Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 14 februari 2003
gepubliceerd op 04 april 2003

Besluit van de Vlaamse regering betreffende de adviescheques

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2003200505
pub.
04/04/2003
prom.
14/02/2003
ELI
eli/besluit/2003/02/14/2003200505/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

14 FEBRUARI 2003. - Besluit van de Vlaamse regering betreffende de adviescheques


De Vlaamse regering, Gelet op het decreet van 15 december 1993 tot bevordering van de economische expansie in het Vlaamse Gewest, inzonderheid op artikel 6, 4o;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor begroting, gegeven op 29 november 2002;

Gelet op de beraadslaging van de Vlaamse regering op 6 december 2002, betreffende de aanvraag om advies van de Raad van State binnen een maand;

Gelet op het advies 34.558/1 van de Raad van State, gegeven op 7 februari 2003 met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1o, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Economie, Buitenlands Beleid, Buitenlandse Handel en Huisvesting;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen Afdeling I. - Definities

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1o de minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor het economisch beleid; 2o emittent of uitgever : de na mededinging aangewezen instelling die belast is met de uitgifte en de betaling van de adviescheques; 3o erkende adviesinstantie : een onafhankelijke private dienstverlener die geheel of gedeeltelijk is gespecialiseerd in het in kaart brengen en onderzoeken van problemen aangaande het bedrijfsfunctioneren, die vervolgens passende acties kan aanbevelen en kan helpen met de implementatie ervan, en die door de Raad van Advies en Consultancy wordt erkend voor het systeem van de Vlaamse adviescheques; 4o de afdeling : de afdeling Economisch Ondersteuningsbeleid bij de administratie Economie van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap; 5o onderneming : de onderneming, bedoeld in artikel 2, 1o, van het decreet; 6o kleine ondernemingen : ondernemingen die cumulatief aan de volgende voorwaarden voldoen : a) minder dan 50 werknemers tewerkstellen;b) een jaaromzet hebben van maximaal 7 miljoen euro, of een jaarlijks balanstotaal van maximaal 5 miljoen euro;c) beantwoorden aan het zelfstandigheidscriterium zoals bepaald in artikel 2; 7o middelgrote ondernemingen : ondernemingen die cumulatief aan de volgende voorwaarden voldoen : a) minder dan 250 werknemers tewerkstellen;b) een jaaromzet hebben van maximaal 40 miljoen euro, of een jaarlijks balanstotaal van maximaal 27 miljoen euro;c) beantwoorden aan het zelfstandigheidscriterium zoals bepaald in artikel 2;d) geen kleine onderneming zijn; 8o adviescheque : betaalinstrument waarmee gespecialiseerde adviesprojecten kunnen worden betaald die een erkende adviesinstantie factureert aan een onderneming. De minister bepaalt de vormvereisten van de adviescheque; 9o bedrijfsadviezen : geschreven stukken die specifieke, waardevolle en toekomstgerichte raadgevingen en aanbevelingen inhouden en die bestaan uit een analyse van de probleemstelling, een eigenlijk advies en een implementatiegedeelte; 10o haalbaarheidsstudie : specifiek bedrijfsadvies, gericht op het opstarten van een geplande ondernemersactiviteit; 11o uitvoerbaarheidstudie : studies van economische, technische of financiële aard betreffende investerings- of ontwikkelingsprojecten; 12o begeleiding bij de implementatie : begeleiding bij de implementatie van een bedrijfsadvies; 13o adviesproject : project dat betrekking heeft op de bepalingen in 9o, 10o, 11o en 12o; 14o kalenderjaar : de periode van 1 januari tot en met 31 december; 15o Raad van Advies en Consultancy : orgaan dat belast is met de erkenning van de adviesinstanties. De Vlaamse regering keurt de samenstelling en de werking van dit orgaan goed. Afdeling II. - Zelfstandigheidscriterium

Art. 2.§ 1. Om te voldoen aan het zelfstandigheidscriterium, bepaald in artikel 1, 6o en 7o, mag de onderneming niet voor 25 % of meer van het kapitaal of van de stemrechten in handen zijn van een grote onderneming of van verscheidene grote ondernemingen samen.

