Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 16 april 2004
gepubliceerd op 26 mei 2004

Besluit van de Vlaamse regering houdende de voorwaarden voor deelneming aan wielerwedstrijden en wielerproeven

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2004035783
pub.
26/05/2004
prom.
16/04/2004
ELI
eli/besluit/2004/04/16/2004035783/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

16 APRIL 2004. - Besluit van de Vlaamse regering houdende de voorwaarden voor deelneming aan wielerwedstrijden en wielerproeven


De Vlaamse regering, Gelet op het decreet van 27 maart 1991 inzake medisch verantwoorde sportbeoefening, inzonderheid op artikel 4, tweede lid, 19 en 20, gewijzigd bij het decreet van 20 december 1996;

Gelet op het decreet van 19 april 1995 houdende vaststelling van de voorwaarden inzake de opleiding voor de wielersport, inzonderheid op artikel 2;

Gelet op het besluit van de Vlaamse regering van 8 september 2000 houdende de voorwaarden voor deelneming aan wielerwedstrijden en wielerproeven;

Gelet op het advies van de Vlaamse Sportraad, gegeven op 11 februari 2004;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 12 januari 2004;

Gelet op het overleg in de Coördinatieraad inzake medisch verantwoorde sportbeoefening van 10 december 2003;

Gelet op het verzoek aan de Raad van State om advies te geven binnen een termijn van dertig dagen;

Gelet op advies 36.719/3 van de Raad van State, gegeven op 23/03/2004 met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Wonen, Media en Sport;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Definities

Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder : 1° wielerwedstrijd : de wielermanifestatie met een uitsluitend competitief karakter, georganiseerd op de weg, in het veld of op de wielerpiste, zowel op particulier als op openbaar domein;2° wielerproef : de wielermanifestatie op de weg, in het veld of op de wielerpiste, zowel op particulier als op openbaar domein, die naast een gedeelte met competitief karakter andere wieleractiviteiten omvat zonder enig competitief karakter;3° week : de tijdspanne van zeven dagen, die begint op maandag en die eindigt op zondag;4° Bloso : Commissariaat-generaal voor de Bevordering van de Lichamelijke Ontwikkeling, de Sport en de Openluchtrecreatie, opgericht bij het decreet van 12 december 1990 betreffende het bestuurlijk beleid;5° Vlaamse Trainersschool (VTS) : het samenwerkingsverband tussen het Bloso, de universitaire opleidingsinstituten lichamelijke opvoeding, de Vlaamse hogescholen lichamelijke opvoeding en de erkende Vlaamse sportfederaties, dat sportkaderopleidingen organiseert in Vlaanderen;6° entiteit Medisch Verantwoord Sporten (MVS) : de administratieve entiteit van de Vlaamse Gemeenschap die bevoegd is voor de medisch verantwoorde sportbeoefening;7° de ministers : de Vlaamse minister, bevoegd voor de sport, en de Vlaamse minister, bevoegd voor de dopingcontrole en de medische sportcontrole;8° opleidingsinstantie : de instantie die overeenkomstig de bepalingen van artikel 5, § 2 van dit besluit erkend is voor het verstrekken van opleidingen voor jongeren in de wielersport;9° wedstrijdinstantie : de instantie die overeenkomstig de bepalingen van artikel 8 van dit besluit erkend is voor de organisatie van wielerwedstrijden en wielerproeven. HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Art. 2.De bepalingen van dit besluit zijn uitsluitend van toepassing voor wielrenners jonger dan 19 jaar. Het besluit is niet van toepassing op deelnemers aan triatlon- en duatlonwedstrijden. HOOFDSTUK III. - Leeftijdsbepalingen

Art. 3.De volgende categorieën worden op basis van de leeftijd onderscheiden : 1° miniemen : de wielrenners van 8 tot en met 11 jaar;2° aspiranten : de wielrenners van 12 tot en met 14 jaar;3° nieuwelingen : de wielrenners van 15 tot en met 16 jaar;4° junioren : de wielrenners van 17 tot en met 18 jaar.

Art. 4.§ 1. Beneden de leeftijd van 8 jaar mogen jongeren niet deelnemen aan wielerproeven. Beneden de leeftijd van 12 jaar mogen jongeren niet deelnemen aan wielerwedstrijden. Wel mogen jongeren vanaf de leeftijd van 7 jaar worden opgeleid voor de wielersport overeenkomstig de bepalingen van artikel 5 en 6. § 2. Miniemen, aspiranten, nieuwelingen en junioren mogen enkel deelnemen aan wielerproeven of wielerwedstrijden binnen hun wielerspecifieke leeftijdscategorie,vermeld in artikel 3. § 3. Miniemen mogen aan wielerproeven deelnemen vanaf het ogenblik dat zij de leeftijd van 8 jaar hebben bereikt en de passende opleiding hebben gevolgd. Miniemen mogen niet deelnemen aan wielerwedstrijden.

