Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 12 september 2003
gepubliceerd op 23 oktober 2003

Besluit van de Vlaamse regering tot uitvoering van het decreet van 18 mei 1999 houdende oprichting van een Herplaatsingsfonds

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2003201519
pub.
23/10/2003
prom.
12/09/2003
ELI
eli/besluit/2003/09/12/2003201519/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

12 SEPTEMBER 2003. - Besluit van de Vlaamse regering tot uitvoering van het decreet van 18 mei 1999 houdende oprichting van een Herplaatsingsfonds


De Vlaamse regering, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, inzonderheid op artikel 69;

Gelet op het decreet van 18 mei 1999 houdende oprichting van een Herplaatsingsfonds, zoals gewijzigd, inzonderheid de artikelen 3, § 1, 4o en § 2, 4, derde lid, 6, tweede lid, 8, 9, 10, § 3, en 11;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor begroting, gegeven op 15 juli 2003;

Gelet op het advies van de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen, gegeven op 11 juni 2003;

Gelet op de beraadslaging van de Vlaamse regering, op 18 juli 2003, betreffende de aanvraag om advies bij de Raad van State binnen een maand;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 7 augustus 2003 met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1o, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Werkgelegenheid en Toerisme;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Inleidende bepalingen

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1o het decreet : het decreet van 18 mei 1999 houdende oprichting van een Herplaatsingsfonds, zoals gewijzigd; 2o de minister : de Vlaamse minister tot wiens bevoegdheid het tewerkstellingsbeleid behoort; 3o de begeleidingscommissie : de commissie ingesteld bij artikel 10 van het decreet; 4o de administratie : de administratie Werkgelegenheid van het departement Economie, Werkgelegenheid, Binnenlandse Aangelegenheden en Landbouw van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap; 5o het STC : het subregionaal tewerkstellingscomité in wiens ambtsgebied de in artikel 3, § 1 van het decreet bedoelde onderneming of vereniging zonder winstoogmerk haar activiteiten uitoefent; 6o het Fonds : het Herplaatsingsfonds, bedoeld in artikel 2, § 1 van het decreet; 7o de directeur-generaal : de leidend ambtenaar van de administratie; 8o outplacementbegeleiding : een vorm van arbeidsbemiddeling waarbij begeleidende adviezen en diensten aan een ontslagen of met ontslag bedreigde werknemer worden verstrekt om deze in staat te stellen zo vlug mogelijk een betrekking bij een nieuwe werkgever te vinden of een beroepsactiviteit als zelfstandige te ontplooien; 9o de aanvrager : - de curator of de overnemer, voor wat betreft de onderneming bedoeld in artikel 3, § 1, 1o van het decreet; - de vereffenaar voor wat betreft de vereniging bedoeld in artikel 3, § 1, 2o van het decreet; - de commissaris, de werkgever of de overnemer voor wat betreft de onderneming bedoeld in artikel 3, § 1, 3o van het decreet; - de werkgever of de overnemer voor wat betreft de onderneming bedoeld in artikel 3, § 1, 4o van het decreet. HOOFDSTUK II. - Toepassingsgebied

Art. 2.De activiteiten die kunnen bijdragen tot de herplaatsing van de in artikel 3 van het decreet bedoelde werknemers en gelijkgestelde personen hebben betrekking op outplacementbegeleiding, met inbegrip van de opleiding die nodig is voor het behoud en de versterking van de inzetbaarheid op de arbeidsmarkt en van de activiteiten inzake herkenning, erkenning en certificatie van verworven competenties.

Worden als gelijkgestelde personen beschouwd, in de zin van artikel 3, § 2 van het decreet : de gefailleerde zelfstandigen en de helpers van de gefailleerde zelfstandigen, die werknemer willen worden.

Art. 3.In de uitvoering van zijn opdracht kan het Fonds voorrang verlenen aan de werknemers van wie de herplaatsing in het reguliere arbeidscircuit het moeilijkst verloopt omwille van de toestand van de subregionale arbeidsmarkt. HOOFDSTUK III. - Beheer en werking van het Fonds

Art. 4.Het Fonds heeft zijn zetel in de administratie.

