Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 10 december 2010
gepubliceerd op 17 december 2010

Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 21 september 2007 houdende subsidiëring van projecten ter ondersteuning van het lokaal woonbeleid

bron
vlaamse overheid
numac
2010035946
pub.
17/12/2010
prom.
10/12/2010
ELI
eli/besluit/2010/12/10/2010035946/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

10 DECEMBER 2010. - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 21 september 2007Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 21/09/2007 pub. 19/10/2007 numac 2007036824 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering houdende subsidiëring van projecten ter ondersteuning van het lokaal woonbeleid sluiten houdende subsidiëring van projecten ter ondersteuning van het lokaal woonbeleid


De Vlaamse Regering, Gelet op het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, artikel 28, § 2, derde en vierde lid, ingevoegd bij het decreet van 29 juni 2007;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 21 september 2007Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 21/09/2007 pub. 19/10/2007 numac 2007036824 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering houdende subsidiëring van projecten ter ondersteuning van het lokaal woonbeleid sluiten houdende subsidiëring van projecten ter ondersteuning van het lokaal woonbeleid;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister bevoegd voor Financiën en Begroting, gegeven op 7 oktober 2010;

Gelet op advies nr. 48.853/3 van de Raad van State, gegeven op 16 november 2010, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Energie, Wonen, Steden en Sociale Economie;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK 1. - Wijzigingsbepalingen

Artikel 1.In artikel 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 21 september 2007Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 21/09/2007 pub. 19/10/2007 numac 2007036824 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering houdende subsidiëring van projecten ter ondersteuning van het lokaal woonbeleid sluiten houdende subsidiëring van projecten ter ondersteuning van het lokaal woonbeleid worden paragraaf 2 en 3 vervangen door wat volgt : « § 2. Binnen de op de begroting ingeschreven kredieten en in afwijking van paragraaf 1 kan de minister of zijn gemachtigde een subsidie verlenen voor projecten met een werkingsgebied van één gemeente, op voorwaarde dat die projecten binnen de subsidiëringsperiode gericht zijn op een woonproblematiek of -opportuniteit met betrekking tot een van de onderstaande aspecten : 1° een doelgroep die gehuisvest is in de gemeente;2° een locatie in de gemeente;3° een categorie van woningen in de gemeente. Bovendien moet voor die projecten een meerwaarde voor het Vlaamse Gewest aangetoond kunnen worden wegens hun innovatieve karakter en de voorbeeldfunctie. § 3. Een intergemeentelijke vereniging kan maar voor één project waaraan een subsidie op basis van dit besluit verleend wordt, optreden als initiatiefnemer.

Gemeenten kunnen alleen overeenkomstig de bepalingen van artikel 22/2 toetreden tot of uittreden uit een project met een werkingsgebied van minstens twee gemeenten waaraan al een subsidie op basis van dit besluit verleend wordt. »

Art. 2.Artikel 4 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : «

Art. 4.Het project komt alleen in aanmerking voor een subsidie als de financiële bijdrage van de gemeenten gezamenlijk minstens 25 % bedraagt van de personeelskosten en, rekening houdend met de subsidie overeenkomstig dit besluit en de mogelijke andere cofinanciering, kostendekkend is.

De bijdrage per gemeente moet ten laste van de gemeentebegroting van elke deelnemende gemeente zijn.

Voordat de initiatiefnemer een subsidieaanvraag indient, pleegt hij overleg met de provincie of provincies waarbinnen het werkingsgebied gelegen is, met het oog op een eventuele samenwerking of cofinanciering. »

Art. 3.Artikel 6 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : «

Art. 6.§ 1. Voor de realisatie van de doelstellingen, vermeld in artikel 5, moeten in het project ten minste vijf verplichte activiteiten opgenomen worden, als vermeld in de paragraaf 2 tot en met 6, waaraan telkens een minimaal vereist uitvoeringsniveau gegeven moet worden en optioneel verdergaande acties gekoppeld kunnen worden. § 2. De eerste activiteit, vermeld in paragraaf 1, heeft betrekking op de ontwikkeling van een gemeentelijke beleidsvisie op het vlak van wonen, waarbij de gemeenteraad zijn goedkeuring aan de gemeentelijke woonbeleidsvisie hecht.

