Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 14 december 2001
gepubliceerd op 10 april 2002

Besluit van de Vlaamse regering houdende tweede bijsturing van het stambesluit VOI van 30 juni 2000

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2002035346
pub.
10/04/2002
prom.
14/12/2001
ELI
eli/besluit/2001/12/14/2002035346/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

14 DECEMBER 2001. - Besluit van de Vlaamse regering houdende tweede bijsturing van het stambesluit VOI van 30 juni 2000


De Vlaamse regering, Gelet op het bijzonder decreet van 14 juli 1998 betreffende het Gemeenschapsonderwijs, inzonderheid op artikel 67, § 2;

Gelet op de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut, inzonderheid op artikel 11, § 1, gewijzigd bij de wet van 22 juli 1993;

Gelet op de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving, inzonderheid op artikel 20ter, § 2, ingevoegd bij het decreet van 5 juli 1989 en gewijzigd bij het decreet van 7 juli 1998;

Gelet op de wet van 26 maart 1971 op de bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging, inzonderheid op artikel 32ter, § 1, ingevoegd bij het decreet van 12 december 1990 en op artikel 32ter, §§ 3 en 4, ingevoegd bij het decreet van 12 december 1990 en gewijzigd bij het decreet van 7 juli 1998;

Gelet op de wet van 17 mei 1976 tot oprichting van een Dienst voor de Scheepvaart en van een « Office de la Navigation », inzonderheid op artikel 8, gewijzigd bij het decreet van 7 juli 1998;

Gelet op het decreet van 2 juli 1981 betreffende de voorkoming en het beheer van afvalstoffen, inzonderheid op artikel 38, gewijzigd bij de decreten van 20 april 1994 en 7 juli 1998;

Gelet op het decreet van 20 maart 1984 houdende oprichting van de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling, inzonderheid op artikel 3, § 2, gewijzigd bij het decreet van 7 juli 1998;

Gelet op het decreet van 29 mei 1984 houdende oprichting van de instelling Kind en Gezin, inzonderheid op artikel 11, § 1, gewijzigd bij het decreet van 7 juli 1998;

Gelet op het decreet van 21 december 1988 houdende oprichting van de Vlaamse Landmaatschappij, inzonderheid op artikel 9, § 1, gewijzigd bij het decreet van 7 juli 1998;

Gelet op het decreet van 27 juni 1990 houdende oprichting van een Vlaams Fonds voor de Sociale Integratie van Personen met een Handicap, inzonderheid op artikel 18, gewijzigd bij het decreet van 7 juli 1998;

Gelet op het decreet van 31 juli 1990 betreffende het Onderwijs II, inzonderheid op artikel 160, gewijzigd bij de decreten van 9 april 1992, 7 juli 1998 en 18 mei 1999;

Gelet op het decreet van 12 december 1990 betreffende het bestuurlijk beleid, inzonderheid op artikel 24, 44, § 1 en 45, gewijzigd bij het decreet van 7 juli 1998;

Gelet op het decreet van 23 januari 1991 betreffende de vorming en de begeleiding van de zelfstandigen en de kleine en middelgrote ondernemingen, inzonderheid op artikel 48, gewijzigd bij het decreet van 7 juli 1998;

Gelet op het decreet van 23 januari 1991 tot oprichting van Export Vlaanderen, inzonderheid op artikel 20, § 1, gewijzigd bij het decreet van 24 juli 1996;

Gelet op het decreet van 4 mei 1994 betreffende de N.V. Zeekanaal en Watergebonden Grondbeheer Vlaanderen, inzonderheid op artikel 57, gewijzigd bij het decreet van 7 juli 1998;

Gelet op het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, inzonderheid op artikel 32, § 1;

Gelet op het decreet van 7 juli 1998 betreffende de openbare instelling Toerisme Vlaanderen en de Vlaamse Raad voor het Toerisme, inzonderheid op artikel 20;

Gelet op het advies van de raad van bestuur van het Commissariaat-Generaal voor de Bevordering van de Lichamelijke Ontwikkeling, de Sport en de Openluchtrecreatie, gegeven op 21 februari 2001;

Gelet op het advies van het beheerscomité van de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding, gegeven op 7 februari 2001;

Gelet op het advies van de raad van bestuur van de Dienst voor Infrastructuurwerken van het Gesubsidieerd Onderwijs, gegeven op 2 februari 2001;

Gelet op het advies van de raad van bestuur van het Vlaams Instituut voor het Zelfstandig Ondernemen, gegeven op 19 januari 2001;

Gelet op het advies van de raad van bestuur van de N.V. Zeekanaal en Watergebonden Grondbeheer Vlaanderen, gegeven op 17 januari 2001;

Gelet op het advies van de raad van bestuur van het Vlaams Fonds voor de Sociale Integratie van Personen met een Handicap, gegeven op 30 januari 2001;

Gelet op het advies van de raad van bestuur van het Openbaar Psychiatrisch Ziekenhuis Geel, gegeven op 8 februari 2001;

Gelet op het advies van de raad van bestuur van het Openbaar Psychiatrisch Ziekenhuis Rekem, gegeven op 8 februari 2001;

Gelet op het advies van de raad van bestuur van de Vlaamse Landmaatschappij, gegeven op 24 januari 2001;

Gelet op het advies van de raad van bestuur van Toerisme Vlaanderen, gegeven op 21 februari 2001;

Gelet op het advies van de raad van bestuur van de Dienst voor de Scheepvaart, gegeven op 17 januari 2001;

