Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 14 maart 2003
gepubliceerd op 28 april 2003

Besluit van de Vlaamse regering tot erkenning van ondernemingen voor het aanbieden van thuishulp van huishoudelijke aard die gefinancierd wordt door de dienstencheques

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2003035389
pub.
28/04/2003
prom.
14/03/2003
ELI
eli/besluit/2003/03/14/2003035389/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

14 MAART 2003. - Besluit van de Vlaamse regering tot erkenning van ondernemingen voor het aanbieden van thuishulp van huishoudelijke aard die gefinancierd wordt door de dienstencheques


De Vlaamse regering, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, inzonderheid op artikel 6 en 92bis, § 1, ingevoegd bij de bijzondere wet van 8 augustus 1988 en gewijzigd bij de bijzondere wet van 16 juli 1993;

Gelet op het decreet van 8 januari 2003 houdende goedkeuring van het samenwerkingsakkoord van 7 december 2001 tussen de Federale Staat, de Gewesten en de Duitstalige Gemeenschap betreffende de ontwikkeling van buurtdiensten en -banen;

Gelet op het samenwerkingsakkoord van 20 december 2002 tussen het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest, het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest en de Duitstalige Gemeenschap betreffende de erkenning van ondernemingen die gemachtigd zijn dienstencheques te gebruiken;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 30 januari 2003;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat de onverwijlde erkenning van ondernemingen die mogen gebruik maken van dienstencheques een onontbeerlijke maatregel is voor een spoedige ontwikkeling van de buurtdiensten;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Werkgelegenheid en Toerisme;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Definities

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit dient te worden verstaan onder : 1° dienstencheque : het betaalmiddel, zoals bedoeld in de wet van 20 juli 2001 tot bevordering van buurtdiensten en -banen, uitgegeven door een uitgiftebedrijf, waarmee de gebruiker met financiële steun van de overheid in de vorm van een consumptiesubsidie, een prestatie van thuishulp van huishoudelijke aard kan vergoeden die door een erkende onderneming wordt geleverd;2° onderneming : ieder natuurlijke of rechtspersoon wiens activiteit of doel ten minste gedeeltelijk bestaat in het verrichten van thuishulp van huishoudelijke aard;3° erkende onderneming : ieder natuurlijke of rechtspersoon die overeenkomstig hoofdstuk II van dit besluit erkend is om activiteiten in het kader van thuishulp van huishoudelijke aard te verrichten;4° gebruiker : de natuurlijke personen die gebruik maken van de dienstencheque;5° thuishulp van huishoudelijke aard : hulp aan huis in de vorm van huishoudelijke activiteiten die kunnen bestaan uit : - het schoonmaken van de woning - het wassen en strijken van het huishoudlinnen - kleine naaiwerken - het doen van de boodschappen - het bereiden van maaltijden;6° administratie : de administratie Werkgelegenheid van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap;7° minister : de Vlaamse minister bevoegd voor het tewerkstellingsbeleid;8° adviescommissie : de adviescommissie dienstencheques zoals bedoeld in hoofdstuk III. HOOFDSTUK II. - Erkenning van ondernemingen