Optionele acties kunnen onder meer bestaan uit een doorlichting van de lokale huisvestingssituatie of uit de afstemming van een meerjarenplanning sociale woonprojecten op het bindend sociaal objectief per gemeente. § 3. De tweede activiteit, vermeld in paragraaf 1, heeft betrekking op het faciliteren of uitbreiden van het woonoverleg met alle lokale woonactoren over : 1° de realisatie van sociale woonprojecten op gemeentelijk grondgebied, de afstemming van de woonprojecten en individuele verrichtingen van de sociale woonorganisaties, het O.C.M.W. of de gemeente zelf, zoals bepaald in artikel 28, § 2, van de Vlaamse Wooncode; 2° de programmatie van sociale woningbouw, in het bijzonder de geplande verrichtingen in functie van de aanmelding voor het jaarlijkse uitvoeringsprogramma als vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 18 juli 2008 houdende de procedure voor de planning, de vaststelling en de goedkeuring van de uitvoeringsprogramma's in het kader van de planmatige realisatie van sociale woonprojecten en houdende de financiering van verrichtingen in het kader van sociale woonprojecten; 3° het provinciaal objectief voor sociale koopwoningen en voor sociale kavels, zoals bepaald in artikel 4.1.5 en 4.1.6 van het decreet van 27 maart 2009Relevante gevonden documenten type decreet prom. 27/03/2009 pub. 15/05/2009 numac 2009035411 bron vlaamse overheid Decreet betreffende het grond- en pandenbeleid sluiten betreffende het grond- en pandenbeleid en het gemeentelijk actieprogramma, zoals bepaald in artikel 4.1.7 van hetzelfde decreet van 27 maart 2009Relevante gevonden documenten type decreet prom. 27/03/2009 pub. 15/05/2009 numac 2009035411 bron vlaamse overheid Decreet betreffende het grond- en pandenbeleid sluiten.