Gelet op het advies van de raad van bestuur van Kind en Gezin, gegeven op 31 januari 2001;

Gelet op het advies van de algemene raad van de Vlaamse Onderwijsraad, gegeven op 23 januari 2001;

Gelet op het advies van de raad van bestuur van Export Vlaanderen, gegeven op 26 januari 2001;

Gelet op het advies van de directieraad van de Openbare Afvalstoffenmaatschappij voor het Vlaams Gewest, gegeven op 23 januari en 30 januari 2001;

Gelet op het advies van de directieraad van de Vlaamse Milieumaatschappij, gegeven op 8 januari 2001;

Gelet op het advies van de directieraad van de Vlaamse Landmaatschappij, gegeven op 23 januari 2001;

Gelet op het advies van de directieraad van de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij, gegeven op 11 januari 2001;

Gelet op het advies van de directieraad van de Dienst voor de Scheepvaart, gegeven op 16 januari 2001;

Gelet op het advies van de directieraad van de N.V. Zeekanaal en Watergebonden Grondbeheer Vlaanderen, gegeven op 8 januari 2001;

Gelet op het advies van de directieraad van Toerisme Vlaanderen, gegeven op 19 januari 2001;

Gelet op het advies van de directieraad van Export Vlaanderen, gegeven op 18 januari 2001;

Gelet op het advies van de directieraad van het Commissariaat-generaal voor de Bevordering van de Lichamelijke Ontwikkeling, de Sport en de Openluchtrecreatie, gegeven op 12 februari 2001;

Gelet op het advies van de directieraad van de Dienst voor Infrastructuurwerken van het Gesubsidieerd Onderwijs, gegeven op 29 januari 2001;

Gelet op het advies van de directieraad van de administratieve diensten van de Raad van het Gemeenschapsonderwijs, gegeven op 26 januari 2001;

Gelet op het advies van de directieraad van het permanent secretariaat van de Vlaamse Onderwijsraad, gegeven op 19 januari 2001;

Gelet op het advies van de directieraad van de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding, gegeven op 17 april 2001;

Gelet op het advies van de directieraad van het Vlaams Instituut voor Zelfstandig Ondernemen, gegeven op 15 januari 2001;

Gelet op het advies van de directieraad van Kind en Gezin, gegeven op 9 mei 2001;

Gelet op het advies van de directieraad van het Vlaams Fonds voor de Sociale Integratie van Personen met een Handicap, gegeven op 12 januari 2001;

Gelet op het advies van de directieraad van het Openbaar Psychiatrisch Ziekenhuis Geel, gegeven op 9 januari 2001;

Gelet op het advies van de directieraad van het Openbaar Psychiatrisch Ziekenhuis Rekem, gegeven op 6 februari 2001;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 20 april 2001;

Gelet op het protocol nr. 167.490 van 24 juli 2001 van het Sectorcomité XVIII Vlaamse Gemeenschap - Vlaams Gewest;

Gelet op het protocol nr. 173.515 van 3 december 2001 van het Sectorcomité XVIII Vlaamse Gemeenschap - Vlaams Gewest;

Gelet op de beslissing van de Vlaamse regering, op 22 juni 2001, betreffende de aanvraag om advies bij de Raad van State binnen een maand;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 18 oktober 2001, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat de bottom-up evaluatie vanaf 2002 voorzien in artikel VIII 13 van het stambesluit VOI met één jaar dient uitgesteld voor de ambtenaren van rang A1 met een diensthoofdentoelage en de andere lijnmanagers aangeduid door de directieraad omdat de voorbereiding hiervan voor de voormelde ambtenaren dient verder gezet in 2002 en dat dit met het oog op de evaluatie van deze ambtenaren over het evaluatiejaar 2001 onverwijld statutair dient geregeld te worden;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Mobiliteit, Openbare Werken en Energie, de Vlaamse minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke kansen, de Vlaamse minister van Cultuur, Jeugd, Sport, Brusselse Aangelegenheden en Ontwikkelingssamenwerking, de Vlaamse minister van Onderwijs en Vorming, de Vlaamse minister van Werkgelegenheid en Toerisme, de Vlaamse minister van Leefmilieu en Landbouw, de Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Ambtenarenzaken en Buitenlands Beleid en de Vlaamse minister van Economie, Buitenlandse Handel en Huisvesting;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.Aan artikel V 8 van het stambesluit VOI van 30 juni 2000, vervangen bij het besluit van de Vlaamse regering van 5 oktober 2001, waarvan de bestaande tekst § 1 zal vormen, wordt een § 2 toegevoegd, die luidt als volgt : « § 2. Bij overplaatsing in het kader van de interne arbeidsmarkt waarbij de ambtenaar wordt overgeplaatst in een betrekking van een andere graad van dezelfde rang, behoudt het personeelslid de verworven anciënniteiten. In voorkomend geval wordt de betrokkene ingeschaald op de overeenkomstige trap van de functionele loopbaan van de nieuwe graad. »

Art. 2.Artikel VI 21 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : « Art. VI 21. De toelaatbaar verklaarde geslaagde die zijn voorkeur voor één of meer betrekkingen laat kennen, verbindt zich ertoe de betrekking die hem wordt toegewezen te aanvaarden. Hij, die na behoorlijk te zijn opgeroepen zich zonder geldige reden en uiterlijk drie maanden na de datum van oproeping niet aanmeldt voor de betrekking waarvoor hij is aangewezen, of die weigert in dienst te treden, wordt van de lijst, bedoeld in artikel VI 14, eerste lid geschrapt.