Art. 2.§ 1. Om erkend te worden dient de onderneming aan de volgende voorwaarden te voldoen : 1° een activiteit of maatschappelijk doel hebben dat minstens gedeeltelijk bestaat uit thuishulp van huishoudelijke aard;2° haar maatschappelijke zetel gevestigd hebben op het grondgebied van het Vlaamse Gewest, of indien haar maatschappelijke zetel in een ander gewest ligt, activiteiten in het kader van thuishulp van huishoudelijke aard wensen te verrichten op het grondgebied van het Vlaamse Gewest;3° wat de privé-ondernemingen betreft, op het moment van de aanvraag voldoen aan de voorwaarden van artikel 3 van het samenwerkingsakkoord van 7 december 2001 tussen de federale staat, de gewesten en de Duitstalige Gemeenschap betreffende de ontwikkeling van buurtdiensten en -banen, met name a) niet in staat van faillissement verkeren, noch in bewezen staat van insolvabiliteit, noch het voorwerp uitmaken van een procedure van faillissementsverklaring en evenmin een gerechtelijk akkoord gevraagd of gekregen hebben;b) de bestuurders, de zaakvoerders, de lasthebbers of andere personen die gemachtigd zijn de onderneming te verbinden mogen geen personen zijn die : - het verbod hebben gekregen om dit type functies uit te oefenen, krachtens de wetgeving betreffende het rechterlijk verbod aan bepaalde veroordeelden en gefailleerden om bepaalde ambten, beroepen of werkzaamheden uit te oefenen en houdende toekenning aan de rechtbank van koophandel van de bevoegdheid om dergelijk verbod uit te spreken; - gedurende de periode van vijf jaar voorafgaand aan de aanvraag tot erkenning, aansprakelijk gesteld zijn voor de verbintenissen of de schulden van een gefailleerde vennootschap met toepassing van de artikelen 229, 5°, 265, 315, 456, 4° en 530 van het Wetboek van vennootschappen; - ontzet zijn uit hun burgerlijke en politieke rechten; 4° op het moment van de aanvraag de verplichtingen die voorzien zijn door de sociale en fiscale wetgeving nakomen, en met name geen achterstallige belastingen verschuldigd zijn, noch achterstallige bijdragen te innen door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid of door of voor rekening van fondsen voor bestaanszekerheid.De bedragen waarvoor een aflossingsplan werd opgesteld dat naar behoren wordt nageleefd, worden niet als achterstallen beschouwd. § 2. De onderneming die thuishulp van huishoudelijke aard verricht is bovendien gehouden : 1° deze thuishulp van huishoudelijke aard die gefinancierd wordt door dienstencheques, te laten uitvoeren door werknemers, die ten minste halftijds onder een arbeidsovereenkomst aangeworven worden;2° deze thuishulp van huishoudelijke aard te laten verrichten door een werknemer die hiertoe werd aangeworven en die als niet-werkende werkzoekende was ingeschreven bij de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding;3° deze thuishulp van huishoudelijke aard die gefinancierd wordt door dienstencheques, niet in onderaanneming uit te besteden aan een andere onderneming of aan om het even welke andere instelling of organisatie;4° aan de klant een kwaliteitsdienstverlening aan te bieden, die het respect voor de menswaardigheid, de persoonlijke levenssfeer, de ideologische, filosofische of godsdienstige overtuigingen, het klachtenrecht, de informatie aan en de inspraak van de gebruiker waarborgt, en die rekening houdt met de sociale leefsituatie van de klant;5° een doeltreffende en efficiënte werking te garanderen en hierbij de grootst mogelijke beroepsbekwaamheid en integriteit aan te bieden en te allen tijde de hoogst mogelijke ethische normen in acht te nemen bij de uitvoering van de opdrachten;6° ten opzichte van de werknemers en de klanten geen onderscheid te maken op grond van geslacht, etnische afkomst, handicap, seksuele geaardheid, filosofische of godsdienstige overtuiging en leeftijd bij het aanbieden en het toegankelijk stellen van de dienstverlening;7° aan de klant een duidelijk en objectief beeld te geven van haar diensten en werkingsmodaliteiten, van haar doelstellingen, methodes en financiële akkoorden;8° een goede arbeidsomgeving te creëren met billijke arbeidsvoorwaarden, arbeidsomstandigheden, arbeidsinhoud en arbeidsverhoudingen, waarbij de van toepassing zijnde collectieve arbeidsovereenkomst wordt gerespecteerd;9° zich ertoe te verbinden om geen werknemers te laten werken in een omgeving die onaanvaardbare risico's en gevaren inhouden voor de werknemers of waar de werknemers het slachtoffer dreigen te worden van misbruik of van enige discriminerende behandeling.

