Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 15 december 2006
gepubliceerd op 09 februari 2007

Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de ophaling en de verwerking van dierlijk afval

bron
vlaamse overheid
numac
2007035146
pub.
09/02/2007
prom.
15/12/2006
ELI
eli/besluit/2006/12/15/2007035146/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

15 DECEMBER 2006. - Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de ophaling en de verwerking van dierlijk afval


De Vlaamse Regering, Gelet op artikel 20 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen;

Gelet op het decreet van 2 juli 1981 betreffende de voorkoming en het beheer van afvalstoffen, inzonderheid op hoofdstuk IV, afdeling 5, gewijzigd bij de decreten van 20 april 1994 en 13 juli 2001, en op artikel 32 en 33, gewijzigd bij de decreten van 20 april 1994 en 21 december 1994;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 24 mei 1995 betreffende de ophaling en de verwerking van dierlijk afval, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 3 juni 1997, 17 december 1997, 13 juli 2001, 12 oktober 2001 en 19 juli 2002;

Gelet op het advies van de Commissie Dierlijk Afval, gegeven op 10 september 2003;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de Begroting, gegeven op 11 mei 2006;

Gelet op het advies nr. 41.379/3 van de Raad van State, gegeven op 10 oktober 2006, met toepassing van artikel 84, § 3, eerste lid, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Gelet op het overleg van het Overlegcomité van 6 september 2006, zoals voorgeschreven bij artikel 6, § 3bis, 5°, van de voornoemde bijzondere wet van 8 augustus 1980;

Overwegende de overeenkomst tussen de federale Staat en de Gewesten inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten van 28 oktober 2005;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Definities

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° de minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor het Leefmilieu;2° locatie : een of meer terreinen van dezelfde rechtspersoon, die als een geheel moeten worden beschouwd om het nadeel te beoordelen dat ze kunnen berokkenen aan mens, milieu of dier, en waarop industriële of dienstverlenende activiteiten worden uitgevoerd, met inbegrip van de daarmee gepaard gaande of daarbij behorende opslag van grondstoffen, van bij-, tussen- en eindproducten en van afval, en met inbegrip van de al dan niet vaste infrastructuur en uitrusting die met deze activiteiten gepaard gaan;3° dierlijk afval : dierlijke bijproducten, zoals gedefinieerd in de Verordening (EG) Nr.1774/2002, voorzover ze voldoen aan de definitie van afval uit het decreet van 2 juli 1981 betreffende de voorkoming en het beheer van afvalstoffen, met uitzondering van keukenafval, etensresten, voormalige voedingsmiddelen, rauwe melk, eierschalen en bijproducten van gebarsten eieren, honing, schalen van schaaldieren, schelpen van schelpdieren, de inhoud van maagdarmkanaal, in zoverre deze gescheiden is van het maagdarmkanaal, uitwerpselen, eicellen, embryo's en sperma; 4° verwerkt dierlijk afval : dierlijk afval, verwerkt in overeenstemming met één van de methoden 1 tot en met 7, zoals gedefinieerd in de Verordening (EG) Nr.1774/2002, voor zover ze voldoen aan de definitie van afval uit het decreet van 2 juli 1981 betreffende de voorkoming en het beheer van afvalstoffen; 5° ophaler van dierlijk afval : elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die na melding door een houder, met eigen middelen of via een andere erkende ophaler of via een geregistreerde vervoerder, dierlijk afval overbrengt van de ene locatie naar een andere;6° vervoerder van dierlijk afval : elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die in opdracht van een erkende ophaler het vervoer van dierlijk afval van de ene naar de andere locatie verricht;7° vervoerder van verwerkt dierlijk afval : elke natuurlijke persoon of rechtspersoon die het vervoer van verwerkt dierlijk afval van de ene naar de andere locatie verricht;8° klein veebedrijf : landbouwbedrijf met een aantal dieren lager dan het maximum aantal dieren dat per diersoort door de minister is vastgesteld;9° middelgroot of groot veebedrijf : landbouwbedrijf met een aantal dieren gelijk of hoger dan het minimum aantal dat per diersoort door de minister is vastgesteld;10° dieren voor de landbouwproductie gehouden : runderen, varkens, geiten, schapen, eenhoevige dieren, pluimvee en alle andere dieren bestemd voor dierlijke productie of andere vormen van landbouwproductie op een landbouwbedrijf. HOOFDSTUK II. - Meldingsplicht

Art. 2.§ 1. De producenten van dierlijk afval zijn verplicht om de aanwezigheid van dat afval binnen vierentwintig uur na de productie ervan te melden aan een erkende ophaler van dierlijk afval. Met uitzondering van het bepaalde in lid 2, wordt het dierlijk afval gemeld door het toezenden per fax (of door gebruik te maken van een ander middel dat gelijkwaardige garanties biedt) van het handelsdocument voor dierlijk afval, waarvan het model als bijlage I bij dit besluit is gevoegd, en waarvan de delen 1 tot 3 behoorlijk worden ingevuld.

De kadavers van landbouwdieren op veebedrijven of bij particulieren kunnen op een andere manier gemeld worden. § 2. De verplichting van § 1 geldt evenwel niet voor : 1° kadavers die minder dan één kilogram wegen;2° dierlijk afval, met uitzondering van kadavers, waarvan de productie voorspelbaar is en de ophaling vooraf is geregeld op grond van contractuele akkoorden overeenkomstig artikel 3, § 4, tussen de producent en de erkende ophaler;3° verwerkt dierlijk afval. § 3. In afwijking van § 2, 1°, moeten middelgrote en grote veebedrijven de aanwezigheid van afval van dergelijke kadavers, minstens één keer per week aan een erkende ophaler melden.