Art. 5.Het departement Economie, Werkgelegenheid, Binnenlandse Aangelegenheden en Landbouw van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap stelt die diensten, uitrusting, installaties en personeelsleden van haar diensten ter beschikking, die noodzakelijk zijn om een efficiënte werking van het Fonds te verzekeren.

Art. 6.§ 1. De directeur-generaal is belast met het dagelijks bestuur en de organisatie van het Fonds. Hij voert hierbij de titel van directeur-generaal van het Fonds. § 2. Bij tijdelijke afwezigheid of verhindering van de directeur-generaal worden zijn bevoegdheden uitgeoefend door het afdelingshoofd van de afdeling Tewerkstelling van de administratie, behalve de in § 3 bepaalde bevoegdheden.

Bij tijdelijke afwezigheid of verhindering van het afdelingshoofd van de afdeling Tewerkstelling wordt hij vervangen door een ambtenaar van rang A1 of hoger van de afdeling. § 3. De directeur-generaal kan de bevoegdheden die hem in toepassing van dit besluit worden toegekend, subdelegeren aan een ambtenaar van rang A1 of hoger van de administratie, die hierbij de titel van directeur van het Fonds voert.

Art. 7.Alle financiële verrichtingen worden gecentraliseerd in het departement Economie, Werkgelegenheid, Binnenlandse Aangelegenheden en Landbouw, waar zij ter goedkeuring worden voorgelegd aan de directeur-generaal. HOOFDSTUK IV. - Procedure inzake de aanvraag tot tegemoetkoming Afdeling 1. - De aanvraagprocedure

Art. 8.De aanvraag wordt ingediend bij de administratie op een daartoe bestemd formulier, dat op verzoek door de administratie wordt afgegeven en dat ook op geïnformatiseerde wijze ter beschikking wordt gesteld.

Voor de onderneming, respectievelijk vereniging, bedoeld in artikel 3, § 1, 1o of 2o van het decreet, dient de aanvraag tot tegemoetkoming te gebeuren binnen drie maanden na de aanstelling van de aanvrager of binnen drie maanden na de overname. Voor de onderneming, bedoeld in artikel 3, § 1, 3o of 4o van het decreet, dient de aanvraag tot tegemoetkoming te gebeuren binnen drie maanden na de goedkeuring van het sociaal plan. De aanvrager dient bij zijn aanvraag de nodige bewijsstukken te voegen.

De administratie zendt uiterlijk binnen drie werkdagen een ontvangstmelding toe aan de aanvrager.

Art. 9.Bij de aanvraag worden de volgende documenten gevoegd : 1o een personeelslijst van de werknemers met opsplitsing naar geslacht, leeftijd, paritair comité en indien de tegemoetkoming niet voor alle (ex-)werknemers wordt aangevraagd, aanduiding van de personen waarvoor een tegemoetkoming wordt aangevraagd. 2o voor de onderneming bedoeld in artikel 3, § 1, 1o van het decreet een afschrift van het vonnis van faillissement van de onderneming; 3o voor de vereniging bedoeld in artikel 3, § 1, 2o van het decreet een afschrift van het vonnis van de gerechtelijke ontbinding van de vereniging zonder winstoogmerk wegens kennelijke staat van onvermogen; 4o voor de onderneming bedoeld in artikel 3, § 1, 3o van het decreet een afschrift van het vonnis waarin het gerechtelijk akkoord werd verkregen; 5o voor de onderneming bedoeld in artikel 3, § 1,3o of 3, § 1,4o van het decreet : - een sociaal plan dat is goedgekeurd door de aanvrager en de representatieve werknemersorganisaties; 6o voor de onderneming bedoeld in artikel 3, § 1,4o van het decreet : - bewijsstukken die aantonen dat de onderneming onvoldoende financiële middelen heeft om zelf een outplacementbegeleiding te financieren doordat de continuïteit van de onderneming bedreigd is door moeilijkheden die op min of meer korte termijn kunnen leiden tot het ophouden van betalen, zoals onder meer : - het attest van erkenning als onderneming in moeilijkheden; - de goedgekeurde en neergelegde jaarrekening van het voorbije exploitatiejaar; - de periodieke financiële rapporten van de laatste zes maanden; - het verslag opgesteld naar aanleiding van het onderzoek naar de toestand van de schuldenaar door de kamers voor handelsonderzoek zoals bedoeld in artikel 10, § 2 van de wet van 17 juli 1997 betreffende het gerechtelijk akkoord, waaruit blijkt dat de betrokken onderneming problemen heeft om de schuldeisers te betalen.

