Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 14 juli 2004
gepubliceerd op 20 september 2004

Besluit van de Vlaamse Regering houdende nadere regels inzake de reductieprogramma's ter vermindering van het gebruik van bestrijdingsmiddelen door openbare diensten in het Vlaamse Gewest

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2004036449
pub.
20/09/2004
prom.
14/07/2004
ELI
eli/besluit/2004/07/14/2004036449/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

14 JULI 2004. - Besluit van de Vlaamse Regering houdende nadere regels inzake de reductieprogramma's ter vermindering van het gebruik van bestrijdingsmiddelen door openbare diensten in het Vlaamse Gewest


De Vlaamse Regering, Gelet op artikel 4, tweede lid, van het decreet van 21 december 2001 houdende vermindering van het gebruik van bestrijdingsmiddelen door openbare diensten in het Vlaamse Gewest;

Gelet op het akkoord van de minister, bevoegd voor begroting, gegeven op 22 april 2004;

Gelet op advies 37.104/3 van de Raad van State, gegeven op 18 mei 2004, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Leefmilieu, Landbouw en Ontwikkelingssamenwerking;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° decreet : het decreet van 21 december 2001 houdende vermindering van het gebruik van bestrijdingsmiddelen door openbare diensten in het Vlaamse Gewest;2° minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu;3° afdeling Water : de afdeling Water van de administratie Milieu-, Natuur-, Land- en Waterbeheer;4° areaal : de in artikel 3, eerste lid, van het decreet bedoelde gebieden waar het gebruik van bestrijdingsmiddelen verboden is;5° inventaris : een inventaris van de volgende gegevens van het voorgaande jaar : a) de gebruikte chemische bestrijdingsmiddelen, met vermelding van de oppervlakte, de productnaam, het erkenningsnummer en de hoeveelheid;b) de gebruikte niet-chemische bestrijdingsmethoden, met vermelding van de oppervlakte;6° groenzone : met groen beplante of begroeide zone die behoort tot het areaal van de openbare dienst. HOOFDSTUK II. - Inhoud en opmaak van het reductieprogramma

Art. 2.De openbare diensten maken, overeenkomstig artikel 4 van het decreet een reductieprogramma op met afwijking op het verbod bepaald in artikel 3 eerste en tweede lid van het decreet. Dit reductieprogramma moet uiterlijk op 1 januari 2015 uitgevoerd zijn.

Art. 3.§ 1. De inhoud van het reductieprogramma wordt ingedeeld in vijf sporen : 1° sensibilisatie van de medewerker;2° risico-evaluatie van bestrijdingsmiddelen;3° sensibilisatie van de burger;4° beheer van kruidgroei op verhardingen;5° beheer van groenzones. Als een van de sporen niet van toepassing is voor de openbare dienst, moet dat spoor mits de beslissing gemotiveerd wordt, niet worden opgenomen in het reductieprogramma. § 2. Het reductieprogramma is een stappenplan dat bestaat uit een beleidsoptie en drie actieprogramma's.

In de beleidsoptie wordt aangegeven welke actieprogramma's binnen welke uitvoeringstermijnen zullen worden uitgevoerd. Als de openbare dienst beslist om het stappenplan versneld toe te passen, wordt dat aangegeven in de beleidsoptie. Als er in dat geval toch vertraging optreedt, dan gelden de maximale uitvoeringstermijnen van dit besluit.

In de actieprogramma's worden doelstellingen geformuleerd en acties uitgewerkt voor de in § 1 bedoelde sporen. Voor de uitvoering ervan wordt een tijdschema opgemaakt en worden budgetten geraamd. In de actieprogramma's wordt ook een inventaris met gegevens uit het voorgaande jaar opgenomen. § 3. In het reductieprogramma wordt een coördinator pesticidenreductie aangewezen die fungeert als aanspreekpunt en de opmaak en uitvoering van het reductieprogramma coördineert.

Art. 4.De afdeling Water stelt een draaiboek ter beschikking van de openbare diensten. Dat draaiboek bevat praktische richtlijnen voor en informatie over de inhoud, de opmaak en de uitvoering van het reductieprogramma. HOOFDSTUK III. - Opmaak en indiening van de actieprogramma's

Art. 5.§ 1. Ingeval de beleidsoptie en het eerste actieprogramma nog niet werden ingediend, worden deze uiterlijk 1 maand na de inwerkingtreding van dit besluit ingediend bij de afdeling Water. De uitvoering van het eerste actieprogramma wordt onmiddellijk opgestart en moet uiterlijk op 31 december 2014 uitgevoerd zijn.

