Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 15 juli 1997
gepubliceerd op 17 oktober 1997

Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 20 december 1995 tot vaststelling van de vergoedingen, voor de jaren 1996 en 1997, in uitvoering van artikel 15, § 9 van het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
1997036166
pub.
17/10/1997
prom.
15/07/1997
ELI
eli/besluit/1997/07/15/1997036166/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

15 JULI 1997. Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 20 december 1995 tot vaststelling van de vergoedingen, voor de jaren 1996 en 1997, in uitvoering van artikel 15, § 9 van het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen


De Vlaamse regering, Gelet op het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen, inzonderheid op artikel 15, gewijzigd bij het decreet van 20 december 1995;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse regering van 6 september 1995 en 26 juni 1996;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 20 december 1995 tot vaststelling van de vergoedingen, voor de jaren 1996 en 1997, in uitvoering van artikel 15, § 9 van het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen;

Gelet op het advies van de Stuurgroep Vlaamse Mestproblematiek, gegeven op 10 oktober 1996;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister bevoegd voor begroting, gegeven op 7 juli 1997;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 4 juli 1989 en 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende de noodzaak de vergoedingen voor 1996 en 1997 te kunnen uitbetalen;

Overwegende dat het decreet van 20 december 1995 tot wijziging van het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen in werking is getreden op 1 januari 1996;

Overwegende dat derhalve dringend concrete maatregelen dienen te worden genomen om de sociaal-economische gevolgen van verscherpte bemestingsnormen en uitrijbepalingen op bepaalde cultuurgronden te compenseren om de schade voor de betrokkenen binnen aanvaardbare perken te houden;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Leefmilieu en Tewerkstelling;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.In het besluit van de Vlaamse regering van 20 december 1995 tot vaststelling van de vergoedingen, voor de jaren 1996 en 1997, in uitvoering van artikel 15, § 9 van het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen wordt in de plaats van artikel 1, dat artikel 1bis wordt, een nieuw artikel 1 ingevoegd, dat luidt als volgt: «

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° het decreet : het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het Leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen, gewijzigd bij de decreten van 25 juni 1992, 18 december 1992, 22 december 1993 en 20 december 1995;2° het besluit : het besluit van de Vlaamse regering van 20 december 1995 tot vaststelling van de vergoedingen voor de jaren 1996 en 1997, in uitvoering van artikel 15, § 9 van het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen;3° de aanvraag : de aanvraag overeenkomstig het model in bijlage II bij het besluit;4° mengmest : dierlijke mest in vloeibare vorm, met een gehalte aan droge stof lager dan 20 %;5° burenregeling : goedgekeurde schriftelijke overeenkomst zoals bedoeld in artikel 8, § 1 van het decreet;6° de afzetmogelijkheden : de afzetmogelijkheden zoals gedefinieerd als MGp en MGndier in artikel 6, § 1 van het decreet waarbij het teeltplan, zoals weergegeven ter gelegenheid van de aanduiding op cartografisch materiaal in rekening gebracht wordt.»

Art. 2.In artikel 2 van het besluit wordt § 2 vervangen door wat volgt : « § 2. De vergoeding voor mestafzet voor de jaren 1996 en 1997 bedraagt: 1° 13 frank per kg difosforpentoxyde en 13 frank per kg stikstof voor bedrijven waarvan alle entiteiten in gemeenten met een geactualiseerde productiedruk van minder dan 75 kg difosforpentoxyde per ha liggen;2° 27 frank per kg difosforpentoxyde en 27 frank per kg stikstof voor bedrijven waarvan minstens één entiteit gelegen in een gemeente met een geactualiseerde productiedruk van meer dan 125 kg difosforpentoxyde per ha ligt;3° 20 frank per kg difosforpentoxyde en 20 frank per kg stikstof voor alle andere bedrijven.»

Art. 3.In artikel 2 van het besluit wordt § 3 vervangen door wat volgt : « § 3. De vergoeding voor mestopslag voor het jaar 1996 bedraagt 1 250 frank/ha tot het bedrijf behorende oppervlakte cultuurgrond gelegen in de gebieden van artikel 15, §§ 2, 4 en 5 van het decreet.