Onder een grote onderneming wordt met toepassing van het zelfstandigheidscriterium een onderneming verstaan die 250 of meer werknemers telt en/of een jaaromzet heeft van meer dan 40 miljoen euro en een balanstotaal van meer dan 27 miljoen euro. § 2. Op het zelfstandigheidscriterium bestaan de volgende uitzonderingen : 1o de onderneming is in handen van openbare participatiemaatschappijen, ondernemingen van risicokapitaal of van institutionele beleggers, mits die noch individueel, noch gezamenlijk in enig opzicht zeggenschap over de onderneming hebben; 2o de onderneming kent wegens de spreiding van het kapitaal de samenstelling van haar aandeelhouders niet precies. In dat geval mag worden voortgegaan op een verklaring op erewoord van de onderneming dat ze redelijkerwijs veronderstelt niet voor 25 % of meer in handen te zijn van een grote onderneming of van verscheidene grote ondernemingen samen. § 3. De definitie mag niet worden omzeild door ondernemingen die formeel aan het zelfstandigheidscriterium beantwoorden, maar waarin in werkelijkheid de zeggenschap door een grote onderneming of door verscheidene grote ondernemingen samen wordt uitgeoefend. Afdeling III. - Omzet en balanstotaal

Art. 3.§ 1. De jaaromzet en het balanstotaal van de onderneming, bepaald in artikel 1, 6o en 7o, worden samengeteld, zonder te consolideren, met de jaaromzet en het balanstotaal van : 1o alle ondernemingen waarvan de aanvragende onderneming rechtstreeks of onrechtstreeks 25 % of meer van het kapitaal of de stemrechten in handen heeft, en 2o alle ondernemingen die rechtstreeks of onrechtstreeks 25 % of meer van het kapitaal of de stemrechten van de aanvragende onderneming in handen hebben. § 2. Voor de berekening van de jaaromzet en het balanstotaal van een onderneming is de referentieperiode het boekjaar waarop de laatst bij de Nationale Bank van België neergelegde jaarrekening voor de datum van de steunaanvraag betrekking heeft en beschikbaar is via een centrale databank. Voor het berekenen van de omzet wordt een boekjaar van meer of minder dan 12 maanden herberekend tot een kalenderjaar.

Bij recent opgerichte ondernemingen, waarvan de jaarrekening nog niet is afgesloten, steunt men op een financieel plan van het eerste productiejaar. Voor ondernemingen die geen jaarrekening moeten opmaken is de referentieperiode het belastbaar tijdperk dat het voorwerp uitmaakt van de laatste aangifte bij de directe belastingen voor de datum van de steunaanvraag. § 3. Als wegens de spreiding van het kapitaal de samenstelling van het aandeelhouderschap niet precies bekend is, mag worden voortgegaan op een verklaring op erewoord van de onderneming over het kapitaalbezit en de stemrechten. Afdeling IV. - Tewerkstelling

Art. 4.§ 1. De tewerkstelling van het aantal werknemers, bepaald in artikel 1, 6o en 7o, wordt vastgesteld aan de hand van het aantal werknemers dat in de onderneming was tewerkgesteld in de referentieperiode. § 2. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder referentieperiode verstaan de periode van tewerkstelling gedurende de laatste vier kwartalen die de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid kan attesteren voor de datum van de steunaanvraag en die beschikbaar is via een centrale databank. § 3. Het bewijs van de tewerkstelling van havenarbeiders in ondernemingen die ressorteren onder de verschillende paritaire comités van de havens wordt geleverd door attesten van de bevoegde werkgeversorganisaties in de verschillende havens.

Voor de berekening van het aantal havenarbeiders wordt het aantal gepresteerde taken gedurende de referentieperiode gedeeld door het gemiddelde aantal gepresteerde taken tijdens die periode. HOOFDSTUK II. - Toepassingsgebied

Art. 5.Kleine en middelgrote ondernemingen komen in aanmerking voor een steun die wordt toegekend in de vorm van een subsidie bij aankoop van adviescheques om een beroep te doen op diensten van een erkende adviesinstantie.

Art. 6.§ 1. Enkel ondernemingen die actief zijn in de sectoren die worden vermeld in de bijlage bij dit besluit, komen voor subsidiëring in aanmerking. § 2. De minister kan deze bijlage aanpassen naar gelang van de beleidsprioriteiten en de Europese regelgeving. § 3.Erkende adviesinstanties zelf komen in aanmerking voor steun op grond van dit besluit, op voorwaarde dat ze voldoen aan de definitie van onderneming, bepaald in artikel 1, 5o, 6o en 7o, en dat ze de adviescheques gebruiken voor adviezen, ingewonnen bij een derde erkende adviesinstantie. HOOFDSTUK III. - Adviesproject