In het eerste actieprogramma worden de acties voor de sporen 1 en 2 opgenomen.

Het eerste actieprogramma is van toepassing op het volledige areaal.

In afwijking van het eerste lid wordt voor de koepel van onderwijsinstellingen het eerste actieprogramma uiterlijk op 1 november 2004 ingediend bij de afdeling Water. § 2. Het tweede actieprogramma wordt uiterlijk 1 maand na de inwerkingtreding van dit besluit ingediend bij de afdeling Water, het start op 1 januari 2005 en het moet uiterlijk op 31 december 2008 uitgevoerd zijn.

In het tweede actieprogramma wordt een deelproject uitgewerkt voor de sporen 3, 4 en 5 en worden de eventuele wijzigingen in het eerste actieprogramma voor de sporen 1 en 2 opgenomen.

Het deelproject is van toepassing op een bepaald percentage van het areaal. Het percentage is een representatief staal van de verschillende types te beheren oppervlakten van het areaal en is bij voorkeur een aaneengesloten oppervlakte. De representativiteit wordt duidelijk gemotiveerd en visueel weergegeven aan de hand van een (of meer) kaartblad(en) met schaal 1:10000, waarop alle types te beheren oppervlakten van het areaal aangegeven zijn die behoren tot het deelproject. Bij de selectie van de te beheren oppervlakten moet prioriteit gegeven worden aan scholen, speeltuinen, en andere locaties waar regelmatig kinderen komen.

Voor spoor 4 wordt de kruidgroei op verhardingen binnen het deelproject geleidelijk zonder chemische bestrijdingsmiddelen beheerd.

Voor spoor 5 worden de groenzones vanaf de start van het deelproject zonder chemische bestrijdingsmiddelen beheerd.

In afwijking van het eerste lid wordt voor de koepel van onderwijsinstellingen het tweede actieprogramma uiterlijk op 1 november 2004 ingediend bij de afdeling Water. § 3. Het derde actieprogramma wordt voor 1 april 2008 ingediend bij de afdeling Water, het start op 1 januari van het jaar dat volgt op het jaar waarin het ingediend is en het moet uiterlijk op 31 december 2014 uitgevoerd zijn.

In het derde actieprogramma worden de acties voor de sporen 3, 4 en 5 opgenomen en worden de eventuele wijzigingen in het eerste actieprogramma voor de sporen 1 en 2 opgenomen.

Het derde actieprogramma is stapsgewijs van toepassing op het volledig areaal.

Art. 6.Overeenkomstig artikel 4, eerste lid, van het decreet, doet de minister binnen de termijn van drie maanden na ontvangst van het actieprogramma uitspraak over het actieprogramma. HOOFDSTUK IV. - Rapporteringen

Art. 7.De openbare diensten rapporteren over het reductieprogramma voor 1 april 2005 en daarna jaarlijks voor 1 april aan de afdeling Water. De openbare diensten die het nulgebruik toepassen vanaf 1 januari 2004 rapporteren eenmalig en uiterlijk 6 maanden na het inwerkingtreden van dit besluit. De rapportering bevat steeds een evaluatie van de acties die genomen werden om tot een nulgebruik te komen en een inventaris.

Als tegelijkertijd met de rapportering een actieprogramma wordt ingediend, moet de inventaris uitsluitend worden opgenomen in het actieprogramma.

De openbare diensten kunnen bij de rapportering wijzigingen motiveren binnen het lopende actieprogramma, rekening houdend met de maximale uitvoeringstermijnen van dit besluit. In voorkomend geval doet de minister binnen de termijn van 2 maanden na ontvangst van de wijzigingen uitspraak over de wijzigingen.

Gemeenten en provincies voldoen aan de rapporteringsverplichtingen van dit besluit als de vereiste gegevens worden opgenomen in het milieujaarprogramma, bedoeld in artikel 2.1.19 resp. 2.1.25 van het decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid. HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen

Art. 8.De Vlaamse minister, bevoegd voor het leefmilieu, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 14 juli 2004.

De minister-president van de Vlaamse Regering, B. SOMERS De Vlaamse minister van Leefmilieu, Landbouw en Ontwikkelingssamenwerking, J. TAVERNIER

^