Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 15 februari 2008
gepubliceerd op 31 maart 2008

Besluit van de Vlaamse Regering houdende de definitieve vaststelling van het gebied « Waterzone van het IJzerestuarium », dat in aanmerking komt als speciale beschermingszone in toepassing van de Habitatrichtlijn 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 21 mei 1992

bron
vlaamse overheid
numac
2008035433
pub.
31/03/2008
prom.
15/02/2008
ELI
eli/besluit/2008/02/15/2008035433/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

15 FEBRUARI 2008. - Besluit van de Vlaamse Regering houdende de definitieve vaststelling van het gebied « Waterzone van het IJzerestuarium », dat in aanmerking komt als speciale beschermingszone in toepassing van de Habitatrichtlijn 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 21 mei 1992


De Vlaamse Regering, Gelet op het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu inzonderheid op artikel 36bis, ingevoegd bij decreet van 19 juli 2002 en gewijzigd bij decreten van 22 april 2005 en 19 mei 2006;

Gelet op het Besluit van de Vlaamse Regering van 24 mei 2002 tot vaststelling van de gebieden die in uitvoering van artikel 4, lid 1, van Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna, of de Habitatrichtlijn, aan de Europese Commissie zijn voorgesteld als speciale beschermingszones;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 7 april 2006;

Gelet op het akkoord van de Vlaams minister van Financiën, Begroting en Ruimtelijke Ordening van 7 juni 2007;

Gelet op de voorlopige vaststelling van het betreffende gebied bij Besluit van de Vlaamse Regering van 15 juni 2007;

Gelet op het openbaar onderzoek dat met betrekking tot deze voorlopige vaststelling heeft plaats gehad van 20 juli tot en met 17 september 2007;

Gelet op het op grond van artikel 36bis, § 5 van het decreet op het Natuurbehoud en het Natuurlijk Milieu uitgebrachte advies van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek, met datum 10 december 2007;

Gelet op het op grond van artikel 36bis, § 5 van het decreet op het Natuurbehoud en het Natuurlijk Milieu over de bezwaren uitgebrachte advies vanwege het Agentschap voor Natuur en Bos, met datum 17 december 2007;

Overwegende dat, bij Besluit van de Vlaamse Regering van 24 mei 2002, onder artikel 1, 1°, het gebied « BE2500001 (1-33) : Duingebieden inclusief IJzermonding en Zwin » vastgesteld werd als gebied van communautair belang;

Overwegende dat het gebied bij beschikking 2004/813/EG van de Europese Commissie van 7 december 2004 (Pb. L. 387 van 29 december 2004) tevens opgenomen werd in de communautaire lijst van gebieden in de Atlantische Biogeografische regio;

Overwegende dat dit gebied onder meer werd aangeduid omwille van het habitattype 1130, « estuaria »;

Overwegende dat het Habitatcomité, ingesteld op grond van art. 20 van de Habitatrichtlijn, op 4 oktober 1999 een interpretatieve wetenschappelijke handleiding uitgebracht heeft, waarin onder meer habitat 1130, « estuaria », gedefinieerd wordt op basis van twee cumulatieve voorwaarden, enerzijds de werking van getij én anderzijds de aanwezigheid van brak water;

Overwegende dat de Europese Commissie in januari 2002 een interpreatienota uitbracht (« Interpretation note on 'estuaries' (Habitat type 1130) » (referentie DG.ENV.B2/NH/ILF)) waarin aangegeven staat dat een estuarium beschouwd moet worden als een dynamisch habitatcomplex; dat de afbakening niet beperkt kan worden tot het intergetijdengebied, maar ook de subtidale zones dient te omvatten ongeacht of deze in dieper water gelegen zijn of niet; dat de vaargeulen integraal deel uitmaken van een estuarium en dat deze geulen niet uitgesloten kunnen worden van de afbakening van een estuarium;