Optionele acties kunnen onder meer bestaan uit het voeren van woonoverleg met het oog op een gemeentelijk toewijzingsreglement, als vermeld in artikel 95, § 1, derde lid, 3°, van de Vlaamse Wooncode, een gemeentelijk reglement sociaal wonen of een gemeentelijke verordening bescheiden wonen, als vermeld in artikel 4.1.9 en 4.2.2 van het decreet van 27 maart 2009Relevante gevonden documenten type decreet prom. 27/03/2009 pub. 15/05/2009 numac 2009035411 bron vlaamse overheid Decreet betreffende het grond- en pandenbeleid sluiten betreffende het grond- en pandenbeleid. § 4. De derde activiteit, vermeld in paragraaf 1, heeft betrekking op het aanbieden van gestructureerde basisinformatie aan de inwoners van de deelnemende gemeenten over : 1° gemeentelijke, provinciale, gewestelijke en federale huisvestingsmaatregelen en het respectieve dienstverleningsaanbod;2° huuraangelegenheden;3° sociaal huren, sociaal kopen en sociaal lenen;4° rationeel energiegebruik, duurzaam (ver)bouwen en duurzame energieproductie;5° meegroeiwonen, levenslang en aanpasbaar wonen, zorgwonen;6° actuele beleidsmaatregelen inzake huisvesting. Informatie over gemeentelijke premies in verband met de gegevens, vermeld in het eerste lid, moet beschikbaar gesteld worden via www.premiezoeker.be Optionele acties kunnen onder meer bestaan uit het aanbieden van sociaal en technisch advies en begeleiding op maat of uit het uitvoeren van specifieke sensibiliseringsacties. § 5. De vierde activiteit, vermeld in paragraaf 1, heeft betrekking op het uitvoeren van taken die gericht zijn op de verbetering van de kwaliteit van het volledige woningpatrimonium, opgelegd door de regelgeving betreffende woonbeleid, waaronder : 1° het bezorgen aan het agentschap vóór het einde van het eerste kwartaal van elk jaar, van een recente lijst van de gebouwen of woningen op het grondgebied van de gemeente die vermoed worden verwaarloosd te zijn, zoals bepaald in artikel 4 van het besluit van de Vlaamse Regering van 2 april 1996 betreffende de heffing ter bestrijding van verkrotting van gebouwen en/of woningen;2° in het kader van onbewoonbaarheid van woningen, zoals bepaald in artikel 135 van de Nieuwe Gemeentewet : a) het onbewoonbaar verklaren van woningen bij een acuut veiligheids- of gezondheidsrisico en met het oog op het algemeen belang;b) het bijdragen tot de herhuisvesting van de bewoners;3° in het kader van ongeschikt- en onbewoonbaarheid van woningen, zoals bepaald in artikel 15 van de Vlaamse Wooncode : a) het behandelen van verzoeken;b) het opstarten van een procedure bij ontvankelijke verzoeken;c) het uitnodigen van het agentschap om een onderzoek ter plaatse uit te voeren;d) het organiseren van de hoorplicht voor de bewoner en eigenaars;e) het nemen van een besluit van ongeschikt- of onbewoonbaarheid binnen drie maanden en het agentschap hierover in kennis stellen;f) het nemen van de nodige maatregelen;g) het bijdragen tot de herhuisvesting van de bewoners;h) eventueel het opheffen van het besluit ongeschikt- of onbewoonbaarheid;4° het inschakelen van het agentschap Inspectie RWO bij het vaststellen van verhuring van ongeschikt, onbewoonbaar of overbewoond verklaarde woningen met het oog op het strafrechtelijk laten vervolgen van de verhuurder;5° in het kader van overbewoonde woningen, zoals bepaald in artikel 17 van de Vlaamse Wooncode : a) het behandelen van verzoeken;b) het nemen van een besluit van overbewoning binnen drie maanden;c) het bijdragen tot de herhuisvesting van de overtallige bewoners;6° in het kader van het conformiteitsattest, zoals bepaald in titel 3, hoofdstuk 2 van de Vlaamse Wooncode : a) het behandelen van aanvragen tot afgifte;b) het uitvoeren van een conformiteitsonderzoek;c) het nemen van een beslissing binnen zestig dagen volgend op de datum van de aanvraag over de afgifte van het conformiteitsattest. Optionele acties kunnen onder meer bestaan uit het uitvoeren van vooronderzoeken in functie van de procedure ongeschiktheid, onbewoonbaarheid of overbewoning, of in functie van de afgifte van een conformiteitsattest, of uit het vaststellen van een specifieke gemeentelijke reglementering. § 6. De vijfde activiteit, vermeld in paragraaf 1, heeft betrekking op het nemen van initiatieven in het kader van een grond- en pandenbeleid met het oog op betaalbaar wonen, waaronder : 1° het opmaken en het bijhouden van een leegstandsregister, zoals bepaald in boek 2, titel 2, hoofdstuk 3 van het decreet van 27 maart 2009Relevante gevonden documenten type decreet prom. 27/03/2009 pub. 15/05/2009 numac 2009035411 bron vlaamse overheid Decreet betreffende het grond- en pandenbeleid sluiten betreffende het grond- en pandenbeleid; 2° het uitwerken van een gemeentelijk actieprogramma, zoals bepaald in artikel 4.1.7 van het decreet van 27 maart 2009Relevante gevonden documenten type decreet prom. 27/03/2009 pub. 15/05/2009 numac 2009035411 bron vlaamse overheid Decreet betreffende het grond- en pandenbeleid sluiten betreffende het grond- en pandenbeleid; 3° het realiseren van het bindend sociaal objectief, zoals bepaald in boek 4, titel 1, hoofdstuk 1, afdeling 2 van het decreet van 27 maart 2009Relevante gevonden documenten type decreet prom. 27/03/2009 pub. 15/05/2009 numac 2009035411 bron vlaamse overheid Decreet betreffende het grond- en pandenbeleid sluiten betreffende het grond- en pandenbeleid. Optionele acties kunnen onder meer bestaan uit het vaststellen van een specifieke gemeentelijke reglementering of verordening als vermeld in artikel 4.1.9 en 4.2.2 van het decreet van 27 maart 2009Relevante gevonden documenten type decreet prom. 27/03/2009 pub. 15/05/2009 numac 2009035411 bron vlaamse overheid Decreet betreffende het grond- en pandenbeleid sluiten betreffende het grond- en pandenbeleid en uit het informeren van de gemeentelijke mandatarissen over de toepassing van het decreet grond- en pandenbeleid. § 7. De verplichte activiteiten moeten in elke gemeente van het werkingsgebied uitgevoerd worden.