Aspiranten mogen aan wielerwedstrijden deelnemen vanaf het ogenblik dat zij de leeftijd van 12 jaar hebben bereikt en de passende opleiding hebben gevolgd. § 4. Nieuwelingen en junioren worden in hun categorie ingedeeld vanaf 1 januari van het jaar waarin zij de voor hun categorie vereiste leeftijd bereiken. § 5. Onverminderd het bepaalde in de paragrafen 1 tot 4 mogen minderjarigen slechts deelnemen aan wielerproeven en aan wielerwedstrijden indien zij daartoe schriftelijk de toestemming hebben gekregen van hun ouders, voogd of wettelijke vertegenwoordigers. HOOFDSTUK IV. - De opleiding

Art. 5.§ 1. De opleiding van 7-jarigen, miniemen en aspiranten kan uitsluitend gebeuren door opleiders die deel uitmaken van een hiertoe erkende opleidingsinstantie. Deze opleiders dienen in het bezit te zijn van één van de volgende getuigschriften of diploma's : 1° minimaal het getuigschrift trainer B wielrennen, afgeleverd door de Vlaamse Trainersschool of daarmee geassimileerd;2° het diploma licentiaat in de lichamelijke opvoeding;3° het diploma regent in de lichamelijke opvoeding;4° het diploma gegradueerde in de lichamelijke opvoeding. § 2. De opleiding gebeurt onder de verantwoordelijkheid van een hiertoe erkende opleidingsinstantie. De ministers kunnen de procedure en de voorwaarden voor erkenning bepalen waaraan de bovengenoemde opleidingsinstantie moet voldoen. De ministers kunnen een erkenning geven voor een periode van ten hoogste vier jaar. Indien de erkende opleidingsinstantie de erkenningsvoorwaarden niet naleeft, kunnen de ministers haar erkenning schorsen of intrekken. De ministers kunnen de nadere regels bepalen inzake schorsing en intrekking van erkenning.

Art. 6.§ 1. De opleiding van 7-jarigen, miniemen en aspiranten in de wielersport wordt verstrekt volgens een opleidingsprogramma dat goedgekeurd wordt door de Vlaamse Trainersschool. Dat opleidingsprogramma bestaat uit een praktisch en een theoretisch gedeelte waarin minimaal de verkeersveiligheid en de basiselementen uit de verschillende wielerdisciplines aan bod komen. Het opleidingsprogramma moet daarenboven op een sportpedagogisch, sporttechnisch, sportmedisch en sportpsychologisch verantwoorde manier worden aangeboden. § 2. De opleidingsprogramma's worden jaarlijks door de hiertoe erkende opleidingsinstantie voor goedkeuring aan de Vlaamse Trainersschool voorgelegd. Dit gebeurt uiterlijk op 1 september van het jaar dat voorafgaat aan het kalenderjaar waarin met de opleiding wordt gestart.

Uiterlijk op 1 december, voorafgaand aan de start van het opleidingsprogramma, wordt aan de erkende opleidingsinstantie en aan de ministers de beslissing meegedeeld over het ingediende opleidingsprogramma voor het daaropvolgende kalenderjaar. § 3. De 7-jarigen, miniemen en aspiranten, die met vrucht het opleidingsprogramma hebben gevolgd, ontvangen een opleidingsattest.

Dat opleidingsattest vermeldt de datum waarop de betrokkene het opleidingsprogramma heeft voltooid. Die datum wordt desgevallend door de opleider in de jongerensportpas opgetekend. Het opleidingsattest blijft geldig gedurende maximaal 365 dagen na de datum waarop de betrokkene zijn opleidingsprogramma heeft voltooid. HOOFDSTUK V. - Wielerwedstrijden en wielerproeven

Art. 7.§ 1. Miniemen worden alleen tot de wielerproeven toegelaten als zij een geldig opleidingsattest hebben. Miniemen mogen per week aan één wielerproef deelnemen met een maximum van 25 wielerproeven per jaar. § 2. Aspiranten worden slechts toegelaten tot de wielerwedstrijden als zij een geldig opleidingsattest hebben. Aspiranten mogen per week aan één wielerwedstrijd deelnemen met een maximum van 30 wielerwedstrijden per jaar. § 3. Nieuwelingen en junioren mogen maximaal aan twee wielerwedstrijden per week deelnemen. Junioren mogen maximaal drie keer per jaar en op een gespreide wijze deelnemen aan een meerdaagse rittenwedstrijd. Deze meerdaagse wedstrijd mag maximaal vier dagen duren. § 4. Als een deelnemer de wielerwedstrijd of wielerproef niet uitrijdt, wordt hij of zij voor toepassing van dit artikel geacht aan de wedstrijd of proef te hebben deelgenomen.

