Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 15 december 2017
gepubliceerd op 26 januari 2018

Besluit van de Vlaamse Regering houdende wijziging van het Energiebesluit van 19 november 2010, wat betreft verlengingsaanvragen voor groenestroomcertificaten en overige wijzigingen

bron
vlaamse overheid
numac
2018010168
pub.
26/01/2018
prom.
15/12/2017
ELI
eli/besluit/2017/12/15/2018010168/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

15 DECEMBER 2017. - Besluit van de Vlaamse Regering houdende wijziging van het Energiebesluit van 19 november 2010, wat betreft verlengingsaanvragen voor groenestroomcertificaten en overige wijzigingen


DE VLAAMSE REGERING, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, artikel 20, gewijzigd bij de bijzondere wet van 16 juli 1993;

Gelet op het Energiedecreet van 8 mei 2009, artikel 7.1.1, het laatst gewijzigd bij het decreet van 27 november 2015, artikel 7.1/1.1, § 3, artikel 7.1.2, § 1, het laatst gewijzigd bij het decreet van 14 maart 2014, artikel 7.1.3, vervangen bij het decreet van 14 maart 2014, artikel 7.1.4/1, § 1, gewijzigd bij het decreet van 17 februari 2017, artikel 7.1.4/1, § 3, gewijzigd bij het decreet van 27 november 2015, artikel 7.1.4/1, § 4, ingevoegd bij decreet van 13 juli 2012, artikel 7.1.5, § 4, het laatst gewijzigd bij het decreet van 10 maart 2017, artikel 8.2.1, artikel 8.3.1 en artikel 8.4.1;

Gelet op het Energiebesluit van 19 november 2010;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 5 april 2017;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 27 juni 2017;

Gelet op het advies van de SERV en de MINA-raad, gegeven op 23 oktober 2017;

Gelet op advies nr. 62.378/3 van de Raad van State, gegeven op 28 november 2017, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Begroting, Financiën en Energie;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.In artikel 1.1.1, § 2, van het Energiebesluit van 19 november 2010 wordt een punt 11/1/1° toegevoegd dat luidt als volgt: "11/1/1° burgerparticipatie: het betrekken van minstens 200 burgers door hen financieel te laten participeren, bijvoorbeeld door het aanbieden van aandelen via een coöperatieve vennootschap, of door het aanbieden van een obligatielening;".

Art. 2.In artikel 6.1.5 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 21 december 2012, 9 mei 2014 en 12 mei 2017, worden tussen het derde en het vierde lid drie leden ingevoegd, die luiden als volgt: "Als het Vlaams Energieagentschap gegronde argumenten heeft om te oordelen dat geen groenestroomcertificaten meer mogen worden toegekend aan de certificaatgerechtigde, kan het Vlaams Energieagentschap haar oorspronkelijke beslissing wijzigen of herroepen, al dan niet met terugwerkende kracht tot het ogenblik waarop het recht op de toekenning van groenestroomcertificaten moet ophouden.

Als het Vlaams Energieagentschap vaststelt dat er meer of minder groenestroomcertificaten zijn toegekend dan waar de certificaatgerechtigde recht op had, dan kan het Vlaams Energieagentschap, na de certificaatgerechtigde gehoord te hebben, haar oorspronkelijke beslissing met terugwerkende kracht wijzigen, inclusief een rechtzetting van de toegekende groenestroomcertificaten doorvoeren.

De certificaatgerechtigde kan tegen de beslissing van het Vlaams Energieagentschap beroep indienen bij de minister.".

Art. 3.In artikel 6.1.6 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 9 mei 2014 en 12 mei 2017, wordt paragraaf 2 vervangen door wat volgt: " § 2. De VREG kan, op verzoek van het Vlaams Energieagentschap, de toekenning van certificaten schorsen totdat de certificaatgerechtigde aantoont dat is voldaan aan de voorwaarden, vermeld in artikel 6.1.3 tot en met 6.1.5.

De eigenaar of uitbater van de installatie bezorgt die gegevens binnen een door het Vlaams Energieagentschap vooropgestelde termijn. Als binnen de voormelde termijn de gevraagde gegevens niet aan het Vlaams Energieagentschap worden bezorgd, of als de gegevens onvolledig of onduidelijk zijn, blijft de toekenning van certificaten geschorst. Het Vlaams Energieagentschap brengt de VREG daarvan onmiddellijk op de hoogte.

Als niet voldaan is aan de voorwaarden, vermeld in artikel 6.1.3 tot en met 6.1.5, trekt de VREG, op verzoek van het Vlaams Energieagentschap voor de expertisedossiers en op verzoek van de netbeheerder voor de standaarddossiers, de groenestroomcertificaten in kwestie in die nog niet verhandeld zijn en die nog niet gebruikt zijn in het kader van de certificatenverplichting of de minimumsteun. Als wordt vastgesteld dat een aantal van de onterecht toegekende groenestroomcertificaten toch al is verhandeld of is gebruikt voor de minimumsteun of de certificatenverplichting, wordt voor de productie-installatie in kwestie het aantal groenestroomcertificaten dat toegekend zal worden conform artikel 6.1.3, gecompenseerd met het aantal groenestroomcertificaten dat niet voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 6.1.3 tot en met 6.1.5.".

Art. 4.In artikel 6.2.2 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 21 december 2012, 9 mei 2014, en 12 mei 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° aan paragraaf 1, vierde lid, wordt de volgende zin toegevoegd: "Evenwel zal het aantal certificaten slechts bepaald worden bij definitieve goedkeuring op basis van de meest recente gegevens van de installatie."; 2° in paragraaf 2 worden de woorden "binnen een maand na de volledigverklaring van het aanvraagdossier" vervangen door de woorden "binnen twee maanden na de ontvangst van het volledige aanvraagdossier".

Art. 5.In artikel 6.2.6 van het Energiebesluit van 19 november 2010, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 9 mei 2014 en 12 mei 2017, worden tussen het vierde en het vijfde lid vier leden ingevoegd, die luiden als volgt: "Als het Vlaams Energieagentschap vaststelt dat er meer of minder warmte-krachtcertificaten zijn toegekend dan waar de certificaatgerechtigde recht op had, dan kan het Vlaams Energieagentschap, na de certificaatgerechtigde gehoord te hebben, haar oorspronkelijke beslissing met terugwerkende kracht wijzigen, inclusief een rechtzetting van de toegekende warmte-krachtcertificaten doorvoeren.

