Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 13 juli 2001
gepubliceerd op 31 oktober 2001

Besluit van de Vlaamse regering houdende de heroverweging van de budgettaire middelen door de organisatie van de ambulante begeleiding door bepaalde voorzieningen inzake sociale integratie van personen met een handicap en houdende de aanpassing van de werkingskosten van de semi-internaten voor schoolgaanden

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2001036234
pub.
31/10/2001
prom.
13/07/2001
ELI
eli/besluit/2001/07/13/2001036234/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

13 JULI 2001. - Besluit van de Vlaamse regering houdende de heroverweging van de budgettaire middelen door de organisatie van de ambulante begeleiding door bepaalde voorzieningen inzake sociale integratie van personen met een handicap en houdende de aanpassing van de werkingskosten van de semi-internaten voor schoolgaanden


De Vlaamse regering, Gelet op het decreet van 27 juni 1990 houdende oprichting van een Vlaams Fonds voor de Sociale Integratie van Personen met een Handicap, inzonderheid op artikel 52, 2°, en op artikel 53;

Gelet op het ministerieel besluit van 18 juni 1975 tot bepaling van de te volgen regels voor de vaststelling van het bedrag van de tegemoetkomingen uit het Fonds voor medische, sociale en pedagogische zorg voor gehandicapten in de kosten voor onderhoud, opvoeding en behandeling van gehandicapten die geplaatst zijn in inrichtingen die onder het stelsel van semi-internaat werken, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 23 september 1975, 30 april 1976, 19 oktober 1976, 25 maart 1977, 9 mei 1977, 11 maart 1978, 14 juni 1978, 6 maart 1980, 3 augustus 1981, 26 november 1981, 15 oktober 1982, en bij de besluiten van de Vlaamse regering van 28 juli 1973, 12 maart 1986, 10 december 1986, 23 december 1987, 14 oktober 1988, 19 juli 1989, 29 juli 1989, 7 november 1990, 30 januari 1991, 2 augustus 1991, 20 juli 1994, 24 maart 1998, 23 juni 1998 en 8 december 1998;

Gelet op het advies van de raad van bestuur van het Vlaams Fonds voor de Sociale Integratie van Personen met een Handicap, gegeven op 4 mei 2001;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 9 juni 2001;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 4 juli 1989 en 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat een goede werking van het Vlaams Fonds voor de Sociale Integratie van Personen met een Handicap vereist dat zonder uitstel bepaalde criteria worden vastgesteld om een meer ambulant gebruik van het zorgaanbod van voorzieningen die onder het internaats- of het semi-internaatsstelsel werken mogelijk te maken;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder : 1° het Fonds : het Vlaams Fonds voor de Sociale Integratie van Personen met een Handicap;2° voorziening : de door het Fonds erkende voorzieningen die aan minderjarigen en volwassenen, residentiële en/of semi-residentiële opvang bieden, alsmede de centra voor observatie, oriëntering en medische, psychologische en pedagogische bijstand voor gehandicapten.

Art. 2.De in artikel 1, 2°, bedoelde voorzieningen kunnen overeenkomstig de bepalingen van dit besluit ambulante begeleiding verstrekken aan personen met een handicap, mits ze de continuïteit van hun aanbod blijven verzekeren. HOOFDSTUK II. - Voorwaarden en bepalingen voor ambulante begeleiding

Art. 3.De voorzieningen kunnen plaatsen en bedden omzetten in ambulante begeleidingen.

De nadruk van die omzetting in ambulante begeleiding ligt daarbij op het handhaven en verbeteren van de huidige opvang, wat kan gebeuren door : 1° ondersteuning van het gezin of het familiaal leefverband, mede door het leveren van prestaties aan huis;2° ondersteuning van de school of externen die mee instaan voor de dagbesteding van de persoon met een handicap;3° het leveren van handicapspecifieke knowhow aan de school of het gezin, zonder daarbij in de plaats te treden van de diensten voor thuisbegeleiding;4° het ondersteunen en verbeteren van de relatie tussen het gezin of het familiaal leefverband en de voorziening;5° het uitbouwen van een ruimer sociaal netwerk rondom het gezin om de integratie van de persoon met een handicap te bevorderen, inzonderheid inzake opvang, dagbesteding en vrijetijdsbesteding. Bij de verdere differentiëring van de werking dienen de inrichtingen eveneens een regionale ondersteuningsfunctie uit te bouwen.