Art. 8.§ 1. De organisatie van wielerwedstrijden of wielerproeven kan uitsluitend gebeuren door een hiertoe erkende wedstrijdinstantie. Om te worden erkend moet de wedstrijdinstantie in haar reglementen bepalingen opnemen ter beveiliging van de wielrenners en ter bescherming van hun gezondheid, waarbij in ieder geval de verplichting tot het dragen van een helm moet zijn opgenomen. Die reglementen zullen, rekening houdend met de leeftijd, het geslacht en het prestatievermogen van de wielrenner en naar gelang van de discipline, minstens de afstand of de tijdsduur van de wielerwedstrijden of wielerproeven, het maximale aantal wielerwedstrijden of wielerproeven per jaar, de te gebruiken verzetten, de beschermkledij, het maximum aantal deelnemers en de uitrusting van de fiets bepalen. Het reglement bevat eveneens een verwijzing naar de individuele deontologische plicht inzake het correct bijhouden van de verschillende gegevens van de jongerensportpas.

De aanvraag tot erkenning wordt samen met de reglementen ter beslissing ingediend bij de ministers, die hierover, na adviezen van het Bloso en van de entiteit MVS, beslissen binnen een termijn van 60 dagen na indiening van de aanvraag. § 2. De ministers kunnen de nadere erkenningsvoorwaarden en de verdere procedure bepalen waaraan de in § 1 vermelde instanties moeten voldoen om erkend te kunnen worden. De ministers kunnen een erkenning geven voor een periode van ten hoogste vier jaar. Indien de erkende wedstrijdinstantie de erkenningsvoorwaarden niet naleeft, kunnen de ministers haar erkenning schorsen of intrekken. De ministers kunnen de nadere regels bepalen inzake schorsing en intrekking van erkenning.

Art. 9.§ 1. De wielerproeven voor miniemen worden georganiseerd onder leiding van een opleider, als bedoeld in artikel 5, in opdracht van een hiertoe erkende wedstrijdinstantie als bedoeld in artikel 8. § 2. De wielerproeven moeten bovendien beantwoorden aan de volgende bepalingen : 1° ze moeten worden gehouden op een omloop die afgesloten is voor alle verkeer en die de veiligheid van de deelnemers voldoende waarborgt;2° ze mogen alleen georganiseerd worden op zaterdag, op zondag en op feestdagen, evenals tijdens de schoolvakanties;3° er mag geen toegangsgeld of inschrijvingsgeld gevraagd worden aan toeschouwers en aan deelnemers;4° er mogen geen prijzen in natura of in speciën worden toegekend, gebaseerd op een individuele rangschikking van de deelnemers aan een wielerproef;5° ze worden kindvriendelijk georganiseerd waarbij het leereffect en de succes- en vreugdebeleving van alle deelnemers wordt nagestreefd;6° ze moeten door het Bloso toegestaan zijn door middel van een schriftelijke vergunning.

Art. 10.§ 1. De vergunningsaanvraag, bedoeld in artikel 9, § 2, 6°, wordt per aangetekende brief ten minste twee maanden voor de organisatiedatum van de wielerproef bezorgd aan het Bloso. Bij de vergunningsaanvraag wordt een plan van de omloop gevoegd, de toestemming van de lokale overheid inzake de verkeersvrije omloop, de bevestiging van de afgesloten verzekeringen en de gedetailleerde beschrijving van alle onderdelen van de wielerproef. § 2. Het verlenen of weigeren van de vergunning moet ten minste één maand voor de organisatiedatum van de wielerproef per aangetekende brief ter kennis gebracht worden van de opleider en de wedstrijdinstantie. HOOFDSTUK VI. - Het sportmedisch onderzoek

Art. 11.§ 1. Om aan wielerproeven of wielerwedstrijden te mogen deelnemen moet de wielrenner vooraf een geldig medisch geschiktheidsattest voorleggen. Een medisch geschiktheidsattest is geldig voor een periode van één jaar. § 2. Het medisch geschiktheidsattest wordt afgegeven door een door de Vlaamse minister, bevoegd voor de dopingcontrole en de medische sportcontrole, erkende keuringsarts, na een grondig sportmedisch onderzoek. De kosten van het sportmedisch onderzoek zijn ten laste van de wielrenner. § 3. De resultaten van het sportmedisch onderzoek worden opgetekend op een medische steekkaart, waarvan het model wordt vastgesteld door de Vlaamse minister, bevoegd voor de dopingcontrole en de medische sportcontrole.