Diegene die meer dan tweemaal weigert zijn voorkeur voor één of meer betrekkingen uit te drukken, wordt van de lijst bedoeld in artikel VI 14, eerste lid geschrapt. »

Art. 3.In artikel VII 3 van hetzelfde besluit wordt het derde lid vervangen door wat volgt : « Bij ambtshalve ontslag wegens medische ongeschiktheid ontvangt de stagiair een verbrekingsvergoeding die overeenstemt met het loon voor een periode gelijk aan de minimumduur nodig voor zijn opname in het stelsel van de werkloosheidsverzekering, de ziekteverzekering (sector uitkeringen) en de moederschapsverzekering. Op deze verbrekingsvergoeding worden de in dit verband vereiste werknemersbijdragen ingehouden en samen met de werkgeversbijdragen gestort. »

Art. 4.Artikel VII 17 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : « Art. VII 17. Elke stagiair wordt begeleid door een personeelslid van de instelling, de begeleidingsambtenaar. »

Art. 5.Artikel VII 18 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : « Art. VII 18. § 1. Tijdens de stage wordt de stagiair opgevolgd en tussentijds geëvalueerd. De tussentijdse evaluatie van de stagiair gebeurt overeenkomstig dezelfde regeling als deze welke geldt voor de functioneringsevaluatie van de ambtenaar, met uitzondering van de beroepsmogelijkheid. § 2. Elk tussentijds evaluatieverslag wordt onverwijld ter kennisgeving aan de stagiair toegestuurd die het viseert en er eventueel zijn opmerkingen aan toevoegt. »

Art. 6.Artikel VII 19 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : « Art. VII 19. § 1. Op het einde van de stage maken de evaluatoren, het afdelingshoofd en de leidend ambtenaar na een gesprek met de stagiair, een samenvattend eindverslag op.

In dit eindverslag wordt door de in voorgaand lid vermelde personeelsleden geëvalueerd voor welke vacante betrekking de stagiair op basis van zijn capaciteiten best wordt aangewezen. § 2. Het eindverslag wordt binnen dertig kalenderdagen, te rekenen vanaf de einddatum van de stage, aan de stagiair en aan de benoemende overheid toegestuurd; zoniet wordt de stage geacht gunstig te zijn.

Een afwijking van de bepalingen van het eerste lid van § 1 van dit artikel kan worden bepaald in het instellingsspecifiek besluit van het permanent secretariaat van de Vlaamse Onderwijsraad. »

Art. 7.In artikel VII 25 van hetzelfde besluit wordt het tweede lid vervangen door wat volgt : « Wanneer de werknemers- en werkgeversbijdragen met betrekking tot de arbeidsovereenkomst voor een bepaalde duur van 3 maanden niet volstaan stort de instelling bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid de nog ontbrekende werknemers- en werkgeversbijdragen voor de opname van de stagiair in het stelsel van de werkloosheid, de ziekteverzekering (sector uitkeringen) en de moederschaps-verzekering. De duur van de periode gedekt door deze storting mag de duur niet overschrijden van de statutaire tewerkstelling van de ontslagen stagiair. »

Art. 8.Aan artikel VII 26 van hetzelfde besluit wordt een § 3 toegevoegd, die luidt als volgt : « § 3. In het geval van ontslag van de stagiair zonder opzegging voor een zware fout, betaalt de instelling aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid de werkgevers- en werknemersbijdragen nodig voor de opname van de stagiair in het stelsel van de werkloosheid, de ziekteverzekering (sector uitkeringen) en de moederschapsverzekering.

De duur van de periode gedekt door deze betaling mag de duur niet overschrijden van de statutaire tewerkstelling van de ontslagen stagiair. »

Art. 9.In artikel VII 27 van hetzelfde besluit wordt § 2 vervangen door wat volgt : « § 2. In afwijking van § 1 kan de stagiair van wie de lichamelijke geschiktheid niet met zekerheid beoordeeld kon worden tijdens de stage, onder voorbehoud benoemd worden voor een termijn van maximum twee jaar te rekenen vanaf de datum van het eerste geneeskundige onderzoek. »

Art. 10.Aan artikel VIII 13 van hetzelfde besluit wordt een § 3 toegevoegd die luidt als volgt : « § 3. Voor de toepassing van § 1 van dit artikel op de ambtenaren van rang A1 met een diensthoofdentoelage en de andere lijnmanagers aangeduid door de directieraad, dienen de woorden « met ingang van de evaluatie met betrekking tot de prestaties van het jaar 2001 » te worden vervangen door de woorden « met ingang van de evaluatie met betrekking tot de prestaties van het jaar 2002. »

Art. 11.Artikel VIII 28 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : « Art. VIII 28. § 1. De graadanciënniteit bestaat uit de werkelijke diensten die de ambtenaar als titularis van een ambt met volledige prestaties bij de overheid heeft gepresteerd als stagiair en als vastbenoemde, in de graden die door de reglementering in aanmerking worden genomen voor toegang tot een andere graad of in vergelijkbare graden. § 2. De niveauanciënniteit bestaat uit de werkelijke diensten die de ambtenaar als titularis van een ambt met volledige prestaties bij de overheid heeft gepresteerd als stagiair en als vastbenoemde in een graad van het betreffende niveau of van een vergelijkbaar niveau. § 3. De dienstanciënniteit bestaat uit de werkelijke diensten die de ambtenaar als titularis van een ambt of betrekking met volledige prestaties bij de overheid in om het even welke hoedanigheid heeft gepresteerd. »

