Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 14 september 2018
gepubliceerd op 23 oktober 2018

Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het Procedurebesluit van 9 mei 2014 en het Procedurebesluit Buitenschoolse Opvang van 19 december 2014, wat betreft de programmatieregels en de procedure bij fusies van gemeenten

bron
vlaamse overheid
numac
2018040735
pub.
23/10/2018
prom.
14/09/2018
ELI
eli/besluit/2018/09/14/2018040735/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

14 SEPTEMBER 2018. - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het Procedurebesluit van 9 mei 2014 en het Procedurebesluit Buitenschoolse Opvang van 19 december 2014, wat betreft de programmatieregels en de procedure bij fusies van gemeenten


DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het decreet van 30 april 2004Relevante gevonden documenten type decreet prom. 30/04/2004 pub. 07/06/2004 numac 2004035799 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Decreet tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Kind en Gezin sluiten tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Kind en Gezin, artikel 4, artikel 6, gewijzigd bij de decreten van 22 december 2006 en 20 april 2012, artikel 8, artikel 11 en artikel 12;

Gelet op het decreet van 20 april 2012Relevante gevonden documenten type decreet prom. 20/04/2012 pub. 15/06/2012 numac 2012035637 bron vlaamse overheid Decreet houdende de organisatie van kinderopvang van baby's en peuters sluiten houdende de organisatie van kinderopvang van baby's en peuters, artikel 4, zesde lid, artikel 12, § 1, tweede lid en § 3, gewijzigd bij het decreet van 15 juli 2016;

Gelet op het Procedurebesluit van 9 mei 2014;

Gelet op het Procedurebesluit Buitenschoolse Opvang van 19 december 2014;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 11 juni 2018;

Gelet op de adviesaanvraag binnen dertig dagen, die op 24 juli 2018 bij de Raad van State is ingediend, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Overwegende dat het advies niet is meegedeeld binnen die termijn;

Gelet op artikel 84, § 4, tweede lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK 1. - Wijzigingen van het Procedurebesluit van 9 mei 2014

Artikel 1.In artikel 1 van het Procedurebesluit van 9 mei 2014, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 30 januari 2015Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 30/01/2015 pub. 05/03/2015 numac 2015035158 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van de sectorale regelgeving naar aanleiding van de overdracht van taken van het intern verzelfstandigd agentschap Zorginspectie aan het Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin type besluit van de vlaamse regering prom. 30/01/2015 pub. 03/03/2015 numac 2015035170 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van artikel 3, 4 en 5 van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 april 2009 betreffende de nadere regels inzake het nutriëntenbalansstelsel als vermeld in artikel 25 van het Mestdecreet type besluit van de vlaamse regering prom. 30/01/2015 pub. 03/03/2015 numac 2015035229 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering houdende de vaststelling van de wijze van communicatie in het kader van het bestuurlijk toezicht op de lokale overheid, de provincieoverheid en de intergemeentelijke overheid sluiten, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° er wordt een punt 6° /1 ingevoegd, dat luidt als volgt: "6° /1 nieuwe gemeente: het lokaal bestuur van de nieuwe gemeente, vermeld in artikel 5, 5°, van het decreet Vrijwillige Samenvoeging van Gemeenten van 24 juni 2016;"; 2° er wordt een punt 6° /2 ingevoegd, dat luidt als volgt: "6° /2 OCMW: het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, vermeld in het decreet van 19 december 2008Relevante gevonden documenten type decreet prom. 19/12/2008 pub. 24/12/2008 numac 2008036450 bron vlaamse overheid Decreet betreffende de organisatie van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn sluiten betreffende de organisatie van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn;"; 3° er worden een punt 7° /1 en 7° /2 ingevoegd, die luiden als volgt: "7° /1 samengevoegde gemeenten: het lokaal bestuur van de samengevoegde gemeenten, vermeld in artikel 5, 4°, van het decreet Vrijwillige Samenvoeging van Gemeenten van 24 juni 2016; 7° /2 samenvoegingsdecreet: het samenvoegingsdecreet, vermeld in artikel 5, 1°, van het decreet Vrijwillige Samenvoeging van Gemeenten van 24 juni 2016;".