Overwegende dat de Europese Commissie, in zijn per brief van 17 december 2003 overgemaakte eindevaluatie van de aangemelde gebieden, voor habitattype 1130 als conclusie « voldoende » aangegeven heeft, « mits herziening van de perimeters »;

Overwegende dat er aldus een bijkomende afbakening vereist is, met name van de op de bijlage I van dit besluit aangegeven zones : de zone vanaf de sluis de Ganzepoot waar én getijdeninvloed én zoutinvloed meetbaar is tot de monding waar het gebied aansluit met het mariene habitatrichtlijngebied Trapegeer-Stroombank;

Overwegende dat op die manier, samen met een bijkomende, vergelijkbare afbakening in het Schelde-estuarium, een aanduiding gebeurt van alle relevante estuaria in België, waardoor tegemoet wordt gekomen aan de in bijlage III van de Habitatrichtlijn vermelde voorwaarde van aanduiding van de representatieve habitats die van groot belang zijn voor de instandhouding en de geografische spreiding van het desbetreffende habitat in België;

Overwegende dat er ter gelegenheid van het openbaar onderzoek, dat dienaangaande plaats heeft gevonden van 20 juli tot en met 17 september 2007, één bezwaarschrift werd ontvangen, met name vanwege de Stad Nieuwpoort, Markt 7, 8620 Nieuwpoort;

Overwegende dat artikel 36bis, § 6, 2de lid van het decreet van 21 oktober 1997 van het Natuurbehoud en het Natuurlijk Milieu bepaalt dat er op basis van de bij het openbaar onderzoek ingebrachte bezwaren slechts wijzigingen kunnen aangebracht worden op voorwaarde dat de bepalingen van artikel 36bis, § 1, derde of vierde lid in acht worden genomen; dat deze bepalingen met name verwijzen naar criteriasets die voortvloeien uit de Habitatrichtlijn en de Vogelrichtlijn; dat deze criteriasets uitsluitend gebaseerd zijn op het oogpunt van wetenschappelijk vaststelbare relevantie van het betrokken gebied voor de betrokken habitats;

Overwegende dat deze benadering onder meer voortvloeit uit artikel 4, lid 1 van de Habitatrichtlijn, waarin verwezen wordt naar bijlage III bij deze richtlijn;

Overwegende dat deze benadering door de Europese Commissie ook specifiek toegepast wordt op de problematiek van de estuaria, in zijn « Interpretation note on 'estuaries' (Habitat type 1130) » (referentie DG.ENV.B2/NH/ILF); dat er in deze nota is aangegeven dat de selectie en afbakening exclusief dient gebaseerd te zijn op wetenschappelijke gegevens, en geen rekening mag houden met economische, sociale en culturele vereisten of regionale en lokale eigenschappen;

Overwegende dat deze benadering hierdoor gerechtvaardigd wordt, dat er in artikel 2 van de Habitatrichtlijn uitdrukkelijk bepaald wordt dat er, bij het nemen van de maatregelen, die onder meer uitvoering dienen te geven aan voormelde afbakening, wel rekening dient gehouden te worden met sociale, economische, culturele en aanverwante overwegingen;

Overwegende dat zodoende de tijdens het openbaar onderzoek uitgebrachte opmerkingen, bezwaren en adviezen slechts tot de schrapping van bepaalde gedeeltes uit de ontwerpafbakening kunnen leiden indien er is aangetoond dat deze gedeeltes niet behoren tot de voor de instandhouding van de betrokken habitattypen en soorten meest geschikte gebieden of indien er is aangetoond dat de toepassing van de ecologische criteria niet correct is gebeurd;

