Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 12 januari 1999
gepubliceerd op 23 februari 1999

Besluit van de Vlaamse regering betreffende het kiesreglement voor de verkiezing van de leden van de raad van bestuur van de Hogere Zeevaartschool en hun opvolgers en tot bepaling van de inwerkingtreding van artikel 60, § 1 van het decreet van 9 juni 1998 betreffende de Hogere Zeevaartschool

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
1999035200
pub.
23/02/1999
prom.
12/01/1999
ELI
eli/besluit/1999/01/12/1999035200/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

12 JANUARI 1999. - Besluit van de Vlaamse regering betreffende het kiesreglement voor de verkiezing van de leden van de raad van bestuur van de Hogere Zeevaartschool en hun opvolgers en tot bepaling van de inwerkingtreding van artikel 60, § 1 van het decreet van 9 juni 1998 betreffende de Hogere Zeevaartschool


De Vlaamse regering, Gelet op het decreet van 9 juni 1998 betreffende de Hogere Zeevaartschool, inzonderheid op de artikelen 39, § 3 en 61;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 8 oktober 1998;

Gelet op het protocol nr. 78 van 17 november 1998 houdende de conclusies van de onderhandelingen gevoerd in de vergadering van Sectorcomité X;

Gelet op de hoogdringendheid, die wordt gemotiveerd door het feit overeenkomstig artikel 39 van het decreet van 9 juni 1998 betreffende de Hogere Zeevaartschool dat de eerste Raad van Bestuur moet verkozen zijn op 1 januari 1999. Het essentieel is voor de goede werking van de zeevaartschool en voor de concrete uitvoering van het decreet betreffende de Hogere Zeevaartschool dat dit besluit effectief kan in werking treden op 1 januari 1999;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 15 december 1998, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Onderwijs en Ambtenarenzaken;

Na beraadslaging, Besluit : TITEL I. - Kiesreglement HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.De verkiezingen worden georganiseerd op een datum tussen 1 april en 31 mei te bepalen door het kiesbureau. In afwijking hiervan wordt de eerste raad van bestuur ten laatste op 1 januari 1999 verkozen. HOOFDSTUK II. - Het kiesbureau

Art. 2.§ 1. De organisatie van de verkiezingen van de leden van de raad van bestuur wordt opgedragen aan een kiesbureau dat samengesteld wordt uiterlijk 1 maand voorafgaand aan de verkiezingen. § 2. Het kiesbureau bestaat uit 6 leden aangeduid door de raad van bestuur. De directeur is één van deze leden en zit het kiesbureau voor. Het kiesbureau duidt binnen of buiten zijn leden een secretaris aan.

Art. 3.Het lid van het kiesbureau dat kandidaat is voor de verkiezingen, wordt vervangen door een nieuw lid. De raad van bestuur kan daartoe delegatie verlenen aan het bestuurscollege.

Art. 4.De kandidaten en hun bloed- of aanverwanten tot en met de vierde graad, kunnen geen lid zijn van het kiesbureau.

Art. 5.§ 1. Het kiesbureau neemt alle noodzakelijke maatregelen om het regelmatig verloop van de verkiezingen te waarborgen. § 2. Het kiesbureau beslist over elk probleem dat zich voordoet naar aanleiding van de toepassing van dit reglement.

Art. 6.De zetel van het kiesbureau bevindt zich in de Hogere Zeevaartschool, Noordkasteel Oost 6, te 2030 Antwerpen. HOOFDSTUK III. - De kiesgerechtigden

Art. 7.§ 1. Voor de verkiezingen van de vier vertegenwoordigers van het bestuurs- en onderwijzend personeel en hun opvolgers zijn kiesgerechtigd zij die behoren tot de leden van het personeel van deze categorie in de Hogere Zeevaartschool. § 2. Voor de verkiezingen van een vertegenwoordiger van het administratief en technisch personeel en een opvolger zijn kiesgerechtigd zij die behoren tot de leden van het personeel van deze categorie in de Hogere Zeevaartschool. § 3. Voor de verkiezingen van de twee vertegenwoordigers van de studenten en hun opvolgers zijn kiesgerechtigd, de studenten die regelmatig aan de Hogere Zeevaartschool zijn ingeschreven. HOOFDSTUK IV. - De kiezerslijsten

Art. 8.Het kiesbureau stelt uiterlijk vijf werkdagen na zijn installatie de kiezerslijsten op.