Art. 12.Artikel VIII 29 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : « Art. VIII 29. § 1. Onder overheid, bedoeld in artikel VIII 28, dient te worden begrepen : de instelling en voor zover zij een personeelsstatuut hebben dat vergelijkbaar is met het personeelsstatuut van de instelling : - de andere Vlaamse openbare instellingen; - de diensten van de Vlaamse regering; - de diensten en instellingen van de Europese unie; - de diensten en instellingen van een lidstaat van de Europese unie; - de diensten en instellingen van de Belgische Staat; - de diensten en instellingen van andere gemeenschappen en gewesten. § 2. De leidend ambtenaar beslist over de vergelijkbaarheid van de graden, functies en niveaus die voorkomen in andere personeelsstatuten. »

Art. 13.In deel VIII, titel IV, hoofdstuk I van hetzelfde besluit wordt een artikel VIII 38bis ingevoegd, dat luidt als volgt : « Art. VIII 38bis. § 1. Om aan een vergelijkend examen voor overgang naar niveau A te mogen deelnemen, moet de ambtenaar over de noodzakelijke generieke competenties beschikken voor het uitoefenen van een functie in niveau A. Een selectiecommissie beoordeelt op basis van een potentieelinschatting of de ambtenaar over de vereiste generieke competenties beschikt. De selectiecommissie wordt samengesteld door en voorgezeten door de leidend ambtenaar.

Deze potentieelinschatting wordt georganiseerd voorafgaand aan het overgangsexamen. De inhoud, de organisatie en de uitvoering ervan worden bepaald door de leidend ambtenaar. § 2. De ambtenaren van wie de in § 1 vermelde commissie heeft geoordeeld dat zij over de generieke competenties voor het uitoefenen van een functie in niveau A beschikken, worden gedurende zeven jaar vrijgesteld van deelname aan de in § 1 bedoelde potentieelinschatting.

De ambtenaren mogen tijdens hun loopbaan maximaal vier keer deelnemen aan deze potentieelinschatting. »

Art. 14.Artikel VIII 43 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : « Art. VIII 43. De leidend ambtenaar stelt de programma's en de nadere modaliteiten van de loopbaanexamens vast na overleg met de Vast Wervingssecretaris of een andere instantie belast met de werving en selectie van personeel. »

Art. 15.In artikel VIII 47 van hetzelfde besluit wordt 1° vervangen door wat volgt : « 1° voor bevordering tot een graad van rang A1 : voor de ambtenaren van niveau B of C van de instelling die in beide niveaus samen ten minste drie jaar anciënniteit tellen. »

Art. 16.Artikel VIII 49 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : « Art. VIII 49. § 1. De inhoud van het programma van het vergelijkend examen voor overgang naar een graad van niveau A wordt geregeld overeenkomstig artikel VIII 43.

Als het examen uit meerdere gedeelten bestaat, worden alleen de kandidaten die geslaagd zijn voor het vorige gedeelte toegelaten tot het volgende gedeelte. § 2. Als het programma van het vergelijkend examen voor overgang naar een graad van niveau A een algemeen gedeelte bevat, worden de ambtenaren die geslaagd zijn voor dit algemene gedeelte, in afwijking van artikel VIII 44 van dit besluit, vrijgesteld van het algemene gedeelte in de twee eerstvolgende examens die georganiseerd worden voor dezelfde graad.

Als het programma van het vergelijkend examen voor overgang naar een graad van niveau A één of meerdere kennisvakken bevat, worden de ambtenaren die geslaagd zijn voor één of meerdere vakken, vrijgesteld van deze vakken in de twee eerstvolgende examens die georganiseerd worden voor dezelfde graad. »

Art. 17.Artikel VIII 50 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 18.In artikel VIII 53 van hetzelfde besluit wordt de tweede zin vervangen door wat volgt : « Met uitzondering van het vergelijkend examen voor overgang naar een graad van niveau A waar de rangschikking gebeurt volgens de resultaten behaald over het hele examen, worden zij, ingeval het examen is opgesplitst, gerangschikt volgens de resultaten behaald in de bijzondere gedeelten. »

Art. 19.Artikel VIII 56 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 20.Aan artikel VIII 60, § 3 van hetzelfde besluit worden 2 nieuwe leden toegevoegd die luiden als volgt : « Indien voor een bepaalde betrekking bijzondere bijkomende vereisten worden gesteld, kunnen de geslaagden onder de volgende voorwaarden onderworpen worden aan een bijkomende selectietest : a) de vereiste bijzondere bijkomende competenties zijn in de functiebeschrijving vastgesteld;b) uit het examendossier van de eerst in aanmerking komende geslaagde, kan niet worden afgeleid dat hij over het benodigde competentieprofiel beschikt;c) het aantal van de geslaagden die in volgorde van de rangschikking tot de bijkomende selectietest worden toegelaten stemt maximaal overeen met vijfmaal het aantal betrekkingen waarvoor de test wordt georganiseerd. De rangschikking behaald voor de bijzondere selectietest geldt enkel voor de betrekkingen waarvoor deze test werd georganiseerd. »