Overwegende, inzake het door de Stad Nieuwpoort ingebrachte deelbezwaar met betrekking tot de economische en de recreatieve betekenis van de vaargeul en het multifunctionele karakter van het estuarium, dat er wat dat betreft geen bezwaar gemaakt wordt tegen de afbakening op zich, voor zover het multifunctionele karakter van de zone meegenomen zou worden in de besluitvorming betreffende de te nemen beheersmaatregelen; dat dit laatste, zoals hiervoor vermeld, dwingend voortvloeit uit artikel 2 van de Habitatrichtlijn; dat het Agentschap voor Natuur en Bos in lijn hiermee in zijn advies verklaart dat de beoogde multifunctionaliteit meegenomen zal worden bij de opmaak van een geïntegreerd beheerplan; dat dit aspect geen voorwerp uitgemaakt heeft van het openbaar onderzoek;

Overwegende, inzake het door de Stad Nieuwpoort ingebrachte deelbezwaar met betrekking tot de afbakeningsperimeter ter hoogte van de recent rechtgetrokken oeverzone ter hoogte van de ingang van de jachthaven, dat wordt vastgesteld dat deze werken inderdaad voltooid werden in het voorjaar van 2007; dat het Agentschap voor Natuur en Bos in zijn advies verklaart dat het in rekening brengen van deze rechttrekking een uitbreiding zou impliceren van de afgebakende zone; dat artikel 36bis, § 6, derde lid bepaalt dat de definitieve vaststelling na openbaar onderzoek geen betrekking kan hebben op gebiedsdelen die niet opgenomen waren in het voorlopig vaststellingsbesluit; dat het bezwaar dus weliswaar gegrond kan zijn maar geen aanleiding kan geven tot wijziging van de voorlopig vastgestelde oppervlakte;

Overwegende, inzake de door de Stad Nieuwpoort ingebrachte deelbezwaren met betrekking tot toekomstige vergunningsplichtige initiatieven in en rond het estuarium zoals het bouwen van een strekdam of het verwezenlijken van een brug, dat deze initiatieven in principe niet verhinderd worden door verplichtingen die voortvloeien uit het statuut van een speciale beschermingszone in uitvoering van de Habitatrichtlijn, zolang er voldaan wordt aan de ecologische vereisten voor de instandhouding van de habitattypen en soorten waarvoor het gebied werd afgebakend; dat dit laatste aan te tonen valt op basis van een passende beoordeling in de zin van artikel 36ter, § 3 van het Decreet van 21 oktober 1997 op het Natuurbehoud en het Natuurlijk Milieu; dat de tijdens het openbaar onderzoek uitgebrachte opmerkingen, bezwaren en adviezen hoe dan ook slechts tot de schrapping van bepaalde gedeeltes uit de ontwerpafbakening kunnen leiden indien er is aangetoond dat deze gedeeltes niet behoren tot de voor de instandhouding van de betrokken habitattypen en soorten meest geschikte gebieden of indien er is aangetoond dat de toepassing van de ecologische criteria niet correct is gebeurd; dat dit bij voormeld deelbezwaar niet aan de orde is gesteld;

Overwegende, inzake het door de Stad Nieuwpoort ingebrachte deelbezwaar met betrekking tot toekomstige niet-vergunningsplichtige activiteiten of initiatieven in het estuarium, zoals het verzekeren van de werking van het sluizencomplex, het onderhoud van de zeedijkweringen en het regelmatig uitvoeren van baggerwerken, dat deze activiteiten door de afbakening van een speciale beschermingszone in principe niet verhinderd worden, maar dat er krachtens art. 36ter, § 2 van het Decreet van 21 oktober 1997 op het Natuurbehoud en het Natuurlijk Milieu, door de bevoegde overheid in voorkomend geval en indien nodig maatregelen moeten worden getroffen om verslechtering van habitats of een betekenisvolle verstoring van soorten te vermijden; dat het Agentschap voor Natuur en Bos in zijn advies verklaart dat er geen reden is om aan te nemen dat voormelde werken die reeds voor een lange periode voorafgaand aan de afbakening werden uitgevoerd of in stand gehouden, niet verder zouden kunnen worden gezet zolang er kan voldaan worden aan de instandhouding van de habitats en soorten waarvoor het gebied is afgebakend; dat de tijdens het openbaar onderzoek uitgebrachte opmerkingen, bezwaren en adviezen hoe dan ook slechts tot de schrapping van bepaalde gedeeltes uit de ontwerpafbakening kunnen leiden indien er is aangetoond dat deze gedeeltes niet behoren tot de voor de instandhouding van de betrokken habitattypen en soorten meest geschikte gebieden of indien er is aangetoond dat de toepassing van de ecologische criteria niet correct is gebeurd; dat dit bij voormeld deelbezwaar niet aan de orde is gesteld;