De minister kan ook voor andere landbouwbedrijven dan die, genoemd in het eerste lid, dezelfde verplichting voorschrijven. § 4. Als dierlijk afval, uitgezonderd kadavers van landbouwdieren, bij particulieren en kleine veebedrijven voorkomt, of op andere door de minister aangewezen plaatsen waar dierlijk afval veeleer occasioneel voorkomt, is er geen meldingsplicht, maar ook deze producenten kunnen dit melden aan een erkende ophaler van dierlijk afval.

Als dit dierlijk afval de hoeveelheid die de minister heeft bepaald overschrijdt, zijn deze producenten wél verplicht dit aan een erkende ophaler te melden. § 5. De mogelijke vrijstelling van de meldingsplicht op grond van § 2 en § 4, eerste lid, is niet van toepassing ingeval er een vermoeden bestaat dat de betrokken producent dieren heeft met een ziekte waarvoor een aangifteplicht geldt. § 6. In afwachting van de ophaling moet het dierlijk afval zo worden opgeslagen dat de risico's voor besmetting van mens of dier, en voor de vervuiling van het leefmilieu, beperkt worden.

De minister kan op advies van de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij bepalingen inzake de inrichting van de kadaveropslagplaatsen en de manier van aanbieden van dierlijk afval opleggen.

De minister kan in voorkomende gevallen nadere bepalingen uitwerken inzake de manier van aanbieden en de melding van dierlijk afval.

Art. 3.§ 1. De meldingsplichtige producenten in de zin van artikel 2, § 1, § 3 en § 4, tweede lid, zijn, ingeval het kadavers van landbouwdieren betreft, verplicht een overeenkomst te sluiten met een erkende ophaler van dierlijk afval over de financiering van de ophaling. Deze overeenkomst kan de vorm aannemen van een abonnement.

Als een producent geen abonnement neemt in de zin van § 1, worden de ophalingen verricht tegen een vergoeding per prestatie. Daarbij kan het maximumtarief worden toegepast dat de minister in de erkenning van een ophaler heeft bepaald. § 2. De ophaling en verwerking van het volgend dierlijk afval bij particulieren, kleine veebedrijven en bedrijven met hertachtigen is gratis : 1° runderen, varkens, geiten, schapen, eenhoevigen, hertachtigen, gevogelte, gekweekte vis en andere voor productie gehouden dieren die op het bedrijf zijn gestorven maar niet voor menselijke consumptie zijn geslacht, met inbegrip van de doodgeboren en ongeboren dieren;2° kadavers, niet begrepen onder 1°, die behoren tot het runder-, varkens-, geiten- en schapenras, en tot de eenhoevigen en hertachtigen, die niet voor menselijke consumptie zijn geslacht. De ophaling en verwerking van dieren die bij erkende opvangcentra voor vogels en wilde dieren en bij Dierengezondheidszorg Vlaanderen vzw gestorven zijn, is gratis.

Een erkende ophaler ontvangt voor de kosten een tegemoetkoming die wordt uitbetaald door het Fonds voor Preventie en Sanering inzake Leefmilieu en Natuur, opgericht bij het decreet van 23 januari 1991 tot oprichting van het Fonds voor Preventie en Sanering inzake Leefmilieu en Natuur als Gewestdienst met Afzonderlijk Beheer.

De in het vorige lid bedoelde tegemoetkoming geldt alleen als de afvalstoffen afkomstig zijn uit het Vlaamse Gewest. § 3. Voor de ophaling en verwerking bij middelgrote en grote veebedrijven van het volgende dierlijk afval, komt het Fonds voor Preventie en Sanering inzake Leefmilieu en Natuur aan de erkende ophaler of verwerker tegemoet in de kosten die niet gedekt zijn door de tarieven van de abonnementen, bedoeld in § 1 : 1° runderen, varkens, geiten, schapen, eenhoevigen, gevogelte, gekweekte vis en andere voor productie gehouden dieren die op het bedrijf zijn gestorven maar niet voor menselijke consumptie zijn geslacht, met inbegrip van de doodgeboren en ongeboren dieren;2° kadavers die niet begrepen zijn onder 1°, die behoren tot het runder-, varkens- geiten- en schapenras en tot de eenhoevigen, en die niet voor menselijke consumptie zijn geslacht. De in het vorige lid bedoelde tegemoetkoming geldt alleen als de afvalstoffen afkomstig zijn uit het Vlaamse Gewest. § 4. Met uitzondering van de producenten van kadavers, zijn de producenten van dierlijk afval, bedoeld in artikel 2, § 1, verplicht volgende overeenkomst te sluiten met een erkende ophaler van dierlijk afval waarin ten minste de volgende gegevens zijn opgenomen : 1° naam, adres en erkenningsnummer van de erkende ophaler;2° naam en adres van de inrichting waarvan het dierlijk afval afkomstig is;3° aard van het dierlijk afval (categorie 1, 2 of 3) waarvoor de overeenkomst wordt opgesteld;4° denaturatieverplichting voor de producenten van categorie 1-materiaal;5° frequentie van ophalingen : er moet minstens één ophaling per twee weken gewaarborgd worden, ongeacht de categorie;6° de tarieven van de ophalingen;7° de te nemen maatregelen in geval van wanbetalingen of als ophalingen niet overeenkomstig de vastgelegde ophaalfrequentie worden uitgevoerd;8° afspraken inzake overmacht, vakantieregelingen, overname van contracten, enzovoort;9° de geldigheidsduur van de overeenkomst;10° het erkennings- of vergunningsnummer van de producent van het dierlijk afval, indien dit openbaar werd gemaakt door het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen. § 5. De facturen van de ophalingen moeten worden betaald binnen 30 dagen na de effectieve ophaling, tenzij contractueel anders is bepaald tussen de producent en de ophaler. § 6. De minister kan nadere bepalingen uitwerken inzake de overeenkomsten tussen meldingsplichtige producenten en erkende ophalers van dierlijk afval en de financiering van de ophaling. HOOFDSTUK III. - De ophaling