Art. 21.Aan artikel VIII 61 van hetzelfde besluit wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « Indien voor een bepaalde betrekking bijzondere bijkomende vereisten worden gesteld, kunnen de geslaagden onder de volgende voorwaarden onderworpen worden aan een bijkomende selectietest : a) de vereiste bijzondere bijkomende competenties zijn in de functiebeschrijving vastgesteld;b) uit het examendossier van de eerst in aanmerking komende geslaagde, kan niet worden afgeleid dat hij over het benodigde competentieprofiel beschikt;c) het aantal van de geslaagden die in volgorde van de rangschikking tot de bijkomende selectietest worden toegelaten stemt maximaal overeen met vijfmaal het aantal betrekkingen waarvoor de test wordt georganiseerd. De rangschikking behaald voor de bijzondere selectietest geldt enkel voor de betrekkingen waarvoor deze test werd georganiseerd. »

Art. 22.Artikel VIII 63 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 23.In artikel VIII 69 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° aan § 2 worden de woorden « op de wijze zoals bepaald in artikel VIII 76, § 2, eerste lid » toegevoegd;2° een § 2bis wordt ingevoegd, die luidt als volgt : « § 2bis.In geval van andere afwezigheden dan die, vermeld in § 2, waarvan de duur één jaar niet mag overschrijden, kan het afdelingshoofd, dat zijn mandaat eveneens behoudt, tijdelijk worden vervangen door een waarnemend afdelingshoofd, dat aangewezen wordt zoals bepaald in artikel VIII 76, § 1, tweede, derde en vierde lid. »

Art. 24.Artikel VIII 76 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : « Art. VIII 76. § 1. Wanneer een einde wordt gesteld aan het mandaat van afdelingshoofd, wordt onmiddellijk een nieuwe aanwijzingsprocedure opgestart.

Voor de overbrugging van de periode tussen de beëindiging van het mandaat van afdelingshoofd en de aanwijzing van een nieuw afdelingshoofd, kan een waarnemend afdelingshoofd worden aangewezen onder de ambtenaren waarvan de directieraad, bedoeld in artikel VIII 71 heeft geoordeeld dat ze aan de generieke competenties voor de betrekking van afdelingshoofd voldoen.

Het waarnemend afdelingshoofd beschikt over alle prerogatieven verbonden aan de functie van afdelingshoofd.

De artikelen XIII 40 tot XIII 41 zijn van toepassing op het waarnemend afdelingshoofd. § 2. Indien het afdelingshoofd zijn mandaat onderbreekt in de gevallen, vermeld in artikel VIII 69, § 2, kan een afdelingshoofd ad interim worden aangewezen, hetzij uit de in artikel VIII 72 bedoelde lijst van de voor de betrekking in aanmerking genomen gegadigden, op voorwaarde dat deze lijst niet ouder is dan zes jaar, hetzij na een nieuwe aanwijzingsprocedure overeenkomstig de artikelen VIII 69 tot VIII 73.

De artikelen VIII 74 en VIII 75 zijn eveneens van toepassing op het afdelingshoofd ad interim. Het afdelingshoofd ad interim beschikt over alle prerogatieven, verbonden aan de functie van afdelingshoofd.

In afwijking van artikel VIII 75, eerste lid, wordt het mandaat van afdelingshoofd ad interim ambtshalve beëindigd wanneer het afdelingshoofd de functie opnieuw opneemt. »

Art. 25.Aan artikel VIII 79, § 1 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 2 februari 2001, wordt een zesde lid toegevoegd dat luidt als volgt : « Indien de ambtenaar tussen 1 juli en 30 juni overgaat naar een volgende salarisschaal in de functionele loopbaan of naar een hogere hiërarchische graad, verkrijgt hij in zijn nieuwe salarisschaal of graad de normale loopbaansnelheid voor de resterende periode. »

Art. 26.In deel VIII van hetzelfde besluit wordt titel IX. Naamlijst, bestaande uit artikel VIII 87 opgeheven.

Art. 27.Aan artikel VIII 88 van hetzelfde besluit wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « In afwijking van artikel II 7 van dit besluit, behouden de adjunct-administrateurs-generaal, die voor 1 oktober 2000 de bevoegdheden van een afdelingshoofd uitoefenen omdat ze daarmede ingevolge het statuut van hun instelling belast werden, hun functie. »

Art. 28.In deel VIII, titel X van hetzelfde besluit wordt een artikel VIII 92 toegevoegd dat luidt als volgt : « Art. VIII 92. § 1. De ambtenaar die op 1 januari 1995 of na deze datum wat betreft de examens gestart voor 1 januari 1995 ooit werd vrijgesteld van een examengedeelte voor overgang naar een hoger niveau met uitzondering van niveau A, behoudt op zijn aanvraag deze vrijstelling voor de volgende vergelijkende examens voor overgang naar hetzelfde niveau, waaraan hij deelneemt en die starten na 1 januari 1995. § 2. De ambtenaar behoudt op zijn aanvraag de vrijstellingen die hij op de datum van goedkeuring van dit besluit bezit op het algemeen gedeelte van een vergelijkend examen voor overgang naar een graad van niveau A en op de vakken administratief recht, grondwettelijk recht, economie, internationale instellingen en Europese organisaties, voor het eerstvolgend vergelijkend examen dat georganiseerd wordt voor dezelfde graad voor 1 september 2002. »

Art. 29.Artikel IX 6 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 30.In artikel XI 35 van hetzelfde besluit wordt § 4 vervangen door wat volgt : « § 4. De ambtenaar die de in § 1 vermelde toestemming krijgt, moet minstens 50 % van de normale arbeidsduur volbrengen. »

