Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 12 januari 2007
gepubliceerd op 23 februari 2007

Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 4 februari 2005 inzake de verhandelbare emissierechten voor broeikasgassen en tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning en van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende de algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, wat betreft de inzet van de flexibiliteitsmechanismen van het Protocol van Kyoto door het Vlaamse Gewest

bron
vlaamse overheid
numac
2007035231
pub.
23/02/2007
prom.
12/01/2007
ELI
eli/besluit/2007/01/12/2007035231/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

12 JANUARI 2007. - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 4 februari 2005 inzake de verhandelbare emissierechten voor broeikasgassen en tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning en van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende de algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne, wat betreft de inzet van de flexibiliteitsmechanismen van het Protocol van Kyoto door het Vlaamse Gewest


De Vlaamse Regering, Gelet op het samenwerkingsakkoord van 14 november 2002 tussen de Federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende het opstellen, het uitvoeren en het opvolgen van een Nationaal Klimaatplan, alsook het rapporteren in het kader van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering en het Protocol van Kyoto;

Gelet op het decreet van 22 februari 2002 houdende instemming met het protocol van Kyoto bij het raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering, en met de bijlagen A en B, opgemaakt te Kyoto op 11 december 1997;

Gelet op het decreet van 2 april 2004 tot vermindering van de uitstoot van broeikasgassen in het Vlaamse Gewest door het bevorderen van het rationeel energiegebruik, het gebruik van hernieuwbare energiebronnen en de toepassing van flexibiliteitsmechanismen uit het Protocol van Kyoto, inzonderheid op artikel 5 tot en met 15, 20 § 4 en 21;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 4 februari 2005 inzake de verhandelbare emissierechten voor broeikasgassen en tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning en van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende de algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne;

Overwegende dat de Richtlijn 2004/101/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 oktober 2004 houdende wijziging van Richtlijn 2003/87/EG een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap, met betrekking tot de projectgebonden mechanismen van het Protocol van Kyoto vaststelt;

Overwegende dat de Vlaamse Regering in vergadering van 1 oktober 2004 heeft beslist tot de aankoop van de nodige emissiekredieten, aanvullend op interne reductiemaatregelen, tegen eind 2012;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de Begroting, gegeven op 19 juli 2006;

Gelet op het advies van de Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen, gegeven op 7 september 2006;

Gelet op het advies van de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen, gegeven op 12 oktober 2006;

Gelet op het advies 41.692/3 van de Raad van State, gegeven op 13 december 2006, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Openbare werken, Energie, Leefmilieu en Natuur;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.Aan artikel 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 4 februari 2005 inzake de verhandelbare emissierechten voor broeikasgassen en tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning en van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende de algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne worden een punt 32° tot en met een punt 39° toegevoegd, die luiden als volgt : "32° CDM-projectactiviteit : een projectactiviteit die door een of meerdere partijen uit bijlage I is goedgekeurd in overeenstemming met artikel 12 van het Protocol van Kyoto en de overeenkomstig het UNFCCC of het Protocol van Kyoto genomen besluiten; 33° toegewezen eenheid (AAU) : een overeenkomstig artikel 7, derde lid, van Beschikking 280/2004/EG verleende eenheid;34° verwijderingseenheid (RMU) : een overeenkomstig artikel 3 van het Protocol van Kyoto verleende eenheid;35° Kyoto-eenheid : een toegewezen eenheid (AAU), een verwijderingseenheid (RMU), een emissiereductie-eenheid (ERU) of een gecertificeerde emissiereductie (CER);36° goedkeuring van een projectactiviteit : de goedkeuring van een JI-projectactiviteit, zoals vereist in artikel 6, § 1, a), van het Protocol van Kyoto of de goedkeuring van de vrijwillige deelname aan een CDM-projectactiviteit, zoals vereist in artikel 12, § 5, a), van het Protocol van Kyoto.Indien van toepassing, omvat de verleende goedkeuring mede de machtiging van personen om aan deze projectactiviteit deel te nemen overeenkomstig de bepalingen van artikel 6 of 12 van het Protocol van Kyoto en van de relevante besluiten die genomen zijn ter uitvoering ervan; 37° aanspreekpunt : de Nationale Klimaatcommissie, opgericht bij het samenwerkingsakkoord van 14 november 2002 tussen de Federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende het opstellen, het uitvoeren en het opvolgen van een Nationaal Klimaatplan, alsook het rapporteren, in het kader van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering en het Protocol van Kyoto;38° aangewezen nationale autoriteit : de Nationale Klimaatcommissie, opgericht bij het samenwerkingsakkoord van 14 november 2002 tussen de Federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende het opstellen, het uitvoeren en het opvolgen van een Nationaal Klimaatplan, alsook het rapporteren, in het kader van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering en het Protocol van Kyoto; 39° aanvrager : persoon die een verzoek om goedkeuring van een projectactiviteit indient bij de Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieubeleid."