Art. 4.Het dierlijk afval dat overeenkomstig artikel 2 door de producent wordt gemeld, moet door een erkende ophaler van dierlijk afval worden opgehaald binnen een termijn van twee werkdagen na de melding.

De toezichthoudende ambtenaren zoals bedoeld in artikel 9.1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 december 2003 tot vaststelling van het Vlaams reglement inzake afvalvoorkoming en -beheer, kunnen in de volgende gevallen beslissen dat een erkende ophaler van dierlijk afval het gemelde afval binnen vierentwintig uur na de melding moet ophalen : 1° afval van dieren die verschijnselen vertoonden of vermoedelijk vertoonden van op mens of dier overdraagbare ziekten;2° afval van dieren die residu's bevatten die een bedreiging kunnen vormen voor de gezondheid van mens of dier. Als een erkende ophaler van dierlijk afval het materiaal niet meer bij de producent aantreft, brengt hij de toezichthoudende overheid daarvan op de hoogte.

Art. 5.§ 1. Dierlijk afval moet worden opgehaald, vervoerd en geïdentificeerd overeenkomstig de volgende voorschriften : 1° dierlijk afval moet worden verzameld en door een erkende ophaler van dierlijk afval naar erkende bedrijven voor de behandeling van dierlijk afval worden vervoerd;2° de vervoermiddelen en recipiënten voor dierlijk afval moeten, afhankelijk van de categorie, voorzien zijn van één van de volgende opschriften in extenso : - « Categorie 1 - Uitsluitend geschikt voor verwijdering »; - « Categorie 2 - Niet voor dierlijke consumptie »; - « Categorie 3 - Niet voor menselijke consumptie »; 3° de vervoermiddelen, dekzeilen en recipiënten voor onverwerkt dierlijk afval, die opnieuw kunnen worden gebruikt, moeten na ieder gebruik gereinigd worden en ontsmet worden met een door de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu erkend ontsmettingsmiddel. § 2. Voor elk vervoer van dierlijk afval, met uitzondering van hele kadavers en verwerkt dierlijk afval, moet een handelsdocument worden opgemaakt, waarvan het model als bijlage I bij dit besluit is gevoegd. § 3. De handelsdocumenten bevatten informatie over de herkomst, de aard, de hoeveelheid, de bestemming, de verzameling, het gebruik of de verwerking van het afval. Het model dat als bijlage I bij dit besluit is gevoegd, mag inhoudelijk enkel worden aangepast in die zin dat de identificatie van het dierlijk afval (in deel 2) kan worden vereenvoudigd of gespecificeerd.

De erkende ophalers van dierlijk afval stellen de handelsdocumenten, indien mogelijk, ter beschikking van de producenten. Voor elke ophaling en verwerking van dierlijk afval wordt een apart handelsdocument opgemaakt in drie exemplaren : a) het originele exemplaar dat het afval op zijn weg naar de eerste verwerkende inrichting vergezelt;b) een kopie voor de ophaler;c) een kopie voor de producent. Indien de erkende ophaler tevens een vergund en/of erkend bedrijf voor de verwerking of behandeling van dierlijk afval is, volstaat de opmaak van slechts twee exemplaren : a) het originele exemplaar dat het afval op zijn weg naar de eerste verwerkende inrichting vergezelt;b) een kopie voor de producent. Indien het vervoer van dierlijk afval dat tijdens eenzelfde ronde werd opgehaald door de erkende ophaler naar de eerste erkende inrichting voor de verzameling, behandeling of verwerking wordt gevoerd en indien hierbij gebruik wordt gemaakt van een uniek handelsdocument dat expliciet verwijst naar het unieke nummer op elk betrokken handelsdocument van die ophaalronde, volstaat de opmaak van slechts twee exemplaren : a) het originele exemplaar voor de ophaler;b) een kopie voor de producent; op voorwaarde dat de traceerbaarheid tussen de erkende ophaler en de eerste verwerkende inrichting wordt gewaarborgd door het voornoemde unieke handelsdocument dat door beide partijen is gekend en waarvan het unieke nummer wordt gebruikt bij de facturatie. § 4. Elke verantwoordelijke persoon vult het voor hem bestemde deel in en bewaart daarvan een kopie gedurende ten minste drie jaar. Hij moet die kopie op elk verzoek van een toezichthoudende overheid kunnen voorleggen.

Elk handelsdocument is geïdentificeerd aan de hand van een uniek nummer dat uit drie onderdelen bestaat : - een klantennummer, toegekend door de ophaler aan de producent, of het nummer van de onderneming of van de vestigingseenheid toegewezen aan de producent door de kruispuntbank der ondernemingen; - een code ter identificatie van de ophaler, in principe overeenstemmend met het nummer van de onderneming of van de vestigingseenheid toegewezen door de kruispuntbank der ondernemingen; - een identificatienummer eigen aan de ophaalronde van de vrachtwagen.

