Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 10 oktober 2008
gepubliceerd op 24 november 2008

Besluit van de Vlaamse Regering betreffende het erkennen van centra voor landbouweducatie en het subsidiëren van landbouweducatieve activiteiten

bron
vlaamse overheid
numac
2008036352
pub.
24/11/2008
prom.
10/10/2008
ELI
eli/besluit/2008/10/10/2008036352/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

10 OKTOBER 2008. - Besluit van de Vlaamse Regering betreffende het erkennen van centra voor landbouweducatie en het subsidiëren van landbouweducatieve activiteiten


De Vlaamse Regering, Gelet op het decreet van 3 maart 2004 inzake de subsidiëring van meer duurzame landbouwproductiemethoden en de erkenning van centra voor meer duurzame landbouw, artikel 21, § 2, 22, § 1, 23 en 24;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 14 juli 2004 betreffende het erkennen van centra voor landbouweducatie en het subsidiëren van landbouweducatieve activiteiten, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 28 april 2006;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de Begroting, gegeven op 15 juli 2008;

Gelet op het advies nr. 45.112/3 van de Raad van State, gegeven op 30 september 2008, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Institutionele Hervormingen, Bestuurszaken, Buitenlands Beleid, Media, Toerisme, Havens, Landbouw, Zeevisserij en Plattelandsbeleid;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder : 1° het decreet : het decreet van 3 maart 2004 inzake de subsidiëring van meer duurzame landbouwproductiemethoden en de erkenning van centra voor meer duurzame landbouw;2° de minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor het Landbouwbeleid en de Zeevisserij;3° de bevoegde afdeling : de afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling van het Departement Landbouw en Visserij;4° de landbouweducatie : het geheel van de activiteiten, vermeld in artikel 20 van het decreet;5° activiteit : een initiatief als vermeld in artikel 20 van het decreet;6° algemeen centrum : een vereniging die door de minister is erkend als algemeen centrum voor landbouweducatie volgens de voorwaarden, vermeld in het decreet en in dit besluit;7° centrum : een vereniging die door de minister is erkend als centrum voor landbouweducatie volgens de voorwaarden, vermeld in het decreet en in dit besluit;8° een actieplan : een door een algemeen centrum in te dienen overzicht van activiteiten die het eerstvolgende kalenderjaar worden georganiseerd;9° een project : een initiatief met een tijdelijk karakter over visievorming of landbouweducatie als vermeld in artikel 20 van het decreet. HOOFDSTUK II. - Erkenning

Art. 2.Om erkend te worden door de minister als algemeen centrum, moet een vereniging voldoen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 21 van het decreet, en aan de volgende voorwaarden : 1° per kalenderjaar minstens 12 000 dagverblijven verzorgen, die deel uitmaken van een meerdaags verblijf;2° permanent samenwerken met minstens vijf actieve landbouwbedrijven die geïdentificeerd zijn als producent, of opereren vanop een actief landbouwbedrijf dat geïdentificeerd is als producent en bovendien permanent samenwerken met minstens twee actieve landbouwbedrijven die geïdentificeerd zijn als producent;3° een didactisch onderbouwd landbouweducatief aanbod voorleggen met activiteiten rond ten minste vijf landbouwsectoren;4° de persoon die instaat voor de planning en coördinatie van de activiteiten beschikt over een pedagogisch bekwaamheidsbewijs.

Art. 3.Om erkend te worden door de minister als centrum, moet een vereniging voldoen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 21 van het decreet.

Art. 4.Om als algemeen centrum of als centrum te worden erkend, dient de vereniging een aanvraag in bij de bevoegde afdeling en ze voegt daarbij alle stukken waaruit moet blijken dat respectievelijk aan de voorwaarden, vermeld in artikel 21 van het decreet, of artikel 2 van dit besluit, is voldaan.

Art. 5.De bevoegde afdeling onderzoekt de erkenningsaanvraag en adviseert de minister erover.

Art. 6.Eenzelfde vereniging kan alleen hetzij als algemeen centrum, hetzij als centrum worden erkend. Een vereniging die erkend is als algemeen centrum, verliest die erkenning op het ogenblik dat ze erkend wordt als centrum. Een vereniging die erkend is als centrum, verliest die erkenning op het ogenblik dat ze erkend wordt als algemeen centrum.

