Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 10 oktober 2008
gepubliceerd op 24 november 2008

Besluit van de Vlaamse Regering tot regeling van de opleiding tot polyvalent verzorgende en de bijkomende opleidingsmodule tot zorgkundige

bron
vlaamse overheid
numac
2008036353
pub.
24/11/2008
prom.
10/10/2008
ELI
eli/besluit/2008/10/10/2008036353/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

10 OKTOBER 2008. - Besluit van de Vlaamse Regering tot regeling van de opleiding tot polyvalent verzorgende en de bijkomende opleidingsmodule tot zorgkundige


De Vlaamse Regering, Gelet op het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding, inzonderheid op artikel 5, § 1, 3° en artikel 5, § 2;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 18 december 1998 houdende de erkenning en de subsidiëring van verenigingen en welzijnsvoorzieningen in de thuiszorg, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 14 september 2007;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 28 januari 2000 tot regeling van de erkenning en de subsidiëring van opleidingscentra voor polyvalente verzorgenden, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 17 maart 2006, 31 maart 2006 en 12 januari 2007;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 7 mei 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap « Zorg en Gezondheid », gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 3 juni 2005, 31 maart 2006 en 19 juli 2007;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 13 januari 2006 betreffende de boekhouding en het financieel verslag voor de voorzieningen in bepaalde sectoren van het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2007 betreffende de toekenning van dienstencheques voor kinderopvang;

Gelet op het ministerieel besluit van 17 maart 2000 inzake de kwaliteitszorg in de opleidingscentra voor polyvalente verzorgenden;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de Begroting, gegeven op 17 juli 2008;

Gelet op het advies van de Raad van State 45/043/1/V, gegeven op 26 augustus 2008, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Werk, Onderwijs en Vorming en de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Definities

Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder : 1° polyvalent verzorgende : personeelslid dat hulp- en dienstverlening verstrekt op vlak van persoonsverzorging, huishoudelijke hulpverlening, psychologische ondersteuning of algemene pedagogische ondersteuning in het natuurlijke thuismilieu van de gebruiker of binnen een residentiële instelling;2° zorgkundige : de persoon vermeld in artikel 21sexiesdecies van het koninklijk besluit nr.78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen of het personeelslid dat onder toezicht van een verpleegkundige en in een gestructureerde equipe verpleegkundige handelingen verricht als vermeld in het koninklijk besluit van 12 januari 2006 tot vaststelling van de verpleegkundige activiteiten die de zorgkundigen mogen uitvoeren en de voorwaarden waaronder de zorgkundigen die handelingen mogen stellen; 3° opleidingscentrum : een opleidingscentrum voor polyvalente verzorgenden en zorgkundigen;4° VDAB : de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding, vermeld in artikel 3, § 1, van het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap « Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding ». HOOFDSTUK II. - De opleiding tot polyvalent verzorgende

Art. 2.§ 1. De opleiding tot polyvalent verzorgende is erop gericht de kandidaten op te leiden tot polyvalente verzorgenden die, zowel in de residentiële als in de thuiszorgsector, kwaliteitsvolle en professionele hulp kunnen bieden.

De opleiding bestaat uit een screening, 600 uren theoretische en praktische lessen, 600 uren praktijkstage en een bekwaamheidsproef. Ze respecteert het schema, het opleidingsprofiel, en de bijkomende richtlijnen, vermeld in bijlage I en II, die bij dit besluit zijn gevoegd.

Het opleidingscentrum levert aan de geslaagde kandidaten een bekwaamheidsattest af van polyvalent verzorgende, dat beantwoordt aan het door VDAB voorgeschreven model. § 2. Het bekwaamheidsattest van polyvalent verzorgende, afgeleverd aan personen na het volgen van een opleiding tot polyvalent verzorgende als vermeld in § 1, wordt gelijkgesteld aan het getuigschrift, afgeleverd na het volgen van de opleiding verzorgende, 3de graad bso van het voltijds onderwijs. HOOFDSTUK III. - De bijkomende opleidingsmodule tot zorgkundige

Art. 3.§ 1. De bijkomende opleidingsmodule tot zorgkundige is erop gericht personen op te leiden tot zorgkundigen die, zowel in de residentiële als in de thuiszorgsector, de verpleegkundige onder zijn toezicht kunnen bijstaan inzake zorgverstrekking, gezondheidsopvoeding en logistiek in het kader van de door de verpleegkundige gecoördineerde activiteiten binnen een gestructureerde equipe.

De bijkomende opleidingsmodule bestaat uit 70 uren theoretische en praktische lessen, 50 uren praktijkstage en een eindevaluatie afhankelijk van de te behalen competenties. Ze respecteert het schema, het opleidingsprofiel en de bijkomende richtlijnen, vermeld in bijlage III en IV, die bij dit besluit zijn gevoegd.

