Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 10 februari 2006
gepubliceerd op 06 april 2006

Besluit van de Vlaamse Regering houdende de erkennings- en subsidiëringsvoorwaarden voor de samenwerkings- en overlegstructuur voor de erkende huurdiensten

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2006035479
pub.
06/04/2006
prom.
10/02/2006
ELI
eli/besluit/2006/02/10/2006035479/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

10 FEBRUARI 2006. - Besluit van de Vlaamse Regering houdende de erkennings- en subsidiëringsvoorwaarden voor de samenwerkings- en overlegstructuur voor de erkende huurdiensten


De Vlaamse Regering, Gelet op het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, inzonderheid op artikel 57, gewijzigd bij het decreet van 19 maart 2004, en artikel 58;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 30 november 1994 houdende de voorwaarden inzake erkenning en subsidiëring van huurdersbonden en een overleg- en ondersteuningscentrum, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 14 mei 2004 en 4 juni 2004;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 18 november 1997 houdende de erkennings- en subsidiëringsvoorwaarden voor de samenwerkings- en overlegstructuur van de erkende sociale verhuurkantoren, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 4 juni 2004;

Gelet op het ministerieel besluit van 7 december 2000 houdende de verlenging van de erkenning en subsidiëring van de VZW Vlaams Overleg Bewonersbelangen als representatief overleg- en ondersteuningscentrum voor de huurdersbonden;

Gelet op het ministerieel besluit van 10 februari 2003 houdende de verlenging van de erkenning en subsidiëring van Vlaams Overleg Bewonersbelangen V.Z.W. als samenwerkings- en overlegstructuur voor de sociale verhuurkantoren;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 16 september 2005;

Gelet op het advies van de Raad van State (nr. 39.629/3), gegeven op 17 januari 2006, met toepassing van artikel 84, §1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur, Stedenbeleid, Wonen en Inburgering;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Definities

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° administratie : de administratieve eenheid binnen het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap die door de Vlaamse Regering belast wordt met de uitvoering van het woonbeleid;2° huurdiensten : de huurdersorganisaties die zijn erkend overeenkomstig het besluit van de Vlaamse Regering van 30 november 1994 houdende de voorwaarden inzake erkenning en subsidiëring van huurdersbonden en een overleg- en ondersteuningscentrum en de sociale verhuurkantoren die zijn erkend overeenkomstig het besluit van de Vlaamse Regering van 6 februari 2004 houdende bepaling van de erkennings- en subsidievoorwaarden van sociale verhuurkantoren;3° minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor de huisvesting;4° Vlaamse Wooncode : het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode. HOOFDSTUK II. - Opdrachten van de representatieve samenwerkings- en overlegstructuur

Art. 2.De erkende samenwerkings- en overlegstructuur heeft als opdracht : 1° de opdrachten, vermeld in artikel 57, § 3, van de Vlaamse Wooncode, uitvoeren en in het bijzonder : a) het overleg tussen de huurdiensten organiseren en coördineren;b) vorming en bijscholing aanbieden;c) de documentatie uitbouwen en publicaties verzorgen;d) de netwerkvorming met relevante organisaties bevorderen; 2° de huurdiensten ondersteunen m.b.t. methodiek-, proces- en organisatie-ontwikkeling en begeleiden in het correct toepassen van de respectievelijke toepasbare regelgevingen; 3° advies te verlenen aan de Vlaamse Regering over de organisatie, werking en dienstverlening van de erkende huurdiensten en op aanvraag bijstand te verlenen aan de instantie die door de Vlaamse Regering belast wordt met de behandeling van vragen en klachten over de werking en de dienstverlening van een erkende huurdienst;4° de samenwerking tussen sociale verhuurkantoren en sociale huisvestingsmaatschappijen bevorderen. HOOFDSTUK III. - De erkenning en de subsidiëring

Art. 3.De minister kan, onder de voorwaarden bepaald in dit besluit, een erkenning verlenen aan één representatieve samenwerkings- en overlegstructuur voor de erkende huurdiensten. De minister kent, binnen de kredieten die daartoe op de begroting van de Vlaamse Gemeenschap beschikbaar zijn, onder de bij dit besluit gestelde voorwaarden, subsidies toe voor de uitvoering van de opdrachten, vermeld in dit besluit.

