Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 13 april 1999
gepubliceerd op 26 mei 1999

Besluit van de Vlaamse regering betreffende de toekenning van subsidies om landbouwproductiemethoden toe te passen en het sluiten van beheersovereenkomsten ter uitvoering van de verordening nr. 2078/92 van de Raad van 30 juni 1992 betreffende landbouwproductiemethoden die verenigbaar zijn met de eisen inzake milieubescherming, en betreffende natuurbeheer

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
1999035620
pub.
26/05/1999
prom.
13/04/1999
ELI
eli/besluit/1999/04/13/1999035620/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

13 APRIL 1999. - Besluit van de Vlaamse regering betreffende de toekenning van subsidies om landbouwproductiemethoden toe te passen en het sluiten van beheersovereenkomsten ter uitvoering van de verordening (EEG) nr. 2078/92 van de Raad van 30 juni 1992 betreffende landbouwproductiemethoden die verenigbaar zijn met de eisen inzake milieubescherming, en betreffende natuurbeheer


De Vlaamse regering, Gelet op het decreet van 21 december 1988 houdende oprichting van de Vlaamse Landmaatschappij, inzonderheid op artikel 6, § 3;

Gelet op het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu inzonderheid op artikel 45;

Gelet op het decreet van 17 maart 1998 houdende diverse beleidsbepalingen, inzonderheid op artikel 10;

Overwegende dat de verordening (EEG) nr. 2078/92 van de Raad van 30 juni 1992 landbouwproductiemethoden die verenigbaar zijn met de eisen inzake milieubescherming en natuurbeheer;

Overwegende dat de verordening (EG) nr. 746/96 van de Commissie van 24 april 1996 uitvoering geeft aan de verordening (EEG) nr. 2078/92 van de Raad betreffende landbouwproductiemethoden die verenigbaar zijn met de eisen inzake milieubescherming, en betreffende natuurbeheer;

Overwegende dat bij beschikking van de Commissie van 17 november 1994 goedkeuring wordt gegeven aan het landbouwmilieuprogramma van België overeenkomstig verordening (EEG) nr. 2078/92;

Overwegende dat bij beschikking van de Commissie van 12 november 1998 goedkeuring wordt gegeven aan de wijzigingen in het bij beschikking van 26 oktober 1998 goedgekeurde milieuprogramma voor de landbouw in België (Vlaams Gewest) overeenkomstig verordening (EEG) nr. 2078/92;

Overwegende dat er overleg is geweest in de Interministeriële Conferentie Landbouw van 27 april 1998;

Gelet op het advies van de Vlaamse Land- en Tuinbouwraad, gegeven op 9 juli 1998;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor begroting, gegeven op 2 maart 1998;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid, gemotiveerd door de omstandigheid dat onverwijld uitvoering dient gegeven te worden aan verordening (EEG) nr. 2078/92 en terstond gevolg dient gegeven te worden aan de beschikking van de Commissie van 12 november 1998;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 9 maart 1999 met toepassing van artikel 84, eerste lid, 2° van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Leefmilieu en Tewerkstelling en de Vlaamse minister van Economie, KMO, Landbouw en Media;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Definities

Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder : 1° de aanvrager : de landbouwer of de landbouwer in hoofdberoep;2° de administratie : de administratie Land- en Tuinbouw van het departement Economie, Werkgelegenheid, Binnenlandse Zaken en Landbouw van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap;3° de afdeling natuur : de afdeling van de administratie Milieu-, Natuur-, Land- en Waterbeheer van het departement Leefmilieu en Infrastructuur van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, die belast is met de natuurontwikkeling;4° de afdeling land : de afdeling van de administratie Milieu-, Natuur-, Land- en Waterbeheer van het departement Leefmilieu en Infrastructuur van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, die belast is met de landinrichting;5° de beheerder : elke exploitant, natuurlijk of rechtspersoon, van een landbouwbedrijf, bedoeld in artikel 3, § 1 van het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen, zijnde een bedrijfsmatige exploitatie van onroerende goederen met het oog op het voortbrengen van landbouwproducten, die in hoofdzaak bestemd zijn voor verkoop;6° de beheersdoelstelling : de doelstelling waarop het beheer gericht is en die bestaat in het bereiken van een hogere kwaliteit dan de basismilieukwaliteit, door het onderhouden of ontwikkelen van natuurwaarden;7° het beheersgebied : ruimtelijk afgebakende delen van het Vlaams Gewest waarin beheersovereenkomsten kunnen worden gesloten op basis van dit besluit;8° de beheersmaatregel : het werk of de handeling die de beheerder verricht of achterwege laat afhankelijk van de beheersdoelstelling;9° de beheersovereenkomst : de overeenkomst tussen de maatschappij en een beheerder waarbij deze laatste zich vrijwillig ertoe verbindt gedurende een bepaalde termijn van ten minste vijf opeenvolgende jaren één of meer beheerspakketten uit te voeren tegen betaling van een vooraf bepaalde vergoeding, binnen de perken van de begrotingskredieten;10° de overeenkomst : de overeenkomst tussen het Vlaams Gewest en de aanvrager waarbij deze laatste zich vrijwillig ertoe verbindt gedurende een bepaalde termijn van ten minste vijf opeenvolgende jaren één of meer milieuvriendelijke landbouwproductiemethoden in werking te stellen of maatregelen te nemen ter bescherming van de genetische diversiteit tegen betaling van een vooraf bepaalde vergoeding, binnen de perken van de begrotingskredieten;11° het beheerspakket : een geheel van beheersmaatregelen die tegemoetkomen aan een specifieke beheersdoelstelling;12° de beheersvisie : de visie betreffende de gewenste ontwikkeling, de beheersdoelstellingen en de daarmee overeenstemmende beheerspakketten binnen een beheersgebied;13° de landbouwer : elke exploitant, natuurlijk persoon of rechtspersoon, van een land- of tuinbouwbedrijf, zijnde een bedrijfsmatige exploitatie van onroerende goederen met het oog op het voortbrengen van land- of tuinbouwproducten die in hoofdzaak voor de verkoop zijn bestemd;14° de landbouwer in hoofdberoep : elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die een land- of tuinbouwbedrijf uitbaat en die activiteit in hoofdberoep uitoefent als bedoeld in artikel 1 van het besluit van de Vlaamse regering van 4 juli 1996 betreffende steun aan de investeringen en aan de installatie in de landbouw;15° de maatschappij : de Vlaamse Landmaatschappij, opgericht bij het decreet van 21 december 1988;16° de ministers : de Vlaamse minister, bevoegd voor het natuurbehoud en de landinrichting, en de Vlaamse minister, bevoegd voor het landbouwbeleid;17° het natuurlijk milieu : het geheel van biotische en abiotische elementen, samen met hun ruimtelijke en ecologische kenmerken en processen die nodig zijn voor het behoud van de natuur in het Vlaams Gewest;18° de bescherming van de genetische diversiteit : dieren houden van plaatselijke rassen die op het punt staan te verdwijnen of het telen en vermeerderen van nuttige gewassen die aan de plaatselijke omstandigheden zijn aangepast en door genetische erosie worden bedreigd;19° het natuurrichtplan : het plan opgesteld overeenkomstig de artikelen 48 en 50 van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu;20° de verordening : de verordening (EEG) nr.2078/92 van de Raad van 30 juni 1992 betreffende landbouwproductiemethoden die verenigbaar zijn met de eisen inzake milieubescherming, en betreffende natuurbeheer. HOOFDSTUK II. - Milieuvriendelijke landbouwproductiemethoden en maatregelen ter bescherming van de genetische diversiteit

Art. 2.Dit hoofdstuk regelt het sluiten van overeenkomsten voor de aanmoediging van milieuvriendelijke landbouwproductiemethoden en maatregelen ter bescherming van de genetische diversiteit.

Art. 3.Binnen de grenzen van de beschikbare begrotingskredieten kunnen de ministers subsidies verlenen aan landbouwers in hoofdberoep die zich via een overeenkomst ertoe verbinden één of meerdere van de volgende milieuvriendelijke landbouwproductiemethoden toe te passen : 1° groenbedekking;2° vermindering van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en meststoffen.

Art. 4.Binnen de grenzen van de beschikbare begrotingskredieten kunnen de ministers subsidies verlenen aan landbouwers die zich via een overeenkomst ertoe verbinden maatregelen te nemen ter bescherming van de genetische diversiteit.