Art. 2.In hetzelfde besluit worden een hoofdstuk VIIIbis en een hoofdstuk VIIIter, bestaande uit artikel 32bis tot en met 32decies, ingevoegd, die luiden als volgt : "Hoofdstuk VIIIbis. - De goedkeuring van een projectactiviteit

Art. 32bis.De Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieubeleid, beoordeelt een verzoek tot goedkeuring van een projectactiviteit.

Projectactiviteiten waarvan de uitvoering zou plaatsvinden op het grondgebied van het Vlaamse Gewest, worden niet goedgekeurd.

Art. 32ter.De Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieubeleid, stelt nadere regels vast voor het verzoek tot goedkeuring van een projectactiviteit, de bij het verzoek te verstrekken gegevens en in te dienen documenten.

Art. 32quater.§ 1. Er wordt een adviescommissie opgericht, die de Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieubeleid, bijstaat bij de beoordeling van een verzoek tot goedkeuring van een projectactiviteit.

Die adviescommissie bestaat uit telkens één vertegenwoordiger van de Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieubeleid, van de Vlaamse minister, bevoegd voor het economisch beleid, van de Vlaamse minister, bevoegd voor het energiebeleid, van de Vlaamse minister, bevoegd voor het buitenlands beleid en de Europese aangelegenheden, en van de Vlaamse minister, bevoegd voor de financiën en de begrotingen. Het voorzitterschap wordt waargenomen door de vertegenwoordiger van de Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieubeleid. De adviescommissie kan zich laten bijstaan door onafhankelijke technische experts. De leden van de adviescommissie en de experts eerbiedigen het vertrouwelijke karakter van de commerciële en industriële informatie die zij ontvangen. § 2. De adviescommissie beoordeelt eerst de volledigheid van het verzoek tot goedkeuring van een projectactiviteit overeenkomstig de voorwaarden, vermeld in artikel 32sexies, § 1, 1°. Als het verzoek tot goedkeuring onvolledig wordt bevonden, dan wordt de aanvrager daarvan schriftelijk in kennis gesteld binnen veertien kalenderdagen na de ontvangst van het verzoek tot goedkeuring, met vermelding van de inlichtingen en gegevens die ontbreken of nadere toelichting vereisen.

De aanvrager beschikt dan over een aanvullende termijn van veertien kalenderdagen om het verzoek tot goedkeuring te vervolledigen. Als de aanvrager het verzoek niet binnen die termijn vervolledigt, brengt de Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieubeleid, de gemotiveerde negatieve beoordeling schriftelijk ter kennis van de aanvrager overeenkomstig artikel 32quinquies, § 1. § 3. De adviescommissie beoordeelt vervolgens de verenigbaarheid van het verzoek tot goedkeuring van een projectactiviteit met de criteria, vermeld in artikel 32sexies, § 1, 2°, en eventuele aanvullende regels, vastgesteld overeenkomstig artikel 32sexies, § 2. Om de beoordeling naar behoren te kunnen uitvoeren, kan de adviescommissie de aanvrager schriftelijk verzoeken om aanvullende informatie te verschaffen. Het verzoek om aanvullende informatie bevat zowel de aard van de vereiste informatie en de manier waarop die wordt aangeleverd, als de termijn waarbinnen de informatie wordt aangeleverd. Tevens kan de adviescommissie vereisen dat de aangeleverde informatie wordt onderworpen aan een onafhankelijke verificatie. De commissie kan voorwaarden opleggen waaraan de verificatie en de persoon, belast met de verificatie, moeten voldoen. § 4. Binnen een termijn van drie maanden na de ontvangst van het verzoek tot goedkeuring van de projectactiviteit brengt de adviescommissie een gemotiveerd advies uit, gebaseerd op de beoordelingscriteria, vermeld in artikel 32sexies.