Art. 31.In artikel XI 72 van hetzelfde besluit wordt § 4 vervangen door wat volgt : « § 4. De maximumduur van het vormingsverlof bedraagt per schooljaar 120 uur. »

Art. 32.Artikel XII 2 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : « Art. XII 2. § 1. Ambtshalve en zonder opzegging wordt een einde gesteld aan de hoedanigheid van ambtenaar voor : 1° de ambtenaar van wie de benoeming onregelmatig bevonden wordt binnen de termijn voor beroep tot nietigverklaring bij de Raad van State of, als een zodanig beroep is ingesteld, tijdens de procedure; die termijn geldt niet ingeval van arglist of bedrog van de ambtenaar; 2° de ambtenaar die niet langer zijn burgerlijke en politieke rechten geniet, die zich in een geval bevindt waarin de toepassing van de burgerlijke wetten en van de strafwetten de ambtsneerlegging ten gevolge heeft, die niet meer voldoet aan de dienstplichtwetten, of wiens lichamelijke ongeschiktheid werd vastgesteld of die niet meer voldoet aan de nationaliteitsvereiste, gesteld voor de ambten bedoeld in artikel VI 1, § 2;3° onverminderd de toepassing van een tuchtprocedure en de deelname aan een georganiseerde werkonderbreking, de ambtenaar die zonder geldige reden zijn post verlaat en meer dan tien dagen afwezig blijft;4° de ambtenaar die wordt afgezet. § 2. De ambtenaar wiens onregelmatige benoeming in het in § 1, 1° bedoelde geval niet te wijten is aan arglist of bedrog in zijn hoofde krijgt een verbrekingsvergoeding, die overeenstemt met drie maanden loon voor elke volledige of ingegane schijf van vijf jaar tewerkstelling als ambtenaar bij de instelling. § 3. In de andere in § 1 vermelde gevallen vindt het ontslag plaats zonder opzeggingstermijn of verbrekingsvergoeding. De instelling betaalt evenwel de werkgevers- en werknemersbijdragen nodig voor opname van de betrokken ambtenaar in de werkloosheidsverzekering, de ziekteverzekering (sector uitkeringen) en de moederschapsverzekering.

Bij betaling van de verbrekingsvergoeding vermeld in § 2 worden op deze verbrekingsvergoeding de werknemersbijdragen ingehouden voor de werkloosheidsverzekering, de ziekteverzekering (sector uitkeringen) en de moederschapsverzekering en samen met de werkgeversbijdragen gestort.

Indien deze bijdragebetaling niet volstaat, betaalt de instelling de nog benodigde werkgevers- en werknemersbijdragen.

De duur van de periode gedekt door inhouding of betaling van werkgevers- en werknemersbijdragen voor de werkloosheidsverzekering, de ziekteverzekering (sector uitkeringen) en de moederschapsverzekering mag de duur niet overschrijden van de statutaire tewerkstelling van de ontslagen ambtenaar, eventueel vermeerderd met de duur gedekt door de verbrekingsvergoeding. § 4. Het ontslag van de ambtenaar van een lagere rang dan de rang A2L wordt in de gevallen die opgesomd zijn als reden in § 1, sub 1°, 2° en 4° gegeven door de leidend ambtenaar en in het geval dat als reden genoemd is sub 3° door de benoemende overheid. Het ontslag van de leidend ambtenaar en de adjunct-leidend ambtenaar wordt in elk van de hoger vermelde gevallen gegeven door de benoemende overheid. § 5. De in dit artikel uiteengezette regeling geldt ook voor de stagiairs, behalve §§ 2 en 3, in het geval van ontslag wegens medische ongeschiktheid vermeld in artikel VII 3. »

Art. 33.In artikel XII 7 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 2 wordt vervangen door wat volgt : « § 2.Het ontslag wegens beroepsongeschiktheid wordt ambtshalve ondertekend door de benoemende overheid.

Het ontslag treedt in werking na het verstrijken van een opzeggingstermijn. Deze opzeggingstermijn bedraagt drie maanden voor de ambtenaren die minder dan vijf jaar in dienst zijn als ambtenaar bij de instelling. Deze termijn wordt vermeerderd met drie maanden bij de aanvang van elke nieuwe periode van vijf jaar dienst als ambtenaar bij de instelling.

De opzeggingstermijn gaat in op de eerste dag van de maand volgend op de betekening van het ontslag. De betekening gebeurt via aangetekend schrijven en heeft uitwerking de derde dag na de verzending.

In afwijking van het tweede lid kan in onderling akkoord tussen de benoemende overheid en de ambtenaar een langere opzeggingstermijn worden overeengekomen of kan de opzeggingstermijn worden ingekort.

De benoemende overheid kan evenwel beslissen dat het ontslag wegens beroepsongeschiktheid onmiddellijk ingaat, mits uitbetaling van een verbrekingsvergoeding die gelijk is aan het salaris dat overeenstemt met de duur van een normale opzeggingstermijn. » 2° § 3 wordt vervangen door wat volgt : « § 3.Met het oog op de onderbrenging van de ambtenaar onder de werkloosheidsverzekering, de ziekteverzekering (sector uitkeringen) en de moederschapsverzekering worden tijdens de opzeggingstermijn of op de verbrekingsvergoeding de desbetreffende werknemersbijdragen ingehouden en samen met de werkgeversbijdragen gestort.

Indien deze bijdragebetaling niet volstaat, betaalt de instelling de nog benodigde werkgevers- en werknemersbijdragen.