De certificaatgerechtigde kan tegen de beslissing van het Vlaams Energieagentschap beroep indienen bij de minister.

De VREG kan, op verzoek van het Vlaams Energieagentschap, de toekenning van certificaten schorsen totdat de certificaatgerechtigde aantoont dat is voldaan aan de voorwaarden, vermeld in artikel 6.2.3 tot en met 6.2.5.

De eigenaar of uitbater van de installatie bezorgt die gegevens binnen een door het Vlaams Energieagentschap vooropgestelde termijn. Als binnen de voormelde termijn de gevraagde gegevens niet aan het Vlaams Energieagentschap worden bezorgd, of als de gegevens onvolledig of onduidelijk zijn, blijft de toekenning van certificaten geschorst. Het Vlaams Energieagentschap brengt de VREG daarvan onmiddellijk op de hoogte.".

Art. 6.In artikel 6.2.10, § 3, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 19 november 2010, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° de woorden "of mechanische energie" worden telkens opgeheven;2° de woorden "en mechanische energie" worden opgeheven; 3° er wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt: "In afwijking van het eerste lid wordt de warmte, aangewend door een installatie die op zichzelf een relatieve primaire energiebesparing zoals bepaald in bijlage I levert, wel als nuttige warmte beschouwd.".

Art. 7.In artikel 6.2/1.1 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 9 mei 2014 en 10 juli 2015, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° het eerste lid wordt vervangen door wat volgt: "Een bandingfactor kan nooit meer bedragen dan de maximaal toegelaten bandingfactor die voor die startdatum van toepassing was voor de betreffende installatie.De maximaal toegelaten bandingfactoren worden voor nieuwe projecten door de minister minstens één maal per jaar vastgelegd. Een aldus bepaalde maximaal toegelaten bandingfactor blijft voor installaties met startdatum tijdens de door de minister vastgelegde periode geldig gedurende de volledige periode waarbinnen de installatie certificaten ontvangt. Voor nieuwe projecten worden aparte maximaal toegelaten bandingfactoren vastgelegd, voor volgende categorieën van projecten: a) representatieve projectcategorieën op basis van zonne-energie met een afschrijvingstermijn van tien jaar;b) andere representatieve projectcategorieën met een afschrijvingstermijn van tien jaar;c) representatieve projectcategorieën met een afschrijvingstermijn van vijftien jaar;d) representatieve projectcategorieën met een afschrijvingstermijn van twintig jaar;e) niet-representatieve projectcategorieën met een afschrijvingstermijn van tien jaar;f) niet-representatieve projectcategorieën met een afschrijvingstermijn van vijftien jaar; g) niet-representatieve projectcategorieën met een afschrijvingstermijn van twintig jaar."; 2° tussen het eerste en het tweede lid wordt het volgende lid ingevoegd: "De minister kan per hernieuwbare energiebron ook een maximale bandingfactor vastleggen voor projecten die een bandingfactor aanvragen voor de periodes vermeld in artikel 7.1.1, § 1, vierde en vijfde lid, van het Energiedecreet van 8 mei 2009.".

Art. 8.In artikel 6.2/1.2, eerste lid, van hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij besluit van de Vlaamse Regering van 12 mei 2017, worden volgende wijzigingen aangebracht: 1° punten 1° tot en met 7° worden vervangen door wat volgt: "1° zonne-energie : a) / b) nieuwe installaties met een maximaal AC-vermogen van de omvormer(s) groter dan 10 kW tot en met 40 kW: 1) waarbij het project voorziet in burgerparticipatie;2) andere projecten;c) nieuwe installaties met een maximaal AC-vermogen van de omvormer(s) groter dan 40 kW tot en met 250 kW: 1) waarbij het project voorziet in burgerparticipatie;2) andere projecten;d) nieuwe installaties met een maximaal AC-vermogen van de omvormer(s) groter dan 250 kW tot en met 750 kW: 1) waarbij het project voorziet in burgerparticipatie;2) andere projecten;2° a) nieuwe installaties met betrekking tot windenergie op land, met een bruto nominaal vermogen per turbine groter dan 10 kWe tot 3 MWe: 1) waarbij het project voorziet in burgerparticipatie;2) andere projecten;b) nieuwe installaties met betrekking tot windenergie op land, met een bruto nominaal vermogen per turbine vanaf 3 MWe tot en met 4,5 MWe: 1) waarbij het project voorziet in burgerparticipatie;2) andere projecten;3° nieuwe biogasinstallaties met een bruto nominaal vermogen groter dan 10 kWe tot en met 5 MWe: a) voor de vergisting van mest- en/of land- en tuinbouwgerelateerde stromen of van andere organisch-biologische stoffen of afvalstoffen, met uitsluiting van: 1) biogasinstallaties op stortgas, 2) biogasinstallaties met vergisting van afvalwater, afvalwaterzuiveringsslib, rioolwater of rioolwaterzuiveringsslib;3) biogasinstallaties voor GFT-vergisting bij een bestaande composteringsinstallatie; verder opgesplitst in een subcategorie 1) waarbij het project voorziet in burgerparticipatie;2) andere projecten;b) voor GFT-vergisting bij een bestaande composteringsinstallatie: 1) waarbij het project voorziet in burgerparticipatie;2) andere projecten;4° nieuwe biogasinstallaties met een bruto nominaal vermogen groter dan 5 MWe tot en met 20 MWe voor de vergisting van mest- en/of land- en tuinbouwgerelateerde stromen of van andere organisch-biologische stoffen of afvalstoffen, met uitsluiting van: a) biogasinstallaties op stortgas;b) biogasinstallaties met vergisting van afvalwater, afvalwaterzuiveringsslib, rioolwater of rioolwaterzuiveringsslib;c) biogasinstallaties voor GFT-vergisting bij een bestaande composteringsinstallatie; verder opgesplitst in een subcategorie 1) waarbij het project voorziet in burgerparticipatie;2) andere projecten;5° nieuwe installaties voor de verbranding van vaste biomassa met een bruto nominaal vermogen groter dan 10 kWe tot en met 20 MWe;1) waarbij het project voorziet in burgerparticipatie;2) andere projecten;6° nieuwe installaties voor de verbranding van vloeibare biomassa met een bruto nominaal vermogen groter dan 10 kWe tot en met 20 MWe;1) waarbij het project voorziet in burgerparticipatie;2) andere projecten;7° nieuwe installaties voor de verbranding van biomassa-afval met een bruto nominaal vermogen groter dan 10 kWe tot en met 20 MWe.1) waarbij het project voorziet in burgerparticipatie; 2) andere projecten."; 2° tussen het eerste en het tweede lid wordt een nieuw lid toegevoegd dat luidt als volgt: "Voor de indeling in de representatieve projectcategorieën vermeld in het eerste lid, worden projecten op verschillende sites beschouwd als verschillende projecten.Daarbij kunnen in het bijzonder twee of meerdere installaties met betrekking tot zonne-energie met een maximaal AC-vermogen van de omvormer(s) kleiner of gelijk aan 10 kW niet als één project worden beschouwd.".