Art. 2.In artikel 57 van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 23 oktober 2015 en gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 8 september 2017Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 08/09/2017 pub. 12/10/2017 numac 2017013508 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van diverse bepalingen van het Procedurebesluit van 9 mei 2014 sluiten, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1 wordt punt 1° opgeheven;2° paragraaf 2 en paragraaf 3 worden vervangen door wat volgt: " § 2.Als er nieuw subsidiebudget beschikbaar is, bepaalt de minister de programmatie ervan conform de volgende opeenvolgende stappen. De minister bepaalt: 1° hoeveel het totale subsidiebudget bedraagt dat verdeeld kan worden;2° hoeveel van het totale subsidiebudget dat verdeeld kan worden, bestemd is voor welke subsidietrap of voor welke soort subsidie;3° of er een voorafname is van het totale subsidiebudget dat verdeeld kan worden, per subsidietrap of per soort subsidie als vermeld in punt 2°, voor bepaalde geografische gebieden of voor specifieke situaties;4° hoe de gebieden geografisch afgebakend worden waarin aanvragen onderling vergeleken zullen worden.Dat kan verschillend zijn voor gezinsopvang en voor groepsopvang; 5° in welke geografische gebieden subsidies verdeeld worden, hoe de gebieden gerangschikt zijn en hoeveel subsidieerbare plaatsen per geografisch gebied maximaal verdeeld kunnen worden, op basis van de principes, vermeld in paragraaf 3 tot en met 9, of op basis van de behoefte aan subsidieerbare kinderopvangplaatsen die het geografische gebied aangetoond heeft;6° voor de subsidies, vermeld in artikel 1, 1°, 14° en 17°, van het Subsidiebesluit van 22 november 2013, geldt bijkomend: a) hoeveel van het subsidiebudget dat verdeeld kan worden, per subsidietrap bestemd is voor nieuwe kinderopvangplaatsen en hoeveel bestemd is voor de omschakeling van bestaande kinderopvangplaatsen naar een hogere subsidietrap;b) hoeveel van het subsidiebudget per subsidietrap hetzij voor nieuwe kinderopvangplaatsen, hetzij voor de omschakeling van bestaande kinderopvangplaatsen bestemd is voor groepsopvang en hoeveel voor gezinsopvang;7° de bijkomende ontvankelijkheids-, de voorrangs-, de uitsluitings- en de gegrondheidscriteria die relevant zijn bij de beoordeling door Kind en Gezin om binnen een bepaald geografisch gebied verschillende subsidieaanvragen op een objectieve wijze tegen elkaar af te wegen, waarbij de minister kan bepalen dat rekening gehouden wordt met een adviesscore van het lokaal bestuur. § 3. Om de geografische gebieden te bepalen die in aanmerking komen, en de rangschikking ervan voor de toekenning van subsidies voor nieuwe kinderopvangplaatsen met basissubsidie en met subsidie voor inkomenstarief gelden de volgende opeenvolgende stappen: 1° de geografische gebieden worden van hoog naar laag gerangschikt volgens het verschil tussen enerzijds de potentiële vraag, meer bepaald het aantal kinderen jonger dan drie jaar met een werkende of werkzoekende moeder die gehuwd of samenwonend is, en met een alleenstaande ouder, en anderzijds het aanbod, meer bepaald het totale aantal kinderopvangplaatsen in alle kinderopvanglocaties;2° per geografisch gebied wordt bepaald tot welke subsidietrap de nieuwe kinderopvangplaatsen kunnen behoren.Dat gebeurt door voor elk geografisch gebied de behoefte aan het soort subsidieerbare kinderopvangplaatsen te bepalen. Om die behoefte te bepalen, wordt in elk geografisch gebied: a) voor de subsidie voor inkomenstarief: het aandeel van de subsidieerbare kinderopvangplaatsen en kinderopvangplaatsen met subsidiebeloftes met subsidie voor inkomenstarief afgezet tegenover het totale aantal vergunde kinderopvangplaatsen;b) voor de basissubsidie: het aandeel van de subsidieerbare kinderopvangplaatsen en de kinderopvangplaatsen met subsidiebeloftes met alleen een basissubsidie afgezet tegenover het totale aantal vergunde kinderopvangplaatsen. De minister bepaalt het aantal hoogst gerangschikte geografische gebieden conform paragraaf 2, 5° en paragraaf 3, eerste lid, waarvan de aanvragen in aanmerking komen. De minister stelt voor die geografische gebieden de grenspercentages vast die bepalen tot welk niveau de behoefte, vermeld in het eerste lid, 2°, gedekt moet worden.