De verplichte activiteit, vermeld in paragraaf 4, moet uitgevoerd worden in openbare lokalen. »

Art. 4.Artikel 7 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : «

Art. 7.Om in aanmerking te komen voor een subsidie moet elk project minstens één facultatieve activiteit in het activiteitenpakket opnemen voor realisatie van de doelstellingen, vermeld in artikel 5.

De facultatieve activiteiten moeten afgestemd zijn op de lokale huisvestingssituatie van de deelnemende gemeenten en kunnen onder meer bestaan uit : 1° het nemen van initiatieven, die rationeel energiegebruik, duurzaam (ver)bouwen en duurzame energieproductie stimuleren, met uitzondering van het aanbieden van gestructureerde basisinformatie, zoals bepaald in artikel 6, § 4;2° het nemen van initiatieven, die meegroeiwonen, levenslang en aanpasbaar wonen en zorgwonen stimuleren en ondersteunen, met uitzondering van het aanbieden van gestructureerde basisinformatie, zoals bepaald in artikel 6, § 4;3° het nemen van initiatieven voor de private huurmarkt die gericht zijn op de verbetering van de betaalbaarheid van het woningpatrimonium of de positie van de zwakke huurder. Initiatiefnemers kunnen zelf facultatieve activiteiten formuleren en voorstellen.

Als het project facultatieve activiteiten omvat die betrekking hebben op een specifieke problematiek binnen het werkingsgebied, hoeft niet elke deelnemende gemeente bij die activiteiten betrokken te worden. »

Art. 5.In artikel 8 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1, eerste lid, worden de woorden « personeels- en werkingskosten » vervangen door het woord « personeelskosten »;2° in paragraaf 1, derde lid, wordt het woord « voltijdse » opgeheven;3° in paragraaf 2, eerste lid, worden de woorden « voor de personeelskosten » opgeheven;4° in paragraaf 2, eerste lid, wordt het getal « 50 » vervangen door het getal « 60 »;5° in paragraaf 2, eerste lid, wordt tussen het woord « De » en het woord « personeelsinzet » het woord « subsidiabele » ingevoegd;6° in paragraaf 2 wordt de zin « De subsidie voor de werkingskosten bedraagt 25 % van de subsidie voor de personeelskosten » opgeheven.7° Er worden paragrafen 3 en 4 toegevoegd, die luiden als volgt : § 3.Bij toepassing van artikel 22/1, § 2, wordt bij de berekening van de toeslagen, vermeld in § 2, eveneens rekening gehouden met de gemeenten die voorheen deelnamen aan een project waaraan al een subsidie op basis van dit besluit werd toegekend. » « § 4. De toeslagen, vermeld in § 2, worden herberekend als het werkingsgebied van een project gewijzigd wordt overeenkomstig artikel 22/2, § 4.

Art. 6.Artikel 9 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 7.In artikel 10 van hetzelfde besluit worden tussen het woord « project » en de woorden « als vermeld » de woorden « met een werkingsgebied van één gemeente, » ingevoegd.

Art. 8.Artikel 11 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : «

Art. 11.Het project komt alleen in aanmerking voor een subsidie als de financiële bijdrage van de gemeente minstens 25 % bedraagt van de personeelskosten en, rekening houdend met de subsidie overeenkomstig dit besluit en de mogelijke andere cofinanciering, kostendekkend is.

De bijdrage moet ten laste van de gemeentebegroting zijn.