De continuïteit van de onderneming van een rechtspersoon wordt in ieder geval geacht bedreigd te zijn indien als gevolg van de verliezen het netto-actief is gedaald tot minder dan de helft van het maatschappelijk kapitaal.

Art. 10.§ 1. Na ontvangst van de aanvraag ingediend overeenkomstig de procedure vermeld in artikel 8 en vergezeld van alle krachtens dit besluit bij de aanvraag te voegen documenten, onderzoekt de administratie of voldaan is aan alle in het decreet en de uitvoeringsbesluiten gestelde voorwaarden.

De administratie maakt het resultaat van dit onderzoek, tezamen met een kopij van het dossier, over aan de begeleidingscommissie binnen vijf werkdagen na ontvangst van het dossier.

De administratie kan onvolledige aanvragen na een periode van minstens drie maanden, vanaf het opvragen van de ontbrekende informatie, aan de aanvrager terugzenden, voor zover het dossier binnen deze periode niet vervolledigd werd. § 2. De begeleidingscommissie brengt binnen een termijn van vijftien werkdagen, te rekenen vanaf de verzendingsdatum door de administratie, over de aanvraag tot tegemoetkoming, een advies uit dat betrekking heeft op de volgende punten : 1o de ontvankelijkheid en de gegrondheid van de aanvraag; 2o de bepaling van de categorieën van werknemers waaraan voorrang kan worden verleend op grond van de situatie van de betreffende subregionale arbeidsmarkt. De bepaling van deze categorieën dient te gebeuren door een vergelijking van de ontslagen werknemers met de toestand van dezelfde soort werknemers op de andere subregionale arbeidsmarkten; 3o het aantal werknemers dat in aanmerking komt voor tegemoetkoming vanuit het Fonds en, rekening houdend met artikel 3, het aantal werknemers dat recht heeft op een verhoogd premiebedrag zoals bedoeld in artikel 19, § 2; 4o voor de onderneming bedoeld in artikel 3, § 1, 4o van het decreet : het bewijs dat de onderneming onvoldoende financiële middelen heeft om zelf een outplacementbegeleiding te financieren.

Bij ontstentenis van enig advies binnen de gestelde termijn, wordt het advies geacht positief te zijn.

Binnen vijf werkdagen na ontvangst van het advies van de begeleidingscommissie of na het verstrijken van de termijn voor advies van de begeleidingscommissie wordt het dossier ter beslissing toegezonden aan de minister. De beslissingen van de minister worden bij een ter post aangetekend schrijven ter kennis gebracht van de aanvrager en medegedeeld aan de begeleidingscommissie. § 3. Voor aanvragen die betrekking hebben op de outplacementbegeleiding van maximaal vijf werknemers, kan de begeleidingscommissie een globaal advies uitbrengen, waardoor deze aanvragen vrijgesteld worden van een individueel advies. In dit geval onderzoekt de administratie, na ontvangst van de aanvraag ingediend overeenkomstig de procedure vermeld in artikel 8 en vergezeld van alle krachtens dit besluit bij de aanvraag te voegen documenten, of voldaan is aan alle in het decreet en de uitvoeringsbesluiten gestelde voorwaarden en of de aanvraag in overeenstemming is met het globaal advies van de begeleidingscommissie. De administratie maakt het resultaat van dit onderzoek binnen de tien werkdagen ter beslissing over aan de minister. HOOFDSTUK V. - De begeleidingscommissie Afdeling 1. - Samenstelling

Art. 11.De meest representatieve werkgeversorganisaties en de meest representatieve werknemersorganisaties vertegenwoordigd binnen de SERV beschikken elk over één effectief en één plaatsvervangend lid in de begeleidingscommissie.