De minister kan nadere voorwaarden bepalen voor geografische gebieden die de behoefte aan subsidieerbare kinderopvangplaatsen binnen hun gebied willen aantonen, en kan, in voorkomend geval, het aantal en de rangschikking van die gebieden vastleggen."; 3° er worden een paragraaf 4 tot en met 9 toegevoegd, die luiden als volgt: " § 4.Voor de rangschikking van de aanvragen bij de omschakeling van bestaande kinderopvangplaatsen zonder subsidie naar kinderopvangplaatsen met basissubsidie wordt rekening gehouden met de opstartdatum van de kinderopvanglocatie of van de kinderopvangplaatsen zonder subsidie. De minister bepaalt op welke manier de aanvragen gerangschikt worden op basis van de opstartdatum. § 5. Om de geografische gebieden te bepalen die in aanmerking komen, en de rangschikking ervan voor de toekenning van subsidies voor de omschakeling van bestaande kinderopvangplaatsen naar kinderopvangplaatsen met subsidie voor inkomenstarief gelden de volgende opeenvolgende stappen: 1° om per geografisch gebied te bepalen of het gebied in aanmerking komt voor verdeling van subsidies voor omschakeling naar kinderopvangplaatsen met subsidie voor inkomenstarief wordt voor elk geografisch gebied bepaald of er behoefte is aan subsidieerbare kinderopvangplaatsen met subsidie voor inkomenstarief.In elk geografisch gebied wordt daarvoor gekeken naar het aandeel van het totale aantal kinderopvangplaatsen zonder subsidie en zonder subsidiebelofte voor inkomenstarief in het totale aantal vergunde kinderopvangplaatsen van het gebied. De geografische gebieden worden van hoog naar laag gerangschikt volgens die behoefte, waarbij het gebied met de grootste behoefte bovenaan komt; 2° voor de omschakeling van bestaande kinderopvangplaatsen zonder subsidie naar kinderopvangplaatsen met basissubsidie, gecombineerd met subsidie voor inkomenstarief, en voor de omschakeling van bestaande kinderopvangplaatsen met basissubsidie naar kinderopvangplaatsen met subsidie voor inkomenstarief bepaalt de minister, voor het aandeel van het totale aantal subsidieerbare kinderopvangplaatsen met inkomenstarief, berekend conform punt 1°, grenspercentages om nader te bepalen of er in dat geografische gebied omschakeling naar subsidie inkomenstarief mogelijk is. De minister bepaalt het aantal hoogst gerangschikte geografische gebieden conform paragraaf 2, 5° en paragraaf 5, eerste lid, waarvan de aanvragen in aanmerking komen.

