Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 14 maart 2003
gepubliceerd op 09 juli 2003

Besluit van de Vlaamse regering betreffende de vastlegging van de prestaties van een ambt in het buitengewoon secundair onderwijs

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2003035702
pub.
09/07/2003
prom.
14/03/2003
ELI
eli/besluit/2003/03/14/2003035702/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

14 MAART 2003. - Besluit van de Vlaamse regering betreffende de vastlegging van de prestaties van een ambt in het buitengewoon secundair onderwijs


De Vlaamse regering, Gelet op het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het Gemeenschapsonderwijs, inzonderheid op artikel 3, 12°;

Gelet op het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde psycho-medisch-sociale centra, inzonderheid op artikel 5, 13;

Gelet op het decreet van 13 juli 2001 betreffende het onderwijs - XIII - Mozaïek, inzonderheid op hoofdstuk IX;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de Begroting, gegeven op 2 juli 2002;

Gelet op het protocol nr. 475 van 10 juli 2002 houdende de conclusies van de onderhandelingen gevoerd in de gemeenschappelijke vergadering van Sectorcomité X en van onderafdeling "Vlaamse Gemeenschap" van afdeling 2 van het comité voor de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten;

Gelet op het protocol nr. 243 van 10 juli 2002 houdende de conclusies van de onderhandelingen gevoerd in het overkoepelend onderhandelingscomité bedoeld in het decreet van 5 april 1995 tot oprichting van onderhandelingscomités in het vrij gesubsidieerd onderwijs;

Gelet op de beraadslaging van de Vlaamse regering, op 19 juli 2002, betreffende de aanvraag om advies bij de Raad van State binnen een maand;

Gelet op advies 33.953/1 van de Raad van State, gegeven op 24 oktober 2002, met toepassing van artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Onderwijs en Vorming;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.§ 1. Dit besluit is van toepassing op de personeelsleden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, het opvoedend hulppersoneel, het administratief personeel, het paramedisch personeel, het medisch personeel, het orthopedagogisch personeel, het psychologisch personeel en het sociaal personeel van instellingen voor buitengewoon secundair onderwijs die worden gefinancierd of gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap. § 2. In afwijking op § 1 is dit besluit niet van toepassing op : 1° de personeelsleden van het bestuurs- en onderwijzend personeel die een ambt uitoefenen in de opleidingsvorm 4;2° de personeelsleden van het bestuurs- en onderwijzend personeel die het selectieambt van adjunct-directeur uitoefenen;3° de personeelsleden van het bestuurs- en onderwijzend personeel die het bevorderingsambt van directeur uitoefenen;4° de personeelsleden van het opvoedend hulppersoneel die het bevorderingsambt van beheerder uitoefenen. HOOFDSTUK II. - Het onderwijzend personeel

Art. 2.Het minimum en het maximum aantal lesuren voor een ambt met volledige prestaties in een wervingsambt van het bestuurs- en onderwijzend personeel wordt vastgesteld als volgt : 1° leraar algemene en sociale vorming : minimum 22 en maximum 24 lesuren van 50 minuten;2° leraar algemene en sociale vorming, specialiteit lichamelijke opvoeding : minimum 22 en maximum 24 lesuren van 50 minuten;3° leraar algemene en sociale vorming, compensatietechniek-braille in type 6 : minimum 22 en maximum 24 lesuren van 50 minuten;4° leraar beroepsgerichte vorming : minimum 24 en maximum 28 lesuren van 50 minuten;5° leraar niet-confessionele zedenleer : minimum 22 en maximum 24 lesuren van 50 minuten;6° godsdienstleraar : minimum 22 en maximum 24 lesuren van 50 minuten.

Art. 3.Het minimum en het maximum aantal lesuren voor een ambt met volledige prestaties in de selectie- en bevorderingsambten van het bestuurs- en onderwijzend personeel wordt vastgesteld als volgt : 1° het selectieambt van technisch adviseur : minimum 30 en maximum 33 lesuren van 50 minuten;2° het bevorderingsambt van technisch adviseur-coördinator : minimum 30 en maximum 33 lesuren van 50 minuten.