De vergoeding voor mestopslag voor het jaar 1997 bedraagt 1 250 frank/ha tot het bedrijf behorende oppervlakte cultuurgrond gelegen in de gebieden van artikel 15, §§ 2, 4 en 5 van het decreet als er in het jaar van de aanvraag mestoverschotten zijn op het bedrijf van de producent.

Als er in het jaar van de aanvraag geen mestoverschotten zijn op het bedrijf van de producent, bedraagt de vergoeding voor mestopslag voor het jaar 1997 1250 frank/ha tot het bedrijf behorende oppervlakte cultuurgrond gelegen in de gebieden van artikel 15, §§ 2, 4 en 5 van het decreet te vermenigvuldigen met een coëfficiënt C, waarbij C gelijk is aan de hoogste waarde van: 1° de productie aan dierlijke mest, zoals vermeld bij de laatste aangifte, uitgedrukt in kg stikstof, gedeeld door de afzetmogelijkheden van de producent;2° de productie aan dierlijke mest, zoals vermeld bij de laatste aangifte, uitgedrukt in kg difosforpentoxyde, gedeeld door de afzetmogelijkheden van de producent ».

Art. 4.In artikel 3 van het besluit wordt § 3 vervangen door wat volgt « § 3. De vergoeding voor mestafzet wordt toegekend aan de volgende producenten: 1° producenten met bijkomende overschotten;hiermee worden producenten bedoeld op wier bedrijf ingevolge de bepalingen van artikel 15, §§ 2, 4 en 5, overschotten ontstaan of méér overschotten geproduceerd worden; 2° producenten met minder afzet bij derden;hiermee worden producenten bedoeld die tegelijk aan alle volgende voorwaarden voldoen : a) de producent is gevestigd in een gemeente waarvan de geactualiseerde productiedruk groter is dan 100 kg difosforpentoxyde per hectare;b) de producent heeft in 1995 een burenregeling voor de afzet van mengmest afgesloten met een gebruiker;c) de producent heeft ingevolge de bepalingen van artikel 15, §§ 2, 4 en 5 van het decreet, minder stikstof en difosforpentoxyde kunnen afzetten bij die gebruiker, in het jaar waarin de vergoeding wordt aangevraagd in vergelijking met 1995.

Art. 5.In artikel 3 van het besluit wordt een § 3bis ingevoegd, die luidt als volgt: « § 3bis. Voor producenten met bijkomende overschotten wordt de hoeveelheid stikstof en difosforpentoxyde waarop vergoeding voor mestafzet van toepassing is als volgt berekend: Qn = Un Qp = Up Waarbij de getallen Qn, Qp, Un en Up staan voor: Qn : de hoeveelheid mest uitgedrukt in kg stikstof waarvoor de producent met bijkomende overschotten aanspraak maakt op de vergoeding voor mestafzet;

Qp : de hoeveelheid mest uitgedrukt in kg difosforpentoxyde waarvoor de producent met bijkomende overschotten aanspraak maakt op de vergoeding voor mestafzet;

Un : de bijkomende mestoverschotten in het jaar van de aanvraag t.o.v 1995 ingevolge artikel 15, §§ 2, 4 en 5 van het decreet, uitgedrukt in kg stikstof : zijnde de laagste waarde van : 1° het verschil tussen de productie berekend op basis van de laatst ingediende aangifte en de afzetmogelijkheden op het eigen bedrijf in het jaar van aanvraag, berekend overeenkomstig artikel 15, §§ 2, 4 en 5 van het decreet;2° het verschil tussen de afzetmogelijkheden op het eigen bedrijf in het jaar van aanvraag, met en zonder toepassing van artikel 15, §§ 2, 4 en 5 van het decreet; Up : de bijkomende mestoverschotten in het jaar van de aanvraag t.o.v 1995 ingevolge artikel 15, §§ 2, 4 en 5 van het decreet, uitgedrukt in kg difosforpentoxyde : zijnde de laagste waarde van : 1° het verschil tussen de productie berekend op basis van de laatst ingediende aangifte en de afzetmogelijkheden op het eigen bedrijf in het jaar van aanvraag berekend overeenkomstig artikel 15, §§ 2, 4 en 5 van het decreet;2° het verschil tussen de afzetmogelijkheden op het eigen bedrijf in het jaar van aanvraag, met en zonder toepassing van artikel 15, §§ 2, 4 en 5 van het decreet.».