Art. 9.In artikel 6.2/1.4 van hetzelfde besluit, wordt tussen het eerste en het tweede lid een nieuw lid toegevoegd dat luidt als volgt: "Voor de indeling in de representatieve projectcategorieën vermeld in het eerste lid, worden projecten op verschillende sites beschouwd als verschillende projecten.".

Art. 10.In artikel 6.2/1.7, § 1, eerste lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 9 mei 2014, wordt punt 2° vervangen door wat volgt: "2° windenergie op land, met een bruto nominaal vermogen per turbine groter dan 4,5 MWe;"

Art. 11.In artikel 6.2/1.7, § 3, eerste lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 21 december 2012, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° de woorden "twee maal per jaar" worden vervangen door het woord "jaarlijks";2° de woorden "en 31 december" worden opgeheven.

Art. 12.In artikel 6.2/1.7, § 6, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 21 december 2012, wordt de zinsnede "vermeld in artikel 6.2/1.2, tweede lid" vervangen door de zinsnede "vermeld in artikel 6.2/1.2, derde lid".

Art. 13.In artikel 6.2/3.6, § 2, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 21 december 2012, worden de woorden "of op een directe lijn wordt geïnjecteerd" vervangen door de woorden "of aan een directe lijn wordt geleverd".

Art. 14.In artikel 7.7.1, § 1 en § 4 van hetzelfde besluit, worden de woorden "5 MW" vervangen door "1 MW".

Art. 15.Aan titel VII van hetzelfde besluit, het laatst gewijzigd bij de besluit van de Vlaamse Regering van 12 mei 2017, wordt een hoofdstuk X, dat bestaat uit artikel 7.10.1, toegevoegd, en dat luidt als volgt: "Hoofdstuk X. - Premies voor kwalitatieve warmte-krachtinstallaties tot en met 10 kWe Art. 7.10.1. § 1. Onder de voorwaarden vermeld in de Algemene Groepsvrijstellingsverordening en in dit besluit verleent het Vlaams Energieagentschap, binnen de perken van de middelen die daarvoor beschikbaar zijn in het Energiefonds en tot het budget is opgebruikt, een premie voor de plaatsing van warmte-krachtinstallaties met een bruto nominaal vermogen tot en met 10 kWe.

De premie wordt alleen toegekend voor warmte-krachtinstallaties die voldoen aan de voorwaarden, zoals vermeld in artikel 6.2.3, eerste lid.

Zowel ondernemingen, natuurlijke personen als niet-commerciële instellingen en publiekrechtelijke rechtspersonen komen in aanmerking. § 2. De premie voor de plaatsing van een warmte-krachtinstallatie op fossiele brandstoffen bedraagt 30 % van de in aanmerking komende kosten, met een maximum van 1715 euro, vermenigvuldigd met de vierkantswortel van het bruto nominaal elektrisch vermogen uitgedrukt in kilowatt. De premie voor de plaatsing van kwalitatieve warmte-krachtinstallaties op biogas bedraagt 65% van de in aanmerking komende kosten voor kleine ondernemingen, 55 % van de in aanmerking komende kosten voor middelgrote ondernemingen en 45 % van de in aanmerking komende kosten voor grote ondernemingen, telkens met een plafond van 4700 euro/kWe.

In het eerste lid wordt verstaan onder in aanmerking komende kosten: alle kosten die rechtstreeks verbonden zijn aan de hierboven vermelde warmte-krachtinstallaties inclusief het eventuele vergistingsgedeelte, en die aantoonbaar noodzakelijk zijn voor de goede werking van de installatie, altijd exclusief btw. § 3. De aanvraag van een premie wordt ingediend bij het Vlaams Energieagentschap aan de hand van een aanvraagformulier, dat beschikbaar wordt gesteld op de website van het Vlaams Energieagentschap. Aanvragen kunnen doorlopend ingediend worden. De kosten worden aangetoond door middel van facturen. § 4. Het Vlaams Energieagentschap behandelt de aanvragen in de volgorde waarin ze worden ingediend. De premies worden toegekend tot het budget voor het betreffende kalenderjaar opgebruikt is. § 5. Het Vlaams Energieagentschap evalueert jaarlijks deze steunregeling. De minister kan nadere administratieve of technische toekenningsvoorwaarden vastleggen."

Art. 16.Aan artikel 10.1.1, § 5, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 21 december 2012 en vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 9 mei 2014, wordt een punt 4° toegevoegd, dat luidt als volgt: "4° de datum van indienstneming van de installatie.".

Art. 17.In artikel 12.3.2, § 1, tweede lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 21 december 2012, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° de zinsnede "In afwijking van het eerste lid wordt deze periode verlengd wanneer aan de voorwaarden van artikel 7.1.1, § 1 derde lid van het Energiedecreet van 8 mei 2009 is voldaan." wordt vervangen door de zinsnede "De steunperiode wordt verlengd als aan de voorwaarden, vermeld in artikel 7.1.1, § 1, derde lid, van het Energiedecreet van 8 mei 2009, is voldaan."; 2° de woorden "de betreffende projectcategorie" worden vervangen door de woorden "het betreffende technologietype", de woorden "een categorie" worden vervangen door de woorden "een technologietype" en de woorden "die categorie" worden vervangen door de woorden "dat technologietype".