De minister kan nadere voorwaarden bepalen voor geografische gebieden die de behoefte aan subsidieerbare kinderopvangplaatsen binnen hun gebied willen aantonen, en, in voorkomend geval, het aantal en de rangschikking van die gebieden. § 6. Om de geografische gebieden te bepalen die in aanmerking komen, en de rangschikking ervan voor de nieuwe kinderopvangplaatsen met plussubsidie en voor de omschakeling van bestaande kinderopvangplaatsen naar kinderopvangplaatsen met plussubsidie, gelden de volgende opeenvolgende stappen: 1° per geografisch gebied, met uitzondering van het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad, wordt vastgesteld hoeveel kinderen er in een bepaalde periode die de minister bepaalt, geboren zijn in een kansarm gezin, zoals geregistreerd in Mirage.De geografische gebieden worden op basis daarvan gerangschikt, waarbij het gebied met de meeste kinderen die in een kansarm gezin geboren zijn, bovenaan staat; 2° om de geografische gebieden te bepalen die in aanmerking komen voor subsidieerbare plaatsen met plussubsidie, bepaalt de minister een minimale aanwezigheid van het aantal kinderen dat geboren is in een kansarm gezin, zoals geregistreerd in Mirage, in die bepaalde periode. De minister bepaalt het aantal hoogst gerangschikte geografische gebieden conform paragraaf 2, 5° en paragraaf 6, eerste lid, waarvan de aanvragen in aanmerking komen. De minister stelt voor die geografische gebieden de grenspercentages vast die bepalen tot welk niveau subsidieerbare kinderopvangplaatsen met plussubsidie kunnen worden toegekend. § 7. Om de geografische gebieden te bepalen die in aanmerking komen voor de subsidie voor Centrum inclusieve kinderopvang, vermeld in artikel 1, 14° /1, van het Subsidiebesluit van 22 november 2013, en voor de subsidie voor structurele inclusieve kinderopvang, vermeld in artikel 1, 18°, van het voormelde besluit, wordt rekening gehouden met het beschikbare aanbod met dezelfde soort subsidie als de subsidie die verdeeld kan worden. Het beschikbare aanbod wordt bekeken binnen het geografische gebied. Hoe lager het beschikbare aanbod is, hoe hoger het geografische gebied in de rangschikking staat. § 8. Om de geografische gebieden te bepalen die in aanmerking komen voor de subsidie voor ruimere openingsmomenten, vermeld in artikel 1, 17° /1, b), van het Subsidiebesluit van 22 november 2013, wordt het subsidiebudget verhoudingsgewijs verdeeld over de geografische gebieden op basis van de behoefte aan kinderopvang met ruimere openingsmomenten.De behoefte wordt bepaald door in elk geografisch gebied de totale aanwezigheid van de volgende groepen te berekenen: 1° het aantal kinderen jonger dan drie jaar in een gezin met twee werkende ouders;2° het aantal kinderen jonger dan drie jaar in een eenoudergezin waarvan de ouder werkt. § 9. Om de geografische gebieden te bepalen die in aanmerking komen voor de subsidie voor dringende kinderopvang, vermeld in artikel 1, 14° /2, van het Subsidiebesluit van 22 november 2013, wordt het subsidiebudget verhoudingsgewijs verdeeld over de geografische gebieden op basis van de behoefte aan dringende opvangplaatsen.De behoefte wordt bepaald door in elk geografisch gebied de totale aanwezigheid van de volgende groepen te berekenen: 1° het aantal kinderen jonger dan drie jaar in een eenoudergezin, waarbij de ouder werkzoekend is, vermenigvuldigd met factor 3;2° het aantal kinderen jonger dan drie jaar in een eenoudergezin, waarbij de ouder werkt of niet beroepsactief is maar wel een uitkering van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening krijgt;3° het aantal kinderen jonger dan drie jaar in een gezin waarvan minstens één persoon werkzoekend is; 4° het aantal kinderen jonger dan drie jaar geboren in een kansarm gezin, zoals geregistreerd in Mirage.".