De duur van de periode gedekt door inhouding of betaling van werkgevers- en werknemersbijdragen voor de werkloosheidsverzekering, de ziekteverzekering (sector uitkeringen) en de moederschapsverzekering mag de duur niet overschrijden van de statutaire tewerkstelling van de ontslagen ambtenaar, eventueel vermeerderd met de duur gedekt door de verbrekingsvergoeding. »

Art. 34.In artikel XIII 10, § 1, 1°, c) van hetzelfde besluit worden de woorden « psycho-medische sociale centra » vervangen door de woorden « centra voor leerlingenbegeleiding ».

Art. 35.In artikel XIII 24 van hetzelfde besluit wordt § 2 vervangen door wat volgt : « § 2. De ambtenaar met verlof voor deeltijdse prestaties, die de leeftijd van vijftig jaar heeft bereikt of de ambtenaar die ten minste twee kinderen ten laste heeft die niet de volle leeftijd van vijftien jaar bereikt hebben, ontvangt het salaris dat verschuldigd is voor verlof voor deeltijdse prestaties zoals bepaald in § 1, vermeerderd met het vijfde van het salaris dat verschuldigd zou zijn voor het gedeelte van het verlof voor deeltijdse prestaties waarbij de ambtenaar geen prestaties verricht.

In geval van combinatie van verloven wordt voor de berekening van dit supplement alleen rekening gehouden met het verlof voor deeltijdse prestaties. »

Art. 36.In deel XIII, titel I, Hoofdstuk VII van hetzelfde besluit wordt in artikel XIII 26 het bedrag « 489 139 BEF » vervangen door « 528 580 BEF ».

Art. 37.In deel XIII, titel II, Hoofdstuk II. Overgangsregeling van hetzelfde besluit wordt een artikel XIII 33ter toegevoegd, dat luidt als volgt : « Art. XIII 33ter. De adjunct-administrateurs-generaal die zes jaar belast zijn geweest met de bevoegdheden van een afdelingshoofd in de zin van artikel VIII 88 bekomen de salarisschaal A 288. »

Art. 38.In artikel XIII 41 van hetzelfde besluit wordt § 1 vervangen door wat volgt : « § 1. De toelage is gelijk aan het verschil tussen de bezoldiging die de ambtenaar zou genieten bij bevordering of bij aanstelling in het mandaat in de graad van het hoger ambt en de bezoldiging die hij geniet in zijn werkelijke graad.

De bezoldiging waarvan sprake is in het voorgaande lid omvat : 1° het salaris of, in voorkomend geval, het salaris met bijslag en/of het salariscomplement;2° in voorkomend geval de haard- of standplaatstoelage. Het salaris dat de ambtenaar in de graad van het hoger ambt zou genieten, is het salaris dat hij op datum van laatste nuttige anciënniteit in zijn werkelijke graad zou ontvangen indien hij op die datum bevorderd zou worden of tot het mandaat aangesteld in de vacante betrekking.

De toelage wordt maandelijks na vervallen termijn betaald. »

Art. 39.In deel XIV, titel III, Hoofdstuk I, afdeling 3, onderafdeling 1. Proeftijd van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° artikel XIV 10 wordt vervangen door wat volgt : « Art.XIV 10. § 1. Het contractuele personeelslid wordt in dienst genomen met een proeftijd, tenzij de beroepsgeschiktheid kan worden afgeleid uit voorgaande prestaties bij de instelling. § 2. De leidend ambtenaar stelt de duur van de proeftijd vast. » 2° artikel XIV 11, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse regering van 5 oktober 2001 wordt opgeheven;3° artikel XIV 12 wordt opgeheven.

Art. 40.Artikel XIV 16 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : « Art. XIV 16. De arbeidsduur is deeltijds of voltijds.

Een voltijdse arbeidsduur omvat voor het contractuele personeelslid hetzelfde aantal arbeidsuren als voor de ambtenaar.

Een deeltijdse arbeidsduur omvat minstens 50 % van een volledige arbeidsduur. »

Art. 41.Artikel XIV 19 wordt vervangen door wat volgt : « Art. XIV 19. Het contractuele personeelslid met een salarisschaal van niveau A dat leiding geeft over een entiteit binnen de instelling en het contractuele personeelslid dat bezoldigd wordt in een salarisschaal van de rang A2 of hoger heeft hiërarchische bevoegdheid. »

Art. 42.In artikel XV 3 van hetzelfde besluit wordt een 17° toegevoegd, dat luidt als volgt : « 17° besluit van de Vlaamse regering van 16 mei 1995 houdende organisatie van de instelling Kind en Gezin en de regeling van de rechtspositie van het personeel, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse regering van 23 juli 1998 en 30 juni 1998. »

Art. 43.In bijlage V bij hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° bij de graad van directeur-informaticus wordt in kolom 3A (bevordering door verhoging in graad) het woord « informaticus » geschrapt;2° bij de graad van directeur-ingenieur wordt in kolom 3A (bevordering door verhoging in graad) het woord « ingenieur » geschrapt;3° bij de graad van directeur wordt in kolom 3A (bevordering door verhoging in graad) het woord « adjunct van de directeur » geschrapt en in kolom 5 (bijzondere voorwaarden) worden de woorden « bij bevordering : diploma's die toegang geven tot niveau A zoals gevraagd in de functiebeschrijving » geschrapt;4° bij de graad van informaticus worden in kolom 3B (bevordering door overgang naar het andere niveau) de volgende woorden toegevoegd : « - programmeur - hoofdprogrammeur ».

