Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 12 mei 2000
gepubliceerd op 10 augustus 2000

Besluit van de Vlaamse regering houdende de subsidiëring van de verwerving, de inrichting, de renovatie en de uitbreiding van woonwagenterreinen voor woonwagenbewoners

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2000035752
pub.
10/08/2000
prom.
12/05/2000
ELI
eli/besluit/2000/05/12/2000035752/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

12 MEI 2000. - Besluit van de Vlaamse regering houdende de subsidiëring van de verwerving, de inrichting, de renovatie en de uitbreiding van woonwagenterreinen voor woonwagenbewoners


De Vlaamse regering, Gelet op het decreet van 22 december 1999 houdende de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2000, in het bijzonder artikel 14;

Gelet op de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, inzonderheid op artikel 12, derde lid;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de Begroting, gegeven op 12 mei 2000;

Gelet op de beraadslaging van de Vlaamse regering op 13 april 1999, betreffende de aanvraag om advies bij de Raad van State binnen een maand;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 13 juli 1999, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° initiatiefnemer : een provincie, een gemeente, een vereniging van gemeenten, een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, een vereniging van openbare centra voor maatschappelijk welzijn, de Vlaamse Gemeenschapscommissie, de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij en de door haar erkende socialehuisvestingsmaatschappijen;2° woonwagenbewoners : personen met een nomadische cultuur die zich legaal in België bevinden en die traditioneel in een woonwagen wonen of gewoond hebben, in het bijzonder de autochtone voyageurs en de zigeuners, en degenen die met deze personen samenleven of er in de eerste graad van afstammen;3° woonwagen : een woongelegenheid, gekenmerkt door flexibiliteit en verplaatsbaarheid, bestemd voor permanente en niet-recreatieve bewoning, waarbij een verkeerswaardige woonwagen een voertuig is dat in overeenstemming met de verkeerswetgeving in het wegverkeer kan worden gebracht;4° residentieel woonwagenterrein voor woonwagenbewoners : een terrein dat bestemd en ingericht is voor het sedentaire wonen in woonwagens en waarop een beperkte ambachtelijke en/of commerciële activiteit kan plaatsvinden in overeenstemming met de heersende wetgeving;5° doortrekkersterrein voor woonwagenbewoners : een terrein bestemd en ingericht voor het tijdelijk plaatsen van verkeerswaardige woonwagens;6° woonwagenterrein : een residentieel woonwagenterrein voor woonwagenbewoners of een doortrekkersterrein voor woonwagenbewoners;7° standplaats : een afgebakende ruimte op een woonwagenterrein, die dienstig is voor het plaatsen van een woonwagen;8° collectief dienstgebouw : één of meerdere gebouwvolumes, als één geheel te beschouwen, die voorzieningen omvatten ten behoeve van gemeenschappelijk gebruik door de woonwagenbewoners;9° individueel dienstgebouw : één of meerdere gebouwvolumes, die voorzieningen omvatten ten behoeve van het individuele gebruik door de woonwagenbewoners;10° minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor de Bijstand aan Personen.

Art. 2.De minister kan, afhankelijk van de beschikbare kredieten op de begroting van de Vlaamse Gemeenschap, onder de bij dit besluit gestelde voorwaarden, subsidies verlenen aan de initiatiefnemers die hetzij afzonderlijk, hetzij in onderlinge samenwerking, overgaan tot de verwerving, de inrichting, de renovatie en de uitbreiding van woonwagenterreinen.

Art. 3.Aan de toekenning van de subsidie voor de verwerving, de inrichting, de renovatie en de uitbreiding van woonwagenterreinen zijn de volgende voorwaarden verbonden : 1° Het woonwagenterrein moet gelegen zijn in een gezonde omgeving, waar gemakkelijk een aansluiting op bestaande infrastructuur kan worden gerealiseerd en die gekenmerkt is door de effectieve beschikbaarheid van primaire voorzieningen van dagelijkse, commerciële, dienstverlenende en socio-culturele aard;2° De grootte van het terrein moet worden vastgelegd op basis van lokale behoeften, waarbij een standplaats op een residentieel terrein ten minste 150 m2 moet zijn en moet uitgerust worden met een individueel dienstgebouw en waarbij een standplaats op een doortrekkersterrein ten minste 100 m2 is;3° De initiatiefnemer wijst iemand aan als contactpersoon en aanspreekpunt, op basis van zijn of haar ervaring en deskundigheid inzake welzijnszorg, waarbij deze persoon tevens als opdracht heeft de inspraak te bevorderen van de woonwagenbewoners in aangelegenheden met betrekking tot het woonwagenterrein.4° De initiatiefnemer moet zich ertoe verbinden : a) het terrein, waarvoor een subsidie werd verkregen, in te richten en in gebruik te nemen binnen de twee jaar na de vereffening van de subsidie;b) de bestemming van het terrein niet te wijzigen zonder de toelating van de minister;c) in geval van gehele of gedeeltelijke vervreemding van de infrastructuur binnen twintig jaar na het verlenen van de subsidie, het bedrag ervan terug te betalen vermeerderd met 90 % van de eventueel gerealiseerde meerwaarde.