Het opleidingscentrum levert aan de geslaagde kandidaten een bekwaamheidsattest van zorgkundige af, dat beantwoordt aan het door VDAB voorgeschreven model. § 2. Aan personen die beschikken over een van de documenten, vermeld in artikel 3, B, 2°, van bijlage I bij het besluit van de Vlaamse Regering van 18 december 1998 houdende de erkenning en de subsidiëring van verenigingen en welzijnsvoorzieningen in de thuiszorg, wordt toegestaan door het opleidingscentrum om de bijkomende opleidingsmodule tot zorgkundige te volgen. § 3. Het bekwaamheidsattest van zorgkundige, afgeleverd aan personen na het volgen van de bijkomende opleidingsmodule tot zorgkundige, vermeld in § 1, of aan personen na het volgen van de bijkomende opleidingsmodule tot zorgkundige, vermeld in § 2, wordt gelijkgesteld aan het getuigschrift afgeleverd na het volgen van de opleiding thuis-en bejaardenzorg/zorgkundige, 3de leerjaar van de 3de graad bso van het voltijds onderwijs. HOOFDSTUK IV. - Opleidingscentra

Art. 4.De VDAB selecteert de opleidingscentra die de opleidingen voor rekening van de VDAB zullen aanbieden. De VDAB bepaalt de gunningswijze, stelt de gunningsvoorwaarden vast, en gunt de opdracht.

Bij de vaststelling van de gunningsvoorwaarden zal de VDAB het advies inwinnen van de minister bevoegd voor Welzijn.

De opleidingscentra voldoen minimaal aan de volgende voorwaarden : 1° verbonden zijn aan erkende dienst voor gezinszorg of een samenwerkingsovereenkomst gesloten hebben met minstens zes erkende diensten voor gezinszorg die samen minstens 30 % van de erkende uren realiseren.Die samenwerkingsovereenkomst houdt minstens in dat de dienst voor gezinszorg inspraak heeft in de toeleiding, de selectieprocedure en de kwaliteit van inhoud van opleiding en lesgevers; 2° opleidingen organiseren die voldoen aan de voorwaarden, vermeld in artikelen 2 en 3;3° over personeel beschikken waarvan de bekwaamheid blijkt uit de diploma's en/of uit de ervaring;4° over de nodige lokalen en materiële uitrusting beschikken om de opleiding in gunstige omstandigheden te laten verlopen. HOOFDSTUK V. - Wijzigingsbepalingen

Art. 5.Aan artikel 3, B, 2° c) van bijlage I bij het besluit van de Vlaamse Regering van 18 december 1998 houdende de erkenning en de subsidiëring van verenigingen en welzijnsvoorzieningen in de thuiszorg, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 maart 2006, worden de volgende woorden toegevoegd : « of een bekwaamheidsattest van polyvalent verzorgende of een bekwaamheidsattest van zorgkundige, uitgereikt door een opleidingscentrum dat voldoet aan de voorwaarden, vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van (10 oktober 2008) tot regeling van de opleiding tot polyvalent verzorgende en de bijkomende opleidingsmodule tot zorgkundige. »

Art. 6.Aan artikel 15, eerste lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2007 betreffende de toekenning van dienstencheques voor kinderopvang worden de volgende woorden toegevoegd : « en voor polyvalente verzorgenden en zorgkundigen die al een opleiding hebben doorlopen als vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van (10 oktober 2008) tot regeling van de opleiding tot polyvalent verzorgende en de bijkomende opleidingsmodule tot zorgkundige. »

Art. 7.In artikel 14 van het besluit van de Vlaamse Regering van 7 mei 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap « Zorg en Gezondheid », gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 31 maart 2006, wordt punt 4° vervangen door wat volgt : « 4° het afleveren van inschrijvingsbewijzen aan het verzorgend personeel van de diensten voor gezinszorg; ».

Art. 8.In artikel 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 13 januari 2006 betreffende de boekhouding en het financieel verslag voor de voorzieningen in bepaalde sectoren van het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin wordt punt 14° opgeheven. HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen

Art. 9.In het besluit van de Vlaamse Regering van 28 januari 2000 tot regeling van de erkenning en de subsidiëring van opleidingscentra voor polyvalente verzorgenden, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 17 maart 2006, 31 maart 2006 en 12 januari 2007 worden de volgende artikelen opgeheven : 1° artikel 1, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 31 maart 2006 en 12 januari 2007;2° artikel 2, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 12 januari 2007;3° artikel 3, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 maart 2006 4° de artikelen 4, 5, 7, 14, 16;5° artikel 6, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 maart 2006;6° artikel 8, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 17 maart 2006 en 12 januari 2007;7° artikel 9, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 12 januari 2007;8° artikel 10, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 12 januari 2007;9° artikel 11, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 12 januari 2007;10° artikel 12, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 maart 2006;11° artikel 12bis, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 maart 2006;12° artikel 13, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 maart 2006;13° artikel 15, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 12 januari 2007;14° artikel 17, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 12 januari 2007;15° artikel 18, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 maart 2006;16° artikel 19, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 12 januari 2007;17° artikel 20, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 12 januari 2007;18° artikel 21, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 17 maart 2006 en 12 januari 2007;19° de artikelen 22 tot en met 27.