Art. 3.Een aanvraag tot erkenning als onderneming kan ingediend worden door : 1° handelsverenigingen of burgerlijke verenigingen met een handelskarakter;2° verenigingen zonder winstoogmerk;3° gemeenten;4° openbare centra voor maatschappelijk welzijn en verenigingen van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn;5° samenwerkingsverbanden met rechtspersoonlijkheid zoals bedoeld in hoofdstuk III van het decreet van 6 juli 2001 houdende de intergemeentelijke samenwerking;6° natuurlijke personen.

Art. 4.§ 1. De onderneming die erkend wenst te worden dient hierbij een aanvraag in bij de administratie, gebruik makend van een formulier ter beschikking gesteld door deze administratie. § 2. De administratie maakt deze aanvraag voor advies over aan de adviescommissie. § 3. De adviescommissie formuleert een gemotiveerd advies, inzonderheid op basis van de in artikel 2, § 1 gestelde voorwaarden.

Dit advies wordt door de zorg van de administratie aan de minister bezorgd. § 4. De administratie brengt ten aanzien van de minister een gemotiveerd advies uit op basis van de in artikel 2, § 1 gestelde voorwaarden. § 5. De minister beslist binnen de perken van de ingebruikstelling van de dienstencheques om de onderneming al dan niet te erkennen.

De minister deelt de beslissing tot erkenning of niet-erkenning mee aan de betrokken onderneming.

De minister deelt de beslissing tot erkenning of niet-erkenning mee aan de adviescommissie en motiveert wanneer het advies niet werd gevolgd. § 7. De erkenning wordt verleend voor onbepaalde duur.

Art. 5.§ 1. De minister kan de erkenningsprocedure stopzetten en toegekende erkenningen tijdelijk intrekken of omzetten in erkenningen van bepaalde duur indien binnen een bepaalde subregio een duidelijk onevenwicht ontstaat tussen de vraag naar prestaties van thuishulp van huishoudelijke aard door middel van dienstencheques en het aanbod van deze prestaties door de erkende ondernemingen. § 2. De minister krijgt hiertoe van het betrokken subregionaal tewerkstellingscomité een advies omtrent dit onevenwicht.

De subregionale tewerkstellingscomités ontvangen hiertoe driemaandelijks een overzicht van de erkende ondernemingen actief in hun subregio. HOOFDSTUK III. - Adviescommissie dienstencheques

Art. 6.Er wordt een adviescommissie dienstencheques samengesteld.

Deze adviescommissie wordt erkend als adviesorgaan binnen de sector van de dienstencheques.

Art. 7.§ 1. De adviescommissie wordt samengesteld uit stemgerechtigde en niet-stemgerechtigde leden. § 2. Stemgerechtigde leden zijn een vertegenwoordiger van de minister, een vertegenwoordiger van de Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, drie vertegenwoordigers van de meest representatieve werkgeversorganisaties en drie vertegenwoordigers van de meest representatieve werknemersorganisaties. § 3. Niet-stemgerechtigde leden zijn een vertegenwoordiger van de Vlaamse Vereniging van Steden en Gemeenten en een vertegenwoordiger van de administratie. § 4. De vertegenwoordiger van de minister neemt het voorzitterschap waar. Een personeelslid van de administratie fungeert als secretaris. § 5. In de adviescommissie wordt een consensus nagestreefd. Bij ontstentenis hiervan wordt een meerderheids- en minderheidsstandpunt medegedeeld.

