Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 14 mei 2004
gepubliceerd op 18 juni 2004

Besluit van de Vlaamse regering tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap zonder rechtspersoonlijkheid Vlaams Instituut voor het Onroerend Erfgoed

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2004035933
pub.
18/06/2004
prom.
14/05/2004
ELI
eli/besluit/2004/05/14/2004035933/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

14 MEI 2004. - Besluit van de Vlaamse regering tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap zonder rechtspersoonlijkheid Vlaams Instituut voor het Onroerend Erfgoed


De Vlaamse regering, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, inzonderheid op artikel 87, § 1;

Gelet op het kaderdecreet bestuurlijk beleid van 18 juli 2003, inzonderheid op artikelen 6, § 2, en 7;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 5 maart 2004 houdende wijziging van het Instituut voor het Archeologisch Patrimonium tot het Vlaams Instituut voor het Onroerend Erfgoed;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 30 maart 2004;

Gelet op het advies van de Raad van State 36.897/3, gegeven op 26 april 2004, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Financiën en Begroting, Ruimtelijke Ordening, Wetenschappen en Technologische Innovatie, de Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Cultuur, Jeugd en Ambtenarenzaken en de Vlaamse minister van Wonen, Media en Sport;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Benaming, doel en taakstelling van het agentschap

Artikel 1.§ 1. Binnen het Vlaams Ministerie van Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed wordt een intern verzelfstandigd agentschap zonder rechtspersoonlijkheid opgericht onder de benaming Vlaams Instituut voor het Onroerend Erfgoed. Het agentschap wordt gespecificeerd als Vlaamse wetenschappelijke instelling.

Het Vlaams Instituut voor het Onroerend Erfgoed wordt opgericht voor het beleidsgerichte onderzoek en de uitvoering van het beleid inzake onroerend erfgoed. § 2. Onder onroerend erfgoed wordt begrepen: 1° de monumenten, stads- en dorpsgezichten en kleinere onroerende erfgoedelementen, vermeld in het decreet van 3 maart 1976 tot bescherming van monumenten, stads- en dorpsgezichten, hierna het Monumentendecreet te noemen;2° de landschappen en kleine landschapselementen, vermeld in het decreet van 16 april 1996 betreffende de landschapszorg, hierna het Landschapsdecreet te noemen;3° het archeologisch erfgoed, vermeld in het decreet van 30 juni 1993 houdende bescherming van het archeologisch patrimonium, hierna het Archeologiedecreet te noemen;4° het varend erfgoed, vermeld in het decreet van 29 maart 2002 tot bescherming van varend erfgoed, hierna het Varend-Erfgoeddecreet te noemen. § 3. Het Vlaams Instituut voor het Onroerend Erfgoed behoort tot het beleidsdomein Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed.

Art. 2.Het Vlaams Instituut voor het Onroerend Erfgoed heeft als missie om vanuit de opdracht van de overheid inzake de zorg voor het onroerend erfgoed de verantwoordelijkheid te dragen voor het onderzoek van, kennisbeheer en kennisverspreiding over, en de ontsluiting van het onroerend erfgoed.

Art. 3.Voor de uitvoering van het Monumenten-, Landschaps-, Archeologie- en Varend-Erfgoeddecreet heeft het Vlaams Instituut voor het Onroerend Erfgoed tot taak: 1° de inventarisatie en prospectie van het onroerend erfgoed;2° het uitvoeren van veldwerk;3° het bewaren en conserveren van onderdelen van het onroerend erfgoed;4° het uitvoeren van wetenschappelijk onderzoek van en naar het onroerend erfgoed (inclusief het ontwikkelen van technische standaarden en richtlijnen die betrekking hebben op alle facetten van het erfgoedbeheer);5° de communicatie, ontsluiting en studie van de ontsluiting van het onroerend erfgoed.

Art. 4.De concretisering van de wijze waarop het Vlaams Instituut voor het Onroerend Erfgoed zijn taken moet vervullen, met strategische en operationele doelstellingen, wordt geregeld in de in artikel 7 bedoelde beheersovereenkomst.

Overeenkomstig artikel 9, § 1, 1°, van het kaderdecreet bestuurlijk beleid van 18 juli 2003, regelt de beheersovereenkomst de concretisering van de kwalitatieve en kwantitatieve wijze waarop het agentschap zijn taken moet vervullen, met strategische en operationele doelstelingen, beschreven aan de hand van meetbare criteria.