Art. 10.De bijlage van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 11.Het ministerieel besluit van 17 maart 2000 inzake de kwaliteitszorg in de opleidingscentra voor polyvalente verzorgenden wordt opgeheven.

Art. 12.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2008, met uitzondering van artikel 4, artikel 9, 3° tot en met artikel 9, 19°, en artikel 11 die in werking treden op 1 januari 2010.

Art. 13.De Vlaamse minister, bevoegd voor de Beroepsomscholing en -Bijscholing en de Vlaamse minister, bevoegd voor de Bijstand aan Personen, zijn, ieder wat hem betreft belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 10 oktober 2008.

De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Werk, Onderwijs en Vorming, F. VANDENBROUCKE De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, S. VANACKERE

Bijlage I : Bijkomende richtlijnen met betrekking tot de opleiding tot polyvalent verzorgende 1. Schema opleiding Theorie : 600 uur (= lesuren) als volgt verdeeld over de vakken : 120 u.Omgangsdeskundigheid 150 u. Verzorging 150 u. Woon- en leefklimaat 80 u. Participatie aan de arbeidswereld 50 u. Kennismaking bijzondere doelgroepen (M.P.I., Kinderdagverblijf) 50 u. Leerproces (evaluatie, begeleiding, groepsevaluatie) Stage : 600 uur : 225 u. Residentiële ouderenzorg 325 u. Thuiszorg (in gezinnen) 50 u. Vrij in te vullen door het opleidingscentrum per cursist of voor de groep Totaal : 1200 uur 2. De organisatie van de opleiding 2.1 De 1 200 lesuren (600 uren theorie en 600 uren stage) zijn bedoeld als een basisopleiding, waar de kandidaten de elementaire kennis en vaardigheden leren om een kwaliteitsvolle verzorgende te worden. De lesuren, exclusief de pauzes tussen de lessen, moeten uit 60 minuten bestaan. 2.2 Meerdere uren na elkaar theorie over eenzelfde vak is vermoeiend voor de kandidaten en wordt daarom bij voorkeur vermeden. 2.3 De uren die besteed worden aan de bekwaamheidsproeven worden niet als lesuren beschouwd. 3. De afwezigheid van de kandidaten tijdens de opleiding 3.1 Iedere afwezigheid moet door het opleidingscentrum kunnen worden gemotiveerd. 3.2 Indien de kandidaat minder dan 80 uren afwezig is tijdens het theoretische gedeelte van de opleiding, bepaalt het opleidingscentrum : - hoe de afwezigheid door de kandidaat gemotiveerd moet worden. De schriftelijke neerslag hiervan blijft bewaard in het dossier; - of de afwezigheid al dan niet verantwoord is en of de kandidaat al dan niet de opleiding mag blijven volgen. 3.3 Indien de kandidaat meer dan 80 uren theorie mist en indien het opleidingscentrum er van overtuigd is dat het verantwoord is om de kandidaat de opleiding verder te laten volgen, stuurt het opleidingscentrum aan de administratie een gemotiveerde vraag om de kandidaat de opleiding verder te laten afmaken. 3.4 Iedere kandidaat doet minstens de vereiste 600 uren stage d.w.z. dat elke afwezigheid tijdens de stage moet ingehaald worden, desnoods na het bekwaamheidsexamen.

De stage die na het examen ingehaald mag worden is echter beperkt tot 300 uren. 3.5 Aan de bekwaamheidsproef of aan de tussentijdse proeven moet het opleidingscentrum speciaal voor hem een examen organiseren op een latere datum. 4. Vrijstellingen 4.1 Een kandidaat die door overmacht een opleiding niet kan afmaken, kan aansluiten bij een volgende opleiding en hierbij vrijstelling krijgen voor : - de reeds gevolgde uren theorie indien hij 50 % van de punten behaalde bij de tussentijdse proeven of bij het bekwaamheidsexamen; - maximum 300 uren gepresteerde stage, indien het opleidingscentrum die stage gunstig beoordeelt in een schriftelijk attest. 4.2 De vrijstelling(en) kan/kunnen enkel worden verleend op voorwaarde dat : - het opleidingscentrum oordeelt en motiveert dat vrijstelling(en) verantwoord is(zijn); - tussen de startdatum van de onderbroken opleiding en deze van de volgende opleiding niet meer dan 36 maanden liggen.

Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse Regering van 10 oktober 2008 tot regeling van de opleiding tot polyvalent verzorgende en de bijkomende opleidingsmodule tot zorgkundige.