Art. 5.De ministers bepalen het toepassingsgebied en de inhoud van de landbouwproductiemethoden bedoeld in artikel 3 en van de maatregelen bedoeld in artikel 4.

Afhankelijk van de onderscheiden landbouwproductiemethoden kunnen de ministers het territoriale toepassingsgebied binnen het Vlaams Gewest nader vaststellen.

Art. 6.Afhankelijk van de onderscheiden landbouwproductiemethoden kunnen de ministers de subsidie onderwerpen aan het opstellen van een plan. Desgevallend dient de aanvrager dat plan op te stellen en ter goedkeuring aan de administratie voor te leggen.

De ministers bepalen de elementen die dat plan moet bevatten.

Art. 7.De aanvraag tot het sluiten van een overeenkomst wordt ingediend bij de administratie, volgens de voorwaarden die door de ministers worden bepaald.

Art. 8.De ministers leggen de procedure vast voor het sluiten van de overeenkomsten en het model van de overeenkomst. Elke overeenkomst wordt gesloten voor een duur van ten minste vijf jaar en voorziet in een regeling betreffende de controle op de naleving ervan.

Art. 9.De ministers leggen de subsidie en de voorwaarden van de betaling vast. Het bedrag van de subsidie omvat de vergoeding voor de inkomstenverliezen, de door de verbintenis veroorzaakte extra kosten en desgevallend het stimulerende element. De subsidies worden jaarlijks uitbetaald. De betalingen worden uitgevoerd op basis van een jaarlijkse aanvraag om betaling van subsidie. Bij zich voorgedaan hebbende of bij overwogen wijzigingen ten opzichte van de aangegane verbintenissen, dient de begunstigde daarvan in ieder geval tenminste jaarlijks aangifte te doen.

Art. 10.Vanaf het van kracht worden van de overeenkomst, dient de aanvrager de overeenkomst na te leven, zich te onderwerpen aan de controle van de naleving ervan en dient hij alle gegevens, nodig om de evaluatie van de maatregelen mogelijk te maken, aan de administratie ter beschikking te stellen. De ministers bepalen de voorwaarden van controle en van evaluatie van de maatregelen.

Art. 11.De betalingen van de subsidies worden stopgezet zodra niet langer aan de voorwaarden van de overeenkomst wordt voldaan of wanneer is vastgesteld dat de overeenkomsten niet volledig worden uitgevoerd. HOOFDSTUK III. - Beheersovereenkomsten

Art. 12.Dit hoofdstuk regelt het sluiten van beheersovereenkomsten voor de aanmoediging van landbouwproductiemethoden die verenigbaar zijn met de eisen inzake milieubescherming en natuurbeheer.

Art. 13.De ministers leggen de beheersgebieden vast.

Art. 14.§ 1. De ministers stellen de beheersdoelstellingen en de beheerspakketten vast die het voorwerp kunnen uitmaken van een beheersovereenkomst. § 2. Per beheersgebied - of gedeelten ervan kunnen de ministers een beheersvisie opstellen. Als een natuurrichtplan bestaat geldt dat als beheersvisie. Het omvat ten minste : 1° een omschrijving van de actuele en potentiële natuur- en landschapswaarden en van de milieukwaliteiten;2° het streefbeeld voor de natuur- en landschapswaarden en van de milieukwaliteiten;3° de toepasselijke beheersdoelstellingen;4° de door de inzet van de beheerspakketten te verwachten positieve resultaten op het gebied van natuur- en landschapswaarden en de verbetering van milieuomstandigheden en de wijze waarop dat bijdraagt tot de algemene milieukwaliteit. § 3. Als er geen beheersvisie is, leggen de ministers voor ieder beheersgebied of gedeelten ervan vast welke beheersdoelstellingen en daarbijbehorende beheerspakketten van toepassing zijn, rekening houdend met het streefbeeld voor de natuur- en landschapselementen en van de milieukwaliteiten in het bedoelde beheersgebied.

Art. 15.Op verzoek van de beheerder kunnen beheersovereenkomsten worden gesloten na gunstig advies van de daartoe aangewezen ambtenaren en voor zover ze in overeenstemming zijn met de goedgekeurde natuurrichtplannen bedoeld in de artikelen 48 en 50 van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu.