Overwegende dat er, met betrekking tot de in het bezwaarschrift van de Stad Nieuwpoort vermelde infrastructuren, op het grafisch plan is aangegeven dat bestaande infrastructuur, wegenissen en bruggen, jaagpaden en dijkruigten die niet binnen de estuariene invloed vallen, zelf niet tot de afgebakende oppervlakte horen; dat ingevolge art. 36bis, § 7, eerste lid, in fine, van het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu, het kaartgedeelte voorrang zal hebben op het tekstgedeelte; dat de tijdens het openbaar onderzoek uitgebrachte opmerkingen, bezwaren en adviezen hoe dan ook slechts tot de schrapping van bepaalde gedeeltes uit de ontwerpafbakening kunnen leiden indien er is aangetoond dat deze gedeeltes niet behoren tot de voor de instandhouding van de betrokken habitattypen en soorten meest geschikte gebieden of indien er is aangetoond dat de toepassing van de ecologische criteria niet correct is gebeurd; dat dit bij voormeld bezwaar, voor zover dat over bestaande infrastructuren handelde, niet aan de orde is gesteld;

Overwegende dat er op basis van voormelde overwegingen geen wijzigingen kunnen worden aangebracht aan de ontwerpafbakening zoals die is opgenomen in het voorlopige vaststellingsbesluit;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.De op bijlage I van dit besluit met rode arcering aangeduide zone genaamd, 'Waterzone van het IJzerestuarium', in de legende van die kaart omschreven als « bijkomende afbakening van speciale beschermingszone-H in het IJzerestuarium » [Bestaande infrastructuur, wegenissen en bruggen, jaagpaden en dijkruigten die niet binnen de estuariene invloed vallen horen zelf niet tot de afgebakende oppervlakte], en gesitueerd op het grondgebied van de gemeente Nieuwpoort, wordt definitief vastgesteld als gebied dat in aanmerking komt als speciale beschermingszone in toepassing van de Habitatrichtlijn 92/43/EEG voor habitat '1130 Estuaria'.

De verdere situering en de wetenschappelijke omschrijving van dit gebied is als bijlage II bij dit besluit gevoegd.

Art. 2.De Vlaamse minister, bevoegd voor het natuurbehoud, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 15 februari 2008.

De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur, H. CREVITS Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld « Waterzone van het Ijzerestuarium » Wetenschappelijke omschrijving en situering van het gebied 1. Situering 1.1. Lokalisatie provincie : West-Vlaanderen Oppervlakte : 22,5 ha Hoogte : -5 tot 0 m TAW 1.2. Begrenzing Bij de initiële afbakening van SBZ-H 'BE2500001' dat aan de Europese Commissie werd voorgesteld als speciale beschermingszone in uitvoering van artikel 4, lid 1 van de Habitatrichtlijn (hierna habitatrichtlijngebied), werd ter hoogte van de IJzermonding de geul van de IJzer niet mee opgenomen in de afbakening. Dit is niet conform de richtlijnen van de Europese Commissie voor de interpretatie van het habitattype 'estuarium'. Een grenscorrectie was noodzakelijk. De uitbreidingszone voor deze SBZ-H betreft de subtidale zone van het mondingsgebied van de IJzer, kortweg IJzergeul genoemd. Dit gebied strekt zich uit van het sluizencomplex van de Ganzenpoot tot aan de gemiddelde laag-laagwaterlijn van het strand. De uitgegraven jachthavendokken met bijhorende infrastructuur, die aantakken op het estuarium, werden uitgesloten. Hierbij aansluitend is gesteld dat bestaande infrastructuur, wegenissen en bruggen, jaagpaden en dijkruigten die niet binnen de estuariene invloed zelf niet tot de afgebakende oppervlakte behoren.