De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Werk, Onderwijs en Vorming, F. VANDENBROUCKE De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, S. VANACKERE

Bijlage II : Opleidingsprofiel van de polyvalent verzorgende 1. Omgangsdeskundigheid 1.1 Kennis en inzicht 1.1.1 De polyvalent verzorgende kan de menselijke behoeften omschrijven. 1.1.2 De polyvalent verzorgende kan de motorische, cognitieve, sociale en emotionele kenmerken van de voor het beroep belangrijke fasen in de menselijke ontwikkeling opsommen. 1.1.3 De polyvalent verzorgende kan de aandachtspunten bij het (ped)agogisch handelen voor de verschillende levensfasen opnoemen. 1.1.4 De polyvalent verzorgende kan afwijkende/problematische gedragingen waarmee hij geconfronteerd wordt in zorgsituaties omschrijven. 1.1.5 De polyvalent verzorgende kan de basisbegrippen aanduiden die essentieel zijn om het gedrag van de zorgvrager te omschrijven, te begrijpen en te interpreteren. 1.1.6 De polyvalent verzorgende kan de verschillende (onder meer multiculturele) invloeden op het gedrag van de zorgvrager verwoorden. 1.1.7 De polyvalent verzorgende kan de elementaire eigenschappen en vaardigheden opsommen voor een goede gespreksvoering. 1.1.8 De polyvalent verzorgende is zich bewust van de belangrijkheid van het team, van zijn eigen verantwoordelijkheid en van de belangrijkheid van zijn rol in het team om tot een integrale hulpverlening te komen. 1.2 Vaardigheden 1.2.1 De polyvalent verzorgende is in staat tot methodisch omgaan met zorgvragers; hij kan binnen zijn kwalificatiebevoegdheden en onder verantwoordelijkheid concrete afspraken van een team mee helpen plannen, acties helpen uitvoeren, het resultaat nagaan, fouten en tekorten opsporen en remidiëren. 1.2.2 De polyvalent verzorgende kan (ped)agogisch methodes toepassen die relevant zijn voor het oplossen/aanpakken van problemen m.b.t. de zorgvrager. 1.2.3 De polyvalent verzorgende observeert gericht, verwerkt nauwgezet observatiegegevens en rapporteert in eenvoudige bewoordingen op de juiste manier. 1.2.4 De polyvalent verzorgende kan aan de hand van observatiegegevens een aangepaste actie plannen binnen de grenzen van de eigen verantwoordelijkheid. 1.2.5 De polyvalent verzorgende kan elementaire beroepsgerichte omgangsvaardigheden hanteren. 1.2.6 De polyvalent verzorgende weet een sfeer te scheppen van geborgenheid, warmte en veiligheid waar de zorgvrager zichzelf mag zijn. 1.2.7 De polyvalent verzorgende kan adequate hulp bieden bij eventuele moeilijkheden met betrekking tot de verschillende doelgroepen. 1.2.8 De polyvalent verzorgende ontdekt en ontwikkelt het eigen expressief en creatief gedrag. 1.2.9 De polyvalent verzorgende kan activiteiten voorbereiden, organiseren, begeleiden, uitvoeren en evalueren, aangepast aan de leefwereld en de mogelijkheden (ontwikkeling) van de zorgvrager. 1.2.10 De polyvalent verzorgende kan meewerken aan de organisatie van animatie- en expressieactiviteiten voor een bepaalde doelgroep. 1.2.11 De polyvalent verzorgende kan stimuleren tot verdere ontwikkeling en werkt mee aan het scheppen van gunstige voorwaarden (aandacht schenken, sfeer creëren van geborgenheid, veiligheid) die leiden tot zelfontplooiing, zelfinstandhouding en zelfbepaling. 1.2.12 De polyvalent verzorgende kan samenwerken in teamverband en met het totale cliëntsysteem. 1.2.13 De polyvalent verzorgende is communicatief t.o.v. leidinggevenden, collega's en ouders/familie. 1.3 Attitudes. 1.3.1 De polyvalent verzorgende benadert de zorgvrager als een uniek en globaal individu, hij toont eerbied voor de eigenheid van het individu, zijn mogelijkheden en tekorten. Hij speelt spontaan in op de individuele noden zodra de zorgvrager het zelf nodig heeft of het zelf wil. 1.3.2 De polyvalent verzorgende ontwikkelt een eigen houding die zich kenmerkt door : een grote mate van tolerantie met betrekking tot mens, -leef-, maatschappelijke visies. 1.3.3 De polyvalent verzorgende is gericht op nauwkeurigheid, objectiviteit, opmerkzaamheid en verantwoordelijkheid. 1.3.4 De polyvalent verzorgende heeft een rustige, verdraagzame, geduldige houding; hij heeft spontaan aandacht, vult ook spontaan de aandachtsvraag in, hij heeft een affectieve band, zonder zich erin te verliezen. Hij kan troosten, gaat in op gevoelens en heeft een grote flexibiliteit. 1.3.5 De polyvalent verzorgende heeft een ruim inleefvermogen en geeft blijk van diepe menselijkheid. Hij heeft aandacht voor allerlei contactmogelijkheden (oogcontact, fysisch contact,...). 1.3.6 De polyvalent verzorgende heeft spontaan aandacht voor de privacy en respecteert het beroepsgeheim op een tactvolle manier, zowel binnen als buiten de werksituatie. 1.3.7 De polyvalent verzorgende toont begrip voor de eigen inbreng van de zorgvrager. 1.3.8 De polyvalent verzorgende heeft respect voor een andere levensvisie. 2. Verzorgingskunde 2.1 Kennis en inzicht 2.1.1 De polyvalent verzorgende kan de dagelijkse behoeften van de zorgvragers m.b.t. de verzorging opsommen. 2.1.2 De polyvalent verzorgende kan de verschillende zorgstappen van het Systematisch Verzorgend Handelen opsommen en de zorgstappen illustreren met voorbeelden. 2.1.3 De polyvalent verzorgende kan bij de basisbehoeften, de activiteiten rond gezondheidsvoorlichting en -opvoeding (G.V.O.-activiteiten), de activiteiten van het dagelijks leven (A.D.L.-activiteiten), de hygiënische en veiligheidsmaatregelen omschrijven. 2.1.4 De polyvalent verzorgende kan bij de verschillende basisbehoeften de gepaste hulpmiddelen, gericht op de zelfredzaamheid bij de A.D.L. opsommen en omschrijven. 2.1.5 De polyvalent verzorgende kan de algemene begrippen i.v.m. hygiëne omschrijven. 2.1.6 De polyvalent verzorgende herkent de meest voorkomende symptomen van ziektes bij de zorgvrager en weet welke preventieve en hygiënische maatregelen te nemen. De polyvalent verzorgende verwittigt de bevoegden en kan passend rapporteren. 2.1.7 De polyvalent verzorgende kan de essentiële veiligheidsvoorschriften vervat in het Algemeen Reglement op de Arbeidsbescherming (A.R.A.B.) ten aanzien van zichzelf en zijn werkomgeving in acht nemen. 2.1.8 De polyvalent verzorgende heeft inzicht en basiskennis m.b.t. : - het behoud en de bevordering van gezondheid en welzijn in de verschillende levensfasen (t.b.v. G.V.O.); - basisopties van anatomie en elementaire kennis van de fysiologie (vanuit het behoeftenperspectief bekeken). 2.2 Vaardigheden en attitudes.

