Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 13 november 2015
gepubliceerd op 08 december 2015

Besluit van de Vlaamse Regering houdende vrijstelling van bepaalde werkgeversbijdragen voor ondernemingen die behoren tot de koopvaardijsector en de zeesleepvaartsector

bron
vlaamse overheid
numac
2015036498
pub.
08/12/2015
prom.
13/11/2015
ELI
eli/besluit/2015/11/13/2015036498/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

13 NOVEMBER 2015. - Besluit van de Vlaamse Regering houdende vrijstelling van bepaalde werkgeversbijdragen voor ondernemingen die behoren tot de koopvaardijsector en de zeesleepvaartsector


De Vlaamse Regering, Gelet op de besluitwet van 7 februari 1945 betreffende de maatschappelijke veiligheid van de zeelieden ter koopvaardij, artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 12 augustus 2000;

Gelet op het advies van het beheerscomité van de Hulp- en Voorzorgkas voor Zeevarenden van 18 maart 2015;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 7 juli 2015;

Gelet op het advies van de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen, gegeven op 31 augustus 2015;

Gelet op het akkoord van de Europese Commissie, gegeven op 14 september 2015;

Gelet op advies 58.170/1 van de Raad van State, gegeven op 12 oktober 2015, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Overwegende dat dit besluit van de Vlaamse Regering tot doel heeft het stelsel van de toekenning van een vrijstelling van werkgeversbijdragen in overeenstemming met de Richtsnoeren nr. C 2004/43 van 17 januari 2004 van de Europese Commissie betreffende staatssteun voor het zeevervoer te behouden om te voorkomen dat de sector verlies zou lijden;

Overwegende dat de vrijstelling van de werkgeversbijdragen voor de Koopvaardijsector en de zeesleepvaartsector sedert 1 juli 2014 behoort tot de bevoegdheid van de gewesten;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Werk, Economie, Innovatie en Sport;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.§ 1. Dit besluit is van toepassing op communautaire zeelieden die door reders met een exploitatiezetel op het grondgebied van het Vlaamse Gewest worden tewerkgesteld op zeeschepen.

Onder de communautaire zeelieden, vermeld in het eerste lid, wordt verstaan : 1° burgers van de Europese Gemeenschap of van de Europese Economische Ruimte als het zeelieden betreft die werken aan boord van schepen, met inbegrip van ro-ro veerboten, die geregelde passagiersdiensten tussen havens van de Europese Gemeenschap verzorgen;2° in alle andere gevallen, dan de gevallen in punt 1°, alle zeelieden die in een lidstaat van de Europese Unie belasting en/of sociale zekerheidsbijdragen moeten betalen. § 2. Voor wat betreft het zeevervoersgedeelte van de sleepwerkzaamheden verricht door communautaire zeelieden die werken aan boord van zeewaardige sleepboten die minstens 50% van hun bedrijfstijd vervoer op zee verrichten, passen de reders met exploitatiezetel op het grondgebied van het Vlaamse Gewest de maatregel, vermeld in artikel 2, alleen toe op de lonen van de communautaire zeelieden die ze tewerkstellen.

Een evenredig deel van de wachttijd, vermeld in het eerste lid, wordt in aanmerking genomen als zeevervoer voor de berekening van de voormelde drempel van 50%.

Art. 2.De reders, vermeld in artikel 2, § 1, 2°, van de besluitwet van 7 februari 1945 betreffende de maatschappelijke veiligheid van de zeelieden ter koopvaardij, worden vrijgesteld van de betaling van werkgeversbijdragen aan de Hulp- en Voorzorgskas voor Zeevarenden voor : 1° 26,99 % van de globale basiswerkgeversbijdragen, vermeld in artikel 3, § 3, 1°, van de besluitwet van 7 februari 1945 betreffende de maatschappelijke veiligheid van de zeelieden ter koopvaardij;2° de bijdrage aan het Fonds tot vergoeding van de in geval van sluiting van ondernemingen ontslagen werknemers, vermeld in artikel 58 en 60 van de wet van 26 juni 2002Relevante gevonden documenten type wet prom. 26/06/2002 pub. 09/08/2002 numac 2002012847 bron ministerie van tewerkstelling en arbeid Wet betreffende de sluiting van de ondernemingen sluiten betreffende de sluiting van ondernemingen.