Art. 12.De Vlaamse regering benoemt de effectieve en de plaatsvervangende leden. De meest representatieve werkgeversorganisaties en de meest representatieve werknemersorganisaties dragen daartoe een dubbele lijst van kandidaten voor.

Art. 13.De duur van het mandaat van de leden bedraagt vier jaar. Het mandaat is hernieuwbaar. Het lid dat voortijdig ophoudt zijn mandaat uit te oefenen wordt vervangen door zijn plaatsvervanger die dit mandaat voltooit, waarna een nieuwe plaatsvervanger wordt aangewezen.

Art. 14.Alleen de effectieve leden van de werknemers- en de werkgeversorganisaties en hun plaatsvervangers, wanneer ze zitting hebben, zijn stemgerechtigd. Afdeling 2. - Werkingsregelen

Art. 15.De werking van de begeleidingscommissie wordt geregeld in een huishoudelijk reglement. Dit reglement wordt opgesteld door de commissie en goedgekeurd door de minister.

Het huishoudelijk reglement bepaalt tenminste : 1o de bevoegdheden van de voorzitter; 2o de nadere regels met betrekking tot de vervanging bij afwezigheid van de voorzitter; 3o de wijze van bijeenroeping en beraadslaging; 4o de periodiciteit van de vergaderingen; 5o de bekendmaking van de handelingen; 6o het minimaal aanwezig aantal leden om geldig te vergaderen.

De commissie kan een beroep doen op deskundigen en permanente of tijdelijke werkgroepen instellen onder de voorwaarden bepaald in het huishoudelijk reglement.

Art. 16.§ 1. Het secretariaat van de begeleidingscommissie wordt verzekerd door de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen.

De werking van het secretariaat van de begeleidingscommissie wordt nader geregeld in het huishoudelijk reglement bedoeld in artikel 15 van dit besluit. § 2. De begeleidingscommissie maakt jaarlijks een evaluatie van haar werking en formuleert desgevallend voorstellen tot bijsturing. De begeleidingscommissie maakt hiertoe jaarlijks voor 1 mei een verslag op dat aan de minister wordt ter beschikking gesteld. Het verslag heeft betrekking op het voorgaande kalenderjaar. HOOFDSTUK VI. - Voorwaarden en nadere regels met betrekking tot de betaling van de kosten

Art. 17.§ 1. Er wordt een stuurgroep opgericht op het niveau van de onderneming of van de vereniging die : - beslist aan welke door het Vlaams Gewest erkende onderneming of instelling de opdracht wordt toevertrouwd. De stuurgroep dient hiertoe verscheidene aanbieders te raadplegen, tenzij er binnen de betrokken sector een Collectieve Arbeidsovereenkomst werd afgesloten, waardoor één of meerdere outplacementbureaus voor een langere periode werden aangeduid om de outplacementbegeleiding in de betrokken sector uit te voeren en op voorwaarde dat de duurtijd van de overeenkomst niet langer is dan twee jaar en het outplacementbureau werd aangeduid na een procedure waarbij er verscheidene aanbieders werden geraadpleegd; - nominatief de werknemers aanwijst waarvoor een tegemoetkoming wordt toegekend, waarbij de werknemers die recht hebben op een verhoogde tegemoetkoming bedoeld in artikel 19, § 2, afzonderlijk worden vermeld; - het verloop en de resultaten van de begeleidingsopdracht opvolgt. § 2. De in § 1 bedoelde stuurgroep is als volgt samengesteld : 1o de aanvrager; 2o de vertegenwoordigers van de representatieve werknemersorganisaties, zoals bedoeld in artikel 4, eerste lid van het decreet; 3o een vertegenwoordiger van de administratie; 4o een vertegenwoordiger van het bevoegde STC; 5o desgevallend, een vertegenwoordiger van het betrokken sectorale opleidingsorgaan.

De stuurgroep kan zich laten bijstaan door deskundigen.

Alleen de aanvrager en de vertegenwoordigers van de representatieve werknemersorganisaties zijn stemgerechtigd. § 3. Het outplacementbureau informeert de begeleidingscommissie over het verloop en de resultaten van de begeleidingsopdracht.