Voordat de initiatiefnemer een subsidieaanvraag indient, pleegt hij overleg met de provincie waarbinnen het werkingsgebied ligt, met het oog op een eventuele samenwerking of cofinanciering. »

Art. 9.In artikel 12 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid worden de woorden « personeels- en werkingskosten » vervangen door het woord « personeelskosten »;2° het tweede lid wordt vervangen door wat volgt : « De subsidie bedraagt 60 % van de personeelskosten, vermeld in artikel 8, § 1, tweede lid, na aftrek van andere loonpremies of loonsubsidies.De subsidiabele personeelsinzet bedraagt maximaal 1 VTE. »; 3° het derde lid wordt opgeheven.

Art. 10.Artikel 13 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 11.In artikel 14 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° paragraaf 1 wordt opgeheven;2° in paragraaf 2 worden tussen de woorden « een project » en de woorden « als vermeld » de woorden « met een werkingsgebied van minstens twee gemeenten, » ingevoegd;3° in paragraaf 2, 2° wordt tussen het woord « geval » en de woorden « de partners » het woord « van » ingevoegd en wordt tussen het woord « de » en het woord « rekening » het woord « financiële » ingevoegd;4° in paragraaf 2 wordt punt 3° vervangen door wat volgt : « 3° de contactgegevens, de rechtsvorm en de organisatiestructuur van de projectuitvoerder;»; 5° in paragraaf 2 wordt een punt 3°/1 ingevoegd, dat luidt als volgt : « 3°/1 een toelichting over de personeelsformatie voor de uitvoering van het project;»; 6° aan paragraaf 2 worden een punt 11° tot en met 13° toegevoegd, die luiden als volgt : « 11° een bewijs van oprichting van de intergemeentelijke vereniging;12° de chronologische weergave van de totstandkoming van het projectvoorstel;13° per gemeente een vermelding van de projecten waaraan die gemeente in het verleden deelgenomen heeft en waaraan een subsidie op basis van dit besluit verleend werd.»; 7° aan paragraaf 2 wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « De minister kan een model van subsidieaanvraag bepalen.»; 8° in paragraaf 3 wordt het eerste lid vervangen door wat volgt : « De subsidieaanvraag voor een project met een werkingsgebied van één gemeente als vermeld in artikel 2, § 2, bevat de gegevens, vermeld in paragraaf 2, met uitzondering van de gegevens, vermeld in punt 5°, 10°, 11° en 12°.»; 9° in paragraaf 3, tweede lid, worden de woorden « , vermeld in het eerste lid, » opgeheven;10° in paragraaf 3 tweede lid, worden tussen het woord »problematiek » en de woorden « vermeld in » de woorden « of opportuniteit » ingevoegd;11° paragraaf 4 wordt vervangen door wat volgt : « § 4.De subsidieaanvraag wordt met een aangetekende brief of tegen ontvangstbewijs ingediend bij het agentschap. »

Art. 12.In hetzelfde besluit wordt een artikel 14/1 ingevoegd, dat luidt als volgt : « Art. 14/1 § 1. Voor projecten met een werkingsgebied van minstens twee gemeenten als vermeld in artikel 2, § 1 kan de minister jaarlijks een vaste datum voor de indiening van subsidieaanvragen na een open oproep vastleggen. § 2. In geval van een open oproep worden de volgende voorrangscriteria gehanteerd : 1° de kwaliteitsscore op basis van volgende vier beoordelingsaspecten : a) de aantoonbaarheid van de resultaten;b) de efficiëntie van de ingezette middelen op het vlak van budget en personeel;c) de afstemming op de lokale huisvestingssituatie;d) het ambitieniveau van het project. 2° de mate van rechtstreekse betrokkenheid van de gemeenten en O.C.M.W.'s bij het voortraject en bij de uitvoering van het project; 3° het aantal gemeenten binnen het werkingsgebied;4° het aandeel gemeenten binnen het werkingsgebied met een welvaartsindex die lager ligt dan de welvaartsindex van het Vlaamse Gewest;5° het aandeel gemeenten met minder dan 5 000 private huishoudens in het werkingsgebied;6° het aaneengesloten karakter van het werkingsgebied. § 3. De minister bepaalt bij ministerieel besluit de wegingscoëfficiënten voor de toepassing van de voorrangscriteria, vastgesteld in paragraaf twee.