Art. 7.Als door de bevoegde afdeling wordt vastgesteld dat het centrum of het algemeen centrum respectievelijk niet meer voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 21 van het decreet, of artikel 2 van dit besluit, of als ernstige tekortkomingen of fraude worden vastgesteld, kan de minister de erkenning in kwestie schorsen of opheffen naargelang de frequentie, het aantal, de aard of de omvang van de tekortkomingen of van de fraude. De minister kan daarvoor modaliteiten bepalen.

De erkenning wordt van rechtswege opgeheven als het algemeen centrum gedurende twee opeenvolgende jaren geen actieplan heeft ingediend. De vereniging kan pas opnieuw een erkenning aanvragen een jaar na de opheffing van de erkenning. HOOFDSTUK III. - Subsidiëring Afdeling I. - Algemene bepaling

Art. 8.Binnen de grenzen van de daartoe bestemde begrotingskredieten kan de minister jaarlijks, volgens de bepalingen, vermeld in het decreet en in dit besluit : 1° een subsidie verlenen aan de algemene centra voor de uitvoering van hun actieplan;2° een subsidie verlenen aan de centra en de algemene centra voor de uitvoering van projecten. Afdeling II. - Subsidiëring actieplan algemene centra

Art. 9.Om voor subsidie in aanmerking te komen, dienen de algemene centra uiterlijk op 30 september een actieplan in voor het komende kalenderjaar met de bijbehorende nodige stukken die aantonen dat ze in het kalenderjaar, dat voorafgaat aan het jaar van de indiening van het actieplan, voldoen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 2.

Het actieplan wordt opgesteld aan de hand van een standaardschema dat minstens de volgende elementen bevat : 1° een overzicht van de in het eerstvolgende kalenderjaar geplande activiteiten;2° een toelichting per activiteit;3° een gedetailleerde begroting voor het eerstvolgende kalenderjaar. Een model van standaardschema is beschikbaar bij de bevoegde afdeling.

Art. 10.De ingediende actieplannen dienen aan de volgende kwaliteitscriteria te voldoen : 1° activiteiten aanbieden rond gevarieerde thema's van plantaardige en dierlijke landbouwsectoren;2° activiteiten aanbieden rond minstens 1 verbrede landbouwactiviteit met specifieke aandacht voor milieukundige aspecten;3° kennis en ervaring ter beschikking stellen van het brede publiek;4° participeren en/of initiëren van samenwerkingsverbanden op provinciaal en/of Vlaams niveau inzake landbouweducatie. De minister kan de kwaliteitscriteria nader preciseren.

Art. 11.De bevoegde afdeling beoordeelt de actieplannen volgens een vooraf bepaalde procedure, die de volgende elementen bevat : 1° de conformiteit met de bepalingen van het decreet en dit besluit;2° de inhoudelijke kwaliteit van het voorgestelde actieplan;3° de verenigbaarheid met de doelstellingen van het Vlaamse landbouwbeleid;4° de haalbaarheid en resultaatgerichtheid;5° de wijze waarop de doelgroepen worden benaderd;6° de voorgestelde begroting;7° de geografische spreiding en schaalgrootte van de activiteiten. De bevoegde afdeling stelt een lijst op van de actieplannen, gerangschikt volgens rangorde van beoordeling. Voor ieder beoordeeld actieplan wordt een beknopte motivatie gegeven op basis van de beoordelingscriteria.

De minister neemt een beslissing over de te selecteren actieplannen.

De bevoegde afdeling brengt de algemene centra, na de aanrekening van de goedgekeurde subsidie ten laste van de begroting, op de hoogte van de beslissing van de minister.

Alle kosten, behalve de overheadkosten ter uitvoering van de actieplannen, komen in aanmerking voor subsidiëring.

Art. 12.De jaarlijkse subsidie per algemeen centrum voor de uitvoering van het actieplan bedraagt ten hoogste 100.000 euro.