Art. 18.De toegekende tegemoetkoming wordt gestort op de derdenrekening van de aanvrager of op een door de aanvrager daartoe aangeduide rekening, overeenkomstig de volgende regels : 1o een eerste voorschot ten belope van 55 % van de maximale tegemoetkoming wordt betaald na ondertekening van het toelagebesluit en na voorlegging van het afgesloten outplacementcontract of de in aanmerking genomen offerte; 2o een tweede voorschot ten belope van 30 % van de maximale toelage wordt betaald ten vroegste na verloop van de helft van de opdracht en na voorlegging door de curator van een tussentijds inhoudelijk en financieel verslag met betrekking tot de activiteiten waarvoor een tegemoetkoming werd toegekend. Het verslag wordt opgemaakt door de erkende onderneming of instelling waaraan de opdracht werd toevertrouwd; 3o het saldo ten belope van maximaal 15 % van de maximale toelage wordt vereffend na voorlegging van al de bewijsstukken ter verantwoording van de uitgaven gedaan in het kader van voormeld contract; 4o de in 1o, 2o en 3o bedoelde documenten dienen door de aanvrager te worden ingediend bij de administratie.

Art. 19.§ 1. De tegemoetkoming bedraagt maximaal 2.100 euro, inclusief BTW, per begeleide (ex-)werknemer of gelijkgestelde persoon en mag enkel aangewend worden voor het betalen van de kosten van de in artikel 2, eerste lid bedoelde activiteiten met betrekking tot de ontslagen werknemers van de in artikel 3, § 1 van het decreet bedoelde onderneming of vereniging zonder winstoogmerk. § 2. Het bedrag bedoeld in § 1 kan verhoogd worden tot maximaal 4.200 euro, inclusief BTW, voor maximaal 20 % van de begeleide werknemers of gelijkgestelde personen, waarvan de stuurgroep heeft vastgesteld dat het personen betreft die bijkomende outplacementbegeleiding nodig hebben omwille van het feit dat hun herplaatsing in het reguliere arbeidscircuit het moeilijkst verloopt omwille van de toestand van de subregionale arbeidsmarkt. § 3. Een forfaitair bedrag van maximaal 530 euro, inclusief BTW, mag, ter vergoeding van haar werkingskosten, aan de curator, vereffenaar of commissaris worden uitgekeerd, tezamen met de uitbetaling van het eerste voorschot. § 4. De bedragen bedoeld in § 1 t.e.m. § 3 worden de eerste januari van elk jaar aangepast aan de evolutie van het gezondheidsindexcijfer van de consumptieprijzen van de maand december die voorafgaat, met dien verstande dat de eerste aanpassing zal gebeuren op 1 januari 2004. Deze aanpassing wordt berekend volgens de formule : bedrag x nieuw indexcijfer/indexcijfer december 2002.

Art. 20.Na ontvangst van de in artikel 18 genoemde documenten wordt de totaal verschuldigde toelage, steeds binnen het goedgekeurde maximum, bepaald aan de hand van de aanvaarde uitgavenbewijzen en de bewezen activiteiten in het kader van de georganiseerde begeleiding.

De aanvrager verbindt er zich toe eventueel te veel betaalde of ten onrechte betaalde bedragen, op eenvoudig verzoek van de administratie en overeenkomstig de vastgelegde nadere regels, terug te storten. HOOFDSTUK VII. - Controle

Art. 21.De ambtenaren van de afdeling Inspectie van de administratie houden toezicht op de naleving van het decreet en de uitvoeringsbesluiten ervan. HOOFDSTUK VIII. - Slotbepalingen

Art. 22.Het besluit van de Vlaamse regering van 26 mei 2000 tot uitvoering van het decreet van 18 mei 1999 houdende oprichting van een Herplaatsingsfonds wordt opgeheven.

Art. 23.De minister bevoegd voor het tewerkstellingsbeleid, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 12 september 2003 De minister-president van de Vlaamse regering, B. SOMERS De minister vice-president van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Werkgelegenheid en Toerisme, R. LANDUYT

^