Art. 9.De kiezerslijsten van elke categorie vertegenwoordigers, vermeld in artikel 7, bevatten de naam en het adres van elke kiesgerechtigde.

Art. 10.De kiezerslijst wordt uiterlijk de dag na het opstellen openbaar bekendgemaakt. Hiertoe wordt zij ter inzage gelegd op de zetel van het kiesbureau en wordt ad valvas bekendgemaakt.

Art. 11.Gemotiveerd bezwaar tegen deze kiezerslijst kan, binnen de drie werkdagen na bekendmaking, ingediend worden op de zetel van het kiesbureau dat onverwijld uitspraak doet. Daarna wordt de kiezerslijst afgesloten. HOOFDSTUK V. - De kandidaten voor de vertegenwoordiging van de studenten

Art. 12.§ 1. Voor de verkiezing van de twee vertegenwoordigers van de studenten en hun opvolgers worden alle studenten die minstens één jaar aan de Hogere Zeevaartschool regelmatig zijn ingeschreven verzameld in één kiescollege. § 2. De opvolgers kunnen zich niet afzonderlijk kandidaat stellen. In de kandidaatstelling van de kandidaat-vertegenwoordiger wordt tevens de kandidaat-opvolger aangeduid. De kandidaat-opvolger die in de kandidaatstelling wordt voorgedragen voor een verkozen vertegenwoordiger, is van rechtswege de opvolger van deze vertegenwoordiger. Men kan zich niet gelijktijdig kandidaat stellen als kandidaat-vertegenwoordiger en kandidaat-opvolger. HOOFDSTUK VI. - Oproep tot kandidaatstelling

Art. 13.Uiterlijk vijf dagen na zijn installatie worden door het kiesbureau de oproepen tot kandidaatstelling voor de verkiezingen van de verschillende vertegenwoordigers ad valvas bekendgemaakt. Het kiesbureau kan op een nader te bepalen wijze tot een andere, bijkomende bekendmaking beslissen.

Art. 14.§ 1. Er wordt één oproep tot kandidaatstelling opgemaakt. § 2. De oproep vermeldt : 1° het doel en de werking van de raad van bestuur;2° de uiterste datum van indiening van de kandidatuur;3° de verkiesbaarheidsvoorwaarden;4° dat de kandidaturen, op straffe van onontvankelijkheid aangetekend tegen ontvangstbewijs moeten worden verstuurd aan de voorzitter, op het adres van de zetel van het kiesbureau.De postdatum geldt als bewijs; 5° de datum van verkiezingen. HOOFDSTUK VII. - De kandidatenlijsten

Art. 15.Het kiesbureau onderzoekt of de kandidaturen in de voorgeschreven vorm en binnen de voorgeschreven termijn werden ingediend.

Art. 16.§ 1. Indien een kandidatuur niet aan de in de oproep gestelde voorwaarden voldoet, stelt het kiesbureau de kandidaat-vertegenwoordiger hiervan onverwijld per aangetekend schrijven op de hoogte, met vermelding van de reden. § 2. De kandidaat-vertegenwoordiger kan hiertegen, binnen drie kalenderdagen na ontvangst van de kennisgeving, gemotiveerd bezwaar indienen bij en op het adres van de zetel van het kiesbureau. Het kiesbureau beslist onverwijld over het bezwaar. Daarna wordt de kandidatenlijst definitief afgesloten.