De wegingscoëfficiënten worden bepaald binnen de onderstaande grenzen, de som ervan bedraagt 1 : 1° de kwaliteitsscore : tussen 0,35 en 0,55; 2° de mate van rechtstreekse betrokkenheid van de gemeenten en O.C.M.W.'s bij het voortraject en bij de uitvoering van het project : tussen 0,10 en 0,20; 3° het aantal gemeenten binnen het werkingsgebied : tussen 0,05 en 0,10;4° het aandeel gemeenten binnen het werkingsgebied met een welvaartsindex die lager ligt dan de welvaartsindex van het Vlaamse Gewest : tussen 0,05 en 0,15;5° het aandeel gemeenten met minder dan 5000 private huishoudens in het werkingsgebied : tussen 0,05 en 0,15;6° het aaneengesloten karakter van het werkingsgebied : tussen 0,05 en 0,15 » Art.13. Artikel 15 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : « Art 15. § 1. Het agentschap deelt de initiatiefnemer binnen een maand na de ontvangst van de subsidieaanvraag schriftelijk mee of de subsidieaanvraag ontvankelijk is en in voorkomend geval op welke wijze de subsidieaanvraag moet worden aangepast om ontvankelijk te zijn.

Als een project in aanmerking komt voor een volgende subsidiëringsperiode overeenkomstig artikel 22/1, § 2, komt het niet in aanmerking voor een subsidieaanvraag in het kader van een open oproep. § 2. Nadat een subsidieaanvraag ontvankelijk verklaard is, oordeelt het agentschap of de subsidieaanvraag voldoet aan de voorwaarden van dit besluit. Het agentschap legt het dossier voor aan de minister of zijn gemachtigde. § 3. Als de aanvragen ingediend zijn tegen een vaste datum na een open oproep, bevat de beoordeling door het agentschap een rangorde van de ingediende aanvragen op basis van de voorrangscriteria die opgenomen zijn in artikel 14/1, § 2. »

Art. 14.Artikel 16 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : «

Art. 16.§ 1. Binnen een termijn van drie maanden, te rekenen vanaf de datum waarop de subsidieaanvraag ontvankelijk verklaard wordt, neemt de minister of zijn gemachtigde een beslissing over de toekenning van de subsidie. Het agentschap brengt de initiatiefnemer schriftelijk op de hoogte van het subsidiebesluit, dat tevens de datum bevat waarop het in werking treedt.

Als de aanvragen zijn ingediend tegen een vaste datum na een open oproep, wordt de termijn waarbinnen de beslissing genomen wordt, bepaald in het ministerieel besluit, vermeld in artikel 14/1, § 3.

Als de kwaliteitsscore, vermeld in artikel 14/1, § 2, 1°, nominaal minder bedraagt dan de helft, kan de minister of zijn gemachtigde de toekenning van de subsidie weigeren. § 2. Voor de projecten met een werkingsgebied van minstens twee gemeenten, vermeld in artikel 2, § 1, gaat de subsidiëringsperiode van het project in op de eerste dag van de maand van de indiensttreding van de coördinator, vermeld in artikel 8, § 1, derde lid, en uiterlijk op de eerste dag van de twaalfde maand na de inwerkingtreding van het subsidiebesluit. De indiensttreding van de coördinator wordt vooraf met een aangetekende brief aan het agentschap gemeld.

Voor de projecten met een werkingsgebied van één gemeente, vermeld in artikel 2, § 2, gaat de subsidiëringsperiode van het project in op de eerste dag van de maand van de inwerkingtreding van het project en uiterlijk op de eerste dag van de derde maand na de inwerkingtreding van het subsidiebesluit. De datum van inwerkingtreding van het project wordt vooraf met een aangetekende brief aan het agentschap gemeld. »

Art. 15.Artikel 17 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : «

Art. 17.Het agentschap betaalt het jaarlijkse subsidiebedrag in drie schijven uit : twee voorschotten van 40 % en een saldo van 20 %.