Art. 3.In artikel 88 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 9 oktober 2015, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° punt 1° wordt vervangen door wat volgt: "1° een organisator die subsidieerbare kinderopvangplaatsen van een subsidiegroep gezinsopvang wil overhevelen naar een subsidiegroep groepsopvang samenwerkende onthaalouders en omgekeerd, binnen hetzelfde geografische gebied, als de subsidiebedragen van beide subsidiegroepen dezelfde zijn en op voorwaarde dat de organisator aan al de volgende voorwaarden voldoet: a) de organisator voldeed het voorgaande kalenderjaar in de nieuwe subsidiegroep voor de subsidieerbare kinderopvangplaatsen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 21 van het Subsidiebesluit van 22 november 2013 of als dat niet het geval is, kan hij aantonen dat hij de vier meest recente kwartalen wel voldoet;b) de organisator kan aantonen dat hij na de overheveling minstens evenveel vergunde kinderopvangplaatsen zal hebben als subsidieerbare kinderopvangplaatsen in de zorgregio en dat hij na de overheveling zal voldoen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 42, tweede lid, van het Vergunningsbesluit van 22 november 2013; c) de organisator kan aantonen dat hij na de overheveling zal voldoen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 21 van het Subsidiebesluit van 22 november 2013, in de nieuwe zorgregio;"; 2° er wordt een punt 7° toegevoegd, dat luidt als volgt: "7° een organisator die de subsidieerbare kinderopvangplaatsen wil overhevelen van een subsidiegroep gezinsopvang naar een andere geografische subsidiegroep gezinsopvang waarvoor Kind en Gezin zonder de overheveling een beslissing tot vermindering of stopzetting van subsidieerbare kinderopvangplaatsen zal nemen wegens niet-naleving van de voorwaarden, vermeld in artikel 21 van het Subsidiebesluit van 22 november 2013, of wegens het verstrijken van de termijn van het voorbehoud, vermeld in artikel 4, 2°, van het ministerieel besluit van 23 april 2014Relevante gevonden documenten type ministerieel besluit prom. 23/04/2014 pub. 04/07/2014 numac 2014203367 bron vlaamse overheid Ministerieel besluit tot uitvoering van het Subsidiebesluit van 22 november 2013 sluiten tot uitvoering van het Subsidiebesluit van 22 november 2013, en op voorwaarde dat de organisator aan al de volgende voorwaarden voldoet: a) de organisator voldeed het voorgaande kalenderjaar in de nieuwe subsidiegroep voor de subsidieerbare kinderopvangplaatsen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 21 van het Subsidiebesluit van 22 november 2013, als hij al subsidieerbare kinderopvangplaatsen had in de zorgregio, of als dit niet het geval is, kan hij aantonen dat hij de vier meest recente kwartalen wel voldoet;b) de organisator kan aantonen dat hij na de overheveling minstens evenveel vergunde kinderopvangplaatsen zal hebben als subsidieerbare kinderopvangplaatsen in de zorgregio en dat hij zal voldoen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 42, tweede lid, van het Vergunningsbesluit van 22 november 2013;c) de organisator kan aantonen dat hij na de overheveling zal voldoen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 21 van het Subsidiebesluit van 22 november 2013, in de nieuwe zorgregio; d) de lokale besturen van de gemeenten van de zorgregio waar de organisator nieuwe vergunde kinderopvangplaatsen zal realiseren voor die overheveling, geven een positief advies over de nieuwe vergunde en subsidieerbare kinderopvangplaatsen."; 3° er wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "Als de organisator in het kalenderjaar van de overheveling van subsidieerbare kinderopvangplaatsen conform het geval, vermeld in het eerste lid, 7°, niet voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 21 van het Subsidiebesluit van 22 november 2013, in de zorgregio waarnaar de plaatsen overgeheveld zijn, vermindert Kind en Gezin automatisch het aantal subsidieerbare plaatsen met maximaal het aantal overgehevelde plaatsen, met ingang van 1 januari van het kalenderjaar na de overheveling.".

Art. 4.In artikel 89, tweede lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 8 september 2017Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 08/09/2017 pub. 12/10/2017 numac 2017013508 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van diverse bepalingen van het Procedurebesluit van 9 mei 2014 sluiten, wordt de zinsnede "2° tot en met 6° " vervangen door de zinsnede "eerste lid, 2° tot en met 7° ".

Art. 5.In artikel 92 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 9 oktober 2015, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid wordt punt 1° vervangen door wat volgt: "1° de datum vanaf wanneer en tot wanneer de organisator de subsidies wil krijgen;"; 2° in het eerste lid wordt punt 6° opnieuw opgenomen in de volgende lezing: "6° een attest van een professionele deskundige die niet verbonden is aan de organisator, waarin de problematiek van het kind beschreven wordt, en de duurtijd van de problematiek die specifieke zorg in het kader van kinderopvang noodzakelijk maakt;"; 3° in het eerste lid wordt punt 7° vervangen door wat volgt: "7° de omschrijving van de specifieke zorg die het kind nodig heeft, en hoe de organisator voldoet aan de bepaling, vermeld in artikel 42 van het Subsidiebesluit van 22 november 2013, en met een toelichting hoe dat gelinkt wordt aan de problematiek van het kind die blijkt uit het attest van de professionele deskundige, vermeld in punt 6° ;"; 4° het tweede lid wordt opgeheven.

Art. 6.Artikel 102 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 7.In hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 8 september 2017Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 08/09/2017 pub. 12/10/2017 numac 2017013508 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van diverse bepalingen van het Procedurebesluit van 9 mei 2014 sluiten, wordt een titel 4/2, die bestaat uit artikel 112/7 tot en met 112/10, ingevoegd, die luidt als volgt: "Titel 4/2. Gevolgen van de vrijwillige samenvoeging van gemeenten

Art. 112/7.Als gemeenten waarvan het lokaal bestuur of het OCMW een organisator van kinderopvang is, samengevoegd worden op basis van het decreet Vrijwillige Samenvoeging van Gemeenten van 24 juni 2016, zet Kind en Gezin de vergunningen, de subsidiebeloftes en de subsidietoekenningen van de samengevoegde gemeenten automatisch stop.