Art. 32quinquies.§ 1. Binnen een termijn van vier maanden na de ontvangst van het verzoek tot goedkeuring van een projectactiviteit beslist de Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieubeleid, over het goedkeuren of niet-goedkeuren van de projectactiviteit. § 2. Na de bekrachtiging van de beslissing tot goedkeuring van een projectactiviteit door het aanspreekpunt of door de aangewezen nationale autoriteit brengt de Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieubeleid, zijn beslissing ter kennis van de aanvrager. § 3. Om de termijnen, vermeld in § 1 en in artikel 32quater, § 4, te berekenen, worden de volgende periodes niet in rekening gebracht : 1° de eerste periode van veertien kalenderdagen, vermeld in artikel 32quater, § 2, als het verzoek onvolledig is;2° elke periode tussen een verzoek om aanvullende informatie en het aanleveren van de bijkomende informatie, vermeld in artikel 32quater, § 3.

Art. 32sexies.§ 1. De beoordeling van een verzoek tot goedkeuring van een projectactiviteit is enkel positief als : 1° het verzoek tot goedkeuring voldoet aan de toepasselijke regels, vastgesteld overeenkomstig artikel 32ter ;2° de deelname aan de projectactiviteit voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikelen 27, 28 en 29;3° de aanvrager binnen de vastgestelde termijn en op voldoende wijze heeft voldaan aan een eventueel verzoek om aanvullende informatie, als vermeld in artikel 32quater, § 3. § 2. De Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieubeleid, kan nadere regels vaststellen voor de beoordeling van een verzoek tot goedkeuring van een projectactiviteit.

Hoofdstuk VIIIter. - Verwerving van Kyoto-eenheden en emissierechten door het Vlaamse Gewest

Art. 32septies.§ 1. De verwervingsregels voor Kyoto-eenheden zijn als volgt : 1° tot en met 2007 kan het Vlaamse Gewest : a) CER's of ERU's aankopen van projectontwikkelaars, in het kader van een tender- of aanbestedingsprocedure waarbij, na een oproep, een aankoopbudget wordt verdeeld onder de best gerangschikte projectvoorstellen;b) Kyoto-eenheden verwerven via de toetreding tot een fonds, gericht op de aankoop van CER's of ERU's;2° vanaf 2008 kan het Vlaamse Gewest, in afnemende volgorde van voorkeur : a) naast gebruik te maken van de verwervingskanalen, vermeld in 1°, CER's of ERU's rechtstreeks aankopen op de internationale markt;of AAU's verwerven, onder meer via de verwervingskanalen, vermeld in 1°, rekening houdend met een reële emissiereductie, gerealiseerd aan de hand van een projectactiviteit of investering; b) RMU's aankopen via de toetreding tot een fonds of op de internationale markt, op voorwaarde dat het internationale kader verder verfijnd is, onder andere qua monitoring en het permanent karakter van de koolstofopslag;c) AAU's aankopen op de internationale markt, indien blijkt dat de prijzen voor de andere Kyoto-eenheden niet toelaten om binnen de voorziene budgetten de benodigde hoeveelheden Kyoto-eenheden te verwerven, en er geen goedkopere binnenlandse reductiemaatregelen nog tijdig kunnen uitgevoerd worden om voldoende emissiereducties te realiseren in dezelfde handelsperiode. § 2. Om de in het § 1, 2° vermelde verwervingen tijdig te realiseren, kunnen reeds in de voorafgaande periode de nodige verwervingsprocedures worden opgestart.