Art. 13.De toegekende subsidie wordt uitbetaald als volgt : 1° een eerste schijf van 60 % bij de aanvang van het kalenderjaar;2° het saldo van maximaal 40 % bij de aanvaarding en goedkeuring van het jaarrapport. Het jaarrapport wordt opgesteld aan de hand van een standaardschema dat minstens de volgende elementen bevat : 1° een overzicht van de in het afgelopen kalenderjaar geplande en werkelijk uitgevoerde activiteiten;2° een verslag per activiteit met minstens de volgende elementen : de aard van de activiteit, de periode waarin de activiteit werd uitgevoerd, het bereikte doelpubliek, een kort verslag van de activiteit, het gemeten effect op basis van de in het actieplan gedefinieerde meetindicatoren en de evaluatie van de activiteit;3° een financiële afrekening. Een model van jaarrapport is beschikbaar bij de bevoegde afdeling.

De financiële afrekening omvat minstens volgende elementen : 1° een schuldvordering;2° een afrekeningsstaat van de kosten van het actieplan met de nodige bewijsstukken. Een model van financiële eindafrekening is beschikbaar bij de bevoegde afdeling.

De bevoegde afdeling kan alle nodige verduidelijkingen of aanvullingen vragen over het jaarrapport. Afdeling III. - Subsidiëring projecten van de centra en de algemene

centra

Art. 14.In opdracht van de minister kan de bevoegde afdeling jaarlijks een oproep doen aan de centra en aan de algemene centra om projecten in te dienen.

De minister bepaalt bij elke oproep de landbouweducatieve of de visievormende thema's waarvoor projecten kunnen worden ingediend, hoeveel projecten per thema worden gesubsidieerd en de maximale subsidie per project.

De bevoegde afdeling zorgt voor de bekendmaking van de oproep.

De projectoproep vermeldt minimaal de thema's, de beoordelingscriteria, de maximale subsidie per project en de indieningsmodaliteiten.

De jaarlijkse subsidie per project bedraagt ten hoogste 50.000 euro.

Alle kosten, behalve de overheadkosten ter uitvoering van de projecten, komen in aanmerking voor subsidie.

Art. 15.De ingediende projecten dienen aan de volgende kwaliteitscriteria te voldoen : 1° de activiteiten worden voorafgaand voldoende kenbaar gemaakt bij het brede publiek;2° de activiteiten worden omkaderd door voldoende informatieve documenten;3° de resultaten van de activiteiten en/of opgedane kennis worden ter beschikking gesteld van het brede publiek;

Art. 16.De projectaanvraag wordt opgesteld aan de hand van een standaardschema dat de volgende elementen bevat : 1° een overzicht van de geplande activiteiten;2° een toelichting per activiteit;3° een financieringsplan. Een model van standaardschema is beschikbaar bij de bevoegde afdeling.

De minister kan de vorm van de projectaanvraag nader bepalen.

Art. 17.De bevoegde afdeling beoordeelt de tijdig ingediende projecten volgens een vooraf bepaalde procedure.

De projecten worden op basis van de volgende elementen beoordeeld : 1° de conformiteit met de in de oproep opgenomen bepalingen;2° de inhoudelijke kwaliteit van het voorgestelde project;3° de haalbaarheid en resultaatgerichtheid;4° het vernieuwend karakter;5° de kostprijs van het project;6° de samenwerking met andere algemene centra of met andere centra. De minister kan de beoordelingscriteria van de projecten per oproep nader preciseren.

Art. 18.De bevoegde afdeling stelt een projectenlijst op met alle ontvankelijke projectaanvragen, gerangschikt volgens rangorde van beoordeling.

Voor ieder beoordeeld project wordt een beknopte motivatie gegeven op basis van de beoordelingscriteria.

De minister neemt een beslissing over de te selecteren projecten. De bevoegde entiteit brengt de centra, na de aanrekening van de goedgekeurde subsidie ten laste van de begroting, op de hoogte van de goedkeuring van het project.

Art. 19.Het centrum is ertoe gehouden het ingediende project uit te voeren. Eventuele wijzigingen zijn alleen mogelijk na de goedkeuring ervan door de minister.

Art. 20.Na afloop van het project wordt een eindrapport opgemaakt.

Het eindrapport wordt opgesteld aan de hand van een standaardschema dat de volgende elementen bevat : 1° een overzicht van de projectrealisaties;2° een reflectie over het verloop en de bereikte resultaten van het project;3° een evaluatie van de landbouweducatieve of visievormende waarde van het project;4° een financiële afrekening. Een model van standaardschema is beschikbaar bij de bevoegde afdeling.

