Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 09 september 2011
gepubliceerd op 05 december 2011

Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de loopbaanonderbreking van de personeelsleden van het onderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding

bron
vlaamse overheid
numac
2011205980
pub.
05/12/2011
prom.
09/09/2011
ELI
eli/besluit/2011/09/09/2011205980/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

9 SEPTEMBER 2011. - Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de loopbaanonderbreking van de personeelsleden van het onderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding


De Vlaamse Regering, Gelet op het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het Gemeenschapsonderwijs, artikel 77, eerste lid, artikel 80, eerste lid, gewijzigd bij de decreten van 28 april 1993 en 13 juli 2001, en artikel 82, eerste lid;

Gelet op het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding, artikel 51, eerste lid, artikel 54, eerste lid, gewijzigd bij het decreet van 13 juli 2001, en artikel 56, eerste lid, gewijzigd bij het decreet van 14 februari 2003;

Gelet op het decreet van 1 december 1993 betreffende de inspectie en de begeleiding van de levensbeschouwelijke vakken, artikel 21, vervangen bij het decreet van 8 mei 2009Relevante gevonden documenten type decreet prom. 08/05/2009 pub. 28/08/2009 numac 2009035790 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de kwaliteit van onderwijs sluiten;

Gelet op het decreet van 8 mei 2009Relevante gevonden documenten type decreet prom. 08/05/2009 pub. 28/08/2009 numac 2009035790 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de kwaliteit van onderwijs sluiten betreffende de kwaliteit van onderwijs, artikel 142;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 16 december 1997Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 16/12/1997 pub. 19/02/1998 numac 1998035204 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Besluit van de Vlaamse regering betreffende de onderbreking van de beroepsloopbaan van de personeelsleden van het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra sluiten betreffende de onderbreking van de beroepsloopbaan van de personeelsleden van het onderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 26 april 2011;

Gelet op protocol nr. 752 van 10 juni 2011 houdende de conclusies van de onderhandelingen, gevoerd in de gemeenschappelijke vergadering van Sectorcomité X en van onderafdeling Vlaamse Gemeenschap van afdeling 2 van het Comité voor de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten;

Gelet op protocol nr. 519 van 10 juni 2011 houdende de conclusies van de onderhandelingen, gevoerd in het overkoepelend onderhandelingscomité, vermeld in het decreet van 5 april 1995 tot oprichting van onderhandelingscomités in het vrij gesubsidieerd onderwijs;

Gelet op advies 49.916/1 van de Raad van State, gegeven op 12 juli 2011, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1° van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK 1. - Toepassingsgebied

Artikel 1.Dit besluit is van toepassing op : 1° de personeelsleden, vermeld in artikel 2, § 1 van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs;2° de personeelsleden, vermeld in artikel 4, § 1 van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding;3° de leden van de inspectie, vermeld in artikel 61 van het decreet van 8 mei 2009Relevante gevonden documenten type decreet prom. 08/05/2009 pub. 28/08/2009 numac 2009035790 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de kwaliteit van onderwijs sluiten betreffende de kwaliteit van onderwijs;4° de personeelsleden, vermeld in artikel 10 van het decreet van 1 december 1993 betreffende de inspectie en de begeleiding van de levensbeschouwelijke vakken. HOOFDSTUK 2. - Algemene stelsels Afdeling 1. - Volledige loopbaanonderbreking

Art. 2.De personeelsleden, vermeld in artikel 1, die vast benoemd of tot de proeftijd toegelaten zijn, mogen hun loopbaan volledig onderbreken op voorwaarde dat zij : 1° een ambt uitoefenen dat beschouwd wordt als hoofdambt;2° belast zijn met een of meer betrekkingen die samen ten minste de helft van het aantal prestatie-eenheden omvatten die vereist zijn voor een ambt met volledige prestaties. Voor de toepassing van het eerste lid, 2° wordt het aantal prestatie-eenheden waarvoor het personeelslid ter beschikking is gesteld wegens ontstentenis van betrekking en waarvoor het niet gereaffecteerd of wedertewerkgesteld is, ook in aanmerking genomen.

Art. 3.De personeelsleden, vermeld in artikel 1, die tijdelijk aangesteld zijn, mogen hun loopbaan volledig onderbreken op voorwaarde dat zij aangesteld zijn : 1° in een of meer betrekkingen die in hun geheel niet vatbaar zijn voor reaffectatie of wedertewerkstelling;2° voor een volledig schooljaar in een of meer vacante of niet-vacante betrekkingen;3° in een ambt dat beschouwd wordt als hoofdambt;4° in een of meer betrekkingen die samen ten minste de helft van het aantal prestatie-eenheden omvatten die vereist zijn voor een ambt met volledige prestaties. Voor tijdelijke personeelsleden eindigt de loopbaanonderbreking in ieder geval als de aanstelling eindigt.

Art. 4.De volledige loopbaanonderbreking omvat al de door de Vlaamse Gemeenschap gefinancierde en gesubsidieerde ambten die het personeelslid uitoefent in het onderwijs en in de centra voor leerlingenbegeleiding en die als hoofdambt beschouwd worden. Afdeling 2. - Gedeeltelijke loopbaanonderbreking

Onderafdeling 1. - Halftijdse loopbaanonderbreking

Art. 5.De personeelsleden, vermeld in artikel 1, die vast benoemd of tot de proeftijd toegelaten zijn, mogen hun loopbaan halftijds onderbreken op voorwaarde dat zij : 1° een ambt uitoefenen dat beschouwd wordt als hoofdambt;2° een of meer betrekkingen blijven uitoefenen die samen de helft van het aantal prestatie-eenheden omvatten die vereist zijn voor een ambt met volledige prestaties.De nog te verrichten prestaties moeten altijd worden afgerond naar de hogere eenheid, naar gelang van het geval, tot een volledige lestijd of tot een volledig uur.

