens

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2003035629
pub.
19/06/2003
prom.
09/05/2003
ELI
eli/besluit/2003/05/09/2003035629/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

9 MEI 2003. - Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het koninklijk besluit van 31 december 1975 tot regeling van de samenstelling en de werkwijze van het Fonds voor Scheepsjongens


De Vlaamse regering, Gelet op de wet van 23 september 1931 betreffende de aanwerving van personeel ter zeevisserij, inzonderheid op artikel 3, vervangen bij de wet van 13 augustus 1990 en gewijzigd bij de wet van 13 februari 1998;

Gelet op het koninklijk besluit van 31 december 1975 tot regeling van de samenstelling en werkwijze van het Fonds voor Scheepsjongens, inzonderheid op artikel 19, vervangen bij het koninklijk besluit van 4 maart 2001;

Overwegende dat aan de gewesten met ingang van 1 januari 2002 bevoegdheden op het gebied van zeevisserij zijn toegewezen;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor begroting, gegeven op 18 juni 2002;

Gelet op de beraadslaging van de Vlaamse regering over het verzoek aan de Raad van State om advies te geven binnen een termijn van een maand;

Gelet op het advies 34.096/3 van de Raad van State, gegeven op 21 januari 2003, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Leefmilieu en Landbouw, Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.Artikel 19 van het koninklijk besluit van 31 december 1975 tot regeling van de samenstelling en de werkwijze van het Fonds voor Scheepsjongens, vervangen bij het koninklijk besluit van 4 maart 2001, wordt vervangen door wat volgt : «

Artikel 19.§ 1. De bezoldiging wordt berekend per zeedag. § 2. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° zeedag : Een verblijf van ten minste vier uren op zee, in de loop van een kalenderdag en aan boord van een Belgisch vissersvaartuig. De uitvaart die over twee opeenvolgende kalenderdagen loopt, zonder op elk afzonderlijk vier uur te bereiken, wordt niettemin als één zeedag aangerekend indien deze uitvaart in totaal ten minste vier uur bedraagt.

Voor de schepen die op ononderbroken wijze meer dan twee dagen op zee verblijven, worden de arbeidsuren ten belope van minder dan vier uur, gepresteerd op de dag van vertrek en op de dag van aankomst, samengeteld en als één zeedag aangerekend als ze in totaal ten minste vier uren bedragen. 2° scheepsjongens : a) de aangemonsterde schepelingen aan boord van een Belgisch vissersvaartuig, die geen 20 jaar oud zijn en niet meer dan 499 zeedagen gepresteerd hebben;b) de aangemonsterde schepelingen aan boord van een Belgisch vissersvaartuig, die beantwoorden aan de voorwaarden, gesteld in artikel 2 van het koninklijk besluit van 18 augustus 1964 tot vaststelling van de voorwaarden onder dewelke kinderen van minder dan vijftien jaar, arbeid aan boord van vissersvaartuigen mogen verrichten op voorwaarde dat zij in het bezit zijn van een certificaat van scheepsleerling;c) de aangemonsterde assistent-motorist aan boord van een Belgisch vissersvaartuig van minder dan 750 PK, evenals de aangemonsterde tweede assistent-motorist aan boord van een Belgisch visserijvaartuig van 750 PK of meer, die geen 20 jaar oud zijn en niet meer dan 499 zeedagen gepresteerd hebben. § 3. De aangemonsterde schepelingen aan boord van een Belgisch vissersvaartuig met een minimumleeftijd van 20 jaar, die geen 31 jaar oud zijn en niet meer dan 99 zeedagen gepresteerd hebben, komen eveneens ten laste van het Fonds voor Scheepsjongens. Deze aangemonsterde schepelingen mogen niet behoord hebben tot de scheepsjongens bedoeld in § 2, 2°, a) . § 4. Opdat de in § 2, 2° bedoelde scheepsjongens en de in § 3 bedoelde schepelingen hun rechten op bezoldiging zouden verwerven, moet de monsterrol uitdrukkelijk vermelden dat de aanmonstering ten laste komt van het Fonds voor Scheepsjongens. »

Art. 2.De Vlaamse minister, bevoegd voor het landbouwbeleid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 9 mei 2003.

De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Leefmilieu en Landbouw, V. DUA

^