Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 10 november 1999
gepubliceerd op 17 juni 2000

Besluit van de Vlaamse regering tot vaststelling van de nadere regels voor het bepalen van de werkgebieden voor de centra voor leerlingenbegeleiding en van de bemiddelingsprocedure

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2000035510
pub.
17/06/2000
prom.
10/11/1999
ELI
eli/besluit/1999/11/10/2000035510/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

10 NOVEMBER 1999. - Besluit van de Vlaamse regering tot vaststelling van de nadere regels voor het bepalen van de werkgebieden voor de centra voor leerlingenbegeleiding en van de bemiddelingsprocedure


De Vlaamse regering, Gelet op het decreet van 1 december 1998 betreffende de centra voor leerlingenbegeleiding, inzonderheid op artikelen 58 en 59;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 27 april 1999;

Gelet op het verzoek om spoedbehandeling, gemotiveerd door de omstandigheid dat de inrichtende machten met voldoende zekerheid de voorbereidingen voor de oprichting van centra voor leerlingenbegeleiding moeten kunnen afronden tegen 1 september 1999 en dat zij hiervoor afhankelijk zijn van de regels inzake de werkgebieden en van de werking van de bemiddelingscommissie waardoor de oprichting van de centra en het afsluiten van alle beleidscontracten kan worden afgerond uiterlijk op 31 december 1999;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 28 september 1999, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen en van de Vlaamse minister van Onderwijs en Vorming;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.De gemeenten bedoeld in artikel 58 van het decreet van 1 december 1998 betreffende de centra voor leerlingenbegeleiding zijn de gemeenten bedoeld in het koninklijk besluit van 17 september 1975 houdende samenvoeging van gemeenten en wijziging van hun grenzen, bekrachtigd bij de wet van 30 december 1975.

Art. 2.§ 1. In afwijking van artikel 1 kan de regering ook gemeenten aanvaarden waarvan de grenzen samenvallen met deze van de gemeenten zoals die bestonden vóór het voornoemde koninklijk besluit van 17 september 1975. § 2. Een bestuur dat van de mogelijkheid bedoeld in § 1 wil gebruik maken voor de vaststelling van het werkgebied van zijn centrum of centra, dient hiertoe ten vroegste op 1 september en uiterlijk 30 november voorafgaand aan de programmatie van het centrum en vervolgens om de drie jaar een aanvraag in bij de Vlaamse minister bevoegd voor het Onderwijs.

Deze aanvraag bevat een omstandige motivering en is gebaseerd op leerlingenstromen in de bedoelde gemeente of gemeenten, eventueel aangevulde met andere sociologische gegevenheden. § 3. De Vlaamse minister bevoegd voor het Onderwijs deelt zijn beslissing over de aanvraag uiterlijk op 22 december bij aangetekend schrijven aan het bestuur mee. Indien de minister zijn beslissing niet tijdig bekend maakt, wordt de aanvraag van het bestuur geacht goedgekeurd te zijn.

De goedkeuring blijft gelden voor zover, binnen drie jaar bedoeld in § 2, geen wijzigingen, herstructureringen of fusies in de scholen, de scholengemeenschappen en in voorkomend geval in de scholengroepen optreden. De goedkeuring gaat in op 1 september volgend op de datum van beslissing.

Art. 3.Voor het bepalen van de densiteit bedoeld in artikel 71, § 4, van het voornoemde decreet van 1 december 1998, wordt al naargelang het geval rekening gehouden met de oppervlakte van de gemeente zoals die werd vastgesteld vóór of na het voornoemde koninklijk besluit van 17 september 1975.

Art. 4.§ 1. Als een school en een centrum geen beleidscontract kunnen afsluiten dat in overeenstemming is met de bepalingen van artikel 58 van het decreet van 1 december 1998 delen zij dit samen of ieder afzonderlijk bij aangetekend schrijven mee aan de voorzitter van de bemiddelingscommissie bedoeld in artikel 59 van hetzelfde decreet. § 2. De voorzitter van de bemiddelingscommissie kan eveneens op eigen initiatief vaststellen dat een bepaalde school en bepaald centrum geen beleidscontract hebben afgesloten. De voorzitter deelt dit dan onverwijld bij aangetekend schrijven mee aan de betrokken school en het betrokken centrum. § 3. De voorzitter van de bemiddelingscommissie bezorgt de minister, bevoegd voor het onderwijs, een overzicht van de aangetekende brieven die hij ontving of verstuurde binnen een termijn van vijftien dagen en roept de bemiddelingscommissie binnen een termijn van vijftien dagen samen. § 4. De bemiddelingscommissie start en beëindigt de bemiddeling binnen een termijn van dertig dagen na de oproeping door de voorzitter. § 5. Het vaststellen van het niet slagen van de bemiddeling gebeurt nadat alle betrokken partijen werden gehoord. De vaststelling wordt in consensus genomen. Zij wordt samen met een verslag over de bemiddeling meegedeeld aan de minister bevoegd voor het onderwijs.

Art. 5.Dit besluit treedt in werking op 10 november 1999.

Art. 6.De Vlaamse minister, bevoegd voor het Gezondheidsbeleid, en de Vlaamse minister, bevoegd voor het Onderwijs, zijn belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 10 november 1999.

De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, Mevr. M. VOGELS De Vlaamse minister van Onderwijs en Vorming, Mevr. M. VANDERPOORTEN

^