Art. 4.De samenwerkings- en overlegstructuur kan pas worden erkend en gesubsidieerd voor zover ze voldoet aan de volgende voorwaarden : 1° ze voert de opdrachten, vermeld in artikel 2, uit;2° ze beschikt over een centraal secretariaat;3° ze is opgericht in de vorm van een vereniging zonder winstoogmerk overeenkomstig de wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen;4° ze verbindt zich ertoe elke wijziging in de statuten, de personeelsbezetting, de werking van de organisatie en elke wijziging waardoor niet meer voldaan wordt aan de erkenningsvoorwaarden, aan de administratie te melden;5° ze maakt een jaarverslag op over de eigen werking van het voorbije jaar of verbindt zich ertoe zo'n jaarverslag op te maken;6° ze maakt een planning op voor het volgende werkingsjaar in overleg met de administratie, voor het einde van het lopende werkingsjaar. De vereniging dient de aanvraag voor erkenning en subsidiëring in bij de administratie. Zodra de administratie ontvangstmelding heeft gegeven van het volledige aanvraagdossier, beslist de minister over de aanvraag binnen een termijn van drie maanden na de ontvangstmelding.

De gemotiveerde beslissing van de minister wordt betekend aan de aanvrager.

Art. 5.De erkenning en de subsidiëring gaan in op de eerste dag van de maand volgend op de datum van ondertekening van het erkennings- en subsidiebesluit door de minister en gelden tot 31 december 2007.

Art. 6.§ 1. De subsidie-enveloppe bedraagt 360.000 euro per kalenderjaar. De subsidie-enveloppe wordt besteed aan de werkings- en personeelskosten van de samenwerkings- en overlegstructuur, met dien verstande dat ten minste 75 % van de subsidie-enveloppe wordt aangewend voor personeelskosten. § 2. De uitbetaling gebeurt voor elk volledig kalenderjaar via drie voorschotten van elk 30 % op het toegestane maximumbedrag. De voorschotten worden ambtshalve betaalbaar gesteld door de administratie bij het begin van elk periode van vier maanden. Ze worden afgetrokken bij de afrekening van de subsidie voor elk kalenderjaar nadat de minister het jaarverslag over de werking heeft goedgekeurd en de verantwoordingsstukken m.b.t. de personeels- en werkingskosten zijn gecontroleerd.

De subsidiëring voor de personeelskosten wordt bij de jaarlijkse afrekening berekend op grond van de werkelijke lasten van de bezoldiging van de voltijds of deeltijds tewerkgestelde personeelsleden, met inbegrip van de werkgeverslasten, het vakantiegeld, de eindejaarstoelage en het vervroegde vakantiegeld bij uitdiensttreding. Er wordt rekening gehouden met de anciënniteit in een voltijdse of deeltijdse dagtaak.

Als na controle van de verantwoordingsstukken blijkt dat niet-verschuldigde subsidies werden uitbetaald, kunnen die bedragen worden afgetrokken van de voorschotten en/of de afrekening voor het volgende kalenderjaar. § 3. De subsidie voor de maanden tussen de datum van ondertekening van het erkennings- en subsidiebesluit door de minister en 1 januari van het eerste volledige kalenderjaar wordt berekend in verhouding tot het aantal maanden. Ze wordt uitbetaald volgens de voorschottenregeling, opgenomen in § 2, per periode van maximaal vier maanden.

Art. 7.§ 1. De samenwerkings- en overlegstructuur voert een boekhouding, gebaseerd op een minimaal genormaliseerd rekeningstelsel overeenkomstig de voorwaarden, bepaald door de minister.