Art. 7.§ 1. Er kan steun worden verleend om een beroep te doen op de diensten van een erkende adviesinstantie voor een bedrijfsadvies, een haalbaarheidsstudie of een uitvoerbaarheidstudie en voor een begeleiding bij de implementatie. De ondernemingen kunnen kiezen uit een lijst van erkende adviesinstanties. Die lijst kan op elektronische wijze geraadpleegd worden. § 2. De diensten in kwestie mogen niet van permanente of periodieke aard zijn, en niet tot de gewone bedrijfsuitgaven van de onderneming behoren, zoals routinematig belastingadvies, regelmatige dienstverlening op juridisch gebied of reclame. Ze mogen evenmin subsidieadvies betreffen. § 3. Technische analyses die geen deel uitmaken van een globaal adviesproject, komen niet in aanmerking. HOOFDSTUK IV. - Erkenning adviesinstantie

Art. 8.§ 1. De Raad van Advies en Consultancy beslist over de erkenning van een adviesinstantie binnen het systeem van de Vlaamse adviescheques. § 2.De adviesinstanties mogen zich pas na erkenning door de Raad van Advies en Consultancy als erkende instantie profileren op de adviesmarkt. § 3. In afwachting van de samenstelling van de Raad van Advies en Consultancy neemt de minister de activiteiten van die raad op zich. § 4. De minister bepaalt de procedure inzake de toekenning, de schorsing en de intrekking van de erkenning van de adviesinstanties. HOOFDSTUK V. - Adviescheques

Art. 9.§ 1. Kleine en middelgrote ondernemingen kunnen, binnen de beschikbare begrotingsmiddelen, per kalenderjaar maximaal 820 adviescheques met een zichtwaarde van 30 euro per adviescheque of voor een maximaal volume van 24.600 euro aan adviescheques reserveren. § 2. De minister bepaalt de procedure voor reservering en aankoop van de adviescheques.

Art. 10.Het Vlaamse Gewest levert een bijdrage van 50 % in het totaalbedrag van de adviescheques; de overige 50 % wordt betaald door de ondernemingen bij de aankoop van de adviescheques.

Art. 11.§ 1. De adviescheque heeft voor de onderneming een geldigheidsduur van veertien maanden vanaf de uitgifte om facturen in het kader van de overeenkomst inzake het adviesproject te betalen. § 2. De adviescheque wordt uiterlijk binnen vijftien maanden vanaf de uitgifte door de adviesinstantie ingediend bij de uitgever. § 3. De aanvaardbare globale kost van het adviesproject (exclusief BTW) bedraagt minstens 300 euro. § 4. Voorschotfacturen of facturen waartegenover geen geleverde prestaties staan, kunnen niet betaald worden met adviescheques. § 5. De adviescheque wordt in de onderstaande gevallen niet uitbetaald aan de erkende adviesinstantie : 1o als de geldigheidsduur, vermeld in § 1 en § 2, niet gerespecteerd wordt; 2o als de adviescheque gebruikt of aanvaard wordt voor de betaling van een adviesproject of een deel ervan dat gefactureerd werd vóór de reservering van de adviescheques of als er geen prestaties tegenoverstaan; 3o als een adviesproject verstrekt werd door een niet-erkende adviesinstantie. § 6. De totale waarde van de aangeboden adviescheques mag niet groter zijn dan het totaalbedrag van de factuur, exclusief BTW. § 7. Een onderneming kan de teveel gekochte geldige adviescheques terugbetaald krijgen op voorwaarde van voorafgaande goedkeuring door de afdeling. Dat kan alleen als de overeenkomst tussen de onderneming en de adviesinstantie wordt verbroken gedurende de uitvoeringsperiode van het adviesproject en de geldigheidsduur van de reservering ten gevolge van : 1o de stopzetting van de activiteit van de onderneming als gevolg van het overlijden of een ongeval met volledige arbeidsonbekwaamheid tot gevolg van : a) de fysieke persoon of de bedrijfsleider/eigenaar van een eenmanszaak of zijn meewerkende echtgenoot of echtgenote;b) de hoofdaandeelhouder van een vennootschap die de dagelijkse leiding waarneemt van de onderneming; 2o de stopzetting van de activiteit van de adviesinstantie.

De minister bepaalt welke bewijsstukken hiervoor moeten worden ingediend. § 8. In de gevallen, vastgesteld in § 7, kunnen de ondernemingen het door hen betaalde deel van de adviescheque terugbetaald krijgen na inlevering bij de uitgever. De uitgever vernietigt de adviescheques. HOOFDSTUK VI. - Aankoopprocedure door onderneming Afdeling I. - Reservering

Art. 12.De onderneming identificeert zich aan de hand van een aantal criteria die de minister bepaalt en doet een aanvraag tot reservering van de adviescheques.