Het eerste voorschot van elk werkingsjaar wordt uitbetaald in de eerste maand van elk werkingsjaar.

Het tweede voorschot van elk werkingsjaar wordt uitbetaald in de zesde maand van elk werkingsjaar.

Het saldo van elk werkingsjaar wordt telkens uitbetaald nadat het agentschap het financieel verslag en activiteitenverslag over het afgelopen werkingsjaar, vermeld in artikel 20, § 1, heeft goedgekeurd.

Met behoud van de toepassing van artikel 57 van de wetten op de rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, worden, als uit het onderzoek van de financiële verslagen of activiteitenverslagen blijkt dat subsidies onterecht werden uitbetaald, die bedragen in mindering gebracht van het saldo van het afgelopen werkingsjaar en, indien nodig, van de voorschotten en het saldo voor het nieuwe werkingsjaar. »

Art. 16.In artikel 18, eerste lid, van hetzelfde besluit worden de woorden « Het project wordt » vervangen door de woorden « De projecten met een werkingsgebied van minstens twee gemeenten worden ».

Art. 17.In artikel 20 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in paragraaf 1 worden de woorden « het eerste en tweede » vervangen door het woord « een »;2° aan paragraaf 1 wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « De minister kan een model van financieel verslag bepalen.»; 3° in paragraaf 2 worden de woorden « het derde werkingsjaar, een eindverslag in, dat bestaat uit een financieel verslag als vermeld in § 1, en een activiteitenverslag » vervangen door de woorden « de afsluiting van een werkingsjaar een activiteitenverslag in »;4° in paragraaf 2 worden de woorden « de subsidiëringsperiode » vervangen door de woorden « het afgelopen werkingsjaar »;5° aan paragraaf 2 wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « De minister kan een model van activiteitenverslag bepalen.»; 6° in paragraaf 3, eerste lid, worden de woorden « of het eindverslag » vervangen door de woorden « en het activiteitenverslag » en worden de woorden « om het al » vervangen door de woorden « om die verslagen al »;7° in paragraaf 3, tweede lid, worden de woorden « wordt de termijn » vervangen door de woorden « worden de termijnen », wordt het woord « eindverslag » vervangen door het woord « activiteitenverslag » en worden de woorden « artikel 14, § 2, tweede lid » vervangen door de woorden « artikel 14/1, § 3 »;8° paragraaf 4 wordt opgeheven.

Art. 18.In artikel 22 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden « artikel 6, 2,° » worden vervangen door de woorden »artikel 6, § 3, »;2° er wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « Het agentschap wordt daartoe door de initiatiefnemer telkens tijdig uitgenodigd voor het woonoverleg en de stuurgroepvergadering.»

Art. 19.In hetzelfde besluit wordt een hoofdstuk V/1, dat bestaat uit artikel 22/1, ingevoegd, dat luidt als volgt : « Hoofdstuk V/1. Subsidiëringsperiode

Art. 22/1.§ 1. De subsidie wordt toegekend voor een periode van drie jaar. § 2. De subsidiëringsperiode voor projecten met een werkingsgebied van minstens twee gemeenten als vermeld in artikel 2, § 1, kan maximaal tweemaal voor eenzelfde duur hernieuwd worden, op voorwaarde dat uiterlijk zes maanden voor het einde van de subsidiëringsperiode een nieuwe subsidieaanvraag wordt ingediend die de gegevens, vermeld in artikel 14, § 1, bevat.

Als een subsidieaanvraag voor een volgende subsidiëringsperiode wordt ingediend, stelt het agentschap een evaluatieverslag op over de voorbije twee werkingsjaren met het oog op de beslissing over de hernieuwing van de subsidie.