De producent vult deel 1 en deel 2 van het handelsdocument in zodat de producerende inrichting en het te verwerken dierlijk afval kan worden geïdentificeerd. Hij moet de hoeveelheid afval van elke aard waaruit het op te halen lot bestaat, op de overeenstemmende regel van deel 2 van het handelsdocument aangeven in kilogram na een daadwerkelijke weging (eventueel na weging van de samenstellende delen). Bovendien moet hij telkens als het afval geïndividualiseerd kan worden, het aantal samenstellende eenheden van het op te halen lot vermelden.

Indien de productie aan een erkende ophaler gemeld moet worden, vult de producent deel 3 in. Hij verstuurt per fax een kopie van het ingevulde handelsdocument naar de erkende ophaler of verwittigt deze door gebruik te maken van een ander middel dat gelijkwaardige garanties biedt.

Bij de ophaling van het afval vult de gemachtigde van de ophaler deel 4 en zo nodig deel 5 van het handelsdocument in.

Het originele handelsdocument en de kopie die bestemd is voor de ophaler, worden gedurende het vervoer bij het afval gevoegd tot aan de inrichting waar het afval wordt verzameld, verwerkt of gebruikt. Een tweede kopie blijft bij de producent. Hij houdt die kopie gedurende ten minste drie jaar ter beschikking van de toezichthoudende overheden. De verantwoordelijke van de verzamel-, verwerkings- of gebruiksinrichting bewaart gedurende ten minste drie jaar het originele exemplaar van het document. § 5. Op de factuur van de ophaling, die aan de producent van het afval gericht is, wordt formeel en eenduidig de referentie van de desbetreffende handelsdocumenten, alsook de categorie, de aard en de hoeveelheid van het afval vermeld. Bovendien moet de factuur in extenso de volgende tekst bevatten : « De verantwoordelijke van de inrichting die een erkenning/registratie heeft voor het ophalen van het dierlijk afval dat op deze factuur is vermeld, bevestigt dat dit afval in zijn geheel overgedragen werd aan een inrichting, erkend voor het intermediair hanteren, het gebruik, de verwerking of de verwijdering. » De producent van dierlijk afval die de factuur ontvangt waarmee wordt geattesteerd dat het dierlijk afval wel degelijk de bestemming heeft verkregen die het was toegewezen, voegt een kopie van die factuur bij die van het handelsdocument. Hij bewaart beide documenten gedurende ten minste drie jaar, zodat hij ze op elk verzoek van een toezichthoudende overheid kan voorleggen.

Indien de ophaling van het dierlijk afval, bedoeld in dit artikel, niet gepaard gaat met een facturatie door de ophaler, bezorgt die laatste aan de producent een document dat dezelfde gegevens bevat als vastgelegd voor de facturen. § 6. De producent is ertoe gehouden de OVAM systematisch en schriftelijk op de hoogte te brengen in de volgende twee gevallen : 1° als op de factuur of het document vermeldingen ontbreken die het afval beschrijven en bewijzen dat het gehanteerd, verzameld, verwerkt of gebruikt werd;2° als er geen factuur of document werd terugbezorgd. § 7. Voor elk vervoer van hele kadavers moet een vervoersdocument in drievoud opgemaakt worden waarop de volgende gegevens vermeld zijn : 1° naam en adres van de inrichting waarvan het desbetreffende dierlijk afval afkomstig is;2° de aard (diersoort) en de hoeveelheid van het vervoerde dierlijk afval;3° afhankelijk van de categorie, in extenso : - « Categorie 1 - Uitsluitend geschikt voor verwijdering »; - « Categorie 2 - Niet voor dierlijke consumptie »; - « Categorie 3 - Niet voor menselijke consumptie »; 4° de identificatie van de erkende ophaler van dierlijk afval;5° naam en adres van de vergunde en/of erkende bestemming van het dierlijk afval. De ophaler bewaart het eerste exemplaar van het vervoersdocument gedurende een periode van drie jaar.

De exploitant van het verwerkingsbedrijf bewaart het tweede exemplaar, dat ter inzage ligt van de toezichthoudende overheid, gedurende een periode van drie jaar.

Degene die afstand doet van het materiaal bewaart het derde exemplaar.

Het wordt ter inzage van de toezichthoudende overheid gehouden gedurende een periode van drie jaar.

Het vervoersdocument moet tijdens het vervoer van het materiaal naar de plaats van de verwerking bij het materiaal aanwezig zijn.

Indien de ophaler en de bestemmeling dezelfde zijn, volstaan twee exemplaren van het vervoersdocument, waarbij er één bij de producent blijft en het andere het materiaal vergezelt tijdens het vervoer naar de plaats van verwerking. § 8. Voor elk vervoer van verwerkt dierlijk afval zoals gedefinieerd in artikel 1, 4° van dit besluit, moet een vervoersdocument in drievoud opgemaakt worden waarop de volgende gegevens vermeld zijn : 1° naam en adres van de inrichting waarvan het desbetreffende verwerkt dierlijk afval afkomstig is;2° de hoeveelheid van het vervoerde verwerkt dierlijk afval;3° afhankelijk van de categorie, in extenso : - « Categorie 1 - Uitsluitend geschikt voor verwijdering »; - « Categorie 2 - Niet voor dierlijke consumptie »; - « Categorie 3 - Niet voor menselijke consumptie »; 4° de identificatie van de geregistreerde vervoerder van verwerkt dierlijk afval;5° naam en adres van de vergunde en/of erkende bestemming van het verwerkt dierlijk afval. De vervoerder bewaart het eerste exemplaar van het vervoersdocument gedurende een periode van drie jaar.