Zorgbehoeften : 2.2.1 Basisbehoeften : - zorg voor rust en slaap; - zorg voor eten en drinken; - hulp bij een goede lichaams- en huidverzorging; - zorg voor het kiezen van kleding, bij het aan- en uitkleden; - zorg voor een goede houding; - zorg voor normale hartfrequentie, lichaamstemperatuur en ademhaling; - het vermijden van gevaren in de omgeving; - hulp bij verpleegtechnische handelingen; - zorg voor de uitscheiding. 2.2.2 Hulp bij de terminale zorg. a) De polyvalent verzorgende staat de cliënt bij in de zorgverstrekking met betrekking tot de hulp bij handelingen van het dagelijks leven, het bekomen en behouden van de maximale zelfredzaamheid en het in stand houden van een woon- en leefklimaat.b) De polyvalent verzorgende kan alle verzorgingstechnieken, technische hulpmiddelen en andere activiteiten steeds richten op de totale, unieke mens;hij moet geïndividualiseerd werken en de zelfactiviteit van de verzorger stimuleren, binnen een sfeer van warmte, geborgenheid, veiligheid en preventie. c) De polyvalent verzorgende kan systematisch en procesmatig handelen/werken in instellingen en in de thuiszorg.Hij moet daartoe het probleem-oplossend handelen/werken als polyvalente verzorgende in al zijn fasen verkennen en uitvoeren. d) De polyvalent verzorgende kan de zorgverlening aanpassen aan de specifieke behoeften van de zorgvrager.Hij kan op een doelgerichte methodische manier het psycho-sociaal welzijn van de hulpvrager bevorderen en technisch handelen. Vanuit het onderkennen van de zorgbehoefte(n) van de verzorger, speelt de polyvalent verzorgende hierop in vanuit het zelfredzaamheidsprincipe. e) De polyvalent verzorgende kan samenwerken met de hulpvrager, de familie, de medeleerlingen, de stagebegeleider, de teamleden en de andere beroepsbeoefenaars, binnen en/of buiten de eigen werkorganisatie.f) In noodgevallen vertoont de polyvalent verzorgende een adequaat gedrag, door de bevoegde personen te verwittigen, te informeren en indien noodzakelijk, een verantwoorde eerste hulp toe te dienen.g) Tijdens de zorgverlening kan hij de hygiënische maatregelen en voorschriften strikt naleven. h) De polyvalent verzorgende zal vaardigheden verwerven, integreren en evalueren i.v.m. : - observeren, rapporteren en evalueren; - het flexibel aanpassen aan voortdurend wijzigende zorgsituaties; - hulp bieden bij A.D.L. vanuit een functionele betrokkenheid van de zorgvrager; - ordevol en verzorgd werken met het oog op economische arbeidsorganisatie, veiligheid en preventie; - het zorgvuldig omgaan met de privacy van de zorgvrager (beroepsgeheim). i) Hij kan op een bewuste en verantwoorde wijze omgaan met en voorrang verlenen aan veiligheid, gezondheid en welzijn ten aanzien van anderen en zichzelf.j) De polyvalent verzorgende handelt vanuit de doelstelling en de visie van de eigen organisatie met respect voor de identiteit, de wensen en de gewoonten van de zorgvrager. 3. Zorg voor woon- en leefsituatie 3.1 Kennis en inzicht 3.1.1 De polyvalent verzorgende heeft inzicht in de betekenis van wonen en leven voor elke persoon. 3.1.2 De polyvalent verzorgende heeft inzicht in de pedagogische aspecten bij kinderen, die nodig zijn om het woon- en leefklimaat creatief te ondersteunen. 3.1.3 De polyvalent verzorgende heeft inzicht in het ondersteunen en bevorderen van de zelfredzaamheid voor het huishoudelijk dagelijks leven. 3.1.4 De polyvalent verzorgende weet dat het scheppen van een thuis in de residentiële zorg belangrijk is. 3.1.5 De polyvalent verzorgende beheerst elementaire begrippen m.b.t. : - voeding; - zorg voor textiel; - huishoudvoering; - onderhoud. 3.1.6 De polyvalent verzorgende kan de algemene begrippen i.v.m. hygiëne, veiligheid (A.R.A.B./CODEX) omschrijven. 3.1.7 De polyvalent verzorgende kan de essentiële, meest voorkomende hulpmiddelen en methodes m.b.t. de zorg voor voedsel, de zorg voor textiel en de zorg voor de woning opnoemen en beschrijven. 3.2 Vaardigheden en attitudes. 3.2.1 De polyvalent verzorgende kan een huiselijke sfeer, een thuis creëren die het individueel menselijk welbevinden en het gedrag positief beïnvloedt. De polyvalent verzorgende is zich ervan bewust dat de woning/de verblijfplaats een belangrijke rol speelt op het gebied van veiligheid en geborgenheid en voorkomt spontaan dat het een plaats van verveling, onveiligheid en groeiende vereenzaming wordt.