Bij het eindrapport worden de nodige bewijsstukken gevoegd.

De financiële afrekening omvat de volgende elementen : 1° een schuldvordering;2° een afrekeningsstaat van de kosten van het project met de nodige bewijsstukken. Een model van financiële eindafrekening is beschikbaar bij de bevoegde afdeling.

De bevoegde afdeling kan alle nodige verduidelijkingen of aanvullingen vragen over het jaarrapport.

Art. 21.De toegekende subsidie wordt als volgt uitbetaald : 1° een eerste schijf van 60 % bij de start van het goedgekeurde project;2° het saldo van maximaal 40 % bij de aanvaarding en goedkeuring van het eindrapport, de financiële afrekening en andere bewijsstukken van het project door de bevoegde afdeling. De subsidie wordt uitbetaald op de rekening van de centra. Afdeling IV. - Controle

Art. 22.De controle op de aanwending van de subsidie wordt uitgeoefend door de personeelsleden van de bevoegde afdeling.

De personeelsleden van de bevoegde afdeling kunnen bij de uitoefening van hun controleopdracht elk onderzoek en elke zowel administratieve als inhoudelijke controle ter plaatse instellen, alsmede alle inlichtingen inwinnen die zij nodig achten om zich ervan te vergewissen dat de reglementaire bepalingen werkelijk werden nageleefd.

Als de uitoefening van de controle wordt verhinderd, wordt overeenkomstig artikelen 55 tot en met 58 van de gecoördineerde wetten op de Rijkscomptabiliteit de subsidie geweigerd of teruggevorderd.

Art. 23.Om de controle mogelijk te maken zorgen de centra en de algemene centra ervoor dat : 1° een aparte boekhouding en administratie met betrekking tot de landbouweducatie wordt gevoerd;2° de nodige schikkingen getroffen worden om controle en toezicht op de uitvoering van de activiteiten mogelijk te maken;

Art. 24.Als uit de controles blijkt dat de voorwaarden waaronder de subsidie werd verleend, niet werden nageleefd of dat de subsidie niet werd aangewend voor de doeleinden waarvoor ze werd verleend, is het algemeen centrum of het centrum overeenkomstig artikel 55 tot en met 58 van de gecoördineerde wetten gehouden tot terugbetaling van de subsidie, alsook als het algemeen centrum of het centrum in gebreke blijven de stukken, vermeld in artikel 13 en 20, in te dienen. Het algemeen centrum of het centrum betaalt de subsidie terug binnen een maand nadat de bevoegde afdeling daarom heeft verzocht. Afdeling V. - Verplichte vermeldingen

Art. 25.Bij de uitvoering van elke activiteit van het goedgekeurde project of van het goedgekeurde actieplan wordt de volgende tekst vermeld : "Dit project wordt gefinancierd door het Departement Landbouw en Visserij van de Vlaamse overheid." Op elke publicatie of tekst over een activiteit van het goedgekeurde actieplan of het goedgekeurde project wordt het logo van de Vlaamse overheid aangebracht.

HOOFSTUK IV. - Uitvoeringsbepalingen

Art. 26.Het besluit van de Vlaamse Regering van 14 juli 2004 betreffende het erkennen van centra voor landbouweducatie en het subsidiëren van landbouweducatieve activiteiten wordt opgeheven.

Art. 27.In afwijking van artikel 26 blijft het besluit van de Vlaamse Regering van 14 juli 2004 betreffende het erkennen van centra voor landbouweducatie en het subsidiëren van landbouweducatieve activiteiten van toepassing op de actieplannen 2008.

In afwijking van artikel 9, paragraaf 1, wordt aan de bevoegde minister de delegatie verleend om af te wijken van de gestelde termijn voor het indienen van de actieplannen voor het kalenderjaar 2009.

Art. 28.De erkenning als centrum voor landbouweducatie met toepassing van het besluit, vermeld in artikel 26, wordt automatisch omgezet in een erkenning als centrum als vermeld in dit besluit.

Art. 29.De Vlaamse minister, bevoegd voor het landbouwbeleid en de zeevisserij, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 10 oktober 2008.

De minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Institutionele Hervormingen, Bestuurszaken, Buitenlands Beleid, Media, Toerisme, Havens, Landbouw, Zeevisserij en Plattelandsbeleid, K. PEETERS

^