De bestemmeling bewaart het tweede exemplaar, dat ter inzage ligt van de toezichthoudende overheid, gedurende een periode van drie jaar.

Degene die afstand doet van het materiaal, bewaart het derde exemplaar. Het wordt ter inzage van de toezichthoudende overheid gehouden gedurende een periode van drie jaar.

Het vervoersdocument moet tijdens het vervoer van het materiaal naar de bestemmeling bij het materiaal aanwezig zijn.

Indien de vervoerder en de bestemmeling dezelfde zijn, volstaan twee exemplaren van het vervoersdocument, waarbij er één bij de producent blijft en het andere het materiaal vergezelt tijdens het vervoer naar de plaats van bestemming. § 9. De bepalingen van § 1 tot en met § 8 zijn niet van toepassing op : 1° het vervoer van dode gezelschapsdieren door de eigenaar naar dierenbegraafplaatsen, vergunde en erkende inzamelplaatsen voor dode gezelschapsdieren en dierencrematoria;2° het vervoer van dode gezelschapsdieren door de behandelende dierenarts, van de particulier naar de dierenartsenpraktijk;3° het vervoer van dierlijk afval door particulieren, afkomstig van legale thuisslachtingen en bijzondere toelatingen in overeenkomst met artikel 23 van de Verordening (EG) Nr.1774/2002, naar daartoe vergunde en erkende inzamelplaatsen.

De minister kan nadere bepalingen uitwerken inzake de ophaalvoorschriften voor dierlijk afval.

Art. 6.§ 1. De paragrafen 2 tot en met 4 van dit artikel gelden voor de invoer, de uitvoer en de overbrenging van of naar het Vlaamse Gewest. § 2. Grensoverschrijdende transporten van dierlijk afval tussen verschillende lidstaten en derde landen kunnen plaatshebben, mits voldaan is aan de voorschriften van de Europese Verordening (EEG) nr. 259/93 van de Raad van 1 februari 1993 betreffende toezicht en controle op de overbrenging van afvalstoffen binnen, naar en uit de Europese Gemeenschap. § 3. Grensoverschrijdende transporten van verwerkt dierlijk afval zoals gedefinieerd in artikel 1, 4°, van dit besluit, tussen verschillende lidstaten kunnen plaatshebben, mits voldaan is aan de voorschriften van de Europese Verordening (EEG) nr. 259/93 van de Raad van 1 februari 1993 betreffende toezicht en controle op de overbrenging van afvalstoffen binnen, naar en uit de Europese Gemeenschap.

De verplichting van het eerste lid is, mits akkoord van het land van bestemming, niet vereist voor grensoverschrijdende transporten van verwerkt categorie 3-materiaal voor de productie van meststoffen of bodemverbeterende middelen en van verwerkt categorie 2-materiaal voor de productie van bodemverbeterende middelen, op voorwaarde dat voor de desbetreffende stroom een gebruikscertificaat overeenkomstig het besluit van de Vlaamse Regering van 5 december 2003 tot vaststelling van het Vlaams reglement inzake afvalvoorkoming en -beheer is afgeleverd. § 4. Onverminderd de bepalingen uit § 1 en § 2 moet voor grensoverschrijdende transporten van dierlijk afval en verwerkt dierlijk afval zoals gedefinieerd in artikel 1 van dit besluit, het handelsdocument van Verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 3 oktober 2002 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten, gebruikt worden. § 5. De minister kan nadere bepalingen uitwerken in verband met grensoverschrijdende transporten van dierlijk afval. HOOFDSTUK IV. - De verwerking van dierlijk afval

Art. 7.Categorie 1-materiaal wordt, behalve als het om hele kadavers gaat, onmiddellijk na de productie gedenatureerd door de producent overeenkomstig de Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën, en overeenkomstig de federale wetgeving.

Al het categorie 1-materiaal wordt verwerkt in een vergunde inrichting voor de (mee-)verbranding van afvalstoffen of wordt eerst in een erkende inrichting met warmte behandeld en vervolgens verwerkt in een vergunde inrichting voor de (mee)verbranding van afvalstoffen.

Art. 8.Onverminderd de bepalingen van de Verordening (EG) nr. 1774/2002, kunnen de toezichthoudende ambtenaren zoals bedoeld in artikel 9.1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 december 2003 tot vaststelling van het Vlaams reglement inzake afvalvoorkoming en -beheer, indien nodig via een schriftelijke toestemming besluiten dat dierlijk afval door verbranding of begraving moet worden verwijderd, als : 1° het dierlijk afval residu's bevat die de gezondheid van mens of dier kunnen schaden en die bestand zouden kunnen zijn tegen warmtebehandeling;2° het dierlijk afval in kwestie zich op een moeilijk bereikbare plaats bevindt;3° de hoeveelheid en afstand van die aard zijn dat het ophalen van het afval niet verantwoord is. De minister kan nadere bepalingen uitwerken inzake de begraving van dierlijk afval.