Voor de toepassing van het eerste lid, 2° wordt het aantal prestatie-eenheden waarvoor het personeelslid ter beschikking is gesteld wegens ontstentenis van betrekking en waarvoor het niet gereaffecteerd of wedertewerkgesteld is, ook in aanmerking genomen.

Als het personeelslid ter beschikking gesteld is wegens gedeeltelijke ontstentenis van betrekking op het ogenblik dat het een gedeeltelijke loopbaanonderbreking krijgt, worden voor de loopbaanonderbreking eerst die prestatie-eenheden in aanmerking genomen waarvoor het personeelslid ter beschikking gesteld is wegens ontstentenis van betrekking en waarvoor het niet gereaffecteerd of wedertewerkgesteld is.

Art. 6.De personeelsleden, vermeld in artikel 1, die tijdelijk aangesteld zijn, mogen hun loopbaan halftijds onderbreken op voorwaarde dat zij : 1° aangesteld zijn in een of meer betrekkingen die in hun geheel niet vatbaar zijn voor reaffectatie of wedertewerkstelling;2° aangesteld zijn voor een volledig schooljaar in een of meer vacante of niet-vacante betrekkingen;3° aangesteld zijn in een ambt dat beschouwd wordt als hoofdambt;4° een of meer betrekkingen blijven uitoefenen die samen de helft van het aantal prestatie-eenheden omvatten die vereist zijn voor een ambt met volledige prestaties.De nog te verrichten prestaties moeten altijd worden afgerond naar de hogere eenheid, naar gelang van het geval, tot een volledige lestijd of tot een volledig uur.

Voor tijdelijke personeelsleden eindigt de loopbaanonderbreking in ieder geval als de aanstelling eindigt.

Onderafdeling 2. - Loopbaanonderbreking met een vijfde

Art. 7.De personeelsleden, vermeld in artikel 1, die vast benoemd of tot de proeftijd toegelaten zijn, mogen hun loopbaan onderbreken met een vijfde op voorwaarde dat zij : 1° een ambt uitoefenen dat beschouwd wordt als hoofdambt;2° aangesteld zijn in een ambt met volledige prestaties;3° een of meer betrekkingen blijven uitoefenen die samen vier vijfde van het aantal prestatie-eenheden omvatten die vereist zijn voor een ambt met volledige prestaties.De nog te verrichten prestaties moeten altijd worden afgerond naar de hogere eenheid, naar gelang van het geval, tot een volledige lestijd of tot een volledig uur.

Voor de toepassing van het eerste lid, 3° wordt het aantal prestatie-eenheden waarvoor het personeelslid ter beschikking is gesteld wegens ontstentenis van betrekking en waarvoor het niet gereaffecteerd of wedertewerkgesteld is, ook in aanmerking genomen.

Als het personeelslid ter beschikking gesteld is wegens gedeeltelijke ontstentenis van betrekking op het ogenblik dat het een loopbaanonderbreking voor een vijfde krijgt, worden voor de loopbaanonderbreking eerst die prestatie-eenheden in aanmerking genomen waarvoor het personeelslid ter beschikking gesteld is wegens ontstentenis van betrekking en waarvoor het niet gereaffecteerd of wedertewerkgesteld is.

Art. 8.De personeelsleden, vermeld in artikel 1, die tijdelijk aangesteld zijn, mogen hun loopbaan onderbreken met een vijfde op voorwaarde dat zij : 1° aangesteld zijn in een of meer betrekkingen die in hun geheel niet vatbaar zijn voor reaffectatie of wedertewerkstelling;2° aangesteld zijn voor een volledig schooljaar in een of meer vacante of niet-vacante betrekkingen;3° aangesteld zijn in een ambt dat beschouwd wordt als hoofdambt;4° een ambt met volledige prestaties uitoefenen;5° een of meer betrekkingen blijven uitoefenen die samen vier vijfde van het aantal prestatie-eenheden omvatten die vereist zijn voor een ambt met volledige prestaties.De nog te verrichten prestaties moeten altijd worden afgerond naar de hogere eenheid, naar gelang van het geval, tot een volledige lestijd of tot een volledig uur.

Voor tijdelijke personeelsleden eindigt de loopbaanonderbreking in ieder geval als de aanstelling eindigt.

Onderafdeling 3. - Gedeeltelijke loopbaanonderbreking vanaf de leeftijd van 50 jaar

Art. 9.§ 1. De personeelsleden, vermeld in artikel 1, kunnen op 1 september of 1 oktober nadat ze de leeftijd van vijftig jaar hebben bereikt, tot aan de vooravond van hun pensionering, een gedeeltelijke loopbaanonderbreking krijgen in de vorm van : 1° een halftijdse loopbaanonderbreking, zoals vermeld in artikel 5;2° een loopbaanonderbreking met een vijfde, zoals vermeld in artikel 7. De personeelsleden die een loopbaanonderbreking genieten zoals vermeld in het eerste lid, 2° hebben telkens op 1 september de mogelijkheid om over te stappen naar een loopbaanonderbreking vermeld in het eerste lid, 1°.