Art. 13.§ 1. De reservering van de adviescheques wordt uiterlijk veertien kalenderdagen na ondertekening van de overeenkomst tussen onderneming en erkende adviesinstantie aangevraagd. Pas na de aanvraag van de reservering mag met de uitvoering van het adviesproject gestart worden en mag het project geheel of gedeeltelijk gefactureerd worden voor de geleverde prestaties. § 2.Per overeenkomst tussen een onderneming en een erkende adviesinstantie kan slechts één reservering gebeuren. Die reservering heeft een geldigheidsduur van twaalf maanden vanaf de datum van goedkeuring van de reservering. § 3.Een addendum aan een overeenkomst betreffende het adviesproject, dat betrekking heeft op de implementatie van bedrijfsadvies, wordt als een afzonderlijke overeenkomst beschouwd.

Art. 14.Na verificatie van de voorwaarden wordt de onderneming ervan op de hoogte gebracht dat de aangevraagde adviescheques gereserveerd werden en wordt een reserveringsnummer toegewezen dat zowel aan de aanvrager als de erkende adviesinstantie in kwestie wordt meegedeeld. Afdeling II. - Bestelling en betaling

Art. 15.§ 1. De onderneming vraagt minstens tien adviescheques per bestelling aan binnen de geldigheidsduur van de reservering, bepaald in artikel 13, § 2. § 2. De gereserveerde adviescheques kunnen in maximaal vier tranches besteld en aangekocht worden.

Art. 16.§ 1. Bij elke bestelling betaalt de onderneming de volledige verschuldigde som binnen veertien kalenderdagen nadat ze van de bestelling op de hoogte werd gebracht, op de rekening van de uitgever, anders vervalt haar bestelling van rechtswege. § 2. Binnen een periode van maximaal veertien kalenderdagen na de betaling drukt de uitgever de adviescheques op naam van de onderneming en de adviesinstantie conform de overeenkomst, met vermelding van de vervaldatum, bepaald in artikel 11, § 1, en het reserveringsnummer.

Hij verstuurt de adviescheques binnen vijf werkdagen. HOOFDSTUK VII. - Inleveringsprocedure door de erkende adviesinstantie

Art. 17.§ 1. De erkende adviesinstantie levert de adviescheques die het van een onderneming heeft ontvangen, met een kopie van de factuur in bij de uitgever. Die betaalt de erkende adviesinstantie uit voor het gedeelte van de factuur waarvoor adviescheques ter betaling werden afgegeven. § 2. De factuur wordt opgesteld in ten minste twee exemplaren, waarvan één bestemd voor de onderneming, en één voor de uitgever. Ze vermeldt het erkenningsnummer van de adviesinstantie, het reserveringsnummer van de adviescheques, de periode waarbinnen de prestaties met betrekking tot het adviesproject werden uitgevoerd en het aantal adviescheques die ter betaling van de factuur werden ontvangen. § 3. De adviesinstantie dient de adviescheques in bij de uitgever uiterlijk vijftien maanden na de uitgifte ervan. § 4. Als vaststaat dat de in dit besluit vermelde voorwaarden werden vervuld, dan betaalt de uitgever de adviesinstantie binnen veertien kalenderdagen nadat die laatste de adviescheques bij hem heeft ingediend. HOOFDSTUK VIII. - De Europese regelgeving

Art. 18.De regelgeving van de adviescheques valt onder de toepassing van Verordening (EG) nr. 70/2001 van de Commissie van 12 januari 2001 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen en eventuele latere wijzigingen van die verordening. HOOFDSTUK IX. - Teruggave

Art. 19.De subsidie kan geheel of gedeeltelijk worden teruggevorderd, onder voorbehoud van de toepassing van de bepalingen in de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991 en de wet van 7 juni 1994 tot wijziging van het koninklijk besluit van 31 mei 1933 betreffende de verklaringen te doen in verband met subsidies, vergoedingen en toelagen van elke aard, die geheel of gedeeltelijk ten laste zijn van de Staat, indien niet voldaan werd aan de informatie- en raadplegingsprocedures in geval van collectief ontslag binnen een periode van vijf jaar die ingaat op de datum van aankoop van de adviescheques. HOOFDSTUK X. - Inwerkingtreding

Art. 20.Dit besluit treedt in werking op 5 maart 2003.

Art. 21.De Vlaamse minister, bevoegd voor het Economisch Beleid, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 14 februari 2003.

De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Economie, Buitenlands Beleid, Buitenlandse Handel en Huisvesting, J. GABRIELS

^