Art. 17.§ 1. Indien er voor de vertegenwoordiging van de verschillende kiezersgroepen slechts evenveel kandidaten zijn als te begeven mandaten, worden deze kandidaten en hun opvolgers zonder meer door het kiesbureau verkozen verklaard. § 2. Zo in voornoemd geval voor de verschillende kiezersgroepen geen voldoende aantal kandidaten en hun opvolgers voorhanden zijn, wordt een tweede oproep gedaan op een door het kiesbureau nader te bepalen wijze. De voorhanden kandidaten en hun opvolgers worden door het kiesbureau verkozen verklaard. De nieuwe oproep heeft enkel betrekking op de niet ingevulde mandaten.

Art. 18.Indien er meer kandidaten zijn dan elk der te begeven mandaten voor de vertegenwoordiging maakt de voorzitter van het kiesbureau een alfabetische lijst op van alle aanvaarde kandidaten en hun opvolgers, met vermelding van de naam, de voornaam en, naar gelang het geval, de functie van het personeelslid of het studiejaar en de opleiding van de student.

Art. 19.De voorzitter van het kiesbureau stuurt de definitieve kandidatenlijsten onmiddellijk naar alle kandidaten en hun opvolgers en maakt ze onmiddellijk ad valvas bekend.

Art. 20.Bij de verkiezing ligt het document van kandidaatstelling, desgevallend door de kandidaat aangevuld met een beknopt curriculum vitae, voor de aanvang van de stemverrichtingen, ter inzage van alle kiesgerechtigden bij de voorzitter van het stembureau. HOOFDSTUK VIII. - Oproep tot de kiesgerechtigden

Art. 21.Uiterlijk vijf dagen voor de verkiezingen maakt het kiesbureau de oproep tot alle kiesgerechtigden bekend. De oproeping van de kiezers gebeurt via oproepingsbrieven en wordt gelijktijdig ad valvas bekendgemaakt.

Art. 22.§ 1. De kiesgerechtigde ontvangt een oproepingsbrief. § 2. De oproeping vermeldt : 1° dag, plaats(en), begin- en einduur van de stemming;2° de kiezersgroep waarvoor men kiesgerechtigd is;3° de mandaten die te begeven zijn.

Art. 23.§ 1. De kiesgerechtigden die geen oproepingsbrieven ontvingen, wenden zich onmiddellijk tot de voorzitter van het kiesbureau. § 2. Bij ontvangst van de oproepingsbrieven tekent de kiesgerechtigde voor ontvangst. HOOFDSTUK IX. - De stemverrichtingen

Art. 24.§ 1. Er is geen stemplicht. § 2. Stemmen bij volmacht of per post is uitgesloten.

Art. 25.Het kiesbureau is verantwoordelijk voor het goede verloop van de stemverrichtingen en het neemt de maatregelen die nodig zijn om de geheime stemming te verzekeren.

Art. 26.Het kiesbureau duidt een (of meer) stembureau(s) aan, elk bestaande uit een voorzitter, twee bijzitters en een secretaris. De leden van het stembureau mogen zelf geen kandidaat zijn voor de verkiezingen.

Art. 27.§ 1. Om toegelaten te worden tot de stemming moeten de kiezers in het bezit zijn van hun oproepingsbrief en hun identiteitskaart. § 2. Op de kiezerslijst worden de namen van de kiezers die zich aanmelden, aangestipt door een lid van het stembureau.

Art. 28.§ 1. Een kiezer brengt geldig zijn stem uit door het stemvakje van één kandidaat aan te kruisen. § 2. In geval van vergissing kan de kiesgerechtigde bij de voorzitter van het stembureau een nieuwe stembrief vragen.

De ingeleverde stembrief wordt vooraf door de kiesgerechtigde ongeldig gemaakt door alle kandidaten aan te kruisen. Hij overhandigt deze ongeldige stembrief vervolgens aan de voorzitter van het stembureau.