Art. 18.In bijlage III/1 bij hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 21 december 2012 en het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 12 mei 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in punt 1.1 wordt de zinsnede "(voor wind en zon steeds over de constructieperiode + een exploitatieperiode van 15 jaar)" vervangen door de zinsnede "(voor biogas en biomassa steeds over de constructieperiode + een exploitatieperiode van 15 jaar, voor wind steeds over de constructieperiode + een exploitatieperiode van 20 jaar, voor zon steeds over de constructieperiode + een exploitatieperiode van 15 jaar)"; 2° in punt 1.5.1 wordt de zinsnede "(netinjectie)" vervangen door de zinsnede "(bijvoorbeeld via netinjectie of via een directe lijn)"; 3° in punt 1.5.5 wordt het eerste lid vervangen door: "KO,t = [(lV + KV) x U + KVar x QEL + KBp] x (1 + iOK)t met:

lV

In het jaar van de vervangingsinvestering, de hoogte in jaar 0 van die vervangingsinvestering per eenheid capaciteit, 0 in de overige jaren

[€/kWe]

KV

De vaste kosten per eenheid capaciteit in jaar 0

[€/kWe]

KVar

De variabele kosten per eenheid productie in jaar 0

[€/kWh]

iOK

De verwachte gemiddelde jaarlijkse verandering van de operationele kosten

[%]

KBp

De jaarlijkse kosten per installatie verbonden aan de organisatie van burgerparticipatie in jaar 0

[€]


4° in punt 3 wordt de zinsnede "artikel 6.2/1.1" vervangen door de zinsnede "artikel 6.2/1.2"; 5° in punt 3 worden 1° tot en met 7° vervangen door wat volgt: "1° zonne-energie: a) cat.1: /; b) cat.2a: nieuwe installaties met een maximaal AC-vermogen van de omvormer(s) groter dan 10 kW tot en met 40 kW, waarbij het project voorziet in burgerparticipatie; cat. 2b: nieuwe installaties met een maximaal AC-vermogen van de omvormer(s) groter dan 10 kW tot en met 40 kW die niet vallen onder cat. 2a; c) cat.2/1a: nieuwe installaties met een maximaal AC-vermogen van de omvormer(s) groter dan 40 kW tot en met 250 kW, waarbij het project voorziet in burgerparticipatie; cat. 2/1b: nieuwe installaties met een maximaal AC-vermogen van de omvormer(s) groter dan 40 kW tot en met 250 kW die niet vallen onder cat. 2/1a; d) cat.3a: nieuwe installaties met een maximaal AC-vermogen van de omvormer(s) groter dan 250 kW tot en met 750 kW, waarbij het project voorziet in burgerparticipatie; cat. 3b: nieuwe installaties met een maximaal AC-vermogen van de omvormer(s) groter dan 250 kW tot en met 750 kW die niet vallen onder cat. 3a: 2° a) cat.4a: nieuwe installaties met betrekking tot windenergie op het land, met een bruto nominaal vermogen per turbine groter dan 10 kWe tot 3 MWe, waarbij het project voorziet in burgerparticipatie; cat. 4b: nieuwe installaties met betrekking tot windenergie op het land, met een bruto nominaal vermogen per turbine groter dan 10 kWe tot 3 MWe die niet vallen onder cat. 4a; b) cat.4/1a: nieuwe installaties met betrekking tot windenergie op het land, met een bruto nominaal vermogen per turbine vanaf 3 MWe tot en met 4,5 MWe, waarbij het project voorziet in burgerparticipatie; cat. 4/1b: nieuwe installaties met betrekking tot windenergie op het land, met een bruto nominaal vermogen per turbine vanaf 3 MWe tot en met 4,5 MWe die niet vallen onder cat. 4/1a; 3° nieuwe biogasinstallaties met een nominaal vermogen groter dan 10 kWe tot en met 5 MWe: a) cat.5/1a: voor de vergisting van mest- of land- en tuinbouwgerelateerde stromen of van andere organisch-biologische stoffen of afvalstoffen, met uitsluiting van biogasinstallaties op stortgas, biogasinstallaties met vergisting van afvalwater(zuiveringsslib) of rioolwater(zuiveringsslib) en met uitsluiting van b), waarbij het project voorziet in burgerparticipatie; cat. 5/1b: voor de vergisting van mest- of land- en tuinbouwgerelateerde stromen of van andere organisch-biologische stoffen of afvalstoffen, met uitsluiting van biogasinstallaties op stortgas, biogasinstallaties met vergisting van afvalwater(zuiveringsslib) of rioolwater(zuiveringsslib) en met uitsluiting van b), die niet vallen onder cat. 5/1a; b) cat.6/1a: voor GFT-vergisting bij een bestaande composteringsinstallatie, waarbij het project voorziet in burgerparticipatie; cat. 6/1b: voor GFT-vergisting bij een bestaande composteringsinstallatie, die niet vallen onder cat. 6/1a; cat. 5: /; cat. 6: /; cat. 7: /; cat. 8: /; cat. 9: /; 4° cat.10/1a: nieuwe biogasinstallaties met een nominaal vermogen groter dan 5 MWe tot en met 20 MWe voor de vergisting van mest- of land- en tuinbouwgerelateerde stromen of van andere organisch-biologische stoffen of afvalstoffen, met uitsluiting van biogasinstallaties op stortgas, biogasinstallaties met vergisting van afvalwater(zuiveringsslib) of rioolwater(zuiveringsslib) of van GFT-afval, waarbij het project voorziet in burgerparticipatie; cat. 10/1b: nieuwe biogasinstallaties met een nominaal vermogen groter dan 5 MWe tot en met 20 MWe voor de vergisting van mest- of land- en tuinbouwgerelateerde stromen of van andere organisch-biologische stoffen of afvalstoffen, met uitsluiting van biogasinstallaties op stortgas, biogasinstallaties met vergisting van afvalwater(zuiveringsslib) of rioolwater(zuiveringsslib) of van GFT-afval, die niet vallen onder cat. 10/1a; cat. 10: /; cat. 11: /; cat. 12: /; cat. 13: /; cat. 14: /; 5° cat.15a: nieuwe installaties voor de verbranding van vaste biomassa met een nominaal vermogen groter dan 10 kWe tot en met 20 MWe, waarbij het project voorziet in burgerparticipatie; cat. 15b: nieuwe installaties voor de verbranding van vaste biomassa met een nominaal vermogen groter dan 10 kWe tot en met 20 MWe, die niet vallen onder cat. 15a; 6° cat.16a: nieuwe installaties voor de verbranding van vloeibare biomassa met een nominaal vermogen groter dan 10 kWe tot en met 20 MWe, waarbij het project voorziet in burgerparticipatie; cat. 16b: nieuwe installaties voor de verbranding van vloeibare biomassa met een nominaal vermogen groter dan 10 kWe tot en met 20 MWe, die niet vallen onder cat. 16a; 7° cat.17a: nieuwe installaties voor de verbranding van biomassa-afval met een nominaal vermogen groter dan 10 kWe tot en met 20 MWe, waarbij het project voorziet in burgerparticipatie; cat. 17b: nieuwe installaties voor de verbranding van biomassa-afval met een nominaal vermogen groter dan 10 kWe tot en met 20 MWe, die niet vallen onder cat. 17a; 6° in punt 3 wordt de tabel vervangen door de volgende tabel:

Parameter

cat.2a

cat. 2b

cat. 2/1a

cat. 2/1b

cat. 3a

cat. 3b

cat. 4a

cat. 4b

cat. 4/1a

cat. 4/1b

cat. 5/1a en 6/1a

cat. 5/1b en 6/1b

cat. 10/1a

cat. 10/1b

cat. 15a

cat. 15b

cat. 16a

cat. 16b

cat. 17a

cat. 17b

U

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

?el

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

?th,WKK

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

?th,ref

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

?el,ref

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

EVEL

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

EVGSC

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

Ki

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

R

5

5

5

5

5

5

7,5

7,5

7,5

7,5

12

12

12

12

12

12

12

12

12

12

E

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

rd

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

Tb

10

10

10

10

10

10

20

20

20

20

15

15

15

15

15

15

15

15

15

15

Tr

10

10

10

10

10

10

20

20

20

20

15

15

15

15

15

15

15

15

15

15

Ta

10

10

10

10

10

10

20

20

20

20

15

15

15

15

15

15

15

15

15

15

Tc

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

I

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

IAP

M 3.3*

M 3.3*

M 3.3*

M 3.3*

M 3.3*

M 3.3*

M 3.3*

M 3.3*

M 3.3*

M 3.3*

M 3.3*

M 3.3*

M 3.3*

M 3.3*

M 3.3*

M 3.3*

M 3.3*

M 3.3*

M 3.3*

M 3.3*

VU

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1**

M 3.1**

M 3.1**

M 3.1**

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

ZAEL

60 %

60 %

60 %

60 %

55 %

55 %

0 %

0 %

0 %

0 %

a) 0 % b) 30 %

a) 0 % b) 30 %

0 %

0 %

40 %

40 %

40 %

40 %

30 %

30 %

PEL,ZA

M 3.4*

M 3.4*

M 3.4*

M 3.4*

M 3.4*

M 3.4*

M 3.4*

M 3.4*

M 3.4*

M 3.4*

M 3.4*

M 3.4*

M 3.4*

M 3.4*

M 3.4*

M 3.4*

M 3.4*

M 3.4*

M 3.4*

M 3.4*

PEL,ZA,t

M 3.4*

M 3.4*

M 3.4*

M 3.4*

M 3.4*

M 3.4*

M 3.4*

M 3.4*

M 3.4*

M 3.4*

M 3.4*

M 3.4*

M 3.4*

M 3.4*

M 3.4*

M 3.4*

M 3.4*

M 3.4*

M 3.4*

M 3.4*

PEL,V

M 3.4*

M 3.4*

M 3.4*

M 3.4*

M 3.4*

M 3.4*

M 3.4*

M 3.4*

M 3.4*

M 3.4*

M 3.4*

M 3.4*

M 3.4*

M 3.4*

M 3.4*

M 3.4*

M 3.4*

M 3.4*

M 3.4*

M 3.4*

PEL,V,t

M 3.4*

M 3.4*

M 3.4*

M 3.4*

M 3.4*

M 3.4*

M 3.4*

M 3.4*

M 3.4*

M 3.4*

M 3.4*

M 3.4*

M 3.4*

M 3.4*

M 3.4*

M 3.4*

M 3.4*

M 3.4*

M 3.4*

M 3.4*

PIN

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

PIN,t

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

iEL,ZA

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

iEL,V

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

PTVB

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

iTVB

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

PPBW

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

iPBW

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

BSeff

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

BFWKC

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

PWKC

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

0,035***

0,035***

0,035***

0,035***

0,035***

0,035***

0,035***

0,035***

0,035***

0,035***

lV

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

KBp

5

0

30

0

150

0

1000

0

1000

0

150

0

700

0

1000

0

150

0

1000

0

KV

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

KVar

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

iOK

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

PB

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

iB

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

MIS

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

POIS

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

iIS

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

MUS

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

POUS

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

iUS

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

B

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*


7° in punt 3 wordt de bepaling "** Voor windenergie wordt het gemiddelde aantal jaarlijkse vollasturen berekend over de voorbije vijf jaar van windturbines, met een vermogen vanaf 1,5 MW die gedurende die vijf jaar normaal operationeel waren.Windturbines met een aantal vollasturen dat meer dan 30 % onder dit gemiddelde ligt, worden vervolgens uit de berekening geschrapt. Op basis van de resterende gegevens wordt dan een nieuw gemiddelde aantal jaarlijkse vollasturen berekend dat gelijk gesteld wordt met VU" vervangen door de bepaling "** Voor windenergie worden, voor de berekening van de vollasturen, alleen de windturbines met een bruto nominaal vermogen vanaf 1,5 MW in beschouwing genomen die binnen de vermogensvork van de betreffende projectcategorie vallen. Het aantal vollasturen wordt berekend voor de windturbines die het voorgaande jaar een volledig jaar normaal operationeel waren en die maximaal vijf jaar operationeel zijn. Dat aantal vollasturen wordt vervolgens genormaliseerd naar het gemiddelde windaanbod tijdens de afgelopen vijf jaar op basis van de gegevens van de windturbines die in die jaren normaal operationeel waren. Windturbines met een aantal genormaliseerde vollasturen dat voor het voorgaande jaar meer dan 30 % onder het gemiddelde ligt, worden vervolgens uit de berekening geschrapt. Op basis van de resterende gegevens voor het voorgaande jaar wordt een nieuw gemiddelde aantal jaarlijkse vollasturen berekend dat gelijkgesteld wordt met VU."; 8° punt 3.1.4 wordt vervangen door wat volgt: "3.1.4 M 3.4 De marktwaarde van de elektriciteit bij zelfafname of verkoop wordt voor het volgende kalenderjaar vastgesteld door het Vlaams Energieagentschap op basis van de gemiddelde ENDEX (year ahead) tijdens de meest recente periode van twaalf maanden voor injectie, en op basis van referentiebronnen die vastgesteld worden door het Vlaams Energieagentschap voor elektriciteit die niet geïnjecteerd wordt. Voor de daaropvolgende jaren wordt deze marktwaarde geïndexeerd.