Art. 3.§ 1. De reders waarborgen minimaal zestig arbeidsplaatsen voor de zeelieden en shoregangers die ingeschreven zijn op de lijst van de Pool van de Zeelieden ter Koopvaardij, en 256 arbeidsplaatsen voor de officieren die ingeschreven zijn op de lijst van de Pool van Zeelieden ter Koopvaardij.

In het eerste lid wordt verstaan onder arbeidsplaats : een vacante plaats gedurende 365 dagen per jaar voor een varend koopvaardijpersoneelslid. Dat betekent 60 x 1,7 = 102 tewerkstellingen voor zeelieden en shoregangers, en 256 x 1,7 = 435 tewerkstellingen voor officieren. § 2. Bij de evaluatie van de naleving van de tewerkstellingsnorm, vermeld in paragraaf 1, wordt geen rekening gehouden met de varende werknemers, vermeld in artikel 2quater van de besluitwet van 7 februari 1945 betreffende de maatschappelijke veiligheid van de zeelieden ter koopvaardij. § 3. Het Paritair Comité van de Koopvaardij onderzoekt jaarlijks of voldaan is aan de tewerkstellingsnorm, vermeld in paragraaf 1. De voorzitter van het bevoegde paritair comité bezorgt het jaarlijks evaluatierapport voor 30 april aan de Vlaamse minister, bevoegd voor het tewerkstellingsbeleid. § 4. Als de reders overmacht inroepen, kan van de naleving van de tewerkstellingsnorm worden afgeweken. In dat geval bevat het verslag van het paritair comité de gronden voor overmacht. § 5. De Vlaamse minister, bevoegd voor het tewerkstellingsbeleid, beschikt over een termijn van dertig kalenderdagen om zich uit te spreken over het respecteren van de tewerkstellingsnorm, vermeld in paragraaf 1, en over de eventuele gehele of gedeeltelijke invordering van de vrijgestelde bijdragen voor het afgelopen jaar in kwestie. Deze termijn begint te lopen de dag nadat de voorzitter van het bevoegde paritair comité het jaarlijks evaluatierapport heeft bezorgd en op 30 april indien de voorzitter van het bevoegde comité het jaarlijks evaluatierapport niet of niet tijdig heeft bezorgd. Als de Vlaamse minister, bevoegd voor het tewerkstellingsbeleid, binnen deze termijn geen beslissing neemt, wordt de beslissing geacht positief te zijn.

Art. 4.De reder deelt aan de Hulp- en Voorzorgskas voor Zeevarenden de volgende gegevens mee : 1° het aantal dagen waarvoor de sociale zekerheidsbijdragen verschuldigd zijn, namelijk : a) elke vaart- en bijwerkdag voor de zeevarenden;b) elke arbeidsdag voor de shoregangers;c) elke dag waarvoor de opzeggingsvergoeding door de reder verschuldigd is;2° het maand per maand betaalde brutoloon met betrekking tot de voormelde dagen, waarop de zeeman ingevolge zijn dienstbetrekking recht heeft. In het eerste lid, 2° wordt verstaan onder brutoloon van de zeeman : de standaardgage, vermeerderd met de overuren en alle vergoedingen, opzeggingsvergoedingen inbegrepen.

Art. 5.Dit besluit heeft uitwerking op 1 juli 2015 en treedt buiten werking op 31 december 2022.

Art. 6.De Vlaamse minister, bevoegd voor het tewerkstellingsbeleid, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 13 november 2015.

De minister-president van de Vlaamse Regering, G. BOURGEOIS De Vlaamse minister van Werk, Economie, Innovatie en Sport, Ph. MUYTERS

^