Art. 44.De bedragen die in hetzelfde besluit in Belgische frank zijn vermeld in de artikelen opgesomd in kolom 1 van bijlage I van dit besluit, worden vanaf 1 januari 2002 vervangen door de overeenkomstige bedragen in euro vermeld in kolom 2 van bijlage I. Deze bijlage I wordt aan hetzelfde besluit toegevoegd als bijlage XII.

Art. 45.§ 1. Bijlage VI bij hetzelfde besluit wordt vervangen door de gecoördineerde bijlage II van dit besluit. De bedragen in Belgische frank zijn tot 31 december 2001 geldig. § 2. Vanaf 1 januari 2002 wordt bijlage VI bij hetzelfde besluit vervangen door bijlage III van dit besluit.

Art. 46.Dit besluit treedt heden in werking behalve : - artikel 34 dat uitwerking heeft met ingang van 1 september 2000; - de artikelen 27, 28, 37 en 43, 4° die uitwerking hebben met ingang van 1 oktober 2000; - de artikelen 3, 7, 8, 29, 32 en 33 die uitwerking hebben met ingang van 1 januari 2001; - de artikelen 13, 14, 16, 17 en 18 die in werking treden op 1 september 2002.

Art. 47.De leden van de regering zijn, ieder wat hem of haar betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 14 december 2001.

De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Mobiliteit, Openbare Werken en Energie, S. STEVAERT De Vlaamse minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, M. VOGELS De Vlaamse minister van Cultuur, Jeugd, Sport, Brusselse Aangelegenheden en Ontwikkelingssamenwerking, B. ANCIAUX De Vlaamse minister van Onderwijs en Vorming, M. VANDERPOORTEN De Vlaamse minister van Werkgelegenheid en Toerisme, R. LANDUYT De Vlaamse minister van Leefmilieu en Landbouw, V. DUA De Vlaamse minister van Financiën, Begroting, Innovatie, Media en Ruimtelijke Ordening, D. VAN MECHELEN De Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Ambtenarenzaken en Buitenlands Beleid, P. VAN GREMBERGEN De Vlaamse minister van Economie, Buitenlandse handel en Huisvesting, J. GABRIELS

BIJLAGE I (= bijlage XII bij het stambesluit VOI van 30 juni 2000) Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse regering van 14 december 2001 houdende tweede bijsturing van het stambesluit VOI van 30 juni 2000.

De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Mobiliteit, Openbare Werken en Energie, S. STEVAERT De Vlaamse minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, M. VOGELS De Vlaamse minister van Cultuur, Jeugd, Sport, Brusselse Aangelegenheden en Ontwikkelingssamenwerking, B. ANCIAUX De Vlaamse minister van Onderwijs en Vorming, M. VANDERPOORTEN De Vlaamse minister van Werkgelegenheid en Toerisme, R. LANDUYT De Vlaamse minister van Leefmilieu en Landbouw, V. DUA De Vlaamse minister van Financiën en Begroting, Innovatie, Media en Ruimtelijke Ordening, D. VAN MECHELEN De Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Ambtenarenzaken en Buitenlands Beleid, P. VAN GREMBERGEN De Vlaamse minister van Economie, Buitenlandse Handel en Huisvesting, J. GABRIELS TABEL VAN DE SALARISSCHALEN BIJLAGE II (=BIJLAGE VI -SB VOI) BIJLAGE VI (in BEF- gecoördineerd) (SB-VOI) Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse regering van 14 december 2001 houdende tweede bijsturing van het stambesluit VOI, van 30 juni 2000.

De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Mobiliteit, Openbare Werken en Energie, S. STEVAERT De Vlaamse minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, M. VOGELS De Vlaamse minister van Cultuur, Jeugd, Sport, Brusselse Aangelegenheden en Ontwikkelingssamenwerking, B. ANCIAUX De Vlaamse minister van Onderwijs en Vorming, M. VANDERPOORTEN De Vlaamse minister van Werkgelegenheid en Toerisme, R. LANDUYT De Vlaamse minister van Leefmilieu en Landbouw, V. DUA De Vlaamse minister van Financiën en Begroting, Innovatie, Media en Ruimtelijke Ordening, D. VAN MECHELEN De Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Ambtenarenzaken en Buitenlands Beleid, P. VAN GREMBERGEN De Vlaamse minister van Economie, Buitenlandse Handel en Huisvesting, J. GABRIELS TABEL VAN DE SALARISSCHALEN Stambesluit VOI BIJLAGE III (= BIJLAGE VI - SB-VOI) BIJLAGE VI - EURO (SB-VOI) Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse regering van 14 december 2001 houdende tweede bijsturing van het stambesluit VOI van 30 juni 2000.

De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Mobiliteit, Openbare Werken en Energie, S. STEVAERT De Vlaamse minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, M. VOGELS De Vlaamse minister van Cultuur, Jeugd, Sport, Brusselse Aangelegenheden en Ontwikkelingssamenwerking, B. ANCIAUX De Vlaamse minister van Onderwijs en Vorming, M. VANDERPOORTEN De Vlaamse minister van Werkgelegenheid en Toerisme, R. LANDUYT De Vlaamse minister van Leefmilieu en Landbouw, V. DUA De Vlaamse minister van Financiën en Begroting, Innovatie, Media en Ruimtelijke Ordening, D. VAN MECHELEN De Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Ambtenarenzaken en Buitenlands Beleid, P. VAN GREMBERGEN De Vlaamse minister van Economie, Buitenlndse Handel en Huisvesting, J. GABRIELS

^