Stembrieven die om één of andere reden te onderscheiden zijn van de andere stembrieven worden door het stembureau op dezelfde manier ongeldig gemaakt.

Art. 29.Na zijn stem uitgebracht te hebben, plooit de kiezer de stembiljetten en deponeert ze in de daartoe bestemde stembus.

Art. 30.§ 1. Onmiddellijk na het afsluiten van de stemming wordt overgegaan tot de telling van het aantal stembiljetten. De resultaten worden vermeld op het proces-verbaal. § 2. De leden van het stembureau en de getuigen ondertekenen het proces-verbaal en de aangestipte kiezerslijsten, waarvan ze elk blad paraferen. De getuigen noteren elke vastgestelde onregelmatigheid.

Art. 31.§ 1. De stembiljetten, de kiezerslijsten en de niet-gebruikte stembiljetten worden in afzonderlijke omslagen gestoken en verzegeld.

De aantallen worden erop vermeld. § 2. De voorzitter en de secretaris van het stembureau overhandigen de omslagen aan de voorzitter van het kiesbureau. Deze houdt de omslagen in bewaring tot de stemmingen in het (alle) stembureau(s) beëindigd is (zijn).

Art. 32.§ 1. Voor het bijwonen van de stemverrichtingen en -opnemingen mogen de kandidaten-vertegenwoordigers vijf kalenderdagen voor de verkiezingen een kandidaat-getuige aanduiden voor elk van de bureaus. Dit gebeurt door middel van een aangetekend schrijven aan de voorzitter van het kiesbureau, op het adres van de zetel van het kiesbureau. § 2. De kandidaat-getuigen moeten tot dezelfde kiezersgroep behoren als de kandidaten en mogen zelf geen kandidaat zijn. § 3. Het aantal getuigen is in elk van de bureaus beperkt tot zes.

Indien er meer dan zes kandidaat-getuigen aangeduid worden door de kandidaat-vertegenwoordigers, bepaalt het kiesbureau bij lottrekking welke zes kandidaat-getuigen effectief als getuigen zullen optreden. HOOFDSTUK X. - De stemopneming

Art. 33.De telling van de stemmen gebeurt door het kiesbureau. Zodra de voorzitter van het kiesbureau in het bezit is van alle uitgebrachte stemmen en nadat de stembiljetten van alle stembureaus zijn gemengd, gaat het kiesbureau over tot de telling.

Art. 34.De biljetten worden opengevouwen en ingedeeld in geldige, ongeldige en twijfelachtige stembiljetten. Het kiesbureau beslist over de geldigheid of ongeldigheid in geval van twijfel. Daarna gaat het kiesbureau over tot de telling van alle geldige en ongeldige biljetten.

Art. 35.§ 1. Ongeldig zijn : 1. De stembiljetten waarop meer dan één stem is uitgebracht 2.De stembiljetten die de kiezer herkenbaar kunnen maken door aantekeningen, tekens of doorhalingen. § 2. Een stembiljet waarop het stemteken onvolkomen is, wordt niet noodzakelijk als ongeldig beschouwd. Als regel geldt dat de wil van de kiezer tot uiting moet komen.

Art. 36.De rangschikking wordt opgemaakt.

Art. 37.Voor de verschillende kiezersgroepen zijn de kandidaten met het hoogst aantal stemmen verkozen. Bij gelijkheid van stemmen is de jongste kandidaat verkozen.

Art. 38.§ 1. De uitslag van de verkiezingen, de namen van de kandidaten die verkozen zijn en deze van hun opvolgers, worden vermeld in een proces-verbaal. § 2. De leden van het kiesbureau en de getuigen ondertekenen het proces-verbaal van verkiezing, waarvan het origineel alsmede alle op de verkiezing betrekking hebbende documenten opgenomen worden in het archief van de instelling. De getuigen noteren elke vastgestelde onregelmatigheid. § 3. Ten laatste op de werkdag volgend op de dag van de ondertekening van het proces-verbaal, wordt de uitslag van de verkiezingen op de zetel van de Hogere Zeevaartschool ad valvas bekendgemaakt, en een afschrift ervan wordt onmiddellijk aan elke kandidaat tegen ontvangstbewijs overhandigd. § 4. De verkozen kandidaat ondertekent bij de ontvangstmelding van de uitslag van de verkiezingen een verklaring waarmee hij te kennen geeft het mandaat waarvoor hij verkozen is op te nemen.