Hij voorkomt vereenzaming door contactmogelijkheden te bieden, oriëntatiemogelijkheden te bevorderen.

Hij heeft waardering voor de mondigheid van de zorgvrager over de eigen leefomgeving en de indeling van de dag. Hij beseft dat men als polyvalent verzorgende in de wereld van iemand anders binnentreedt. 3.2.2 De polyvalent verzorgende kan huishoudelijke taken organiseren en uitvoeren m.b.t. ondersteuning, vervanging en bevordering van de zelfzorg bij de zorgvrager. 3.2.3 De polyvalent verzorgende kan vaardigheden, technieken en methoden zelfstandig uitvoeren, m.b.t. voeding, zorg voor textiel, onderhoud en huishoudvoering.

Hij werkt hygiënisch, rationeel, ergonomisch, veilig, met milieuvriendelijke producten. 3.2.4 De polyvalent verzorgende weet slaapruimte, leef- en woonruimte, sanitaire ruimte zowel binnen- als buitenshuis veilig in te richten en hygiënish te onderhouden. Hij stemt de infrastructuur volledig af op de zelfstandigheid van de zorgvrager. Er komt extra aandacht voor zelfredzaamheid en maximale onafhankelijkheid. 3.2.5 De polyvalent verzorgende heeft geleerd hoe te budgetteren. De polyvalent verzorgende kan verschillende betalingswijzen toepassen. 4. Participatie in de arbeidswereld 4.1 De polyvalent verzorgende heeft inzicht in arbeidsrecht en sociale-zekerheidsrecht 4.1.1 Dit heeft betrekking op : a) het arbeidsreglement (uurregeling, e.d.); b) de arbeidsovereenkomst (de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde duur, vervanging voor bepaalde duur, proefcontracten, proefperioden); c) het loon : begrip loon (bruto-loon, R.S.Z., belastbaar loon, bedrijfsvoorheffing, nettoloon); d) de collectieve arbeidsovereenkomsten, evenals de basiselementen van die C.A.O.'s (barema's, premies, jaarlijkse vakantie, enz..). 4.1.2 De polyvalent verzorgende kent bestaande organisaties die de beroepsbelangen verdedigen. 4.1.3 De polyvalent verzorgende kent de eigen rechten en plichten en durft ervoor opkomen. 4.2 De polyvalent verzorgende heeft inzicht in de structuur en de organisatie van de welzijnszorg. 4.2.1 De polyvalent verzorgende kent de inhoud van de begrippen : a) mantelzorg;b) patiënt-cliëntgerichte dienstverlening en situering van de "polyvalent verzorgende" : professionele en institutionele zorg. - extramurale en intramurale voorzieningen, diensten en aard van de geboden hulp; - specifieke woonvormen voor bejaarden; - bewaken van de gezondheidstoestand (van de zorgvrager); c) sociale voordelen voor bejaarden. 4.2.2 Hij kent of kan doorverwijzen naar aparte instanties met betrekking tot sociale voorzieningen : pensioen, gewaarborgd inkomen. 4.2.3 De polyvalent verzorgende kan informatiebronnen (o.a. sociale kaart, welzijnsgids,...) raadplegen en interpreteren. 4.3 De polyvalente verzorgende heeft inzicht in basisprincipes van recht, deontologie en beroepsethiek.