Art. 4.§ 1. De toekenning van een subsidie is afhankelijk van de naleving van de normen die de minister oplegt inzake de minimale uitrusting van de individuele of collectieve nutsvoorzieningen, de wegenis en de groenaanleg, het individuele of collectieve dienstgebouw, de standplaats, het beheer en de vergoeding voor gebruik. § 2. De toekenning van een subsidie aan de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij of aan de door haar erkende socialehuisvestingsmaatschappijen is afhankelijk van de voorwaarde dat er door hen met de gemeente of het OCMW een overeenkomst wordt afgesloten inzake het beheer van het woonwagenterrein.

Art. 5.Het bedrag van de subsidie is vastgesteld op 90 % van de kostprijs van de verwerving, de inrichting, de renovatie en de uitbreiding van het woonwagenterrein.

Art. 6.Wat de verwerving betreft, komen de volgende kosten in aanmerking voor subsidiëring : 1° de aankoopprijs (inclusief registratie- en notariskosten) of de kosten van de onteigeningsvergoeding, met inbegrip van de wederbeleggingsvergoeding;2° de kosten voor de opmeting van het onroerend goed;3° de kosten voor het grondmechanisch en milieutechnisch onderzoek;4° de keurings- en eventuele proefkosten. De kosten bedoeld in het eerste lid, 1° worden evenwel beperkt tot de raming opgemaakt door het Comité tot aankoop van onroerende goederen voor rekening van de Staat of door de bevoegde ontvanger van Registratie, waarvan het verslag door de initiatiefnemer moet worden voorgelegd. Als de aankoopprijs lager is dan die raming, wordt de subsidie op de aankoopprijs berekend.

Art. 7.Wat betreft de inrichting, de renovatie en de uitbreiding van het woonwagenterrein, komen de volgende kosten in aanmerking voor subsidiëring : 1° de kosten van de opdracht, eventueel rekening houdend met het bedrag dat niet vroeger dan in de eindafrekening kan worden vastgesteld;2° de kosten van de onvoorziene en noodzakelijke wijzigingen en bijkomende werkzaamheden die de minister of zijn afgevaardigde voor de uitvoering heeft goedgekeurd;3° de verrekeningen die voortvloeien uit de toepassing van de contractuele bepalingen van de opdracht en die door de minister of zijn afgevaardigde worden goedgekeurd;4° de kosten voor het grondmechanisch en milieutechnisch onderzoek, die nodig zijn voor de uitvoering van de werken en die de minister of zijn afgevaardigde, voor de uitvoering heeft goedgekeurd;5° het ereloon van de opsteller van het ontwerp, de kosten voor aanbesteding en de kosten van het toezicht op de uitvoering, die als algemene kosten van de opdracht worden aangezien en die forfaitair worden vastgesteld op 7 % van het bedrag waarop de subsidie berekend wordt.

Art. 8.Wanneer werken in eigen beheer worden uitgevoerd, wordt de subsidie berekend op basis van de goedgekeurde kostenraming voor de aankoop van de materialen en de huurkosten van het materieel. Als de werkelijke uitgaven minder bedragen dan geraamd, gebeurt de berekening op basis van de werkelijke kostprijs.

Art. 9.De minister kan een maximumsubsidiebedrag bepalen voor de individuele of collectieve nutsvoorzieningen, de wegenis en de groenaanleg, het individuele of collectieve dienstgebouw en de standplaats, afhankelijk van de beschikbare kredieten en van de normen, vernoemd in artikel 4.

Art. 10.De procedure tot het verkrijgen van de subsidie wordt geregeld door het besluit van de Vlaamse regering van 21 juni 1989 houdende vaststelling van de procedure inzake de subsidiëring van bepaalde werken, leveringen en diensten die door of op initiatief van regionale en lokale besturen of ermee gelijkgestelde rechtspersonen worden uitgevoerd en de hierop betrekking hebbende omzendbrieven.

Art. 11.Het besluit van de Vlaamse regering van 29 juni 1983 houdende vaststelling van het bedrag en van de voorwaarden inzake betoelaging van verwerving, inrichting en uitbreiding van woonwagenterreinen, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse regering van 28 februari 1990, 23 oktober 1991 en 30 maart 1994, wordt opgeheven.

Art. 12.Met betrekking tot subsidies die werden vastgelegd vóór de inwerkingtreding van dit besluit, blijven de bepalingen van het in artikel 11 vermelde besluit van kracht.

Art. 13.De Vlaamse minister, bevoegd voor de Bijstand aan Personen, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 12 mei 2000.

De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen Mevr. M. VOGELS

^