Art. 5.Bij het uitoefenen van zijn missie en taken treedt het Vlaams Instituut voor het Onroerend Erfgoed op namens de rechtspersoon Vlaamse Gemeenschap of het Vlaamse Gewest, naar gelang van het geval. HOOFDSTUK II. - Aansturing en leiding van het Vlaams Instituut voor het Onroerend Erfgoed

Art. 6.Het Vlaams Instituut voor het Onroerend Erfgoed ressorteert onder het hiërarchische gezag van de Vlaamse minister, bevoegd voor de monumenten en de landschappen, hierna de minister te noemen.

Art. 7.De minister stuurt het Vlaams Instituut voor het Onroerend Erfgoed aan, inzonderheid via de beheersovereenkomst.

Art. 8.Overeenkomstig artikel 6, § 3, van het kaderdecreet bestuurlijk beleid van 18 juli 2003 is het hoofd van het Vlaams Instituut voor het Onroerend Erfgoed belast met de algemene leiding, de werking en de vertegenwoordiging van het Vlaams Instituut voor het Onroerend Erfgoed, onverminderd de mogelijkheid tot delegatie en subdelegatie van die bevoegdheid. HOOFDSTUK III. - Delegatie van beslissingsbevoegdheden

Art. 9.§ 1. Het hoofd van het Vlaams Instituut voor het Onroerend Erfgoed wordt aangewezen als ambtenaar zoals bedoeld in : 1° artikel 6 van het decreet van 3 maart 1976 tot bescherming van monumenten, stads- en dorpsgezichten;2° artikel 19, § 1, van het decreet van 16 april 1996 betreffende de landschapszorg;3° artikel 6, § 3, 6°, van het decreet van 30 juni 1993 houdende de bescherming van het archeologisch patrimonium;4° artikel 4, § 5, van het decreet van 29 maart 2002 tot bescherming van het varend erfgoed. § 2. Aan het hoofd van het Vlaams Instituut voor het Onroerend Erfgoed worden de volgende specifieke delegatie verleend: 1° het aanwijzen van de ambtenaren, bedoeld in: a) artikel 6 van het decreet van 3 maart 1976 tot bescherming van monumenten, stads- en dorpsgezichten;b) artikel 19, § 1, van het decreet van 16 april 1996 betreffende de landschapszorg;c) artikel 6, § 3, 6°, van het decreet van 30 juni 1993 houdende de bescherming van het archeologisch patrimonium;d) artikel 4, § 5, van het decreet van 29 maart 2002 tot bescherming van het varend erfgoed. HOOFDSTUK IV. - Controle, opvolging en toezicht

Art. 10.Onverminderd de artikelen 9, 33 en 34 van het kaderdecreet bestuurlijk beleid van 18 juli 2003 met betrekking tot informatieverstrekking, rapportering, interne controle en interne audit, is de minister verantwoordelijk voor de opvolging van en het toezicht op het Vlaams Instituut voor het Onroerend Erfgoed.

Art. 11.De minister kan, in het kader van de opvolging en de uitoefening van het toezicht, op ieder ogenblik aan het hoofd van het Vlaams Instituut voor het Onroerend Erfgoed informatie, rapportering en verantwoording vragen over bepaalde aangelegenheden, zowel op geaggregeerd niveau als op niveau van individuele onderwerpen en dossiers. HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen

Art. 12.Het besluit van de Vlaamse regering van 5 maart 2004 houdende wijziging van het Instituut voor het Archeologisch Patrimonium tot het Vlaams Instituut voor het Onroerend Erfgoed wordt opgeheven.

Art. 13.De Vlaamse regering stelt de datum vast waarop dit besluit in werking treedt.

Art. 14.De Vlaamse minister, bevoegd voor de monumenten, en de Vlaamse minister, bevoegd voor de landschappen, zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 14 mei 2004.

De minister-president van de Vlaamse regering, B. SOMERS De Vlaamse minister van Financiën en Begroting, Ruimtelijke Ordening, Wetenschappen en Technologische Innovatie, D. VAN MECHELEN De Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Cultuur, Jeugd en Ambtenarenzaken, P. VAN GREMBERGEN De Vlaamse minister van Wonen, Media en Sport, M. KEULEN

^