Ze bezorgt jaarlijks uiterlijk op 15 maart, de volgende stukken aan de administratie : 1° een gedetailleerde afrekening van de kosten, betaald met de subsidiemiddelen, met onder meer een resultatenrekening en een balans betreffende het voorbije kalenderjaar, overeenkomstig het in het eerste lid vermelde genormaliseerde rekeningstelsel, alsook een begroting voor het lopende kalenderjaar, die goedgekeurd is door het bevoegde bestuursorgaan;2° een gedetailleerde afrekening van de personeelskosten, met onder meer een afschrift van de RSZ-staten, de loonstaten en de individuele jaaroverzichten over de gesubsidieerde periode met betrekking tot de tewerkgestelde personeelsleden;3° een jaarverslag over de eigen activiteiten en de resultaten met betrekking tot de opdrachten, vermeld in artikel 2. Ze bezorgt bovendien jaarlijks uiterlijk op 15 mei de verslagen met een analyse van de werking van de erkende huurdiensten over het voorbije kalenderjaar. § 2. De administratie is belast met de controle op de stukken, vermeld in § 1, tweede lid, 1° en 2°. Ze maakt een ontwerp van afrekening op zoals vermeld in artikel 6, § 2.

De administratie legt uiterlijk op 31 mei de verslagen, vermeld in § 1, derde lid, samen met een advies over de werking en activiteiten van de erkende samenwerkings- en overlegstructuur, met het ontwerp van afrekening, ter goedkeuring aan de minister voor.

Art. 8.Het bedrag, vermeld in artikel 6, is uitgedrukt tegen 100 % op basis van de spilindex die van toepassing is op 1 januari 2006. Binnen de perken van de begroting wordt het bedrag geïndexeerd overeenkomstig de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van het Rijk worden gekoppeld, zoals tot op heden gewijzigd. HOOFDSTUK IV. - Sancties

Art. 9.Onder voorbehoud van de toepassing van het koninklijk besluit van 31 mei 1933 betreffende de verklaringen af te leggen in verband met subsidies, vergoedingen en toelagen, gewijzigd bij de wet van 7 juni 1994, kan de minister na gemotiveerd advies van de administratie de uitbetaling van de subsidie ofwel gedeeltelijk stopzetten ofwel helemaal stopzetten en de erkenning intrekken als : 1° wordt vastgesteld, na de samenwerkings- en overlegstructuur te hebben gehoord, dat de samenwerkings- en overlegstructuur niet meer voldoet aan een van de erkennings- en subsidievoorwaarden en ze niet kan aantonen dat ze opnieuw aan de voorwaarden voldoet binnen drie maanden die volgen op de datum van de vaststelling, en dit vanaf het moment dat wordt vastgesteld dat de samenwerkings-en overlegstructuur niet meer voldeed aan een van de erkennings- en subsidievoorwaarden.2° de samenwerkings- en overlegstructuur een ernstige onregelmatigheid begaat bij de uitvoering van haar opdracht;3° de samenwerkings- en overlegstructuur ten onrechte een erkenning en subsidiëring heeft verkregen op grond van onjuiste informatie.In dat geval wordt de uitbetaling onmiddellijk stopgezet en wordt alle - op basis van onjuiste informatie - verkregen subsidie teruggevorderd. HOOFDSTUK V. - Toezicht

Art. 10.De toezichthouder, vermeld in artikel 29ter van de Vlaamse Wooncode, is in het bijzonder belast met het toezicht op de besteding van de subsidies door de samenwerkings- en overlegstructuur en het toezicht op de opportuniteit van beslissingen van het bestuursorgaan van de samenwerkings- en overlegstructuur ter uitvoering van de opdrachten, vermeld in artikel 2. HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen

Art. 11.In het besluit van de Vlaamse Regering van 30 november 1994 houdende de voorwaarden inzake erkenning en subsidiëring van huurdersbonden en een overleg- en ondersteuningscentrum, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 14 mei 2004 en 4 juni 2004, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de artikelen 3, 4, 5, 6 en 11 worden opgeheven;2° in artikel 7, 1°, c) worden de woorden "het overleg- en ondersteuningscentrum, bedoeld in artikel 3" vervangen door de woorden "de samenwerkings- en overlegstructuur, erkend overeenkomstig artikel 57 van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode";3° in artikel 7, 2°, worden de woorden "het overleg- en ondersteuningscentrum" vervangen door de woorden "de samenwerkings- en overlegstructuur, erkend overeenkomstig artikel 57 van het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode";4° in artikel 16 worden de woorden "Het overleg- en ondersteuningscentrum en", de woorden "artikel 3, tweede lid, 1° en" en de woorden "het overleg- en ondersteuningscentrum of" geschrapt;5° in artikel 17 worden de woorden "artikel 3, tweede lid, 1° en" geschrapt;6° in artikel 18 worden de woorden "Het overleg- en ondersteuningscentrum en" geschrapt;7° in artikel 20 worden de woorden "van het overleg- en ondersteuningscentrum en" en de woorden "bij het overleg- en ondersteuningscentrum en" geschrapt.

Art. 12.De volgende regelingen worden opgeheven : 1° het besluit van de Vlaamse Regering van 18 november 1997 houdende de erkennings- en subsidiëringsvoorwaarden voor de samenwerkings- en overlegstructuur van de erkende sociale verhuurkantoren, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 4 juni 2004; 2° het ministerieel besluit van 7 december 2000 houdende de verlenging van de erkenning en subsidiëring van de V.Z.W. Vlaams Overleg Bewonersbelangen als representatief overleg- en ondersteuningscentrum voor de huurdersbonden; 3° het ministerieel besluit van 10 februari 2003 houdende de verlenging van de erkenning en subsidiëring van Vlaams Overleg Bewonersbelangen V.Z.W. als samenwerkings- en overlegstructuur voor de sociale verhuurkantoren.

Art. 13.Voor de subsidies die met toepassing van de reglementering, vermeld in artikel 11 en artikel 12, werden toegekend, blijven de bepalingen van deze reglementering van toepassing voor : 1° de berekening, de toekenning en uitkering van het saldo van de subsidie voor het werkjaar 2005;2° het toezicht op de aanwending van de verleende subsidies voor het werkjaar 2005 en, als daartoe grond bestaat, de terugvordering. De samenwerkings- en overlegstructuur die op 31 december 2005 erkend is en gesubsidieerd wordt krachtens de ministeriële besluiten, vermeld in artikel 12, 2° en 3°, wordt geacht te voldoen aan de erkennings- en subsidiëringsvoorwaarden overeenkomstig de bepalingen van dit besluit.

De minister neemt hiertoe een erkennings- en subsidiebesluit, overeenkomstig de bepalingen van artikel 5 en 6.

In afwijking van artikel 5, gaan de erkenning en de subsidiëring in op 1 januari 2006.

Art. 14.Zolang artikel 29ter van de Vlaamse Wooncode en het besluit dat genomen wordt ter uitvoering van dat artikel, niet in werking zijn getreden, wordt het toezicht uitgeoefend door de commissaris die door de Vlaamse Regering wordt benoemd, zoals vermeld in artikel 57, §2, van de Vlaamse Wooncode. Onverminderd de bevoegdheid van de commissaris hebben de daartoe aangewezen ambtenaren van de administratie vrije toegang tot de lokalen van de erkende samenwerkings- en overlegstructuur. Ze hebben het recht zich ter plaatse alle administratieve stukken die noodzakelijk zijn voor de uitoefening van hun opdracht ter inzage te laten overhandigen.

De daartoe aangewezen ambtenaren van de administratie hebben bovendien het recht deel te nemen aan alle overlegvergaderingen die worden belegd door de erkende samenwerkings- en overlegstructuur.

Art. 15.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2006.

Art. 16.De Vlaamse minister, bevoegd voor de huisvesting, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 10 februari 2006.

De minister-president van de Vlaamse Regering, Y. LETERME De Vlaamse minister van Binnenlands Bestuur, Stedenbeleid, Wonen en Inburgering, M. KEULEN

^