De steekkaart wordt door de keuringsarts bewaard en kan te allen tijde op eenvoudig verzoek worden geraadpleegd door een door de Vlaamse minister, bevoegd voor de dopingcontrole en de medische sportcontrole, erkende controlearts.

De steekkaart bevat minstens een overzicht van de resultaten van het hele sportmedische onderzoek. De erkende keuringsarts noteert de conclusie met betrekking tot de medische geschiktheid in de jongerensportpas.

Art. 12.Het sportmedisch onderzoek omvat minstens : 1° een anamnese betreffende de persoonlijke, familiale, psychosociale, pedagogische, professionele en sportieve gegevens;2° de nodige biometrische metingen, op zijn minst : lichaamslengte, gewicht, huidplooiendikte en peakflowmeting;3° het opsporen van proteïne en glucose in de urine;4° een elektrocardiogram in rust bij het eerste onderzoek en bij de overgang naar een nieuwe leeftijdscategorie;5° een inspanningselektrocardiogram vóór de eerste wedstrijd in de leeftijdscategorie junioren;6° een algemeen klinisch onderzoek, met bijzondere aandacht voor het ademhalingsstelsel, het cardiovasculair stelsel, het bewegingsstelsel en de lichamelijke ontwikkeling;7° een submaximale, gegradueerde fitheidstest op een fietsergometer vanaf de leeftijdscategorie van aspiranten;8° elk aanvullende onderzoek dat door de erkende keuringsarts nuttig wordt geacht;9° gezondheidsbevorderende en -beveiligende voorlichting met betrekking tot sportbeoefening, onder meer over gezonde leefgewoonte, veiligheid en voorkoming van schoolproblemen. De erkende keuringsarts waakt erover dat de wielrenner op een adequate manier tegen tetanus is ingeënt. HOOFDSTUK VII. - De jongerensportpas

Art. 13.§ 1. Een wielrenner tot en met de leeftijdscategorie van de junioren die aan een wielerwedstrijd of wielerproef deelneemt, moet in het bezit zijn van een geldige jongerensportpas, waarvan het model is vastgesteld door de Vlaamse minister, bevoegd voor de dopingcontrole en de medische sportcontrole.

De jongerensportpas wordt door de entiteit MVS gratis aan de wielrenners ter beschikking gesteld. De jongerensportpas moet vóór de aanvang van elke wielerwedstrijd en wielerproef aan de opleider of de afgevaardigde van de erkende wedstrijdinstantie ter controle en afstempeling worden overhandigd. § 2. De jongerensportpas bevat minstens de machtiging voor minderjarigen als bedoeld in artikel 4, § 5, en voor de miniemen en aspiranten, de door de opleider opgetekende datum van het opleidingsattest, bedoeld in artikel 6, § 3, het medisch geschiktheidsattest, bedoeld in artikel 11, § 2, alsook een opsomming van de plaats, de datum en de afstand of de tijdsduur van de wielerwedstrijden of wielerproeven in binnen- en buitenland waaraan de wielrenner heeft deelgenomen, samen met een stempel of de handtekening van de opleider of van de afgevaardigde van de erkende wedstrijdinstantie of eventueel, voor wielerwedstrijden of wielerproeven die georganiseerd worden buiten de Vlaamse Gemeenschap, van de afgevaardigde van de organisator van die wielerwedstrijd of wielerproef.

De wielrenner of eventueel zijn ouders, voogd of wettelijke vertegenwoordigers, alsook de opleider of de afgevaardigde van de erkende wedstrijdinstantie, hebben de deontologische verplichting toe te zien op de correcte inschrijving en afstempeling in de jongerensportpas van alle hierboven vermelde gegevens.