Het gebied grenst aan het slikken- en schorrengebied van het natuurreservaat 'IJzermonding' en sluit aan op de habitatrichtlijngebieden 'Trapegeer-Stroombank' en 'Duingebieden inclusief IJzermonding en Zwin', alsook het vogelrichtlijngebied 'Westkust'. Ecologisch gezien vormt de IJzergeul één samenhangend geheel met de aangrenzende slikken, schorren, strand, duinen en de ondiepe kustzone. 2. Omschrijving van het gebied 2.1. Habitatbeschrijving Deze zone maakt het benedenstroomse deel uit van de IJzer dat onderhevig is aan het getij van de Noordzee. Getijdengeulen zijn als habitat aan onze kust slechts marginaal ontwikkeld. Het natuurlijke estuariene karakter werd enigszins verstoord door indijkingen, baggerwerken en het sluizencomplex van de Ganzenpoot. De vermenging van zoet- en zoutwater en de gereduceerde stroomsnelheid door de luwte van het estuarium zorgen voor depositie van fijne sedimenten. Daardoor ontstaan vaak intertidale zand- en slikplaten. De afgebakende subtidale zone maakt integraal deel uit van het ecosysteem van het estuarium. Zeer karakteristiek zijn hier de diatomeeëngemeenschappen van droogvallende zand- en slikplaten en de hoogproduktieve bodemfauna. Op haar beurt levert die bodemfauna veel voedsel op voor epibenthische ongewervelden, vissen en vogels (vooral steltlopers).

De IJzermonding is van belang als foerageergebied voor Visdief en Grote Stern (Annex I-soorten van de vogelrichtlijn), die in het aanpalende natuurgebied broeden of pleisteren. In strenge winters, wanneer de overige open waters dichtgevroren zijn, is het gebied van belang voor vrij grote aantallen overwinterende watervogels (o.a. duikeenden en zaagbekken). Bij laag tij zijn de slikoevers van groot belang voor grote aantallen foeragerende en pleisterende kuststeltlopers, zoals Bonte strandloper, Steenloper, Zilverplevier, Bontbekplevier, Tureluur en Scholekster.

Het estuarium van de IJzermonding is het belangrijkste toegangsgebied voor de intrek van Paling (glasaal), die landinwaarts trekt om op te groeien in het stroomgebied van de IJzer en de watergangen in de kustpolders. Tevens is het de belangrijkste route langs waar adulte Paling (schieraal), die opgegroeid is in het IJzerstroomgebied en de kustpolders, terug naar zee trekt om zich voort te planten. Typische brakwatersoorten zijn de Zeebaars, de Brakwatergrondel en de Harder die in het estuarium voorkomen. Uit meldingen is ook bekend dat anadrome soorten zoals Zalm (Annex II-soort) en Zeeforel zich aanbieden aan de sluizen in Nieuwpoort. Potentieel is het gebied dus belangrijk voor trekkende vissoorten, op voorwaarde dat vrije vismigratie langs het sluizencomplex van de Ganzenpoot mogelijk is.

Voorts zijn enkele commercieel belangrijke vissoorten uit de Noordzee (o.a. Schol en Tong) tijdens hun eerste levensjaar (-jaren) aangewezen op de ondiepe randen en estuariene getijdenwateren van de Noordzee.