Definitie van het beroep.

Elementaire begrippen van : a) rechten en plichten van cliënt en bewoner;b) bevoegdheden en aansprakelijkheid;c) houding van de polyvalent verzorgende in verschillende beroepssituaties;d) beroepsgeheim;e) actuele belangstellingspunten. 4.3.1 De polyvalente verzorgende kent : - de eigenheid van de onderscheiden beroepen in de (para)-medische sector; - de onderlinge relatie en complementariteit tussen de beroepen; - hun eigen verantwoordelijk binnen de verschillende zorgstructuren en opdrachten. 4.3.2 De polyvalent verzorgende staat open voor permanente persoonlijke groei en werken samen vanuit de bereidheid een bijdrage te leveren aan een goede teamgeest. 4.3.3 De polyvalent verzorgende kan bestaande codes o.a. « Universele Verklaring van de Rechten van de Mens » (V.N.) en « Rechten van het Kind » (UNICEF) herleiden naar praktische bruikbaarheid, m.a.w. hij kan de juiste gedragslijn omschrijven. 4.3.4 De polyvalent verzorgende heeft een zeker inzicht in maatschappelijke tendensen, in de maatschappelijke waarde van een aantal gebeurtenissen, in de niet-vrijblijvendheid van een aantal zaken (en de repercussies voor de welzijnssector), voor het eigen beroep.

Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse Regering van 10 oktober 2008 tot regeling van de opleiding tot polyvalent verzorgende en de bijkomende opleidingsmodule tot zorgkundige.

De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Werk, Onderwijs en Vorming, F. VANDENBROUCKE De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, S. VANACKERE

Bijlage III : Bijkomende richtlijnen met betrekking tot de bijkomende opleidingsmodule tot zorgkundige 1. Schema opleiding Theorie : 70 uren (= lesuren), als volgt verdeeld over de vakken : 20 uren complexe zorg; 40 uren verdieping van het vak verzorging en omgangskunde in functie van zorgkundigen; 10 uren verdieping van het vak participatie aan de arbeidswereld in functie van zorgkundigen.

Stage : 50 uren (= lesuren). 2. De organisatie van de opleiding De 120 lesuren (70 uur theorie en 50 uren stage) vormen een aanvullend pakket bovenop de opleiding tot polyvalent verzorgende, vermeld in artikel 2.De lesuren, exclusief de pauzes tussen de lessen, bedragen 60 minuten. 3. De afwezigheid van de kandidaten tijdens de opleiding 3.1 Iedere afwezigheid moet door het opleidingscentrum worden gemotiveerd 3.2 Indien de kandidaat afwezig is tijdens het theoretische gedeelte van de opleiding, bepaalt het opleidingscentrum : - hoe de afwezigheid door de kandidaat gemotiveerd moet worden. De schriftelijke neerslag hiervan blijft bewaard in het dossier; - of de afwezigheid al dan niet verantwoord is en of de kandidaat al dan niet de opleiding mag blijven volgen. 3.3 De uren stage die na de eindevaluatie in functie van de te behalen competenties ingehaald mogen worden bedragen maximum 25 uur. 4. Eindevaluatie De cursist wordt op het einde van de opleiding geëvalueerd in functie van de te behalen competenties voor zorgkundige.Indien ze de competenties niet behalen, ontvangen ze geen bekwaamheidsattest.

Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse Regering van 10 oktober 2008 tot regeling van de opleiding tot polyvalent verzorgende en de bijkomende opleidingsmodule tot zorgkundige.

De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Werk, Onderwijs en Vorming, F. VANDENBROUCKE De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, S. VANACKERE