De ministers leggen de procedure vast voor het sluiten van de beheersovereenkomsten en het model van de beheersovereenkomst.

Elke beheersovereenkomst wordt gesloten voor een duur van ten minste vijf jaar en bevat een regeling betreffende de controle op de naleving ervan.

De beheersovereenkomst kan aanvangen op 1 januari, 1 april, 1 juli of 1 oktober. De maatschappij legt de aanvangsdatum van elke beheersovereenkomst vast, op basis van de gekozen beheerspakketten.

Art. 16.Beheersovereenkomsten die betrekking hebben op percelen waarvan de pacht is opgezegd na 31 juli 1992, kunnen slechts worden gesloten bij gunstig advies van de administratie, die hierbij rekening houdt met de doelstellingen van het landbouwbeleid.

Art. 17.Vanaf het van kracht worden van de beheersovereenkomst, dient de beheerder de beheersovereenkomst na te leven, zich te onderwerpen aan de controle van de naleving ervan en dient hij alle gegevens, nodig om de evaluatie van de maatregelen mogelijk te maken, aan de maatschappij ter beschikking te stellen. De ministers bepalen de voorwaarden van controle en van evaluatie van de maatregelen.

Art. 18.De ministers leggen de beheersvergoeding en de voorwaarden van de betaling vast.

Het bedrag van de beheersvergoeding omvat de vergoeding voor de inkomstenverliezen, de door de verbintenis veroorzaakte extra kosten en desgevallend het stimulerende element. Deze vergoedingen en kosten omvatten geen vergoedingen en kosten voor het naleven van de basismilieukwaliteit, zoals opgenomen in de reglementaire bepalingen.

Bedragen lager dan 2.000 frank worden niet uitbetaald.

De beheersvergoeding kan niet gecumuleerd worden met andere vormen van vergoeding voor dezelfde of een gelijkaardige prestatie met uitzondering van deze opgenomen in artikel 10 van de verordening en de vergoeding in toepassing van artikel 15 van het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen.

Facultatieve verhogingen tot maximum 30 % in het kader van het gemeentelijk of provinciaal milieubeleid zijn mogelijk maar zijn niet subsidieerbaar door het Vlaams Gewest.

De betalingen van de beheersvergoedingen worden stopgezet zodra niet langer aan de voorwaarden van de beheersovereenkomst wordt voldaan of wanneer is vastgesteld dat de beheersovereenkomsten niet volledig worden uitgevoerd. HOOFDSTUK IV. - Algemene bepalingen

Art. 19.§ 1. De beheersovereenkomst of overeenkomst kan voortijdig worden beëindigd wegens overmacht in de volgende gevallen : 1° overlijden van de beheerder of aanvrager;2° volledige arbeidsongeschiktheid van ten minste één jaar van de beheerder of aanvrager;3° onteigening van tenminste 30 % van de bedrijfsoppervlakte, als die onteigening op de dag waarop de beheersovereenkomst of overeenkomst is gesloten, niet was te voorzien;4° een door de overheid overeenkomstig de wet van 12 juli 1976 erkende natuurramp die het landbouwareaal van het bedrijf in belangrijke mate ongunstig beïnvloedt;5° het door een ongeluk tenietgaan van de bedrijfsgebouwen van de beheerder of aanvrager;6° een epizoötie die de gehele veestapel van de beheerder of aanvrager, of een deel ervan, heeft getroffen, en die het onmogelijk maakt de bepalingen van de beheersovereenkomst of overeenkomst na te leven. § 2. Onverminderd het bepaalde in § 1 kunnen in individuele gevallen, rekening houdend met de bijzondere omstandigheden, op verzoek van de beheerder of aanvrager, andere gevallen van overmacht, dan die bedoeld in § 1, worden erkend door de ministers. § 3. De kennisgeving van de gevallen van overmacht, bedoeld in § 1, of de aanvraag tot erkenning als overmacht, bedoeld in § 2, worden samen met de bijbehorende bewijsstukken schriftelijk ingediend door de beheerder of aanvrager respectievelijk bij de maatschappij of de administratie binnen een termijn van tien werkdagen te rekenen vanaf het tijdstip waarop dit voor de beheerder of aanvrager mogelijk is. § 4. In geval van overmacht eindigt de beheersovereenkomst of overeenkomst en is geen terugbetaling van de beheersvergoeding of subsidie verschuldigd voor de periode waarin de beheersovereenkomst of overeenkomst daadwerkelijk gold. § 5. Voor zover er niet uitdrukkelijk in de beheersovereenkomst of overeenkomst wordt van afgeweken, zijn de bepalingen van gemeen recht, in het bijzonder de bepalingen van Boek III, titel III, van het Burgerlijk Wetboek, van toepassing op de beheersovereenkomsten of overeenkomsten.