Art. 9.Het is verboden dierlijk afval te mengen met ander materiaal dan dierlijk afval op een andere plaats dan in een daartoe vergunde en erkende inrichting, tenzij het dierlijke bijproducten betreft die dezelfde bestemming dienen te krijgen. HOOFDSTUK V. - Erkenning en registratie

Art. 10.§ 1. De volgende bedrijven hebben, voor zover het dierlijk afval betreft, een erkenning van de OVAM nodig overeenkomstig de bepalingen van dit besluit : 1° ophalers van dierlijk afval;2° intermediaire categorie 1-, 2- of 3-bedrijven zoals gedefinieerd in bijlage 1 van de Verordening (EG) nr.1774/2002 ; 3° categorie 1-, 2- of 3-verwerkingsbedrijven zoals gedefinieerd in bijlage 1 van de Verordening (EG) nr.1774/2002; 4° categorie 1-, 2- of 3-opslagbedrijven zoals gedefinieerd in bijlage 1 van de Verordening (EG) nr.1774/2002; 5° verbrandings- en meeverbrandingsinstallaties voor dode gezelschapsdieren zoals gedefinieerd in bijlage 1 van de Verordening (EG) nr.1774/2002.

Bij het verlenen van de erkenning van een ophaler of verwerkingsbedrijf van categorie 1 en 2 wordt bepaald welke criteria moeten worden nageleefd opdat het Vlaamse Gewest de kosten kan dragen die voortkomen uit ophalingen overeenkomstig artikel 3 van dit besluit. § 2. Vervoerders van dierlijk afval en verwerkt dierlijk afval hebben een registratie van de OVAM nodig.

Art. 11.De aanvraag voor een erkenning, bedoeld in artikel 10 van dit besluit, wordt per aangetekende brief ingediend bij de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij.

Uiterlijk 30 kalenderdagen na ontvangst van de aanvraag, verklaart de OVAM de aanvraag al dan niet ontvankelijk en volledig en betekent dat aan de aanvrager.

Indien de OVAM bij een onvolledige aanvraag om aanvullingen verzoekt, wordt de termijn, bedoeld in het tweede lid, gestuit. De termijn, bepaald in het tweede lid, loopt verder vanaf de ontvangst van de aanvullingen.

Indien de aanvraag ontvankelijk en volledig is, doet de OVAM uitspraak uiterlijk 90 kalenderdagen na de datum van de betekening van de ontvankelijkheid en volledigheid.

In uitzonderlijke gevallen kan een erkenning voor het ophalen of behandelen van dierlijk afval verleend worden na een spoedprocedure die op maat van de situatie wordt voorgesteld aan de aanvrager. De aanvrager moet minimum een beschrijving van de werkwijze en de bestemming van het afval opgeven.

Art. 12.§ 1. De aanvraag tot erkenning als ophaler van dierlijk afval bevat minstens de volgende stukken als bijlage : 1° een omschrijving van de activiteit, met vermelding van de categorie(ën) dierlijk afval;2° de administratieve gegevens van het bedrijf; - naam van de rechtspersoon die de aanvraag indient; - adres van de aanvrager en in voorkomend geval de maatschappelijke en administratieve zetels en de exploitatiezetels; - de naam van de natuurlijke persoon die verantwoordelijk is voor de exploitatie van het bedrijf; 3° een noodplan ingeval van overmacht;4° een beschrijving van alle reinigingsprocedures, zowel van recipiënten als vrachtwagens;5° een beschrijving van het traceersysteem van de materiaalstromen;6° voor ophalers van categorie 1- of 2-materiaal : een contract met een vergund en erkend verwerkingsbedrijf of een vergunde verbrandingsinstallatie voor respectievelijk categorie 1- of categorie 2-materiaal;7° in voorkomend geval een overzicht van de effectieve strafrechtelijke veroordelingen voor overtredingen van de wetgeving op het vlak van milieuhygiëne gedurende de laatste vijf jaar;8° voor ophalers van categorie 1- of 2-materiaal een bewijs van een verzekeraar, waarin aangetoond wordt dat de aanvrager op het ogenblik van de aanvraag een verzekeringscontract heeft afgesloten dat minstens voldoet aan de voorwaarden uit § 2 en § 3;9° voor ophalers van kadavers van landbouwdieren de laatste resultatenrekening, zoals neergelegd op de griffie van de bevoegde rechtbank. § 2. Het verzekeringscontract moet de schade dekken die veroorzaakt wordt aan derden door een incident dat zich heeft voorgedaan tijdens het vervoer van dierlijk afval. Onder schade wordt het volgende begrepen : 1° schade ten gevolge van overlijden of lichamelijk letsel;2° verlies van of schade aan eigendom, die niet aan de aansprakelijke persoon toebehoort;3° inkomstenverlies dat rechtstreeks voortvloeit uit een economisch belang in het gebruik van het milieu, ten gevolge van een aantasting van het milieu, rekening houdend met besparingen en kosten;4° kosten van maatregelen tot herstel van het aangetaste milieu, beperkt tot de kosten die effectief gemaakt worden of zullen gemaakt worden;5° kosten van preventieve maatregelen, met inbegrip van elk verlies of elke schade veroorzaakt door deze maatregelen, voor zover de schade voortvloeit uit of het resultaat is van de eigenschappen van de afvalstoffen die betrokken zijn bij het vervoer. § 3. De hoogte van de dekking voor milieuschade bedraagt per schadegeval minstens 25.000 euro. Dit bedrag kan worden gehalveerd wanneer de ingezette vervoersmiddelen een maximaal toegelaten massa van minder dan 3,5 ton hebben. § 4. De verzekeraar brengt de OVAM binnen 7 dagen op de hoogte van iedere beslissing van de verzekeraar tot opzegging, schorsing, beëindiging of enigerlei andere handeling, toestand of situatie, waarvan de verzekeraar kennis neemt en die de dekking uit de overeenkomst in het gedrang brengt. Iedere schorsing of beëindiging heeft slechts uitwerking drie maanden na deze mededeling aan de OVAM. § 5. De OVAM kan jaarlijks aan de verzekeraars informatie opvragen betreffende de schadegevallen die zich hebben voorgedaan. § 6. De aanvraag tot erkenning als intermediair categorie 1-, 2- of 3-bedrijf, categorie 1-, 2- of 3- verwerkingsbedrijf, categorie 1-, 2- of 3-opslagbedrijf of (mee)verbrandingsinstallatie voor dode gezelschapsdieren bevat, indien van toepassing, minstens de volgende stukken als bijlage : 1. een omschrijving van de activiteit, met vermelding van de categorie(ën) dierlijk afval;2. de administratieve gegevens van het bedrijf; - naam van de rechtspersoon die de aanvraag indient; - adres van de aanvrager en in voorkomend geval de maatschappelijke en administratieve zetels en de exploitatiezetels; - de naam van de natuurlijke persoon die verantwoordelijk is voor de exploitatie van het bedrijf; 3. de milieuvergunningstoestand;4. een grondplan met aanduiding van de verschillende bedrijfsruimtes en procesinstallaties, de reine en onreine zones en de eventuele scheiding van verschillende categorieën;5. een beschrijving van het interne controlesysteem van het bedrijf, gekoppeld aan een stroomschema met een duidelijke omschrijving van de kritische controlepunten (op basis van HACCP of een gelijkwaardig systeem) en van de verwerkingsmethode(n).Indien voor methode 7 geopteerd wordt, dan moeten de monsternemingen en bacteriële analyses uitgevoerd worden door een door de OVAM erkend laboratorium; 6. een noodplan ingeval van overmacht;7. een procedure voor ijking van de meetapparatuur voor de verwerkingsparameters en een kopie van het meest recente ijkingscertificaat;8. een beschrijving van alle reinigingsprocedures, zowel van recipiënten, vrachtwagens als van bedrijfsruimten;9. een beschrijving van het traceersysteem van de materiaalstromen;10. in voorkomend geval een overzicht van de effectieve strafrechtelijke veroordelingen voor overtredingen van de wetgeving op het vlak van milieuhygiëne gedurende de laatste vijf jaar.