Kind en Gezin kent dan nieuwe vergunningen, subsidiebeloftes en subsidietoekenningen met hetzelfde voorwerp als vóór de samenvoeging toe aan de nieuwe gemeente of het nieuwe OCMW. Kind en Gezin telt de subsidieerbare kinderopvangplaatsen groepsopvang of gezinsopvang van de samengevoegde gemeenten die vóór de samenvoeging tot verschillende subsidiegroepen groepsopvang of gezinsopvang behoorden, en door de samenvoeging van de gemeenten tot dezelfde subsidiegroep groepsopvang of gezinsopvang behoren, samen.

De procedures voor een samengevoegde gemeente of een samengevoegd OCMW op basis van het Handhavingsbesluit Baby's en Peuters van 11 december 2015 kunnen voortgezet worden voor de nieuwe gemeente of het nieuwe OCMW. Kind en Gezin bezorgt de nieuwe gemeente en het OCMW automatisch de nieuwe vergunningen, subsidiebeloftes en subsidietoekenningen.

Art. 112/8.Als gemeenten samengevoegd worden op basis van het decreet Vrijwillige Samenvoeging van Gemeenten van 24 juni 2016, past Kind en Gezin de gegevens van de vergunningen, de subsidiebeloftes en de subsidietoekenningen van alle organisatoren in de samengevoegde gemeenten automatisch aan. Kind en Gezin kent dan een nieuwe vergunning, nieuwe subsidiebelofte of subsidietoekenning toe met hetzelfde voorwerp als vóór de samenvoeging als de kinderopvanglocatie van een organisator tot een andere subsidiegroep behoort na de samenvoeging van de gemeenten.

Kind en Gezin telt de subsidieerbare kinderopvangplaatsen groepsopvang samen van een organisator die vóór de samenvoeging van gemeenten kinderopvanglocaties groepsopvang had die tot verschillende subsidiegroepen groepsopvang behoorden, en door de samenvoeging van de gemeenten tot dezelfde subsidiegroep groepsopvang behoren.

Kind en Gezin zorgt voor een automatische overheveling van subsidieerbare kinderopvangplaatsen gezinsopvang of groepsopvang samenwerkende onthaalouders naar de nieuwe subsidiegroep gezinsopvang of groepsopvang samenwerkende onthaalouders waartoe de kinderopvanglocatie gezinsopvang behoort na de samenvoeging van gemeenten, als de organisator door de samenvoeging van de gemeenten in de oorspronkelijke subsidiegroep gezinsopvang of groepsopvang samenwerkende onthaalouders van die kinderopvanglocatie geen enkele kinderopvanglocatie gezinsopvang meer heeft.

Als minstens één kinderopvanglocatie gezinsopvang of groepsopvang samenwerkende onthaalouders uit een subsidiegroep gezinsopvang of uit een subsidiegroep groepsopvang samenwerkende onthaalouders door de samenvoeging van gemeenten tot een nieuwe subsidiegroep gezinsopvang of nieuwe subsidiegroep groepsopvang samenwerkende onthaalouders behoort, en de organisator minstens één kinderopvanglocatie gezinsopvang of groepsopvang samenwerkende onthaalouders behoudt in de oorspronkelijke subsidiegroep, vraagt Kind en Gezin aan de organisator hoeveel subsidieerbare kinderopvangplaatsen gezinsopvang of groepsopvang samenwerkende onthaalouders hij wil overhevelen van de subsidiegroep gezinsopvang of groepsopvang samenwerkende onthaalouders waartoe de kinderopvanglocatie behoorde, naar de nieuwe subsidiegroep gezinsopvang of groepsopvang samenwerkende onthaalouders.

De samenvoeging van gemeenten doet geen afbreuk aan de procedures voor organisatoren op basis van het Handhavingsbesluit Baby's en Peuters van 11 december 2015 als ze naar aanleiding van de samenvoeging van gemeenten een nieuwe vergunning, subsidiebelofte of subsidietoekenning krijgen.