De betrokken personeelsleden moeten vast benoemd of tot de proeftijd toegelaten zijn, zowel voor de prestatie-eenheden waarvoor ze de gedeeltelijke loopbaanonderbreking krijgen, als voor de prestatie-eenheden die ze blijven uitoefenen. § 2. De personeelsleden die in toepassing van artikel 44 van het besluit van de Vlaamse Regering van 4 februari 2000Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 04/02/2000 pub. 16/05/2000 numac 2000035408 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Besluit van de Vlaamse regering betreffende de overdracht van personeel van de psycho-medisch-sociale centra of de centra voor medisch schooltoezicht naar de centra voor leerlingenbegeleiding sluiten betreffende de overdracht van personeel van de psycho-medisch-sociale centra of de centra voor medisch schooltoezicht naar de centra voor leerlingenbegeleiding worden overgedragen, worden voor de toepassing van dit artikel beschouwd als ressorterend onder dit artikel, als zij : 1° ofwel op 31 augustus 2000 een gedeeltelijke loopbaanonderbreking genoten zoals vermeld in paragraaf 1;2° ofwel de leeftijd van 50 jaar bereikt hebben uiterlijk op 31 augustus 2000 en sedert 1 september 2000 een gedeeltelijke loopbaanonderbreking genieten. Artikel 5, eerste lid, 2° is niet van toepassing op de personeelsleden vermeld in het eerste lid, 1°.

Art. 10.De personeelsleden die de gedeeltelijke loopbaanonderbreking vermeld in artikel 9 krijgen en die tijdens de vermelde periode hun ambt opnieuw volledig opnemen, behouden de onderbrekingsuitkeringen die aan hen werden uitbetaald op grond van artikel 4, § 3 van het koninklijk besluit van 12 augustus 1991 betreffende de toekenning van onderbrekingsuitkeringen aan de personeelsleden van het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra.

De personeelsleden vermeld in het eerste lid, kunnen niet opnieuw het voordeel krijgen van artikel 9 en van voormeld artikel 4, § 3 van het koninklijk besluit van 12 augustus 1991 betreffende de toekenning van de onderbrekingsuitkeringen aan de personeelsleden van het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra. Afdeling 3. - Gemeenschappelijke bepalingen

Onderafdeling 1. - Prestatie-eenheden

Art. 11.Voor het bepalen van het aantal prestatie-eenheden, vermeld in artikel 5, eerste lid, 2°, 6, eerste lid, 4°, 7, eerste lid, 3° of 8, eerste lid, 5° worden ook als prestatie-eenheden beschouwd : 1° de prestaties, verstrekt door personeelsleden met verlof wegens bijzondere opdracht of verlof wegens opdracht, vermeld in artikel 51quater, § 2 en § 3 van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding en artikel 77quater, § 2 en § 3 van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs;2° de prestaties, verstrekt door de personeelsleden met verlof wegens vakbondsopdracht, vermeld in artikel 17 van de wet van 19 december 1974Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/12/1974 pub. 05/10/2012 numac 2012000586 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel en artikel 77 van het koninklijk besluit van 28 september 1984 tot uitvoering van de wet van 19 december 1974Relevante gevonden documenten type wet prom. 19/12/1974 pub. 05/10/2012 numac 2012000586 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel; 3° de prestaties, verstrekt in het kader van de begeleiding en ondersteuning van de scholen en de centra voor leerlingenbegeleiding bij de implementatie van het decreet van 28 juni 2002Relevante gevonden documenten type decreet prom. 28/06/2002 pub. 14/09/2002 numac 2002036137 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet betreffende gelijke onderwijskansen-I sluiten betreffende gelijke onderwijskansen I, vermeld in artikel VI.21 van dit decreet; 4° de prestaties, verstrekt ten behoeve van in de wetgevende vergaderingen van de Staat en van de gemeenschappen of de gewesten erkende politieke groepen, respectievelijk ten behoeve van de voorzitters van die groepen, vermeld in artikel 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 19 december 1991 betreffende het verlof dat aan de personeelsleden van het onderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding wordt verleend voor het verrichten van bepaalde prestaties ten behoeve van in de wetgevende vergaderingen van de Staat en van de gemeenschappen of de gewesten erkende politieke groepen, respectievelijk ten behoeve van de voorzitters van die groepen;5° de prestaties, verstrekt door de personeelsleden met verlof, vermeld in artikel 2 van het koninklijk besluit van 21 november 1980 betreffende het verlof toegekend aan bepaalde, ter beschikking van de Koning gestelde personeelsleden van de Rijksdiensten;6° de prestaties, verstrekt door personeelsleden in een ministerieel kabinet van een lid van een gemeenschaps- of gewestregering, van een lid van de federale regering of van een gewestelijk staatssecretaris, en bij een secretariaat, de cel Algemene Beleidscoördinatie en een cel Algemeen Beleid bij een lid van de federale regering, vermeld in artikel 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 28 juli 1995 betreffende het verlof om een ambt uit te oefenen in een ministerieel kabinet van een lid van een gemeenschaps- of gewestregering, van een lid van de federale regering of van een gewestelijk staatssecretaris, en bij een secretariaat, de cel Algemene Beleidscoördinatie en een cel Algemeen Beleid bij een lid van de federale regering door personeelsleden van het onderwijs en van de centra voor leerlingenbegeleiding;7° de prestaties, verstrekt door personeelsleden als medewerker, door een regeringslid ter beschikking gesteld van zijn voorganger, vermeld in artikel 8, derde lid van het koninklijk besluit van 19 juli 2001Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 19/07/2001 pub. 28/07/2001 numac 2001002087 bron ministerie van ambtenarenzaken Koninklijk besluit betreffende de invulling van de beleidsorganen van de federale overheidsdiensten en betreffende de personeelsleden van de federale overheidsdiensten aangewezen om deel uit te maken van een kabinet van een lid van een Regering of van een College van een Gemeenschap of een Gewest sluiten betreffende de invulling van de beleidsorganen van de federale overheidsdiensten en betreffende de personeelsleden van de federale overheidsdiensten aangewezen om deel uit te maken van een kabinet van een lid van een regering of van een college van een gemeenschap of een gewest;8° de prestaties, verstrekt door een personeelslid ter ondersteuning van het college van commissarissen van de Vlaamse Regering bij de hogescholen, vermeld in artikel 245, § 2 van het decreet van 13 juli 1994 betreffende de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap;9° de prestaties, verstrekt door de personeelsleden met verlof vermeld in artikel 166, § 1 van het decreet Basisonderwijs van 25 februari 1997;10° de prestaties, verstrekt door de personeelsleden met verlof, vermeld in artikel 53 van het decreet van 5 april 1995 tot oprichting van de onderhandelingscomités in het vrij gesubsidieerd onderwijs;11° de prestaties, verstrekt door de personeelsleden met verlof, vermeld in artikel 156 van het decreet van 14 juli 1998Relevante gevonden documenten type decreet prom. 14/07/1998 pub. 29/08/1998 numac 1998035933 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet houdende diverse maatregelen met betrekking tot het secundair onderwijs en tot wijziging van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs sluiten houdende diverse maatregelen met betrekking tot het secundair onderwijs en tot wijziging van het decreet van 25 februari 1997 betreffende het basisonderwijs;12° de prestaties, verstrekt door personeelsleden belast met een opdracht aan een hogeschool, vermeld in artikel 2, 39° van het decreet van 13 juli 1994 betreffende de hogescholen in de Vlaamse Gemeenschap. De ambten, uitgeoefend in de hogescholen worden altijd beschouwd als hoofdambt.