Art. 4.§ 1. Voor de toepassing van artikel 41, § 2, van het koninklijk besluit van 15 april 1958 houdende bezoldigingsregeling van het onderwijzend, wetenschappelijk en daarmee gelijkgesteld personeel van het Ministerie van Openbaar Onderwijs, is de deler voor een ambt met onvolledige prestaties als genoemd in artikel 2 en 3, gelijk aan : 1° 22 voor het ambt genoemd in artikel 2, 1°, 2°, 3°, 5° en 6°;2° 24 voor het ambt genoemd in artikel 2, 4°;3° 30 voor het ambt genoemd in artikel 3, 1° en 2°. § 2. Voor de toepassing van artikel 44ter , § 2, van het hetzelfde koninklijk besluit, is de deler voor een bijbetrekking in een ambt als genoemd in artikel 2 en 3, gelijk aan : 1° 25 als de deler voor een ambt met onvolledige prestaties 22 of 24 bedraagt;2° 35 als de deler voor een ambt met onvolledige prestaties 30 bedraagt. HOOFDSTUK III. - Het opvoedend hulppersoneel

Art. 5.Het minimum en het maximum aantal uren voor een ambt met volledige prestaties in de ambten van het opvoedend hulppersoneel wordt vastgesteld als volgt : 1° wervingsambten : a) studiemeester-opvoeder : 36 uren van 60 minuten;b) studiemeester-opvoeder internaat : 36 uren van 60 minuten;c) secretaris-bibliothecaris : 36 uren van 60 minuten;2° selectieambten : a) opvoeder-huismeester : 36 uren van 60 minuten;b) directiesecretaris : 36 uren van 60 minuten.

Art. 6.§ 1. Voor de toepassing van artikel 41, § 2, van het koninklijk besluit van 15 april 1958 houdende bezoldigingsregeling van het onderwijzend, wetenschappelijk en daarmee gelijkgesteld personeel van het Ministerie van Openbaar Onderwijs, is de deler voor een ambt met onvolledige prestaties als genoemd in artikel 5, gelijk aan 36. § 2. Voor de toepassing van artikel 44ter , § 2, van hetzelfde koninklijk besluit, is de deler voor een bijbetrekking in een ambt als genoemd in artikel 5, gelijk aan 42. HOOFDSTUK IV. - Het paramedisch personeel

Art. 7.Het minimum en het maximum aantal uren voor een ambt met volledige prestaties in de ambten van het paramedisch personeel wordt vastgesteld als volgt : 1° ergotherapeut : minimum 32 en maximum 36 uren van 60 minuten;2° kinderverzorger : minimum 32 en maximum 36 uren van 60 minuten;3° kinesitherapeut : minimum 32 en maximum 36 uren van 60 minuten;4° logopedist : minimum 30 en maximum 33 uren van 50 minuten;5° verpleger : minimum 32 en maximum 36 uren van 60 minuten.

Art. 8.§ 1. Voor de toepassing van artikel 41, § 2, van het koninklijk besluit van 15 april 1958 houdende bezoldigingsregeling van het onderwijzend, wetenschappelijk en daarmee gelijkgesteld personeel van het Ministerie van Openbaar Onderwijs, is de deler voor een ambt met onvolledige prestaties als genoemd in artikel 7, gelijk aan : 1° 32 voor het ambt genoemd in artikel 7, 1°, 2°, 3° en 5°;2° 30 voor het ambt genoemd in artikel 7, 4°; § 2. Voor de toepassing van artikel 44ter , § 2, van hetzelfde koninklijk besluit, is de deler voor een bijbetrekking in een ambt als genoemd in artikel 7, gelijk aan : 1° 37 als de deler voor een ambt met onvolledige prestaties 32 bedraagt;2° 35 als de deler voor een ambt met onvolledige prestaties 30 bedraagt. HOOFDSTUK V. - Het medisch personeel

Art. 9.Het minimum en het maximum aantal uren voor een ambt met volledige prestaties in het medisch personeel in het ambt van arts wordt vastgesteld op minimum 32 en maximum 36 uren van 60 minuten.

Art. 10.§ 1. Voor de toepassing van artikel 41, § 2, van het koninklijk besluit van 15 april 1958 houdende bezoldigingsregeling van het onderwijzend, wetenschappelijk en daarmee gelijkgesteld personeel van het Ministerie van Openbaar Onderwijs, is de deler voor een ambt met onvolledige prestaties als genoemd in artikel 9, gelijk aan 32. § 2. Voor de toepassing van artikel 44ter , § 2, van hetzelfde koninklijk besluit, is de deler voor een bijbetrekking in een ambt als genoemd in artikel 9, gelijk aan 37. HOOFDSTUK VI. - Het orthopedagogisch personeel

Art. 11.Het minimum en het maximum aantal uren voor een ambt met volledige prestaties in het orthopedagogisch personeel in het ambt van orthopedagoog wordt vastgesteld op minimum 32 en maximum 36 uren van 60 minuten.