Als betrokkene niet langer de hoedanigheid bezit op basis waarvan het mandaat is verleend, voltooit de opvolger het mandaat. HOOFDSTUK XI. - Bezwaar

Art. 39.§ 1. Op straffe van nietigheid kan gemotiveerd bezwaar met betrekking tot de verkiezingsuitslag, binnen vijf kalenderdagen na bekendmaking ad valvas van de uitslag schriftelijk, tegen ontvangstbewijs, worden ingediend bij de beroepskamer op het volgend adres : Noordkasteel Oost 6, te 2030 Antwerpen. § 2. Bij ontstentenis van bezwaar wordt de uitslag, zoals bekendgemaakt, definitief.

Art. 40.De beroepskamer bestaat uit vier leden : één magistraat of emeritus-magistraat en drie onafhankelijke juristen, aan te duiden door het bestuurscollege van de Hogere Zeevaartschool. Deze wordt samengesteld ten laatste acht kalenderdagen voor de verkiezingen.

Art. 41.§ 1. De beroepskamer onderzoekt het bezwaar en doet, binnen vijftien kalenderdagen na de bekendmaking ad valvas van de uitslag, uitspraak. § 2. Bij ontstentenis van uitspraak is het bezwaar aanvaard en wordt het geacht gegrond te zijn. § 3. Indien een klacht gegrond wordt bevonden door de beroepskamer, wordt de betreffende verkiezing vernietigd en wordt er overgegaan tot een nieuwe verkiezing. § 4. De nieuwe verkiezing vindt plaats uiterlijk vijftien kalenderdagen na de uitspraak of het verstrijken van de termijn voor uitspraak bij ontstentenis van uitspraak. Deze verkiezing wordt georganiseerd door het kiesbureau. Daartoe doet het een nieuwe oproep tot de kiesgerechtigden met vermelding van de dag, plaats(en), begin- en einduur van de stemverrichtingen. De nieuwe oproep gebeurt via oproepingsbrieven aan alle kiesgerechtigden en wordt gelijktijdig ad valvas bekendgemaakt. HOOFDSTUK XII. - Tussentijdse verkiezingen

Art. 42.Indien een opvolger het mandaat van de voorganger niet kan voltooien, worden tussentijdse verkiezingen georganiseerd. De te verkiezen vertegenwoordigers en opvolgers voltooien het mandaat van de initieel verkozen vertegenwoordiger.

Bij deze verkiezing wordt dezelfde procedure gevolgd zoals omschreven in onderhavig reglement, met uitzondering van de referentiedatum uit artikel 1. Het bestuurscollege zal de datum bepalen.

TITEL II. - Opheffingsbepalingen

Art. 43.Onverminderd de krachtens artikel 94 van de Grondwet door de wet georganiseerde rechtsbescherming worden, voor zover zij betrekking hebben op de Hogere Zeevaartschool, opgeheven met ingang van 1 januari 1993 : 1° de overeenkomst van 28 mei 1973 betreffende de verkeersvoordelen;2° het reglement van 2 december 1974 betreffende de verkeersvoordelen.