Onderafdeling 2. - Begin en einde van de loopbaanonderbreking

Art. 12.§ 1. Een loopbaanonderbreking wordt toegestaan voor een periode die begint op 1 september of 1 oktober van het school- of dienstjaar en eindigt op 31 augustus van hetzelfde school- of dienstjaar voor alle personeelsleden vermeld in artikel 1, met uitzondering van de personeelsleden vermeld in paragraaf 2 van dit artikel. § 2. Een loopbaanonderbreking wordt toegestaan voor periodes van ten minste zes maanden en van ten hoogste één jaar aan : 1° de leden van het administratief personeel;2° de leden van het statutair meesters-, vak- en dienstpersoneel;3° de administratief medewerker van het ondersteunend personeel;4° de administratief medewerker van het beleids- en ondersteunend personeel. Deze periodes, vermeld in het eerste lid, moeten altijd aanvangen op de eerste dag van de maand. § 3. In afwijking van paragraaf 1 en paragraaf 2 eindigt de volledige of de gedeeltelijke loopbaanonderbreking ook als ze de maximumduur van 72 maanden heeft bereikt.

Art. 13.§ 1. In afwijking van artikel 12, § 1 wordt de volledige of de gedeeltelijke loopbaanonderbreking toegestaan voor een periode die begint de dag na het einde van het bevallingsverlof, met toepassing van artikel 39 van de Arbeids wet van 16 maart 1971Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/03/1971 pub. 28/10/1998 numac 1998000346 bron ministerie van binnenlandse zaken Arbeidswet - Duitse vertaling sluiten of na een periode van verlof wegens moederschapsbescherming of bedreiging door een beroepsziekte, toegestaan door artikel 42 van de arbeids wet van 16 maart 1971Relevante gevonden documenten type wet prom. 16/03/1971 pub. 28/10/1998 numac 1998000346 bron ministerie van binnenlandse zaken Arbeidswet - Duitse vertaling sluiten, en die eindigt op 31 augustus van het lopende school- of dienstjaar voor de personeelsleden, vermeld in artikel 12, § 1 die op 1 september of op 1 oktober van het school- of dienstjaar, of op beide data, met bevallingsverlof, met verlof wegens moederschapsbescherming of met verlof wegens bedreiging door een beroepsziekte zijn. § 2. In afwijking van artikel 12, § 1 wordt de volledige loopbaanonderbreking toegestaan voor een periode die begint de dag na het einde van het volledig ouderschapsverlof met toepassing van afdeling 1 van hoofdstuk 3 van dit besluit en eindigt op 31 augustus van het lopende school- of dienstjaar, op voorwaarde dat het personeelslid bij de aanvang van het volledig ouderschapsverlof heeft meegedeeld dat het zijn beroepsloopbaan na het verstrijken van het verlof verder wil onderbreken. § 3. In afwijking van artikel 12, § 1 wordt de halftijdse loopbaanonderbreking toegestaan voor een periode die begint de dag na het einde van het halftijds ouderschapsverlof toegestaan met toepassing van afdeling 1 van hoofdstuk 3 van dit besluit en eindigt op 31 augustus van het lopende school- of dienstjaar, op voorwaarde dat het personeelslid bij de aanvang van het halftijds ouderschapsverlof heeft meegedeeld dat het zijn beroepsloopbaan na het verstrijken van dit verlof verder wil onderbreken. § 4. In afwijking van artikel 12, § 1 wordt de loopbaanonderbreking met een vijfde toegestaan voor een periode die begint de dag na het einde van het ouderschapsverlof met een vijfde toegestaan met toepassing van afdeling 1 van hoofdstuk 3 van dit besluit en eindigt op 31 augustus van het lopende school- of dienstjaar, op voorwaarde dat het personeelslid bij de aanvang van het ouderschapsverlof met een vijfde heeft meegedeeld dat het zijn beroepsloopbaan na het verstrijken van dit verlof verder wil onderbreken. § 5. In afwijking van artikel 12, § 1 en § 2 wordt de loopbaanonderbreking beëindigd op het ogenblik dat het personeelslid het recht doet gelden op een loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof, voor medische bijstand of voor palliatieve zorgen, op voorwaarde dat : 1° het personeelslid, vermeld in artikel 12, § 1, bij de aanvang van een van die onderbrekingen van de beroepsloopbaan heeft meegedeeld dat het de daaraan voorafgaande loopbaanonderbreking op dezelfde wijze wil voortzetten tot 31 augustus van het lopende school- of dienstjaar;2° het personeelslid, vermeld in artikel 12, § 2, bij aanvang van één van deze onderbrekingen van de beroepsloopbaan heeft meegedeeld dat het de daaraan voorafgaande loopbaanonderbreking op dezelfde wijze wil voortzetten voor het nog resterend gedeelte van de oorspronkelijk aangevraagde periode van loopbaanonderbreking. De periodes van loopbaanonderbreking, vermeld in het eerste lid, moeten onmiddellijk op elkaar aansluiten. In dat geval wordt afgeweken van de ingangsdatum, vermeld in artikel 12, § 1 en § 2 van dit besluit. § 6. In afwijking van artikel 12, § 1 en § 2 wordt de volledige en de gedeeltelijke loopbaanonderbreking toegestaan tijdens de periode waarin het personeelslid een beroepsopleiding volgt.

Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder beroepsopleiding verstaan : 1° de beroepsopleiding zoals bepaald door het besluit van de Vlaamse Regering van 21 december 1988 houdende de organisatie van de arbeidsbemiddeling en de beroepsopleiding en georganiseerd door de in datzelfde besluit, Titel III, Hoofdstuk II vermelde centra;2° elke andere vorm van onderwijs en opleiding georganiseerd, gefinancierd, gesubsidieerd of erkend door de Vlaamse overheid, waarvan het programma ten minste 120 uur op jaarbasis omvat. § 7. Het ziekteverlof, het bevallingsverlof, de afwezigheid wegens arbeidsongeval, wegens ongeval op weg naar en van het werk, wegens beroepsziekte, de terbeschikkingstelling wegens ziekte, de afwezigheid wegens een bedreiging door een beroepsziekte en het verlof wegens moederschapsbescherming maken geen einde aan de loopbaanonderbreking.

Art. 14.Elke loopbaanonderbreking eindigt uiterlijk op de vooravond van de pensionering.

Onderafdeling 3. - Duur van de loopbaanonderbreking

Art. 15.De totale duur van de volledige loopbaanonderbreking mag voor de hele loopbaan niet meer dan 72 maanden bedragen.

Art. 16.De totale duur van de gedeeltelijke loopbaanonderbreking mag voor de hele loopbaan niet meer dan 72 maanden bedragen. De periodes van gedeeltelijke loopbaanonderbreking vanaf de leeftijd van vijftig jaar zoals vermeld in artikel 9 worden daarbij niet meegerekend.

Onderafdeling 4. - Toekenning van de loopbaanonderbreking

Art. 17.§ 1. De volledige en de halftijdse loopbaanonderbreking moeten worden toegestaan als er een kandidaat-vervanger is die aan al de volgende voorwaarden voldoet : 1° hij is in het bezit van het vereiste bekwaamheidsbewijs;2° hij voldoet aan de eisen van het opvoedingsproject van de inrichtende macht. De inrichtende macht mag nagaan of de kandidaat-vervanger de eventueel vereiste nuttige ervaring heeft voor het bekwaamheidsbewijs, vermeld in het eerste lid, 1°. Dat onderzoek moet uitgevoerd worden op dezelfde wijze als de wijze die door de inrichtende macht gevolgd wordt bij de aanwerving van een personeelslid op grond van de bepalingen van de hierna volgende decreten : 1° het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het Gemeenschapsonderwijs;2° het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding. § 2. De bepalingen van paragraaf 1 gelden voor een periode van zes jaar loopbaanonderbreking, ongeacht of de loopbaan volledig of halftijds onderbroken wordt. De bepalingen van paragraaf 1 gelden ook voor de vastbenoemde of tot de proeftijd toegelaten personeelsleden voor de volledige periode van de gedeeltelijke loopbaanonderbreking vanaf 1 september of 1 oktober nadat het personeelslid de leeftijd van vijftig jaar heeft bereikt. § 3. De loopbaanonderbreking met een vijfde kan door de inrichtende macht worden toegestaan.

Onderafdeling 5. - Procedure en administratieve verplichtingen

Art. 18.§ 1. Het personeelslid dat zijn loopbaan wil onderbreken, dient daartoe een aanvraag in bij de inrichtende macht van de instelling(en) of het/de centr(um)(a) waar hij werkt, met uitzondering van de personeelsleden van de inspectie die hun aanvraag indienen bij de Vlaamse Regering. Bij de aanvraag vermeldt het personeelslid de datum waarop hij wil dat de loopbaanonderbreking zou aanvangen en de duur ervan.

De inrichtende macht dient haar principiële beslissing mee te delen aan het personeelslid binnen vijftien kalenderdagen te rekenen vanaf de ontvangst van de aanvraag. Het invullen en overhandigen van het formulier vermeld in artikel 16, § 2 van het voormeld koninklijk besluit van 12 augustus 1991 betreffende de toekenning van onderbrekingsuitkeringen geldt als definitieve toestemming. § 2. In geval van weigering moet de inrichtende macht haar weigering schriftelijk motiveren en uiterlijk zeven kalenderdagen voor de aanvang van de loopbaanonderbreking meedelen zowel aan het personeelslid dat de loopbaanonderbreking aanvraagt, als aan de kandidaat-vervanger.