Voor de voorgaande kalenderjaren wordt telkens uitgegaan van de gemiddelde ENDEX (year ahead) tijdens het voorafgaande jaar voor injectie, en van referentiebronnen die vastgesteld worden door het Vlaams Energieagentschap voor elektriciteit die niet geïnjecteerd wordt.".

Art. 19.In bijlage III/2 bij hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 21 december 2012 en het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 12 mei 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in punt 1.5.1 wordt de zinsnede "(netinjectie)" vervangen door de zinsnede "(bijvoorbeeld via netinjectie of via een directe lijn)"; 2° punt 3.1.4 wordt vervangen door wat volgt: "3.1.4 M 3.4 De marktwaarde van de elektriciteit bij zelfafname of verkoop wordt voor het volgende kalenderjaar vastgesteld door het Vlaams Energieagentschap op basis van de gemiddelde ENDEX (year ahead) tijdens de meest recente periode van twaalf maanden voor injectie, en op basis van referentiebronnen die vastgesteld worden door het Vlaams Energieagentschap voor elektriciteit die niet geïnjecteerd wordt. Voor de daaropvolgende jaren wordt deze marktwaarde geïndexeerd.

Voor de voorgaande kalenderjaren wordt telkens uitgegaan van de gemiddelde ENDEX (year ahead) tijdens het voorafgaande jaar voor injectie, en van referentiebronnen die vastgesteld worden door het Vlaams Energieagentschap voor elektriciteit die niet geïnjecteerd wordt.".

Art. 20.In bijlage III/3 bij hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 21 december 2012 en het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 12 mei 2017, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in punt 1.1 wordt de zinsnede "(voor wind en zon steeds over de constructieperiode + een exploitatieperiode van 15 jaar)" vervangen door de zinsnede "(voor wind steeds over de constructieperiode + een exploitatieperiode van 20 jaar, voor zon steeds over de constructieperiode + een exploitatieperiode van 15 jaar)" 2° in punt 1.5.1 wordt de zinsnede "(netinjectie)" vervangen door de zinsnede "(bijvoorbeeld via netinjectie of via een directe lijn)"; 3° in punt 3 wordt de zinsnede "Art.6.2/1.6" vervangen door de zinsnede "artikel 6.2/1.7"; 4° in punt 3 wordt 2° vervangen door: "2° windenergie op land, met een bruto nominaal vermogen groter dan 4,5 MWe: cat 2;"; 5° in punt 3 wordt punt 3° opgeheven;6° in punt 3 wordt de tabel vervangen door de volgende tabel:

parameter

cat.1

cat. 2

cat. 4

cat. 5

U

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

?el

n.v.t.

n.v.t.

M 3.1*

M 3.1*

?th,WKK

n.v.t.

n.v.t.

M 3.1*

M 3.1*

?th,ref

n.v.t.

n.v.t.

M 3.1*

M 3.1*

?el,ref

n.v.t.

n.v.t.

M 3.1*

M 3.1*

EVEL

n.v.t.

n.v.t.

M 3.2*

M 3.2*

EVGSC

n.v.t.

n.v.t.

M 3.2*

M 3.2*

Ki

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

R

5

8

12

12

E

M 3.5*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

rd

M 3.5*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

Tb

10

20

M 3.1*, max. 15

M 3.1*, max. 15

Tr

10

20

M 3.1*, max. 15

M 3.1*, max. 15

Ta

10

20

15

15

Tc

0*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

I

100 %

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

IAP

13,5 %

M 3.3*

M 3.3*

M 3.3*

VU

M.3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

ZAEL

M 3.6*

M 3.4*

M 3.1*

M 3.1*

PEL,ZA

M 3.4*

M 3.4*

M 3.4*

M 3.4*

PEL,ZA,t

M 3.4*

M 3.4*

M 3.4*

M 3.4*

PEL,V

M 3.4*

M 3.4*

M 3.4*

M 3.4*

PEL,V,t

M 3.4*

M 3.4*

M 3.4*

M 3.4*

PIN

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

PIN,t

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

iEL

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

PTVB

n.v.t.

n.v.t.

M 3.5*

M 3.5*

iTVB

n.v.t.

n.v.t.

M 3.5*

M 3.5*

PPBW

n.v.t.

n.v.t.

M 3.5*

M 3.5*

iPBW

n.v.t.

n.v.t.

M 3.5*

M 3.5*

BSeff

n.v.t.

n.v.t.

M 3.1*

M 3.1*

BFGSC

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

M 3.1*

PGSC

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

0,093**

BFWKC

n.v.t.

n.v.t.

M 3.1*

M 3.1*

PWKC

n.v.t.

n.v.t.

0,035**

0,035**

lV

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

KV

10,5

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

KVar

0

M 3.1*

M 3.1*

M 3.1*

iOK

2 %

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

PB

n.v.t.

n.v.t.

M 3.5*

M 3.5*

iB

n.v.t.

n.v.t.

M 3.5*

M 3.5*

MIS

n.v.t.

n.v.t..

M 3.1*

M 3.1*

POIS

n.v.t.

n.v.t.

M 3.1*

M 3.1*

iIS

n.v.t.

n.v.t.

M 3.1*

M 3.1*

MUS

n.v.t.

n.v.t.

M 3.1*

M 3.1*

POUS

n.v.t.

n.v.t.

M 3.1*

M 3.1*

iUS

n.v.t.

n.v.t.

