Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 15 juli 1997
gepubliceerd op 17 oktober 1997

Besluit van de Vlaamse regering tot uitvoering van de artikelen 3, § 1, 4°, 6, § 2, 17, § 6 en 18, 1° en 2° van het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
1997036167
pub.
17/10/1997
prom.
15/07/1997
ELI
eli/besluit/1997/07/15/1997036167/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

15 JULI 1997. Besluit van de Vlaamse regering tot uitvoering van de artikelen 3, § 1, 4°, 6, § 2, 17, § 6 en 18, 1° en 2° van het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen


De Vlaamse regering, Gelet op het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen, inzonderheid op de artikelen 17, § 6 en 18, 1° en 2°, gewijzigd bij het decreet van 20 december 1995;

Gelet op het advies van de Stuurgroep Vlaamse Mestproblematiek, gegeven op 24 februari 1997 en 21 april 1997;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor begroting, gegeven op 7 juli 1997;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 4 juli 1989 en 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat het decreet van 20 december 1995 tot wijziging van het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen in werking is getreden op 1 januari 1996;

Overwegende dat het gebruik van het milieuvriendelijk fosfaatarm voeder gestimuleerd moet blijven;

Overwegende dat door de wijziging van voormeld decreet en in het kader van de prioritaire milieubeleidsopties nadere regelen moeten worden vastgesteld voor de emissie-arme aanwending van de op cultuurgronden opgebrachte dierlijke mest en andere meststoffen;

Overwegende dat in dezelfde optiek bijkomende nadere regels moeten worden vastgesteld inzake de opbrenging van chemische meststoffen, dierlijke mest of andere meststoffen op cultuurgrond gelegen op hellingen of op drassige gronden;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Leefmilieu en Tewerkstelling;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° het decreet : het decreet van 23 januari 1991 inzake de bescherming van het leefmilieu tegen de verontreiniging door meststoffen;2° arm aan ammoniakale stikstof : het gehalte aan ammoniakale stikstof is lager dan 20 % van het totale stikstofgehalte in de meststof;3° helling : niet-beteelde cultuurgronden met een hellingsgraad van meer dan 8 %;4° drassige grond : een plaats waar de grondwatertafel zich op het ogenblik van de bemesting op minder dan 20 cm onder het maaiveld bevindt.

Art. 2.De nutriëntenbalans, bedoeld in de artikelen 3, § 1, 4° en 6, § 2 van het decreet mag bij de aangifte van het kalenderjaar 1997 voor de rubriek varkens en als fosfaatarm voeder gebruikt wordt, bewezen worden als volgt.

In de semi-forfaitaire mineralenbalans voor de berekening van het mestoverschot uitgedrukt in kg difosforpentoxyde MOp : MOp = MPp+CMp+AMp-Mgp mag de term MPp voor varkens berekend worden als volgt : MPp = aantal dieren x (Pnorm x 0,9); mits elk van deze berekende termen gestaafd wordt.

Het bewijs moet dan geleverd worden dat de voeding voor de varkens in het jaar 1997 heeft bestaan uit laag-fosforvoeder aan de hand van door de mestbank erkende attesten.

Met uitzondering van chemische meststof mogen alle termen berekend worden volgens de forfaitaire cijfers van het mestdecreet.

Art. 3.§ 1. De emissie-arme aanwending van de op cultuurgrond opgebrachte dierlijke mest en andere meststoffen, bedoeld in artikel 17, § 6 van het decreet wordt onderworpen aan de regels van § 2. § 2. Bij bemesting mogen de toegediende meststoffen niet afspoelen.

Andere meststoffen en stalmest die arm zijn aan ammoniakale stikstof worden emissie-arm opgebracht, als ze binnen de 24 uur worden ondergewerkt. § 3. Onder emissie-arme opbrenging van andere meststoffen en vaste dierlijke mest die rijk zijn aan ammoniakale stikstof en van vloeibare dierlijke en vloeibare andere meststoffen wordt verstaan : 1° Voor grasland : a) zode-injectie;b) sleepslangtechniek;c) het gelijktijdig toedienen en inregenen van de mest.Dit kan ofwel door binnen 2 uur na het begin van het spreiden van de mest, de mest kunstmatig in te regenen, ofwel door de mest te spreiden bij regen; 2° Voor niet-beteelde cultuurgrond : a) mestinjectie;b) het gelijktijdig toedienen en inregenen van de mest.Dit kan ofwel door binnen 2 uur na het begin van het spreiden van de mest, de mest kunstmatig in te regenen, ofwel door de mest te spreiden bij regen; c) het in twee opeenvolgende werkgangen uitspreiden en inwerken van de mest, waarbij de mest binnen acht uur na het begin van het uitspreiden dient te zijn ingewerkt op het betrokken perceel. Inwerken van de mest betekent dat de mest na het uitspreiden door grond wordt bedekt ofwel intensief met de grond wordt vermengd, zodat de mest niet langer als zodanig op de grondoppervlakte ligt. 3° Voor beteelde cultuurgronden andere dan gras : a) sleepslangtechniek;b) het gelijktijdig toedienen en inregenen van de mest ofwel door binnen 2 uur na het begin van het spreiden van de mest, de mest kunstmatig in te regenen ofwel door de mest te spreiden bij regen.

Art. 4.Op hellingen moeten de meststoffen emissie-arm worden aangewend zoals bepaald in artikel 3. Indien bovendien de helling grenst aan een waterloop zoals gedefinieerd in artikel 6 van het besluit van de Vlaamse regering houdende aanvullende bepalingen inzake artikel 17, § 7 en artikel 18 van het decreet dan is het verspreiden van chemische meststoffen, dierlijke meststoffen en/of andere meststoffen verboden binnen een afstand van tien meter landinwaarts, gemeten vanaf de bovenste boord van een waterloop.

Art. 5.Het is verboden chemische meststoffen, dierlijke mest, en andere meststoffen op te brengen op cultuurgrond gelegen op drassige grond.

Art. 6.§ 1. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1997, met uitzondering van : 1° artikel 3, §§ 1 en 2, die in werking treden op de dag van de bekendmaking van dit besluit in het Belgisch Staatsblad;2° artikel 3, § 3, 1° en 3°, die in werking treden op 1 januari 2002;3° artikel 3, § 3, 2°, dat in werking treedt op 1 januari 1999. § 2. Tot op de datum van inwerkingtreding van artikel 3, § 3, 1° en 3° en artikel 3, § 3, 2° blijft de bepaling van artikel 17, § 6 van het decreet van kracht.

Art. 7.De Vlaamse minister bevoegd voor het leefmilieu is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 15 juli 1997.

De minister-president van de Vlaamse regering, L. VAN DEN BRANDE De Vlaamse minister van Leefmilieu en Tewerkstelling, Th. KELCHTERMANS

^