Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 10 maart 2006
gepubliceerd op 19 april 2006

Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de investeringsoperatie in scholen voor technologie en industriële technieken

bron
vlaamse overheid
numac
2006035552
pub.
19/04/2006
prom.
10/03/2006
ELI
eli/besluit/2006/03/10/2006035552/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

10 MAART 2006. - Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de investeringsoperatie in scholen voor technologie en industriële technieken


De Vlaamse Regering, Gelet op het decreet van 18 november 2005 houdende diverse bepalingen inzake onderwijs, inzonderheid op artikel 10;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 20 december 2005;

Gelet op het advies van de Raad van State nr. 39.767/1, gegeven op 9 februari 2006 met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Werk, Onderwijs en Vorming;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° investering in basisinfrastructuur : aankoop van uitrustingsgoederen of beveiliging van bestaande uitrustingsgoederen.2° minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs;3° school : school voor voltijds gewoon secundair onderwijs die minstens één van volgende studiegebieden organiseert : auto, bouw, grafische technieken, hout, koeling en warmte, mechanica-elektricteit;4° onderwijszone : geografische afbakening zoals opgenomen in de bijlage bij het decreet van 14 juli 1998 houdende diverse maatregelen met betrekking tot het secundair onderwijs en tot wijziging van het decreet betreffende het basisonderwijs.

Art. 2.Er worden voor investeringen in basisinfrastructuur tijdens het schooljaar 2005-2006 extra middelen toegekend aan scholen, mits die een investeringsplan per onderwijszone hebben opgesteld dat door de beoordelingscommissie is goedgekeurd.

Art. 3.De middelen worden aangerekend op pr.32.1. ba 33.11 van de begroting 2006.

Art. 4.De minister stelt de beoordelingscommissie samen uit : 1° twee vertegenwoordigers van de administratie Secundair Onderwijs van het departement Onderwijs, ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, waarvan één het voorzitterschap waarneemt;2° twee vertegenwoordigers van de Inspectie Secundair Onderwijs;3° één vertegenwoordiger per onderwijsnet, voorgedragen door respectievelijk het Gemeenschapsonderwijs, het provinciaal onderwijs, het onderwijssecretariaat Vlaamse Steden en Gemeenten, het Verbond van het Katholiek Secundair Onderwijs.

Art. 5.De beoordelingscommissie onderzoekt de plannen en keurt ze goed of formuleert voorbehoud. Ze motiveert haar beslissing. Als er voorbehoud wordt geformuleerd, krijgen de scholen in kwestie twintig werkdagen, te rekenen vanaf de betekening van het voorbehoud, om het plan aan te passen en opnieuw in te dienen waarna de commissie een definitief oordeel velt.

Art. 6.De beoordelingscommissie mag bij de beoordeling zelf haar werkzaamheden en werkwijze naar haar beste vermogen organiseren en de meest werkbare methode bepalen. Ze stelt hiertoe een huishoudelijk reglement op.

Art. 7.De scholen ontvangen, naar rato van tweehonderd euro per regelmatige leerling in de betrokken studiegebieden op 1 februari 2005, de middelen op de volgende wijze : 1° een voorschot van 90 % na vaststelling bij ministerieel besluit van de begunstigde scholen en overeenkomstige subsidiebedragen;2° een saldo van 10 % na goedkeuring door het Departement Onderwijs van de per onderwijszone gebundelde en ingestuurde bewijsstukken van de doorgevoerde investering.

Art. 8.De verkregen middelen mogen enkel aangewend worden voor investeringen in basisinfrastructuur in de studiegebieden auto, bouw, grafische technieken, hout, koeling en warmte en mechanica-elektriciteit.

Art. 9.De administratie Secundair Onderwijs zal van de betrokken inrichtende macht het deel van de toegekende middelen terugvorderen waarvan werd vastgesteld dat het niet werd aangewend of niet werd aangewend voor de bestemming, vermeld in dit besluit.

Art. 10.De Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Art. 11.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 september 2005.

Brussel, 10 maart 2006.

De minister-president van de Vlaamse Regering, Y. LETERME De Vlaamse minister van Werk, Onderwijs en Vorming, F. VANDENBROUCKE

^