Art. 19.Het personeelslid dat zijn loopbaan wil onderbreken om een beroepsopleiding te volgen, voegt bij zijn aanvraag een attest van de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling, afgekort VDAB, de Brusselse Gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling, afgekort Actiris, en de onderwijs- of vormingsinstelling waaruit de inschrijving voor, de aanvangsdatum, de duur en het aantal lesuren van de beroepsopleiding blijken.

Art. 20.§ 1. Als bij een beslissing van de directeur van het werkloosheidsbureau het recht op uitkeringen wordt ontzegd aan een personeelslid dat zijn beroepsloopbaan heeft onderbroken, moet de overheid, vermeld in artikel 21, § 1, tweede lid, dit onmiddellijk meedelen aan het personeelslid en aan de Vlaamse minister bevoegd voor het onderwijs, met vermelding van de datum waarop de beslissing ingaat. § 2. Gedurende de periodes waarin het personeelslid, op grond van het voormeld koninklijk besluit van 12 augustus 1991 geen recht heeft op een onderbrekingsuitkering, kan het evenmin een volledige of gedeeltelijke loopbaanonderbreking krijgen.

In afwijking van het eerste lid kan wel verlof voor volledige of gedeeltelijke loopbaanonderbreking worden toegekend aan het personeelslid dat rechthebbende is op een overlevingspensioen en op grond van artikel 6 van voormeld koninklijk besluit van 12 augustus 1991 een loopbaanonderbreking zonder onderbrekingsuitkering krijgt. § 3. Het verlof van een personeelslid dat zijn beroepsloopbaan heeft onderbroken, maar geen recht heeft op een onderbrekingsuitkering, wordt, behalve als hij zich bevindt in de toestand vermeld in paragraaf 2, tweede lid, met ingang van de datum van de beslissing waarbij op grond van voormeld koninklijk besluit van 12 augustus 1991 hem het recht op onderbrekingsuitkering wordt ontzegd, ambtshalve omgezet in : 1° afwezigheid voor verminderde prestaties wegens persoonlijke aangelegenheid bij gedeeltelijke loopbaanonderbreking;2° terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden bij volledige loopbaanonderbreking. In het geval, vermeld in het eerste lid, 2°, mag de duur overschreden worden van de terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden waarop het betrokken personeelslid aanspraak kan maken krachtens de reglementaire bepalingen die terzake op hem van toepassing zijn. Deze terbeschikkingstelling eindigt in elk geval bij het verstrijken van de lopende periode waarvoor de loopbaanonderbreking was aangevraagd.

Art. 21.§ 1. Om uitzonderlijke familiale redenen en na een opzegtermijn van één maand, kan het personeelslid dat zijn loopbaan onderbroken heeft, van de Vlaamse minister bevoegd voor het onderwijs of van zijn gemachtigde de toelating krijgen om zijn ambt opnieuw op te nemen of opnieuw volledig uit te oefenen vooraleer de periode van loopbaanonderbreking is verstreken.

De opzegging moet worden gericht aan de Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, door tussenkomst en met akkoord van de inrichtende macht. Voor de personeelsleden van de inspectie wordt deze opzegging via hiërarchische weg gericht aan de Vlaamse Regering. § 2. Stopzetting van de loopbaanonderbreking om uitzonderlijke familiale redenen is niet mogelijk na 1 mei van het school- of dienstjaar, met uitzondering voor de personeelsleden, vermeld in artikel 12, § 2. § 3. Naast de mogelijkheid voorzien in paragraaf 1 en 2, kunnen de personeelsleden met een gedeeltelijke loopbaanonderbreking vanaf de leeftijd van vijftig jaar hun ambt pas opnieuw volledig uitoefenen met ingang van 1 september. Ze moeten hun voornemen meedelen aan de inrichtende macht vóór 1 mei. § 4. De Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs of zijn gemachtigde brengt, binnen vijftien dagen na de beslissing, de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening op de hoogte van de datum waarop het personeelslid een einde maakt aan zijn loopbaanonderbreking. § 5. De bepalingen van paragraaf 1 zijn niet van toepassing op de personeelsleden die hun loopbaanonderbreking onderbreken om een beroepsopleiding te volgen. HOOFDSTUK 3. - Specifieke stelsels Afdeling 1. - Loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof

Art. 22.De personeelsleden hebben recht op ouderschapsverlof om voor hun kind te zorgen. Ze kunnen : 1° ofwel hun loopbaan volledig onderbreken.De volledige loopbaanonderbreking moet worden genomen voor een aaneengesloten periode van maximaal drie maanden; 2° ofwel hun loopbaan gedeeltelijk onderbreken tot een halftijdse betrekking.De gedeeltelijke loopbaanonderbreking moet worden genomen voor een aaneengesloten periode van maximaal zes maanden; 3° ofwel hun loopbaan gedeeltelijk onderbreken door hun prestaties te verminderen met een vijfde, op voorwaarde dat het personeelslid een ambt met volledige prestaties uitoefent.De gedeeltelijke loopbaanonderbreking met een vijfde moet worden genomen voor een aaneengesloten periode van maximaal zes maanden.

Art. 23.In afwijking van artikel 22 kan de loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof in twee periodes aangevraagd worden, als het ouderschapsverlof onmiddellijk aansluit op : 1° het bevallingsverlof;2° het verlof wegens moederschapsbescherming;3° het onbezoldigd ouderschapsverlof;4° het verlof met het oog op adoptie of pleegvoogdij;5° het geboorteverlof. In het geval vermeld in het eerste lid, eindigt de eerste periode van loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof de dag voor de vakantieperiode die valt in juli en/of augustus. De tweede periode van loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof begint in dat geval de dag na de vakantieperiode die valt in juli en/of augustus. De eerste periode mag maximaal 1 maand bedragen. Voor beide periodes moet een afzonderlijke aanvraag ingediend worden, met behoud van het aanvankelijk gevraagde volume van loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof.