Art. 44.Worden, voor zover ze betrekking hebben op de Hogere Zeevaartschool, opgeheven met ingang van 1 september 1995 : 1° het koninklijk besluit van 7 februari 1958 tot inrichting van het zeevaartonderwijs van de staat;2° het koninklijk besluit van 30 mei 1958 houdende rangschikking van de in de inrichtingen voor zeevaartonderwijs gegeven soorten van onderwijs en van zekere getuigschriften, diploma's en brevetten voor de zeevaart;3° het ministerieel besluit van 3 juli 1958 houdende vaststelling van de periodes van de examens en praktische proeven;4° de artikelen 13, 19 en 55 van de gecoördineerde wetten van 20 september 1960 op het zeevaartonderwijs;5° het ministerieel besluit van 30 december 1960 tot vaststelling van de criteria inzake geneeskundig onderzoek van de kandidaat-leerling voor de Rijksinrichtingen voor Zeevaartonderwijs;6° het koninklijk besluit van 17 augustus 1965 houdende vakantie- en verlofregeling in het zeevaartonderwijs;7° het ministerieel besluit van 4 maart 1977 tot regeling van de toekenning van studiebeurzen aan leerlingen van de Hogere Zeevaartschool en van de Zeevaartschool;8° het ministerieel besluit van 22 maart 1977 tot regeling van de toekenning van studiebeurzen van de Hogere Radionavigatieschool;9° de artikelen 1, 2, 8 en 9 van de wet van 15 juli 1985 tot organisatie van het maritiem hoger onderwijs en de studiën in de nautische wetenschappen.10° het koninklijk besluit van 18 mei 1987 betreffende de organisatie en de samenstelling van de Hoge Raad voor het Maritiem Hoger Onderwijs en tot regeling van zijn werking;11° het besluit van de Vlaamse regering van 17 januari 1990 betreffende de organisatie en de samenstelling van de Hoge Raad voor het Maritiem Hoger Onderwijs en tot regeling van zijn werking.

Art. 45.Worden, voor zover ze betrekking hebben op de Hogere Zeevaartschool, opgeheven met ingang van 1 januari 1996 : 1° de artikelen 10 en 11 van de wet van 15 juli 1985 tot organisatie van het maritiem hoger onderwijs en de studiën in de nautische wetenschappen;2° artikel 130 van het decreet van 31 juli 1990 betreffende het onderwijs II.

Art. 46.Worden, voor zover ze betrekking hebben op de Hogere Zeevaartschool, opgeheven met ingang van 1 oktober 1998 : 1° artikel 3 van de wet van 15 juli 1985 tot organisatie van het maritiem hoger onderwijs en de studiën in de nautische wetenschappen;2° artikel 127 van het decreet van 31 juli 1990 betreffende het onderwijs II.

Art. 47.Worden, voor zover ze betrekking hebben op de Hogere Zeevaartschool, opgeheven met ingang van 1 januari 1999 : 1° het koninklijk besluit van 30 juni 1972 tot vaststelling van de regelen van toekenning van de vergoeding voor het dragen van de uniform en van de kosteloze uitreiking van de uniformstukken aan sommige personeelsleden van het Bestuur van het Zeewezen en van de Binnenvaart;2° het koninklijk besluit van 1 augustus 1977 tot vaststelling van het organiek reglement van de rijksinrichtingen voor hoger onderwijs van het lange type en met volledig leerplan;3° het ministerieel besluit van 26 september 1978 tot vaststelling van de regelen van toekenning van de vergoeding voor het dragen van de uniform aan sommige personeelsleden van het Bestuur van het Zeewezen en van de Binnenvaart;4° het besluit van de Vlaamse regering van 4 december 1991 betreffende de samenstelling, de bevoegdheid en de werking van het bestuurscollege van de Hogere Zeevaartschool Antwerpen/Oostende;5° artikel 84 van het decreet van 21 december 1994 betreffende het onderwijs VI.

Art. 48.Titel I treedt in werking op 1 december 1998.

Art. 49.De Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 12 januari 1999.

De minister-president van de Vlaamse regering, L. VAN DEN BRANDE De Vlaamse minister van Onderwijs en Ambtenarenzaken, E. BALDEWIJNS

^