Art. 4.Onverminderd de in artikel 3 bedoelde algemene doelstellingen moet de ambulante begeleiding aan de volgende specifieke voorwaarden voldoen : 1° voor minderjarige schoolgaanden moet minstens 75 % van de begeleidingen slaan op de ondersteuning van het gezin, de school en de leerkrachten;2° elke begeleiding moet minstens één uur duren en buiten de voorziening plaatshebben;3° de begeleidingen worden geregistreerd en medeondertekend door de persoon met een handicap of door de betrokken derden (ouders, school, externe betrokkene voor dagbesteding);4° de dagen en dagdelen die de persoon met een handicap in de voorziening doorbrengt, zijn niet verenigbaar met ambulante begeleiding gedurende die periode.

Art. 5.Het omzetten van plaatsen en bedden in ambulante begeleidingen zoals bedoeld in dit besluit is afhankelijk van het sluiten van een convenant tussen de inrichtende macht van de voorziening en het Fonds.

In dit convenant moeten minstens de volgende elementen voorkomen : 1° het aantal omgezette plaatsen of om te zetten plaatsen, met de termijn waarbinnen de omzetting verwezenlijkt zal zijn;2° het aantal beoogde begeleidingen, waarbij de inzet van middelen equivalent moet zijn met die welke bepaald is in de reglementering omtrent de thuisbegeleiding van personen met een handicap;3° de te behalen resultaten van de omzetting en de wijze waarop dat geëvalueerd zal worden;4° de wijze waarop van de omzetting kan worden teruggekeerd naar de vroegere situatie.

Art. 6.Bij de ondertekening van het in vorig artikel bedoelde convenant door beide partijen blijven voor de voorziening de door het Fonds effectief te betalen personeels- en werkingssubsidies behouden, rekening houdend met de in mindering te brengen financiële bijdragen.

Het Fonds bepaalt per voorziening de voorwaarden voor de omzetting van residentiële plaatsen in ambulante begeleidingen overeenkomstig de regelgeving inzake de thuisbegeleiding.

Art. 7.Per ambulante begeleiding kan de voorziening aan het gezin of aan de begeleide volwassene een maximumbijdrage vragen gelijk aan die welke bepaald is in de reglementering inzake thuisbegeleiding. Die bijdrage wordt rechtstreeks aan de inrichting betaald. HOOFDSTUK III. - Aanpassing van de werkingskosten van de semi-internaten voor schoolgaanden

Art. 8.Titel III van het ministerieel besluit van 18 juni 1975 tot bepaling van de te volgen regels voor de vaststelling van het bedrag van de tegemoetkoming uit het Fonds voor medische, sociale en pedagogische zorg voor gehandicapten in de kosten voor onderhoud, opvoeding en behandeling van gehandicapten die geplaatst zijn in inrichtingen die onder het stelsel van semi-internaat werken, opgeheven door het besluit van de Vlaamse regering van 10 december 1986, wordt opnieuw vervangen door wat volgt : « Titel III. Ambulante begeleiding in semi-internaten voor schoolgaanden Art. 16 Aan de semi-internaten voor schoolgaanden die hun werkvorm heroriënteren naar de ambulante begeleidingen en op jaarbasis ten minste 10% van de erkende capaciteit omzetten in ambulante begeleidingen zoals vastgesteld in de desbetreffende regelgeving, wordt bovenop de werkingstoelage een extra werkingstoelage van 9,1 frank per onderhoudsdag toegekend. De verplichting tot omzetting geldt niet voor voorzieningen die hoofdzakelijk motorisch, zintuiglijk of meervoudig gehandicapte kinderen opnemen. »

Art. 9.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2001, met uitzondering van artikel 8 dat uitwerking heeft met ingang van 1 januari 2000.

Art. 10 De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 13 juli 2001.

De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, Mevr. M. VOGELS

^