Art. 6.In artikel 3 van het besluit wordt een § 3ter ingevoegd, die luidt als volgt: « § 3ter : Voor producenten met minder afzet bij derden, wordt de hoeveelheid stikstof en difosforpentoxyde waarop de vergoeding voor mestafzet van toepassing is als volgt berekend : Qn = Wn x An Qp = Wp x Ap Waarbij de getallen Qn, Wn, An, Qp, Wp en Ap staan voor: Qn : de hoeveelheid mest uitgedrukt in kg stikstof waarvoor de producent met minder afzet bij derden aanspraak maakt op de vergoeding voor mestafzet;

Qp : de hoeveelheid mest uitgedrukt in kg difosforpentoxyde waarvoor de producent met minder afzet bij derden aanspraak maakt op de vergoeding voor mestafzet;

Wn : de weggevallen afzetmogelijkheden in het jaar van de aanvraag t.o.v 1995, uitgedrukt in kg stikstof, op het bedrijf van de gebruiker die de mestoverschotten van de bedoelde producent in 1995 heeft aanvaard; zijnde de laagste waarde van : 1° het verschil in het jaar van de aanvraag op het bedrijf van de gebruiker tussen enerzijds de afzetmogelijkheden, berekend overeenkomstig artikel 14, § 4 van het decreet en anderzijds de afzetmogelijkheden berekend overeenkomstig artikel 15, §§ 2, 4 en 5 van het decreet;2° het verschil op het bedrijf van de gebruiker tussen enerzijds de afzetmogelijkheden in het jaar van de aanvraag, berekend overeenkomstig artikel 14 § 4 van het decreet en anderzijds de productie berekend op basis van de laatst ingediende aangifte van de gebruiker;3° de gezamenlijke afzet via burenregelingen in 1995 op het bedrijf van de gebruiker van alle producenten; Wpp : de weggevallen afzetmogelijkheden in het jaar van de aanvraag t.o.v 1995, uitgedrukt in kg difosforpentoxyde, op het bedrijf van de gebruiker die de mestoverschotten van de bedoelde producent in 1995 heeft aanvaard : zijnde de laagste waarde van : 1° het verschil in het jaar van de aanvraag op het bedrijf van de gebruiker tussen enerzijds de afzetmogelijkheden, berekend overeenkomstig artikel 14, § 4 van het decreet en anderzijds de afzetmogelijkheden berekend overeenkomstig artikel 15, §§ 2, 4 en 5 van het decreet;2° het verschil in het jaar van de aanvraag op het bedrijf van de gebruiker tussen enerzijds de afzetmogelijkheden, berekend overeenkomstig artikel 14, § 4 van het decreet en anderzijds de produktie berekend op basis van de laatst ingediende aangifte;3° de gezamenlijke afzet via burenregelingen in 1995 op het bedrijf van de gebruiker van alle producenten; An : het aandeel van de producent in de verminderde afzet van stikstof, zijnde de verhouding tussen: 1° enerzijds het verlies aan afzet via burenregeling, uitgedrukt in kg stikstof, dat de beschouwde producent met minder afzet bij derden heeft geleden in het jaar van de aanvraag t.o.v. 1995 op het bedrijf van de gebruiker die de mest in 1995 heeft aanvaard 2° en anderzijds het gezamenlijke verlies aan afzet via burenregelingen, in het jaar van de aanvraag t.o.v 1995, uitgedrukt in kg stikstof, geleden door alle producenten die in 1995 dierlijke mest hebben afgezet bij de beschouwde gebruiker, en die die afzet geheel of gedeeltelijk zijn verloren.