De Gewone zeehond (Annex II soort) plant zich sinds de jaren zestig niet meer voort aan de Vlaamse Kust tengevolge van o.a. jacht, vervuiling en gebrek aan geschikte rustplaatsen. Sinds de jaren tachtig en negentig is er echter steeds meer sprake van de aanwezigheid van overwinterende Gewone zeehonden, ook in de IJzermonding. Ongetwijfeld speelt de nabijheid van de Vlaamse banken - een voor zeehonden zeer geschikt voedselgebied - hier een belangrijke rol. Ze gebruiken het strand, de strandhoofden, de ijzergeul, de jachthaven en de onderbouw van pieren en staketsels als rust- en pleisterplaats. De dieren zijn afkomstig uit de populatie van de Engelse Oostkust of de Waddenzee. Sporadisch wordt het gebied ook bezocht door jonge, verdwaalde Grijze Zeehonden (Annex II soort). 2.2. Juridisch statuut Het gebied is gelegen op Vlaams grondgebied en is op het Gewestplan bestemd als 'bestaande waterweg', code 1504. Het grenst aan bestaand Habitatrichtlijn- en Vogelrichtlijngebied. 2.3. Eigendom Het gebied is eigendom van het Vlaams Gewest en wordt beheerd door de afdeling Kust van het agentschap Maritieme Dienstverlening en Kust. 2.4. Huidig gebruik De monding van de IJzer wordt gebruikt als toegangsweg voor een groot aantal plezierjachten en een kleine vloot van commerciële vissersboten en bagger-, zand- en grindboten. 2.5. Noodzakelijk beheer De natuurwaarden in de IJzergeul zijn gebaat bij het verzekeren van een goede waterkwaliteit (zowel zee- als binnenwater) en voldoende rust- en foerageergebieden voor overwinterende watervogels (in het bijzonder tijdens strenge winters), foeragerende broedvogels en pleisterende zeezoogdieren. De Ganzenpoot vormt een knelpunt voor migrerende vissoorten en voor de (verminderde) aanvoer van fijn riviersediment naar het estuarium. De huidige baggerwerkzaamheden in de geul hebben een invloed op de natuurlijke erosie- en sedimentatiedynamiek van zowel de IJzergeul als van het laag-intertidaal (waar erosie optreedt). Bij de formulering van de instandhoudingsdoelstellingen voor het Ijzerestuariumgebied zal dan ook specifiek aandacht gegeven worden aan de optimalisatie van de estuariene processen en het opheffen van barrières voor migrerende vissoorten. In het kader van de ontwikkeling van een geïntegreerd beheerplan voor het estuarium zal aandacht gegeven worden aan zowel maatregelen voor natuurbeheer als actueel lopende economische activiteiten in de geul. 2.6. Toetsing aan de criteria van de bijlage V van het decreet betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu De IJzermonding vormt, samen met de Zeeschelde, het enige estuarium in België. Aldusdanig kan het beschouwd worden als representatief en van groot belang voor de instandhouding van het betreffende habitattype in België. De bijkomende afbakening van het estuarium omvat het gebied vanaf de sluizen waar getijdeninvloed én zoutinvloed meetbaar is tot de monding waar het aansluit met het bestaande habitatrichtlijngebied 'Trapegeer-Stroombank'. De staat van instandhouding van de IJzergeul kan actueel niet als optimaal worden beoordeeld, maar er zijn wel goede herstelmogelijkheden aanwezig. De betekenis van de IJzergeul voor de hoger vernoemde Annex II-soorten moet actueel als laag worden ingeschat, maar het betreft - samen met de Zeeschelde - wel de enige plaatsen in België waar er potenties voor deze visssoorten aanwezig zijn.

Gezien om gevoegd te worden bij het Besluit van de Vlaamse Regering van 15 februari 2008 betreffende de definitieve vaststelling van de speciale beschermingszones (SBZ-H) in toepassing van de richtlijn 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna.

De minister-president van de Vlaamse Regering K. PEETERS De Vlaamse minster van Openbare Werken, Energie, Leefmilieu en Natuur H. CREVITS

^