Art. 13.§ 1. De Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij verleent of weigert de erkenning binnen de in artikel 11 vernoemde termijnen. Elk erkend bedrijf krijgt een officieel nummer. § 2. De erkenning geldt slechts voor de gegeven termijn. De maximumtermijn van de erkenning bedraagt tien jaar. Onder bepaalde voorwaarden die de minister vaststelt, kan die termijn evenwel overschreden worden. § 3. Indien uit controles van de toezichthoudende ambtenaren zoals bedoeld in artikel 9.1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 december 2003 tot vaststelling van het Vlaams reglement inzake afvalvoorkoming en -beheer, blijkt dat niet voldaan wordt aan de voorwaarden van het erkenningsbesluit, kan de OVAM de erkenning op verzoek van de toezichthoudende ambtenaren schorsen. De OVAM betekent de gemotiveerde schorsingsbeslissing binnen de 14 kalenderdagen na de uitspraak aan de houder van de erkenning. § 4. Vanaf de ontvangst van de schorsingsbeslissing beschikt de houder van de erkenning over 30 kalenderdagen om zijn verweermiddelen aangetekend aan de OVAM te sturen. Bij overschrijding van die termijn heft de OVAM de erkenning op. De OVAM betekent de opheffingsbeslissing aan de houder van de erkenning binnen een termijn van 14 kalenderdagen na de uitspraak. § 5. De OVAM maakt de schorsing ongedaan of heft de erkenning op binnen 60 kalenderdagen na de ontvangst van de verweermiddelen. De OVAM betekent de gemotiveerde beslissing aan de houder van de erkenning binnen 14 kalenderdagen na de uitspraak. § 6. Als een beslissing van de OVAM binnen de voorgeschreven termijn ontbreekt, wordt de schorsing stilzwijgend opgeheven. § 7. De erkenning kan opgeheven worden door de OVAM in een van de volgende gevallen : 1° het bedrijf is binnen één jaar na de betekening van de erkenning niet in werking gesteld;2° het bedrijf heeft gedurende een ononderbroken periode van twee jaar niet gewerkt;3° de houder van een erkenning heeft aan de erkenningverlenende overheid schriftelijk verklaard dat hij zijn erkenning niet gebruikt. Voor de erkenning op basis van 1° en 2° wordt opgeheven, krijgt de erkenninghouder de gelegenheid om binnen een vastgestelde termijn de inrichting alsnog in overeenstemming te brengen met de voorwaarden die in de erkenning zijn vastgelegd of met de technische eisen, gesteld in vervoers- en handelsdocumenten en in de erkenningsaanvraag. § 8. Als een erkenning door de overheid wordt geschorst of opgeheven, neemt de met toezicht belaste ambtenaar alle maatregelen om de activiteiten van de erkenningsplichtige inrichting te beëindigen en om hinder voor de omgeving en verontreiniging van het leefmilieu te doen stoppen of te voorkomen. § 9. De verleende, geschorste en opgeheven erkenningen worden als uittreksel in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd. De toezichthoudende overheid brengt de Europese Commissie en de andere EU-lidstaten op de hoogte van de toekenning of de opheffing van een erkenning die overeenkomstig dit hoofdstuk wordt verleend, via een lijst van de erkende inrichtingen met periodieke aanvullingen.