Ap : het aandeel van de producent in de verminderde afzet van difosforpentoxyde, zijnde verhouding tussen: 1° enerzijds het verlies aan afzet via burenregeling, uitgedrukt in kg difosforpentoxyde, dat de beschouwde producent met minder afzet bij derden heeft geleden in het jaar van de aanvraag t.o.v. 1995 op het bedrijf van de gebruiker die de mest in 1995 heeft aanvaard 2° en anderzijds het gezamenlijke verlies aan afzet via burenregelingen, in het jaar van de aanvraag t.o.v 1995, uitgedrukt in kg difosforpentoxyde, geleden door alle producenten die in 1995 dierlijke mest hebben afgezet bij de beschouwde gebruiker, en die die afzet geheel of gedeeltelijk zijn verloren. ».

Art. 7.In artikel 3 van het besluit wordt een § 3quater ingevoegd, die luidt als volgt : « § 3quater. De vergoeding voor mestafzet wordt niet uitbetaald of wordt desgevallend teruggevorderd door de Mestbank, als de hoeveelheden in kg difosforpentoxyde en in kg stikstof waarvoor de vergoeding voor mestafzet wordt aangevraagd niet volgens de bepalingen van het decreet en zijn uitvoeringsbesluiten zijn afgezet. ».

Art. 8.In artikel 3 van het besluit wordt § 4 vervangen door wat volgt : « § 4. De vergoeding voor mestopslag wordt alleen aan producenten met mengmestopslag toegekend.

Om de vergoeding te kunnen genieten moet voor het kalenderjaar 1996 uit de aangifte blijken dat er onvoldoende mestopslagcapaciteit voorhanden is voor de opslag van mengmest voor langer dan 6 maanden.

Om de vergoeding te kunnen genieten moet voor het kalenderjaar 1997 : - uit de aangifte blijken dat er voldoende mestopslagcapaciteit voorhanden is voor de opslag van mengmest voor langer dan 6 maanden; - uit de registratie van het jaar van de aanvraag blijken dat er onvoldoende afzetmogelijkheid is op de tot het bedrijf behorende oppervlakte cultuurgronden van de producent, die niet gelegen zijn in gebieden zoals bedoeld in artikel 15, §§ 2, 4 en 5, om minstens de helft van de productie, uitgedrukt in kg difosforpentoxyde, zoals aangegeven in de laatst ingediende aangifte op te brengen.

De mestopslagcapaciteit wordt berekend overeenkomstig de richtlijnen voor de opslagcapaciteit voor mest van het besluit van de Vlaamse regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne en rekening houdende met de dieraantallen en mengmestopslagcapaciteiten van de laatst ingediende aangifte. ».

Art. 9.Artikel 4 van het besluit wordt vervangen door wat volgt : «

Art. 4.§ 1. De vergoeding voor patrimoniumverlies wordt, op verzoek van de Mestbank, vastgesteld door de ambtenaren van de administratie van de Belasting over de Toegevoegde Waarde, Registratie en Domeinen, bevoegd verklaard bij wet van 18 december 1986 houdende bevoegdverklaring van de Administratie van de Belasting over de Toegevoegde Waarde, Registratie en Domeinen tot het uitvoeren van bepaalde vermogensrechtelijke verrichtingen voor rekening van de gemeenschaps- en gewestinstellingen.

De vergoeding voor patrimoniumverlies is gelijk aan het verschil tussen enerzijds de waarde van het goed op het moment van de overdracht, doch zonder rekening te houden met de waardevermindering voortvloeiend uit artikel 15 §§ 2, 4 en 5 van het decreet of uit de basis van deze bepalingen genomen maatregelen, en anderzijds de overeengekomen of aangegeven waarde bij overdracht, met evenwel als minimum het bedrag dat als grondslag dient voor de op deze overdracht geheven registratie- of successierechten. De vergoeding is eisbaar van zodra de overdracht vast gedateerd is. § 2. Als de producent of gebruiker eigenaar is van het over te dragen onroerend goed, kan de nieuwe eigenaar geen aanspraak meer maken op de vergoedingen zoals bedoeld in artikel 2.