Art. 8.De adviescommissie heeft als opdracht, op vraag van de administratie, een advies te verstrekken aan de minister inzake de aanvragen tot erkenning als onderneming om activiteiten in het kader van thuishulp van huishoudelijke aard te verrichten. HOOFDSTUK IV. - Toezicht en naleving

Art. 9.§ 1. De erkende onderneming dient jaarlijks een activiteitenverslag op te stellen, dat de volgende gegevens bevat : 1° de boekhoudkundige balans en de exploitatierekeningen;2° de activiteitenbalans van de onderneming;3° de kwalificatie, de voortgezette opleiding en het statuut van de werknemers tewerkgesteld in het kader van de dienstencheques;4° de evolutie van de arbeidsmogelijkheden binnen de onderneming. § 2. Dit activiteitenrapport dient jaarlijks voor 1 juni volgend op het betreffende werkingsjaar middels een hiertoe door de administratie opgemaakt model aan de administratie te worden overgemaakt.

Art. 10.De inspecteurs van de administratie zijn inzake de erkende ondernemingen belast met het toezicht op de naleving van de verbintenissen vermeld in artikel 2, § 2.

Art. 11.§ 1. De minister kan de erkenning schorsen indien de onderneming niet voldoet aan de voorwaarden vermeld in artikel 9. § 2. De administratie brengt de minister en de adviescommissie van deze inbreuk op de hoogte. § 3. De adviescommissie brengt ten aanzien van de minister een gemotiveerd advies uit. § 4. De minister beslist de erkenning al dan niet te schorsen.

De schorsing loopt zolang niet voldaan is aan de voorwaarden vermeld in artikel 9. § 5. De minister brengt de onderneming op de hoogte van de schorsing van de erkenning.

De minister brengt het ministerie van Tewerkstelling en Arbeid op de hoogte van de schorsing van de erkenning.

De minister deelt de beslissing tot schorsing van de erkenning mee aan de adviescommissie en motiveert wanneer het advies niet werd gevolgd. § 6. De minister kan de erkenning intrekken indien de onderneming niet voldoet aan de voorwaarden vermeld in artikel 9 binnen de drie maanden na de beslissing tot schorsing.

De minister brengt de onderneming op de hoogte van de intrekking van de erkenning.

De minister brengt het ministerie van Tewerkstelling en Arbeid op de hoogte van de intrekking van de erkenning.

De minister deelt de beslissing tot intrekking van de erkenning mee aan de adviescommissie.

Art. 12.§ 1. De minister kan de erkenning intrekken of omzetten in een erkenning van bepaalde duur indien de onderneming niet voldoet aan de verbintenissen vermeld in artikel 2, § 2. § 2. De administratie brengt de minister en de adviescommissie van deze inbreuk op de hoogte. § 3. De adviescommissie brengt ten aanzien van de minister een gemotiveerd advies uit. § 4. Ingeval van een inbreuk op de verbintenissen vermeld in artikel 2, § 2, 1° tot en met 3° kan de minister de erkenning onmiddellijk intrekken of de erkenning van onbepaalde duur omzetten in een erkenning van bepaalde duur waarbinnen aan de voormelde verbintenissen voldaan dient te worden op straffe van een definitieve intrekking van de erkenning.

Ingeval van een inbreuk op de verbintenissen vermeld in artikel 2, § 2, 4° tot en met 9° kan de minister de erkenning van onbepaalde duur omzetten in een erkenning van bepaalde duur waarbinnen aan de voormelde verbintenissen voldaan dient te worden op straffe van een definitieve intrekking van de erkenning. § 5. De minister brengt de onderneming op de hoogte van de intrekking van de erkenning of de omzetting in een erkenning van bepaalde duur.

De minister brengt het ministerie van Tewerkstelling en Arbeid op de hoogte van de intrekking van de erkenning of de omzetting in een erkenning van bepaalde duur.

De minister deelt de beslissing tot intrekking van de erkenning of de omzetting in een erkenning van bepaalde duur mee aan de adviescommissie en motiveert wanneer het advies niet werd gevolgd.

Art. 13.Dit besluit treedt in werking op 1 april 2003.

Brussel, 14 maart 2003.

De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Werkgelegenheid en Toerisme, R. LANDUYT

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

^