Art. 20.De percelen waarvoor een beheersovereenkomst of overeenkomst wordt gesloten, kunnen zichtbaar aangeduid worden door een aanwijzingsbord op het perceel na akkoord van de beheerder of de aanvrager. De ministers stellen het model van de aanwijzingsborden vast, en de voorwaarden voor de plaatsing ervan.

Art. 21.Wanneer de beheerder of aanvrager de bepalingen van de beheersovereenkomst of overeenkomst niet kan blijven nakomen omdat zijn bedrijf in een ruilverkaveling of een soortgelijke landinrichtingsmaatregel van de overheid is betrokken, bepaalt de maatschappij de voorwaarden om de beheersovereenkomst of overeenkomst aan de nieuwe bedrijfsomstandigheden aan te passen. Zij kan hiertoe een aangepaste beheersovereenkomst of overeenkomst voorleggen. Bij de overeenkomsten gebeurt die aanpassing in overleg met de administratie.

Indien een dergelijke aanpassing onmogelijk is, kan de maatschappij of de administratie beslissen dat de beheersovereenkomst of overeenkomst eindigt zonder dat voor de periode waarin de beheersovereenkomst of overeenkomst daadwerkelijk gold, de beheersvergoeding of subsidie moet worden terugbetaald.

Art. 22.Wanneer de beheerder of aanvrager in de loop van de beheersovereenkomst of overeenkomst zijn bedrijf geheel of gedeeltelijk overdraagt aan een ander, kan die laatste de beheersovereenkomst of overeenkomst voor de resterende looptijd overnemen. Gebeurt die overname niet, dan moet de beheerder of aanvrager de ontvangen beheersvergoeding of subsidie terugbetalen, vermeerderd met de wettelijke interest die berekend wordt vanaf het tijdstip van de betaling van het onverschuldigde bedrag.

Van die terugbetaling kan worden afgezien als de beheerder of aanvrager reeds gedurende drie jaar de beheersovereenkomst of overeenkomst is nagekomen, zijn landbouwactiviteit beëindigt en overname van de beheersovereenkomst of overeenkomst door de overnemer niet kan worden verwezenlijkt.

Art. 23.Op verzoek van de beheerder of aanvrager kan de maatschappij of de administratie de bestaande beheersovereenkomst of overeenkomst omzetten in een nieuwe beheersovereenkomst of overeenkomst, op voorwaarde dat de omzetting onomstotelijk voordelen voor het milieu biedt en de bestaande beheersovereenkomst of overeenkomst in belangrijke mate wordt versterkt.

Op verzoek van de beheerder of aanvrager kan de maatschappij of de administratie de voorwaarden van de bestaande beheersovereenkomst of overeenkomst aanpassen aan de door de Europese Commissie goedgekeurde wijzigingen van het landbouwmilieuprogramma.

Art. 24.Bij opzettelijk of door grove nalatigheid onjuiste aangifte, wordt de betrokken beheerder of aanvrager van elke steun in het kader van de verordening uitgesloten. Pas twee jaar later kan hij een nieuwe beheersovereenkomst of overeenkomst in het kader van de milieumaatregelen in de landbouw aangaan.

Art. 25.Behalve wanneer een niet-verschuldigde betaling het gevolg is van een materiële vergissing van de bevoegde instantie, wordt het terug te betalen bedrag met uitsluiting van de beheersvergoedingen vermeerderd met de wettelijke interest, die berekend wordt vanaf het tijdstip van de betaling van het niet-verschuldigde bedrag en verhoogd met een administratieve boete die gelijk is aan het ten onrechte verkregen bedrag.