Als de producent of gebruiker het te over dragen goed pacht, wordt de vergoeding van patrimoniumverlies uitgekeerd aan de eigenaar. De producent of gebruiker kan aanspraak blijven maken op de vergoedingen zoals bedoeld in artikel 2.

Bij overdracht van het verpachte goed aan de echtgenoot van de gebruiker, zijn afstammelingen of aangenomen kinderen, aan de afstammelingen of aangenomen kinderen van zijn echtgenoot, of aan de echtgenoten van de voormelde afstammelingen of aangenomen kinderen, wordt de aanspraak op de vergoedingen zoals bedoeld in artikel 2, eenmalig mee overgedragen. Een overdracht aan de echtgenoot van de gebruiker sluit een verder recht op vergoeding zoals bedoeld in artikel 2 na overdracht aan de vermelde afstammelingen of aangenomen kinderen of hun echtgenoten niet uit.

Bij overdracht van het verpachte goed aan derden vervalt de aanspraak op vergoeding zoals bedoeld in artikel 2.

Overdrachten in het kader van ruilverkavelingen uit kracht van de wet of andere infrastructuurwerken uitgevoerd door de overheid, waarbij op de ingebrachte gronden en de nieuw verworven gronden dezelfde beperkingen rusten met toepassing van artikel 15 van het decreet, worden niet beschouwd als overdrachten in de zin van onderhavig besluit.

Dergelijke overdrachten geven derhalve geen aanleiding tot de uitkering van een vergoeding van patrimoniumverlies of tot de stopzetting van de uitkering van de vergoedingen zoals bedoeld in artikel 2 van dit besluit. Zij vormen evenmin een beletsel voor de toepassing van de bepalingen van dit artikel bij een andere overdracht.

Bij overdracht van het goed aan het Vlaamse Gewest naar aanleiding van een procedure tot verplichte aankoop, bepaald in art. 15, § 5 wordt geen vergoeding voor patrimoniumverlies toegekend. § 3. De aanvraag tot vergoeding voor patrimoniumverlies in 1996 moet, op straffe van verval, ten laatste op 31 december 1997 worden ingediend; deze voor patrimoniumverlies in 1997, voor 1 juli 1998.

De aanvraag tot het verkrijgen van een vergoeding voor patrimoniumverlies in 1996 of 1997 dient bij ter post aangetekende brief aan de Mestbank te worden gericht. Binnen een termijn van twee maanden na de verzending van de aanvraag meldt de Mestbank aan de aanvrager bij ter post aangetekende brief of de aanvraag in aanmerking komt voor de vergoeding voor patrimoniumverlies.

Binnen een termijn van vier maanden na de definitieve vaststelling van het bedrag dat als grondslag heeft gediend voor de op de overdracht geheven registratie- of successierechten, wordt de eenzijdig vastgestelde vergoeding aan de aanvrager bij ter post aangetekende brief genotificeerd door het aankoopcomité. Binnen een termijn van twee maanden wordt de aldus bepaalde vergoeding door de Mestbank aan de aanvrager uitbetaald.

In de volgende drie gevallen kan de aanvrager de zaak aanhangig maken bij de rechter van de plaats waar het goed gelegen is: 1° bij ontstentenis van notificatie binnen de gestelde termijn;2° of als de Mestbank van oordeel is dat de aanvraag niet in aanmerking komt voor de vergoeding van patrimoniumverlies;3° of als de aanvrager het genotificeerde bedrag te laag acht.De vordering moet, op straffe van verval, worden ingeleid binnen drie maanden na het verstrijken van de termijn waarbinnen de notificatie had moeten gebeuren of na de verzending van de notificatie.

Op de vergoeding voor patrimoniumverlies in 1996 of 1997 zijn interesten tegen de wettelijke interestvoet verschuldigd vanaf de 120e dag na verzending van de aanvraag. ».

Art. 10.In artikel 6, § 1 van het besluit worden de woorden "bedoeld in de artikelen 2 en 3" vervangen door de woorden "bedoeld in de artikelen 2 en 3, §§ 1 t.e.m. 5".