Art. 14.De voor het ophalen van dierlijk afval erkende bedrijven moeten een ophaalregister of een door de OVAM gelijkwaardig verklaard systeem bijhouden. De registers liggen bij de exploitatiezetel ter beschikking van de toezichthoudende overheid gedurende een periode van drie jaar.

Het ophaalregister moet ten minste de volgende gegevens vermelden : 1° de naam en het adres van de producent;2° in voorkomend geval de datum van de melding;3° de datum van de ophaling;4° het nummer van het ophaaldocument;5° de aard, samenstelling en hoeveelheid van het materiaal;6° de naam van de verwerker.

Art. 15.§ 1. De aanvraag voor een registratie als vervoerder, bedoeld in artikel 10 van dit besluit, wordt per aangetekende brief ingediend bij de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij. De aanvraag gaat vergezeld van het formulier, waarvan een model als bijlage II bij dit besluit is gevoegd.

Indien de aanvraag ontvankelijk en volledig is, doet de OVAM uitspraak uiterlijk 14 kalenderdagen na de datum van ontvangst van de aanvraag. § 2. De Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij verleent of weigert de registratie als vervoerder binnen de in § 1 vernoemde termijn. De registratie geldt slechts voor de gegeven termijn. De maximumtermijn van de registratie bedraagt tien jaar. Onder bepaalde voorwaarden die de minister vaststelt, kan die termijn evenwel overschreden worden.

De schorsing of opheffing van de registratie door de OVAM verloopt volgens de procedure voor erkenningen, zoals vermeld in de paragrafen 3 tot en met 8 van artikel 13.

Art. 16.Tenzij anders bepaald in dit hoofdstuk, zijn de volgende actoren inzake dierlijk afval ertoe gehouden afvalstoffengegevens te verschaffen op eenvoudig verzoek van de OVAM : 1° de erkende ophalers en geregistreerde vervoerders;2° de inrichtingen voor het verwerken, intermediair hanteren, opslaan of gebruiken;3° de producenten;4° de gemeenten en de verenigingen van gemeenten, belast met het afvalstoffenbeheer. HOOFDSTUK VI. - Commissie Dierlijk Afval

Art. 17.Er wordt een commissie Dierlijk Afval opgericht bij de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij.

De commissie verleent advies over de ophaling en de verwerking van dierlijk afval. Ze doet dat uit eigen beweging of op verzoek van de minister. De minister zal binnen een termijn van 60 dagen een antwoord geven op een advies of vraag van de commissie.

Art. 18.De commissie Dierlijk Afval is samengesteld uit : 1° vertegenwoordigers van de producenten van dierlijk afval;2° vertegenwoordigers van de verwerkers van dierlijk afval;3° ambtenaren van de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij;4° ambtenaren van het departement Leefmilieu, Natuur en Energie;5° ambtenaren van het Agentschap Landbouw en Visserij;6° ambtenaren van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen (facultatief);7° ambtenaren van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid Voedselketen en Leefmilieu (facultatief). De minister kan nadere bepalingen uitwerken en wijst de leden aan.

Art. 19.De commissie stelt het huishoudelijk reglement op. Dat reglement bepaalt : 1° de bevoegdheden van de voorzitter en van de ondervoorzitter;2° de bevoegdheden en werkwijze van het dagelijks bestuur;3° de wijze van bijeenroeping en beraadslaging;4° de frequentie van de vergaderingen;5° de bekendmaking van de adviezen en andere handelingen. Dit reglement wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de minister. HOOFDSTUK VII. - Toezicht en sancties

Art. 20.De schendingen van dit besluit worden opgespoord, vastgesteld en bestraft zoals bepaald in hoofdstuk X en XI van het decreet van 2 juli 1981 betreffende de voorkoming en het beheer van afvalstoffen. HOOFDSTUK VIII. - Opheffings- en overgangsbepalingen

Art. 21.Het besluit van de Vlaamse Regering van 24 mei 1995 betreffende de ophaling en de verwerking van dierlijk afval, gewijzigd bij de besluiten van Vlaamse Regering van 3 juni 1997, 17 december 1997, 13 juli 2001, 12 oktober 2001 en 19 juli 2002, wordt opgeheven.

Art. 22.De besluiten, genomen ter uitvoering van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 mei 1995 betreffende de ophaling en de verwerking van dierlijk afval, blijven van kracht zolang ze niet uitdrukkelijk worden opgeheven. HOOFDSTUK IX. - Uitvoeringsbepalingen

Art. 23.De Vlaamse minister, bevoegd voor het Leefmilieu, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 15 december 2006.

De minister-president van de Vlaamse Regering, Y. LETERME De Vlaamse minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, K. PEETERS Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse Regering van 15 december 2006 betreffende de ophaling en de verwerking van dierlijk afval.

Brussel, 15 december 2006.

De minister-president van de Vlaamse Regering, Y. LETERME De Vlaamse minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, K. PEETERS Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse Regering van 15 december 2006 betreffende de ophaling en de verwerking van dierlijk afval.

Brussel, 15 december 2006.

De minister-president van de Vlaamse Regering, Y. LETERME De Vlaamse minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, K. PEETERS

^