Art. 32octies.In het geval dat de omstandigheden vermeld in artikel 32septies, § 1, 2°, c), plaatsvinden, dient voorafgaand aan het verwerven van deze Kyoto-eenheden, door de Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieubeleid, een evaluatie ter goedkeuring aan de Vlaamse Regering te worden voorgelegd.

Art. 32novies.§ 1. De Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieubeleid, en de Vlaamse minister, bevoegd voor het energiebeleid, zijn verantwoordelijk voor het verwerven van Kyoto-eenheden, vermeld in artikel 32septies.

De kwantitatieve doelstellingen voor het verwerven van Kyoto-eenheden worden vastgelegd in het Vlaams Klimaatplan 2006-2012, in de periodieke voortgangsrapporten en in de tussentijdse evaluaties ervan. § 2. Bij de verwerving van Kyoto-eenheden volgens de mechanismen, vermeld in artikel 32septies, § 1, 1° en 2°, worden de volgende elementen in rekening gebracht, voor zover dit redelijkerwijs mogelijk is : 1° de verenigbaarheid van de gehanteerde selectiecriteria voor projectactiviteiten en investeringen met het toepasselijke internationale en Europese kader;2° de verenigbaarheid van de gehanteerde selectiecriteria voor projectactiviteiten en investeringen met toepasselijke ecologische, economische en sociale criteria;3° de garanties voor de levering van de Kyoto-eenheden of emissiereducties aan het Vlaamse Gewest;4° de financiële implicaties en kosten voor het Vlaamse Gewest binnen de perken van de beschikbare kredieten. § 3. Bij de verwerving van Kyoto-eenheden via een tender- of aanbestedingsprocedure als vermeld in artikel 32septies, § 1, 1°, a), kunnen de Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieubeleid, en de Vlaamse minister, bevoegd voor het energiebeleid, in gemeenschappelijk overleg, aanvullende richtsnoeren opstellen voor de selectie van de ingediende voorstellen. § 4. De Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieubeleid, en de Vlaamse minister, bevoegd voor het energiebeleid, kunnen voor de verwerving van Kyoto-eenheden via een tender- of aanbestedingsprocedure, als vermeld in artikel 32septies, § 1, 1°, a) en 2°, a), in gemeenschappelijk overleg, ondersteuningsmaatregelen opzetten voor de voorbereiding van projecten. De kosten die in aanmerking komen voor die ondersteuningsmaatregelen zijn de administratieve kosten voor de voorbereiding, alsook de kosten voor de uitvoering van de projecten. Deze tegemoetkomingen worden mee in rekening gebracht bij het bepalen van de totale aankoopprijs van de Kyoto-eenheden.

De hoogte van de tegemoetkomingen blijft beperkt tot maximaal : 1° 100 procent van de in aanmerking komende kosten voor natuurlijke personen, niet-commerciële instellingen en publiekrechtelijke rechtspersonen;2° 50 procent van de in aanmerking komende kosten voor kleine en middelgrote ondernemingen;3° 40 procent van de in aanmerking komende kosten voor grote ondernemingen.

Art. 32decies.In geval van uitputting van de toewijzingsreserve worden, om strategische en economische redenen en binnen de beschikbare daartoe voorziene begrotingsmiddelen, emissierechten verworven voor de toewijzing aan nieuwkomers.

Art. 32undecies . De Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieubeleid, en de Vlaamse minister, bevoegd voor het energiebeleid, brengen jaarlijks aan de Vlaamse Regering verslag uit over de verwerving van Kyoto-eenheden."

Art. 3.Artikel 30 en 32 van hetzelfde besluit worden opgeheven.

Art. 4.De artikelen 5 tot en met 15 van het REG-decreet treden in werking.

Art. 5.Dit besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.

Art. 6.De Vlaamse minister, bevoegd voor het Energiebeleid, en de Vlaamse minister, bevoegd voor het Leefmilieubeleid, zijn, ieder wat hem of haar betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 12 januari 2007.

De minister-president van de Vlaamse Regering, Y. LETERME De Vlaamse minister van Openbare werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, K. PEETERS

^