Art. 11.Artikel 9 van het besluit wordt vervangen door wat volgt: «

Art. 9.§ 1. Overeenkomstig artikel 15, § 5 van het decreet kunnen gezinsveeteeltbedrijven die eigenaar zijn van bebouwde of onbebouwde percelen gelegen in bosgebieden, natuurgebieden, natuurontwikkelingsgebieden of natuurreservaten en die tot het bedrijf behoorden in 1994 en nog in gebruik zijn op het moment van de aankoop, vragen de verplichte aankoopprocedure, waarvan de vergoeding bepaald wordt overeenkomstig de regels van de onteigeningswetgeving, in te zetten. De vergoeding waartegen de verplichte aankoop geschiedt, wordt vastgesteld overeenkomstig de vergoedingsregels die gelden voor onteigeningen ten algemenen nutte, rekening houdend met de waarde van het goed op de hierna onder § 3, eerste lid vermelde refertedata, maar zonder rekening te houden met de waardevermindering voortvloeiend uit art. 15, § 5 of uit de op basis van deze bepaling genomen maatregelen. § 2. De aanvraag tot verplichte aankoop dient bij ter post aangetekende brief aan de Mestbank te worden gericht. Binnen een termijn van twee maanden meldt de Mestbank aan de aanvrager bij ter post aangetekende brief of zijn aanvraag in aanmerking komt voor de procedure tot verplichte aankoop. § 3. Bij ontstentenis van de in § 2 bedoelde melding of als door de Mestbank gemeld wordt dat de aanvraag niet in aanmerking komt voor de procedure tot verplichte aankoop of als geen minnelijke overeenkomst kon worden bereikt binnen een termijn van twaalf maanden te rekenen vanaf de aanvraag, kan de aanvrager de vordering tot verplichte aankoop aanhangig maken bij de vrederechter van de plaats waar het goed gelegen is. Het vonnis waarbij wordt vastgesteld dat aan de vereisten voor de verplichte aankoop is voldaan, brengt eigendomsoverdracht mede. De datum van dit vonnis is de refertedatum voor het vaststellen van de venale waarde van het goed.

De door de rechter definitief vastgestelde vergoeding wordt, krachtens het vonnis en zonder dat het vooraf moet worden betekend, door de Mestbank in de Deposito- en Consignatiekas gestort. Deze storting geldt als bevrijding.

Op zicht van de rechterlijke uitspraak en van het getuigschrift uitgereikt na de datum van overschrijving van het vonnis ten blijke dat het goed vrij is van hypotheek, is de beambte van de Deposito- en Consignatiekas gehouden het gestorte bedrag aan de rechthebbenden te overhandigen indien geen beslag op, of verzet tegen de gestorte sommen bestaat.

Wordt dat getuigschrift niet voorgelegd of wordt niet bewezen dat het beslag of het verzet is opgeheven of heeft de rechterlijke uitspraak die de venale waarde bepaalt de respectieve rechten van eigenaar en/of de vruchtgebruiker niet geregeld, dan kan de betaling slechts plaatshebben krachtens een rechterlijke beschikking.

Het vonnis ontheft het verplichte aangekochte goed van alle vorderingen tot ontbinding, of opeising, alsmede van alle andere zakelijke vorderingen; het recht van de eisers gaat over op de door de rechter als venale waarde vastgestelde som.

De schuldeiser wiens schuldvordering gewaarborgd is door een hypotheek op een onroerend goed waarvan de verplichte aankoop gevorderd wordt, kan de terugbetaling van het overschot van zijn schuldvordering niet eisen uitsluitend wegens de splitsing van zijn hypotheek of verdeling van zijn kapitaal. ».

Art. 12.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1996.

Art. 13.De Vlaamse minister bevoegd voor het leefmilieu is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 15 juli 1997.

De minister-president van de Vlaamse regering, L. VAN DEN BRANDE De Vlaamse minister van Leefmilieu en Tewerkstelling, Th. KELCHTERMANS

^