M 3.1*

M 3.1*

B

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*

M 3.5*


7° punt 3.1.4 wordt vervangen door wat volgt: "3.1.4 M 3.4 De marktwaarde van de elektriciteit bij zelfafname of verkoop wordt voor het volgende kalenderjaar vastgesteld door het Vlaams Energieagentschap op basis van de gemiddelde ENDEX (year ahead) tijdens de meest recente periode van twaalf maanden voor injectie, en op basis van referentiebronnen die vastgesteld worden door het Vlaams Energieagentschap voor elektriciteit die niet geïnjecteerd wordt. Voor de daaropvolgende jaren wordt deze marktwaarde geïndexeerd.

Voor de voorgaande kalenderjaren wordt telkens uitgegaan van de gemiddelde ENDEX (year ahead) tijdens het voorafgaande jaar voor injectie, en van referentiebronnen die vastgesteld worden door het Vlaams Energieagentschap voor elektriciteit die niet geïnjecteerd wordt.".

Art. 21.In bijlage III/4 bij hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 21 december 2012 en het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 10 juli 2015, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° punt 1.3.1 wordt vervangen door wat volgt: "1.3.1. Investering Het totale investeringsbedrag I wordt bepaald als: het investeringsbedrag van de niet-afgeschreven investeringen dat volgens de oorspronkelijke afschrijvingstermijn van de installatie in kwestie tijdens de voorliggende verlengingsperiode afgeschreven zal worden. De investering wordt in ieder geval beschouwd als volledig afgeschreven na 15 jaar, en er worden altijd lineaire afschrijvingen verondersteld.

Daarbij wordt in voorkomend geval alle andere toegekende investeringssteun dan de investeringssteun, vermeld in 1.3.3, in mindering gebracht. Daarbij is: I = Ki x U met:

Ki

de specifieke investeringskost per vermogenseenheid

[€/kWe]

U

het elektrische vermogen van de installatie

[kWe]


Onverminderd de maximale afschrijvingstermijn bepaald in het eerste lid geldt voor een installatie die in de loop van de vorige steunperiodes aan een nieuwe eigenaar is overgedragen, de bij aanvang gekozen afschrijvingstermijn van de oorspronkelijke investeerder om de waarde van de resterende niet-afgeschreven investeringen te bepalen.

Indien de bij aanvang gekozen afschrijvingstermijn door de aanvrager van de verlenging niet meer aangetoond kan worden, wordt bij de berekening van de onrendabele top voor deze bijlage uitgegaan van een bij aanvang gekozen afschrijvingstermijn van tien jaar.

Voor installaties die biogas gebruiken waarbij de vastgelegde parameterwaarden of de methodologie van toepassing zijn, zoals beschreven in de derde kolom van de tabel, opgenomen in punt 3, wordt de installatie na de periode, vermeld in artikel 7.1.1, § 1, tweede lid, van het Energiedecreet van 8 mei 2009, beschouwd als volledig afgeschreven. In dit geval is de specifieke investeringskost per vermogenseenheid (Ki) dus 0 €/kWe en moet de 10 % overheadkost toegepast worden ter bepaling van de operationele kosten (KO,t). "; 2° in punt 1.5 wordt de definitie van KO,t vervangen door wat volgt: "De operationele kosten in jaar t, inclusief een overheadkost van 10 % op de uitgaven voor operationele kosten voor projecten die voor minstens 95 % zijn afgeschreven en voor projecten die beschouwd worden als volledig afgeschreven conform hetgeen bepaald wordt in punt 1.3.1. (exclusief kosten voor brandstof en in- of uitgaande stoffen). Voor projecten met betrekking tot windenergie die voor minstens 95 % zijn afgeschreven of projecten met betrekking tot windenergie die beschouwd worden als volledig afgeschreven conform hetgeen bepaald wordt in punt 1.3.1, wordt geen overheadkost in rekening gebracht."; 3° in punt 1.5.1 wordt de zinsnede "(netinjectie)" vervangen door de zinsnede "(bijvoorbeeld via netinjectie of via een directe lijn)"; 4° in punt 1.5.5 wordt de definitie van KV vervangen door wat volgt: "De vaste kosten per eenheid capaciteit in jaar 0. Voor projecten met betrekking tot windenergie die voor minstens 95 % zijn afgeschreven of projecten met betrekking tot windenergie die beschouwd worden als volledig afgeschreven conform hetgeen bepaald wordt in punt 1.3.1, wordt de parameter KV, ongeacht de werkelijke vaste kosten, vastgelegd op 95,2 €/kWe per jaar voor turbines met een bruto nominaal vermogen tot 2 MWe of op het getal (in €/kWe per jaar) bekomen door 218000 euro te delen door het bruto nominaal vermogen van de turbine in kWe voor turbines met een bruto nominaal vermogen vanaf 2 MWe. Iv en Kvar zijn in deze gevallen gelijk aan nul."; 5° in punt 3 worden de tabel en de bijschriften vervangen door wat volgt: "In de volgende tabel wordt een overzicht gegeven van de vastgestelde parameterwaarden of van de methodologie op basis waarvan ze worden vastgelegd voor de installaties, vermeld in artikel 6.2/1.8.

parameter

Voor installaties die biogas gebruiken groter dan 10 kWe die ofwel hoofdzakelijk mest- of land- en tuinbouwgerelateerde stromen vergisten ofwel andere installaties die biogas gebruiken zijn met uitsluiting van stortgasinstallaties, vergistingsinstallaties van (riool)afvalwater(slib) en GFT vergistingsinstallaties.