Kind en Gezin bezorgt de organisatoren de aangepaste of nieuwe vergunningen, subsidiebeloftes en subsidietoekenningen.

Art. 112/9.Voor de subsidieerbare kinderopvangplaatsen, waarvoor een voorbehoud als vermeld in artikel 6, tweede lid, 2°, van het Subsidiebesluit van 22 november 2013, loopt op het moment van de samenvoeging van de gemeenten, loopt de termijn van het voorbehoud, vermeld in artikel 4, 2°, van het ministerieel besluit van 23 april 2014Relevante gevonden documenten type ministerieel besluit prom. 23/04/2014 pub. 04/07/2014 numac 2014203367 bron vlaamse overheid Ministerieel besluit tot uitvoering van het Subsidiebesluit van 22 november 2013 sluiten tot uitvoering van het Subsidiebesluit van 22 november 2013, verder na de samenvoeging.

Art. 112/10.Als de samenvoeging van gemeenten niet ingaat op 1 januari van een kalenderjaar, wordt voor de berekening van de subsidie, vermeld in artikel 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 maart 2017Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 17/03/2017 pub. 18/04/2017 numac 2017040188 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de subsidiëring van de organisatoren kinderopvang en buitenschoolse opvang ter uitvoering van het Vlaams Intersectoraal Akkoord sluiten betreffende de subsidiëring van de organisatoren kinderopvang en buitenschoolse opvang ter uitvoering van het Vlaams Intersectoraal Akkoord, voor de nieuwe gemeente rekening gehouden met de gegevens van de samengevoegde gemeenten op 1 januari van het kalenderjaar van de samenvoeging.". HOOFDSTUK 2. - Wijzigingen van het Procedurebesluit Buitenschoolse Opvang van 19 december 2014

Art. 8.In artikel 5, eerste lid, van het Procedurebesluit Buitenschoolse Opvang van 19 december 2014, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 21 oktober 2016, worden de woorden "de voorwaarden voldoet of zal kunnen voldoen of zal kunnen voldoen" vervangen door de woorden "de voorwaarden voldoet of zal kunnen voldoen".

Art. 9.In artikel 11 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 21 oktober 2016, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in punt 1°, b), wordt de zinsnede "vermeld in artikel 33, § 1, eerste lid, 2° " vervangen door de zinsnede "vermeld in artikel 33, § 1, eerste lid, 1° ";2° in punt 2°, b), wordt de zinsnede "vermeld in artikel 38, § 1, eerste lid, 2° " vervangen door de zinsnede "vermeld in artikel 38, § 1, eerste lid, 1° ".

Art. 10.In artikel 56, tweede lid, van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in punt 1° wordt het woord "uitbreidingsbudget" vervangen door het woord "subsidiebudget";2° in punt 4° worden de woorden "en wat de criteria hiervoor zijn" vervangen door de woorden "of in functie van specifieke situaties";3° in punt 6° wordt het woord "en" vervangen door het woord "of".

Art. 11.In artikel 99 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid wordt punt 1° vervangen door wat volgt: "1° de datum vanaf wanneer en tot wanneer de organisator de subsidies wil krijgen;"; 2° in het eerste lid wordt een punt 5° /1 ingevoegd, dat luidt als volgt: "5° /1 een attest van een professionele deskundige die niet verbonden is aan de organisator, waarin de problematiek van het kind beschreven wordt, en de duurtijd van de problematiek die specifieke zorg in het kader van kinderopvang noodzakelijk maakt;"; 3° in het eerste lid wordt punt 6° vervangen door wat volgt: "6° de omschrijving van de specifieke zorg die het kind nodig heeft, en hoe de organisator voldoet aan de bepaling, vermeld in artikel 75 van het Subsidiebesluit Buitenschoolse Opvang van 16 mei 2014, en met een toelichting hoe dat gelinkt wordt aan de problematiek van het kind die blijkt uit het attest van de professionele deskundige, vermeld in punt 5° /1;"; 4° het tweede lid wordt opgeheven.