Bijlage IV : Opleidingsprofiel van de zorgkundige 1. Theoretische vakken 1.1 Complexe zorg Het vak complexe zorg omvat het aanleren van de volgende vaardigheden : - Kennis hebben van de eigen bevoegdheid en de grenzen van het beroep; - Een complexe zorgsituatie kunnen herkennen; - Ethisch kunnen reflecteren en handelen in complexe zorgsituaties; - Communicatief vaardig zijn; - Basiskennis hebben van de mogelijke specifieke zorgproblemen in complexe zorgsituaties; - Basiskennis hebben van de eventuele interventies ter voorkoming van specifieke zorgproblemen en de eigen bevoegdheid hierbij; - In moeilijke situaties de zorgvrager en zijn familie kunnen bijstaan, informeren en adviseren conform het zorgplan; - Knelpunten en problemen op het gebied van de zorgverlening kunnen herkennen en signaleren; - In diverse complexe zorgsituaties de specifieke zorgproblemen kunnen herkennen en situeren binnen de bevoegdheid van het beroep; - Kunnen participeren in verbeterprojecten, o.a. zorgplannen mee opstellen, evalueren en aanpassen; - Interventies ter voorkoming van specifieke zorgproblemen kennen en conform het zorgplan kunnen uitvoeren; - Een zorgvrager kunnen observeren en de ernst van de situatie kunnen inschatten; - In complexe zorgsituaties essentiële gegevens kunnen rapporteren, zowel mondeling als schriftelijk; - Zorgvragers indien nodig doorverwijzen naar de juiste personen; - Op een gestructureerde en systematische wijze totaalzorg kunnen bieden in complexe zorgsituaties binnen de grenzen van de eigen bevoegdheden en conform het zorgplan; - In complexe zorgsituaties binnen een gestructureerde equipe in teamoverleg kunnen meewerken aan een zorgplan, d.w.z. systematisch verzorgend kunnen handelen en meewerken aan een klinisch zorgpad, zijnde kunnen helpen bij het opstellen, uitvoeren, evalueren en aanvullen van een zorgplan of klinisch zorgpad. 1.2 Verdieping van de verzorging en omgangskunde in functie van de zorgkundigen Het vak verdieping van de verzorging en omgangskunde in functie van de zorgkundigen omvat het aanleren van volgende vaardigheden : - Het observeren en signaleren bij de patiënt/resident van veranderingen op het fysische, psychisch en sociaal vlak binnen de context van de activiteiten van het dagelijks leven (ADL); - Het informeren en adviseren van de patiënt/resident en zijn familie conform het zorgplan, voor wat betreft de toegestane technische verstrekkingen; - Het bijstaan van de patiënt/resident en zijn omgeving in moeilijke momenten; - Mondzorg; - Het verwijderen en heraanbrengen van kousen ter preventie en/of behandeling van veneuze aandoeningen, met uitsluiting van compressietherapie met elastische verbanden; - Het observeren van het functioneren van de blaassonde en het signaleren van problemen; - Hygiënische verzorging van een geheelde stoma, zonder dat wondzorg noodzakelijk is; - De patiënt/resident helpen bij inname van geneesmiddelen via orale weg, nadat het geneesmiddel door middel van een distributiesysteem, door een verpleegkundige of een apotheker werd klaargezet en gepersonaliseerd; - De orale vochtinname van de patiënt/resident bewaken en het signaleren van problemen; - De vocht- en voedseltoediening bij een patiënt/resident langs orale weg helpen verrichten, uitgezonderd bij slikstoornissen en bij sondevoeding; - De patiënt/resident in een functionele houding brengen met technische hulpmiddelen en het toezicht hierop, conform het zorgplan; - Hygiënische verzorging van patiënten/residenten met een dysfunctie van de ADL, conform het zorgplan; - Vervoer van patiënten/residenten, conform het zorgplan; - Toepassing van de maatregelen ter voorkoming van lichamelijke letsels, conform het zorgplan; - Toepassing van de maatregelen ter voorkoming van infecties, conform het zorgplan; - Toepassing van de maatregelen ter voorkoming van decubitusletsels, conform het zorgplan; - Het meten van de polsslag en de lichaamstemperatuur en het meedelen van de resultaten; - De patiënt/resident helpen bij niet-steriele afname van excreties en secreties. 1.3 Verdieping van de participatie aan de arbeidswereld in functie van de zorgkundigen Het vak verdieping van de participatie aan de arbeidswereld in functie van de zorgkundigen omvat het aanleren van volgende vaardigheden : - werken in een gestructureerde equipe onder toezicht van een verpleegkundige. 2. Stage Gedurende de stage verwerft en integreert de kandidaat de vaardigheden die aan bod zijn gekomen tijdens de theoretische vakken via de volgende processen : - het individueel inoefenen en integreren van de aangeleerde vaardigheden onder begeleiding van een stagementor en stagebegeleider; - de stagementor en stagebegeleider volgen de individuele leerweg van de kandidaat op; - een stageopdracht waarin de kandidaat wordt gestimuleerd om te reflecteren over zijn vaardigheden.

De stage wordt gehouden in een voorziening voor residentiële ouderenzorg, waarbij de kandidaat werkt binnen een gestructureerde zorgequipe onder toezicht van een verpleegkundige. De stagementor staat in voor de dagelijkse opvolging van de kandidaat. De stagebegeleider staat vanuit het opleidingscentrum in voor de praktische organisatie, opvolging en ondersteuning van de kandidaat.

Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse Regering van 10 oktober 2008 tot regeling van de opleiding tot polyvalent verzorgende en de bijkomende opleidingsmodule tot zorgkundige.

De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Werk, Onderwijs en Vorming, F. VANDENBROUCKE De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, S. VANACKERE

^