U

M 3.1*

M 3.1*

?el

M 3.1*

M 3.1*

?th,WKK

M 3.1*

M 3.1*

?th,ref,Vl

M 3.1*

M 3.1*

?th,ref,EU

M 3.1*

M 3.1*

?el,ref,Vl

M 3.1*

M 3.1*

?el,ref,EU

M 3.1*

M 3.1*

EVEL

M 3.2*

M 3.2*

EVGSC

M 3.2*

M 3.2*

Ki

M 3.1*

0

R

M 3.1*

M 3.1*

E

M 3.1*

M 3.1*

rd

M 3.1*

M 3.1*

Tb

5

5

Tr

5

5

Ta

5

5

Tc

0

0

I

M 3.1*

M 3.1*

IAP

M 3.3*

M 3.3*

VU

M 3.1*

7660

ZAEL

M 3.1*

M 3.1*

PEL,ZA

M 3.4*

M 3.4*

PEL,V

M 3.4*

M 3.4*

PIN

M 3.1*

M 3.1*

iEL,ZA

M 3.5*

M 3.5*

iEL,V

M 3.5*

M 3.5*

PTVB

M 3.5*

M 3.5*

iTVB

M 3.5*

M 3.5*

PPBW

M 3.5*

M 3.5*

iPBW

M 3.5*

M 3.5*

BSeff

M 3.1*

M 3.1*

BFWKC

M 3.1*

M 3.1*

PWKC

0,035**

0,035**

lV

M 3.1*

0

KV

M 3.1*

520

KVar

M 3.1*

0

iOK

M 3.5*

M 3.5*

PB

M 3.5*

M 3.5*

iB

M 3.5*

M 3.5*

MIS

M 3.5*

M 3.5*

POIS

M 3.5*

18,3***

iIS

M 3.5*

M 3.5*

MUS

M 3.5*

M 3.5*

POUS

M 3.5*

10,2

iUS

M 3.5*

M 3.5*

B

M 3.5*

M 3.5*


* De parameter wordt bepaald via de methode, vermeld in punt 3.1.1 tot en met 3.1.5. ** de waarde van de bandingdeler *** Als het Vlaams Energieagentschap in zijn definitieve rapport voor de berekening van de onrendabele toppen en de bandingfactoren, vermeld in artikel 6.2/1.5, vaststelt dat de prijs voor de ingaande stromen gedaald is tot minder dan 15 euro/ton, wordt voor nieuwe aanvragen tot verlenging, ingediend na de publicatie van het definitieve rapport op de website van het Vlaams Energieagentschap, de prijs voor ingaande stromen gehanteerd uit het meest recente definitieve rapport van het Vlaams Energieagentschap."; 6° punt 3.1.4 wordt vervangen door wat volgt: "3.1.4 M 3.4 De marktwaarde van de elektriciteit bij zelfafname of verkoop wordt voor het volgende kalenderjaar vastgesteld door het Vlaams Energieagentschap op basis van de gemiddelde ENDEX (year ahead) tijdens de meest recente periode van twaalf maanden voor injectie, en op basis van referentiebronnen die vastgesteld worden door het Vlaams Energieagentschap voor elektriciteit die niet geïnjecteerd wordt. Voor de daaropvolgende jaren wordt deze marktwaarde geïndexeerd.".

Art. 22.Artikel 6.2.10, § 3, van het Energiebesluit van 19 november 2010, zoals gewijzigd bij artikel 6 van dit besluit, is van toepassing op warmte-krachtinstallaties met een startdatum vanaf de inwerkingtreding van dit besluit. Voor warmte-krachtinstallaties met startdatum voor de inwerkingtreding van dit besluit is artikel 6.2.10, § 3, van het Energiebesluit van 19 november 2010, zoals gewijzigd bij artikel 6 van dit besluit, van toepassing voor zover de door de warmte-krachtinstallatie geproduceerde warmte wordt geleverd aan een nieuwe of ingrijpend gewijzigde installatie met datum van indienstneming na inwerkingtreding van dit besluit.

Art. 23.Artikel 7.10.1 van het Energiebesluit van 19 november 2010, zoals ingevoegd bij artikel 15 van dit besluit, is van toepassing op warmte-krachtinstallaties met een startdatum vanaf 1 januari 2018.

Art. 24.De artikelen 6.2/1.1, 6.2/1.2, eerste lid, en 6.2/1.7, § 1, eerste lid, van het Energiebesluit van 19 november 2010, zoals gewijzigd door respectievelijk de artikelen 7, 8, en 10 van dit besluit, zijn van toepassing op projecten met startdatum vanaf 1 januari 2019 en, voor de wijzigingen met betrekking tot zonne-energie, biomassa en biogas, op projecten met startdatum vanaf 1 april 2018.

In afwijking van artikel 6.2/1.5 van het Energiebesluit van 19 november 2010 zorgt het Vlaams Energieagentschap er voor dat aangaande de representatieve projectcategorieën met betrekking tot zonne-energie, biomassa en biogas, zoals gewijzigd door artikel 8, tegen uiterlijk 20 februari 2018 een definitief rapport aan de Vlaamse Regering en de minister wordt medegedeeld. De procedure, vermeld in artikel 6.2/1.5 van het Energiebesluit van 19 november 2010, is van overeenkomstige toepassing.

In afwijking van artikel 6.2/1.6, tweede lid van het Energiebesluit van 19 november 2010 worden de naar aanleiding van het rapport, vermeld in het eerste lid, aangepaste bandingfactoren voor nieuwe projecten van toepassing vanaf 1 april 2018.

Art. 25.Bijlage III/1 bij het Energiebesluit van 19 november 2010, zoals gewijzigd bij artikel 18, 1°, 3°, 5°, 6° en 7° van dit besluit, is van toepassing op projecten met startdatum vanaf 1 januari 2019 en, voor de wijzigingen met betrekking tot zonne-energie, biomassa en biogas, op projecten met startdatum vanaf 1 april 2018.

Art. 26.Bijlage III/3 bij het Energiebesluit van 19 november 2010, zoals gewijzigd bij artikel 20, 1°, 4° en 6° van dit besluit, is van toepassing op projecten met startdatum vanaf 1 april 2018 en, voor de wijzigingen met betrekking tot windenergie, op projecten met startdatum vanaf 1 januari 2019 en is niet van toepassing op projecten waarvoor bij de inwerkingtreding van dit besluit reeds een definitieve aanvraag voor een projectspecifieke bandingfactor is ingediend, conform artikel 6.2/1.7, § 2, tweede lid van het Energiebesluit van 19 november 2010.

Art. 27.Bijlage III/4 bij het Energiebesluit van 19 november 2010, zoals gewijzigd bij artikel 21, 1°, 2°, 4° en 5° van dit besluit, is niet van toepassing op projecten waarvoor bij de inwerkingtreding van dit besluit reeds een bandingfactor is vastgesteld, conform artikel 6.2/1.8, vierde lid van het Energiebesluit van 19 november 2010.

Art. 28.De Vlaamse minister, bevoegd voor het energiebeleid, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 15 december 2017.

De minister-president van de Vlaamse Regering, G. BOURGEOIS De Vlaamse minister van Begroting, Financiën en Energie, B. TOMMELEIN

^