Art. 12.Artikel 110 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 13.In hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 21 oktober 2016 en 6 oktober 2017, wordt een titel 4/1, die bestaat uit artikel 127/1 tot en met 127/3, ingevoegd, die luidt als volgt: "Titel 4/1. Gevolgen van de vrijwillige samenvoeging van gemeenten

Art. 127/1.Als gemeenten waarvan het lokaal bestuur of het OCMW een organisator van buitenschoolse opvang is, samengevoegd worden op basis van het decreet Vrijwillige Samenvoeging van Gemeenten van 24 juni 2016, zet Kind en Gezin de erkenningen, de attesten van toezicht, de vergunningen, de subsidiebeloftes en de subsidietoekenningen van de samengevoegde gemeenten automatisch stop. Kind en Gezin kent dan nieuwe erkenningen, attesten van toezicht, vergunningen, subsidiebeloftes en subsidietoekenningen met hetzelfde voorwerp als vóór de samenvoeging toe aan de nieuwe gemeente of het nieuwe OCMW. De nieuwe gemeente of OCMW behoudt bij ongewijzigde omstandigheden na de samenvoeging van gemeenten voor de subsidie voor initiatief voor buitenschoolse opvang de bedragen voor de verschillende schijven equivalentvolle opvangplaatsen, vermeld in artikel 20 van het Subsidiebesluit Buitenschoolse Opvang van 16 mei 2014, zoals die zijn toegekend aan de samengevoegde gemeenten.

Kind en Gezin telt de subsidieerbare opvangplaatsen groepsopvang of gezinsopvang met subsidie voor inkomenstarief samen van de samengevoegde gemeenten die vóór de samenvoeging tot verschillende subsidiegroepen groepsopvang of gezinsopvang behoorden, en door de samenvoeging van de gemeenten tot dezelfde subsidiegroep groepsopvang of gezinsopvang behoren.

De procedures voor een samengevoegde gemeente of een samengevoegd OCMW op basis van artikel 58 tot en met 60 van het Kwaliteitsbesluit Buitenschoolse Opvang van 16 mei 2014 of op basis van artikel 95 tot en met 97 van het Subsidiebesluit Buitenschoolse Opvang van 16 mei 2014 kunnen voortgezet worden in de nieuwe gemeente of het nieuwe OCMW. Voor de toepassing van artikel 22 van het Subsidiebesluit Buitenschoolse Opvang van 16 mei 2014 zal Kind en Gezin in het kalenderjaar waarin de gemeenten samengevoegd zijn, nagaan of de samengevoegde gemeenten samen de vereiste minimumbezetting haalden tijdens het kalenderjaar voorafgaand aan de samenvoeging. Op basis daarvan volgt de schorsing of de evenredige vermindering van de subsidie.

Kind en Gezin bezorgt de nieuwe gemeente en het nieuwe OCMW de nieuwe erkenningen, attesten van toezicht, vergunningen, subsidiebeloftes en subsidietoekenningen.

Art. 127/2.Als gemeenten samengevoegd worden op basis van het decreet Vrijwillige Samenvoeging van Gemeenten van 24 juni 2016, past Kind en Gezin de gegevens van de erkenningen, attesten van toezicht, de subsidiebeloftes en de subsidietoekenningen van alle organisatoren in de samengevoegde gemeenten automatisch aan.

Kind en Gezin telt de subsidieerbare opvangplaatsen groepsopvang samen van een organisator die vóór de samenvoeging van gemeenten opvanglocaties groepsopvang had die tot verschillende gemeenten behoorden, en door de samenvoeging tot dezelfde gemeente behoren.

Kind en Gezin bezorgt de organisatoren de aangepaste erkenningen, attesten van toezicht, vergunningen, subsidiebeloftes en subsidietoekenningen.

Art. 127/3.Voor de subsidieerbare opvangplaatsen, waarvoor een voorbehoud loopt zoals vermeld in artikel 6, tweede lid, 2° van het Subsidiebesluit van 22 november 2013 op het moment van de samenvoeging van de gemeenten, loopt de termijn voorzien in artikel 4, 2°, van het ministerieel besluit tot uitvoering van het van 23 april 2014 tot uitvoering van het Subsidiebesluit van 22 november 2013, verder.". HOOFDSTUK 3. - Slotbepalingen

Art. 14.Artikel 2 en 10 hebben uitwerking met ingang van 29 maart 2018.

Art. 15.De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 14 september 2018.

De minister-president van de Vlaamse Regering, G. BOURGEOIS De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, J. VANDEURZEN

^