Art. 24.Het personeelslid heeft recht op het ouderschapsverlof : 1° vanaf de geboorte van zijn kind tot op de vooravond van de dag waarop het kind twaalf jaar wordt;2° in het kader van de adoptie van een kind, gedurende een periode die loopt vanaf de inschrijving van het kind als deel uitmakend van zijn gezin in het bevolkingsregister of in het vreemdelingenregister van de gemeente waar het personeelslid zijn verblijfplaats heeft, uiterlijk tot op de vooravond van de dag waarop het kind twaalf jaar wordt. Wanneer het kind voor ten minste 66 % getroffen is door een lichamelijke of geestelijke ongeschiktheid of een aandoening heeft die tot gevolg heeft dat ten minste 4 punten toegekend worden in pijler I van de medisch-sociale schaal in de zin van de regelgeving betreffende de kinderbijslag, geldt de leeftijdsgrens van 21 jaar in plaats van 12 jaar.

Art. 25.Het personeelslid dat zijn loopbaan wil onderbreken om voor zijn kind te zorgen in het kader van ouderschapsverlof, deelt dat mee aan de inrichtende macht van de instelling(en) of het/de centr(um)(a) waar hij werkt, met uitzondering van de personeelsleden van de inspectie, die dat meedelen aan de Vlaamse Regering. Bij die mededeling moeten de begin- en einddatum van het ouderschapsverlof worden vermeld.

Het personeelslid verstrekt uiterlijk op het ogenblik dat het ouderschapsverlof ingaat, naar gelang van het geval, de volgende bewijsstukken : 1° een uittreksel uit de geboorteakte van het kind;2° een attest waaruit de adoptie blijkt;3° een attest waaruit blijkt dat het kind voor ten minste 66 % getroffen is door een lichamelijke of geestelijke ongeschiktheid of een aandoening heeft die tot gevolg heeft dat ten minste 4 punten toegekend worden in pijler I van de medisch-sociale schaal in de zin van de regelgeving betreffende de kinderbijslag. Bij de documenten, vermeld in het tweede lid, 1° en 2°, moet altijd een uittreksel uit het bevolkings- of vreemdelingenregister worden gevoegd, waaruit de samenstelling van het gezin blijkt. Afdeling 2. - Loopbaanonderbreking voor medische bijstand

Art. 26.De personeelsleden hebben recht op loopbaanonderbreking om bijstand of verzorging te verlenen aan een familielid tot de tweede graad of aan een gezinslid dat lijdt aan een zware ziekte. Ze kunnen : 1° ofwel hun beroepsloopbaan volledig onderbreken;2° ofwel hun loopbaan gedeeltelijk onderbreken tot een halftijdse betrekking;3° ofwel hun loopbaan gedeeltelijk onderbreken door hun prestaties te verminderen met een vijfde, op voorwaarde dat het personeelslid aangesteld is in een ambt met volledige prestaties. Voor de toepassing van het eerste lid wordt verstaan onder : 1° gezinslid : elke persoon die samenwoont met het personeelslid 2° familielid : zowel de bloed- als de aanverwanten;3° zware ziekte : elke ziekte of medische ingreep die door de behandelende arts als dusdanig wordt beschouwd en waarbij de arts oordeelt dat elke vorm van sociale, familiale of emotionele bijstand of verzorging noodzakelijk is voor het herstel.

Art. 27.De volledige of gedeeltelijke loopbaanonderbreking kan alleen opgenomen worden in periodes van minimaal één en maximaal drie maanden, al dan niet aaneensluitend, tot een maximumperiode van twaalf maanden per patiënt bij een volledige loopbaanonderbreking of vierentwintig maanden per patiënt voor een gedeeltelijke loopbaanonderbreking.

Art. 28.Het personeelslid dat zijn loopbaan wil onderbreken voor de verzorging van een zwaar ziek gezinslid of zwaar ziek familielid deelt dat mee aan de inrichtende macht van de instelling(en) of het/de centr(um)(a) waarbij hij tewerkgesteld is, met uitzondering van de personeelsleden van de inspectie, die dit meedelen aan de Vlaamse Regering. Hij voegt bij deze mededeling een attest afgeleverd door de behandelende geneesheer van het zwaar ziek gezins- of familielid, waaruit blijkt dat het personeelslid bereid is bijstand of verzorging te verlenen aan de zwaar zieke persoon.

De loopbaanonderbreking voor de verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid begint de eerste dag van de week die volgt op de week waarin voornoemde mededeling is gedaan of op een vroeger tijdstip, na akkoord van de inrichtende macht of van de Vlaamse Regering voor de personeelsleden van de inspectie. Afdeling 3. - Loopbaanonderbreking voor palliatieve zorgen

Art. 29.De personeelsleden hebben het recht op loopbaanonderbreking om palliatieve verzorging te verstrekken aan een persoon krachtens de bepalingen van artikel 100bis en 102bis van de wet van 22 januari 1985Relevante gevonden documenten type wet prom. 22/01/1985 pub. 12/08/2013 numac 2013000511 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Herstelwet houdende sociale bepalingen. - Officieuze coördinatie in het Duits sluiten houdende sociale bepalingen. Ze kunnen : 1° ofwel hun loopbaan volledig onderbreken;2° ofwel hun loopbaan gedeeltelijk onderbreken tot een halftijdse betrekking;3° ofwel hun loopbaan gedeeltelijk onderbreken door hun prestaties te verminderen met een vijfde, op voorwaarde dat het personeelslid aangesteld is in een ambt met volledige prestaties. Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder palliatieve verzorging elke vorm van bijstand verstaan, in het bijzonder medische, sociale, administratieve en psychologische bijstand en verzorging van personen die lijden aan een ongeneeslijke ziekte en die zich in een terminale fase bevinden.