Art. 26.De terugbetaling van het niet-verschuldigd bedrag, zelfs wanneer dat lager is dan 2.000 frank, kan in mindering gebracht worden van de eerstvolgende betaling. In dat geval is geen intrest verschuldigd, vanaf het ogenblik dat de beheerder of aanvrager van de niet-verschuldigde betaling op de hoogte is gebracht. HOOFDSTUK V. - Organisatie

Art. 27.Onverminderd haar bevoegdheden bepaald door of krachtens een decreet, staat de maatschappij of de administratie in voor de actieve bevordering, het sluiten en de voortgangsbewaking van respectievelijk de beheersovereenkomsten en overeenkomsten.

De afdeling natuur wordt belast met de voorbereiding en de uitvoering van de beheersovereenkomsten binnen de groengebieden, bosgebieden en natuurontwikkelingsgebieden van de gewestplannen overeenkomstig het decreet betreffende de ruimtelijke ordening gecoördineerd op 22 oktober 1996 of de gebieden waar natuurrichtplannen van toepassing zijn of waarvoor deze opgesteld dienen te worden conform de artikelen 48 en 50 van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu, en met de voortgangsbewaking en de evaluatie van het beleid inzake beheersovereenkomsten.

De afdeling land wordt belast met de voorbereiding, de uitvoering, de voortgangsbewaking en de evaluatie van het beleid inzake beheersovereenkomsten binnen de agrarische gebieden van de gewestplannen overeenkomstig het decreet betreffende de ruimtelijke ordening gecoördineerd op 22 oktober 1996, met uitsluiting van de in het tweede lid genoemde gebieden.

Art. 28.De maatschappij, de afdeling natuur, de afdeling land en de administratie worden, ieder voor wat hun bevoegdheden betreft, belast met het toezicht op en de evaluatie van de maatregelen genomen in het kader van dit besluit. Zij kunnen zich hiertoe laten bijstaan door derden.

Ze leggen jaarlijks een evaluatieverslag van de maatregelen voor aan de ministers. Het verslag omvat de socio-economische, de landbouw- en de milieuaspecten met inachtneming van de doelstellingen van de verordening en met de specifieke doelstellingen van de desbetreffende maatregel.

Art. 29.§ 1. De ministers stellen een geschillenadviescommissie in, die is samengesteld als volgt : 1° de voorzitter, aan te wijzen door de ministers;2° de ondervoorzitter, aan te wijzen door de Vlaamse minister, bevoegd voor het landbouwbeleid;3° één lid, aan te wijzen door de Vlaamse minister, bevoegd voor het natuurbehoud;4° één lid op voordracht van de Vlaamse minister, bevoegd voor de landbouwbeleid;5° één lid op voordracht van de Vlaamse minister, bevoegd voor de landinrichting;6° twee deskundigen, waarvan één aangewezen door de Vlaamse minister, bevoegd voor het natuurbehoud en één aangewezen door de Vlaamse minister, bevoegd voor het landbouwbeleid. Alle leden, uitgezonderd de twee deskundigen, zijn ambtenaren bij het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap.

De voorzitter organiseert het secretariaat voor de geschillenadviescommissie. § 2. De ministers leggen de procedure voor de geschillenadviescommissie vast.

Art. 30.De geschillenadviescommissie verleent advies over geschillen betreffende de sluiting, de uitvoering, de handhaving en de beëindiging door overmacht van de beheersovereenkomsten en overeenkomsten als bedoeld in artikel 19, § 2.

De ministers beslissen over het geschil binnen dertig kalenderdagen vanaf de ontvangst van het advies. Het advies is bindend wanneer die beslissing niet wordt genomen binnen de gestelde termijn.

De geschillenadviescommissie kan bemiddelend optreden op verzoek van de meest gerede partij. HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen

Art. 31.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 1999.

Art. 32.De Vlaamse minister, bevoegd voor het natuurbehoud en de landinrichting en de Vlaamse minister, bevoegd voor het landbouwbeleid zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 13 april 1999 De minister-president van de Vlaamse regering L. VAN DEN BRANDE De Vlaamse minister van Leefmilieu en Tewerkstelling, Th. KELCHTERMANS De Vlaamse minister van Economie, K.M.O., Landbouw en Media, E. VAN ROMPUY

^