Art. 12.§ 1. Voor de toepassing van artikel 41, § 2, van het koninklijk besluit van 15 april 1958 houdende bezoldigingsregeling van het onderwijzend, wetenschappelijk en daarmee gelijkgesteld personeel van het Ministerie van Openbaar Onderwijs, is de deler voor een ambt met onvolledige prestaties als genoemd in artikel 11, gelijk aan 32. § 2. Voor de toepassing van artikel 44ter , § 2, van hetzelfde koninklijk besluit, is de deler voor een bijbetrekking in een ambt als genoemd in artikel 11, gelijk aan 37. HOOFDSTUK VII. - Het psychologisch personeel

Art. 13.Het minimum en het maximum aantal uren voor een ambt met volledige prestaties in het psychologisch personeel in het ambt van psycholoog wordt vastgesteld op minimum 32 en maximum 36 uren van 60 minuten.

Art. 14.§ 1. Voor de toepassing van artikel 41, § 2, van het koninklijk besluit van 15 april 1958 houdende bezoldigingsregeling van het onderwijzend, wetenschappelijk en daarmee gelijkgesteld personeel van het Ministerie van Openbaar Onderwijs, is de deler voor een ambt met onvolledige prestaties als genoemd in artikel 13, gelijk aan 32. § 2. Voor de toepassing van artikel 44ter , § 2, van hetzelfde koninklijk besluit, is de deler voor een bijbetrekking in een ambt als genoemd in artikel 13, gelijk aan 37. HOOFDSTUK VIII. - Het sociaal personeel

Art. 15.Het minimum en het maximum aantal uren voor een ambt met volledige prestaties in een ambt van het sociaal personeel in het ambt van maatschappelijk werker wordt vastgesteld op minimum 32 en maximum 36 uren van 60 minuten.

Art. 16.§ 1. Voor de toepassing van artikel 41, § 2, van het koninklijk besluit van 15 april 1958 houdende bezoldigingsregeling van het onderwijzend, wetenschappelijk en daarmee gelijkgesteld personeel van het Ministerie van Openbaar Onderwijs, is de deler voor een ambt met onvolledige prestaties als genoemd in artikel 15, gelijk aan 32. § 2. Voor de toepassing van artikel 44ter, § 2, van hetzelfde koninklijk besluit, is de deler voor een bijbetrekking in een ambt als genoemd in artikel 15, gelijk aan 37. HOOFDSTUK IX. - Het administratief personeel

Art. 17.Het minimum en het maximum aantal uren voor een ambt met volledige prestaties in de ambten van het administratief personeel wordt vastgesteld als volgt : 1° wervingsambten : a) klerk-typist : 36 uren van 60 minuten;b) opsteller : 36 uren van 60 minuten;c) bode-kamerbewaarder : 36 uren van 60 minuten;2° selectieambten : a) eerste klerk : 36 uren van 60 minuten;b) eerste opsteller : 36 uren van 60 minuten.

Art. 18.§ 1. Voor de toepassing van artikel 41, § 2, van het koninklijk besluit van 15 april 1958 houdende bezoldigingsregeling van het onderwijzend, wetenschappelijk en daarmee gelijkgesteld personeel van het Ministerie van Openbaar Onderwijs, is de deler voor een ambt met onvolledige prestaties als genoemd in artikel 17, gelijk aan 36. § 2. Voor de toepassing van artikel 44ter, § 2, van hetzelfde koninklijk besluit, is de deler voor een bijbetrekking in een ambt als genoemd in artikel 17, gelijk aan 42. HOOFDSTUK X. - Slotbepalingen

Art. 19.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 september 2002, met uitzondering van hoofdstuk III en IX die uitwerking hebben op 1 september 2001.

Art. 20.De Vlaamse minister, bevoegd voor het Onderwijs, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 14 maart 2003.

De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Onderwijs en Vorming, M. VANDERPOORTEN

^