De subsidieaanvraag voor een volgende subsidiëringsperiode wordt beoordeeld op basis van de gegevens in de ingediende subsidieaanvraag en het evaluatieverslag, vermeld in het tweede lid. § 3. Voor de derde subsidiëringsperiode bedraagt de subsidie maximaal de helft van de subsidie, zoals berekend overeenkomstig artikel 8, § 2. » Art.20. In hetzelfde besluit wordt een hoofdstuk V/2, dat bestaat uit artikel 22/2, ingevoegd, dat luidt als volgt : « Hoofdstuk V/2. Wijziging van het werkingsgebied

Art. 22/2.§ 1. Een gemeente die nog niet deelneemt aan een project kan toetreden tot een project waaraan een bij dit besluit ingestelde subsidie verleend wordt op voorwaarde dat er door de toetreding een (groter) aaneengrenzend werkingsgebied ontstaat bij dat project. § 2. Een gemeente die deelneemt aan een project waaraan een bij dit besluit ingestelde subsidie verleend wordt, kan alleen deelnemen aan een nieuw project waarvoor een subsidieaanvraag wordt ingediend of toetreden tot een ander project waaraan reeds een bij dit besluit ingestelde subsidie verleend wordt als aan de volgende twee voorwaarden is voldaan : 1° die gemeente is vóór de deelname aan het nieuwe of ander project uit het vorige project gestapt, overeenkomstig paragraaf 3;2° er ontstaat door de toetreding een (groter) aaneengrenzend werkingsgebied bij het nieuwe of andere project. Toetreden tot een project is alleen mogelijk vóór de aanvang van een subsidiëringsperiode. § 3. Een gemeente die deelneemt aan een project waaraan een subsidie op basis van dit besluit verleend wordt, kan uit dat project treden op het einde van een subsidiëringsperiode. § 4. Een gemeente die deelneemt aan een project waaraan een subsidie op basis van dit besluit verleend wordt, kan met het oog op het toetreden hetzij tot een nieuw project waarvoor een subsidieaanvraag wordt ingediend, hetzij tot een ander project waaraan al een subsidie op basis van dit besluit verleend wordt, vóór het verstrijken van de subsidiëringsperiode uit dat project treden als aan de volgende twee voorwaarden is voldaan : 1° er ontstaat door de toetreding na uittreding een (groter) aaneengrenzend werkingsgebied bij het nieuwe of andere project;2° de andere deelnemende gemeenten van het project waaruit de gemeente treedt, gaan akkoord met de uittreding. § 5. De subsidieaanvraag voor een volgende subsidiëringsperiode die overeenkomstig artikel 22/1, § 2, uiterlijk zes maanden voor het einde van de subsidiëringsperiode wordt ingediend, bevat de gegevens, vermeld in artikel 14, § 1, zoals die van toepassing zullen zijn op het gewijzigde werkingsgebied. § 6. Het agentschap beoordeelt de subsidieaanvraag voor een volgende subsidiëringsperiode voor projecten waarbij het werkingsgebied wijzigt op basis van de gegevens vermeld in de ingediende subsidieaanvraag en het evaluatieverslag, vermeld in artikel 22/1, § 2, tweede lid. HOOFDSTUK 2. - Overgangs- en slotbepalingen

Art. 21.Met uitzondering van artikel 5, 7°, artikel 17, 3°, 4° en 5°, en artikel 20 gelden de bepalingen van dit besluit pas vanaf de aanvangsdatum van de eerstvolgende subsidiëringsperiode voor de projecten die op de datum van inwerkingtreding van dit besluit al subsidiegerechtigd zijn.

In afwijking van het eerste lid gelden de bepalingen van dit besluit, met uitzondering van artikel 5, 7°, artikel 17, 3°, 4° en 5°, en artikel 20, pas vanaf de aanvangsdatum van de derde subsidiëringsperiode voor de projecten waarvoor een subsidieaanvraag voor de tweede subsidiëringsperiode ingediend werd vóór de datum van dit besluit.

Art. 22.Dit besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.

Art. 23.De Vlaamse minister, bevoegd voor de Huisvesting, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 10 december 2010.

De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Energie, Wonen, Steden en Sociale Economie, F. VAN DEN BOSSCHE

^