Art. 30.De onderbrekingsperiode voor een volledige of een gedeeltelijke loopbaanonderbreking voor palliatieve zorgen kan alleen opgenomen worden in een periode van één maand, eventueel verlengbaar met één maand.

Art. 31.Het personeelslid dat zijn loopbaan wil onderbreken om palliatieve verzorging te verstrekken, deelt dit mee aan de inrichtende macht van de instelling(en) of het/de centr(um)(a) waar hij werkt, met uitzondering van de personeelsleden van de inspectie, die dat meedelen aan de Vlaamse Regering. Hij voegt bij die mededeling een attest afgeleverd door de behandelende geneesheer van de persoon die palliatieve verzorging nodig heeft en waaruit blijkt dat het personeelslid bereid is de palliatieve verzorging te verstrekken, zonder dat hierbij de identiteit van de patiënt wordt vermeld.

De loopbaanonderbreking voor het verstrekken van palliatieve verzorging begint de eerste dag van de week die volgt op de week waarin de mededeling is gebeurd of op een vroeger tijdstip, na akkoord van de inrichtende macht of van de Vlaamse Regering voor de personeelsleden van de inspectie.

De inrichtende macht vult het formulier, vermeld in artikel 16, § 2 van het voormeld koninklijk besluit van 12 augustus 1991 in en overhandigt het aan het personeelslid. Afdeling 4. - Gemeenschappelijke bepalingen

Art. 32.De loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof, voor medische bijstand of voor palliatieve zorgen is een recht.

Art. 33.De volledige loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof, voor medische bijstand of voor palliatieve zorgen, moet gebeuren overeenkomstig de voorwaarden van artikel 2, 3 en 4, met uitzondering van de voorwaarden, vermeld in artikel 3, eerste lid, 1° en 2°, die niet van toepassing zijn op de tijdelijke personeelsleden.

De gedeeltelijke loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof, voor medische bijstand of voor palliatieve zorgen moet gebeuren overeenkomstig de voorwaarden van artikel 5, 6, 7 en 8 met uitzondering van de voorwaarden, vermeld in artikel 6, eerste lid, 1° en 2° en artikel 8, eerste lid, 1° en 2°, die niet van toepassing zijn op de tijdelijke personeelsleden

Art. 34.Voor de berekening van de termijn van 72 maanden voorzien in artikel 15 en artikel 16 wordt geen rekening gehouden met de periodes van loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof, voor medische bijstand of voor palliatieve zorgen.

Art. 35.Voor tijdelijke personeelsleden die hun beroepsloopbaan onderbreken voor ouderschapsverlof, voor medische bijstand of voor palliatieve zorgen, eindigt de loopbaanonderbreking in ieder geval als hun aanstelling eindigt.

Art. 36.De personeelsleden met loopbaanonderbreking voor ouderschapsverlof, voor medische bijstand of voor palliatieve zorgen kunnen geen toelating krijgen om hun ambt opnieuw op te nemen of opnieuw volledig uit te oefenen vooraleer de periode van loopbaanonderbreking verstreken is. Het personeelslid dat zijn loopbaan onderbroken heeft voor het verstrekken van palliatieve verzorging of voor medische bijstand, kan evenwel, na het overlijden van de persoon die de verzorging genoot, van de inrichtende macht van de instelling(en) of het/de centr(um)(a) waarbij hij tewerkgesteld is, de toelating krijgen om zijn ambt opnieuw op te nemen of opnieuw volledig uit te oefenen vooraleer de periode van loopbaanonderbreking verstreken is. HOOFDSTUK 4. - Administratieve en geldelijke toestand

Art. 37.Tijdens de onderbreking van zijn beroepsloopbaan is het personeelslid met verlof. Dat verlof wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.

Voor het aantal prestatie-eenheden waarvoor het personeelslid zijn beroepsloopbaan onderbreekt, krijgt het noch een salaris of salaristoelage noch een wachtgeld of wachtgeldtoelage. Het personeelslid krijgt wel een onderbrekingsuitkering overeenkomstig de bepalingen van het voormeld koninklijk besluit van 12 augustus 1991. HOOFDSTUK 5. - Slotbepalingen

Art. 38.De personeelsleden die op 31 augustus 2011 een gedeeltelijke loopbaanonderbreking genieten op basis van artikel 8 van het besluit van de Vlaamse Regering van 16 december 1997Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 16/12/1997 pub. 19/02/1998 numac 1998035204 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Besluit van de Vlaamse regering betreffende de onderbreking van de beroepsloopbaan van de personeelsleden van het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra sluiten betreffende de onderbreking van de beroepsloopbaan van de personeelsleden van het onderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding, kunnen op 1 september 2011 een gedeeltelijke loopbaanonderbreking nemen zoals vermeld in artikel 9, § 1, eerste lid, 2° van dit besluit.

Art. 39.Het besluit van de Vlaamse Regering van 16 december 1997Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 16/12/1997 pub. 19/02/1998 numac 1998035204 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Besluit van de Vlaamse regering betreffende de onderbreking van de beroepsloopbaan van de personeelsleden van het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra sluiten betreffende de onderbreking van de beroepsloopbaan van de personeelsleden van het onderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 25 mei 1999, 7 september 2001, 21 september 2007 en 1 oktober 2010, wordt opgeheven.

Art. 40.Dit besluit treedt in werking op 1 september 2011.

Art. 41.De Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 9 september 2011.

De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel, P. SMET

^