Onverminderd de toepassing van de door de ministers goedgekeurde reglementen, bedoeld in artikel 8, § 1, mag een wielrenner die niet in het bezit is van de jongerensportpas, bedoeld in § 1, deelnemen aan de wielerwedstrijden of aan de wielerproeven, indien hij door overlegging van documenten aantoont dat hij voldoet aan de voorwaarden inzake medische geschiktheid en een licentie kan voorleggen, opgelegd door de bevoegde instantie van een andere staat of een andere gemeenschap. HOOFDSTUK VIII. - Verzekering

Art. 14.§ 1. De erkende opleidingsinstantie, onder verantwoordelijkheid waarvan het in artikel 6 bedoelde opleidingsprogramma afgewerkt wordt, moet het bewijs leveren dat een verzekering afgesloten is. Dit is nodig om bij een ongeval naar aanleiding van of gedurende het opleidingsprogramma de geldelijke gevolgen van de burgerlijke aansprakelijkheid te waarborgen, zowel van de wielrenners als van de opleider, de erkende opleidingsinstantie, haar personeel en haar aangestelden. De erkende opleidingsinstantie moet tevens een ongevallenverzekering afsluiten voor de wielrenners en voor de opleiders, alsook voor haar personeel en aangestelden.

De in het eerste lid bedoelde verzekeringen moeten beantwoorden aan de voorwaarden die de Vlaamse minister, bevoegd voor de sport bepaalt. § 2. De erkende wedstrijdinstantie die instaat voor de organisatie van de in artikel 9 bedoelde wielerproef, moet het bewijs leveren dat een verzekering afgesloten is. Dat is nodig om bij een ongeval naar aanleiding van of gedurende de wielerproef de geldelijke gevolgen van de burgerlijke aansprakelijkheid te waarborgen, zowel van de wielrenners als van de opleider, de erkende wedstrijdinstantie, haar personeel en haar aangestelden. De erkende wedstrijdinstantie moet tevens een ongevallenverzekering afsluiten voor de wielrenners en voor de opleiders, alsook voor haar personeel en aangestelden.

De in het eerste lid bedoelde verzekeringen moeten beantwoorden aan de voorwaarden die de Vlaamse minister, bevoegd voor de sport, bepaalt. HOOFDSTUK IX. - Controle

Art. 15.§ 1. Het Bloso is inzonderheid belast : 1° met de controle op de wijze waarop de erkende opleidingsinstantie en haar opleiders : a) uitvoering geven aan het door de Vlaamse Trainersschool goedgekeurde opleidingsprogramma;b) de aanwezigheden bijhouden van de wielrenners die het opleidingsprogramma volgen;c) de opgeleiden bijhouden in een elektronisch databestand;d) de vereiste verzekeringen, bedoeld in artikel 14, § 1, hebben afgesloten.2° met de voorafgaande controle van de aanvragen tot de organisatie van wielerproeven door de hiertoe erkende wedstrijdinstantie via : a) de controle op de toepassing van de goedgekeurde reglementering, bedoeld in artikel 8;b) de controle op het respecteren van de verschillende bepalingen inzake de wielerproeven, bedoeld in artikel 9;c) de controle op het bezit van de verzekeringen, bedoeld in artikel 14, § 2. § 2. De entiteit MVS is inzonderheid belast : 1° met de lokale controle op de wijze waarop de wedstrijdinstantie en de opleiders : a) uitvoering geven aan de organisatie van wielerproeven en wielerwedstrijden, bedoeld in artikel 7 en 9;b) de goedgekeurde reglementering, bedoeld in artikel 8, toepassen 2° met de controle op de verschillende leeftijdsbepalingen, bedoeld in artikel 3 en 4;3° met de controle op de bepalingen inzake het sportmedisch onderzoek, bedoeld in artikel 11 en 12;4° met de controle op de bepalingen inzake de jongerensportpas, bedoeld in artikel 13;5° met het controleren of de organisatie van een concrete wielerwedstrijd of wielerproef gebeurt door een wedstrijdinstantie. HOOFDSTUK X. - Slotbepalingen

Art. 16.Het besluit van de Vlaamse regering van 8 september 2000 houdende de voorwaarden voor deelneming aan wielerwedstrijden en wielerproeven wordt opgeheven.

Art. 17.De opleidingsorganisaties die erkend werden overeenkomstig artikel 5 van het besluit van de Vlaamse regering van 8 september 2000 houdende de voorwaarden voor deelneming aan wielerwedstrijden en wielerproeven, kunnen opleidingen in de wielersport blijven organiseren, overeenkomstig het goedgekeurde opleidingsprogramma, tot en met 31 december 2004, zonder te beschikken over een erkenning als bedoeld in artikel 5 van dit besluit.

De sportfederaties en de erkende wielerscholen waarvan de reglementen werden goedgekeurd overeenkomstig artikel 8 van het besluit van de Vlaamse regering van 8 september 2000 houdende de voorwaarden voor deelneming aan wielerwedstrijden en wielerproeven, kunnen wielerwedstrijden of wielerproeven organiseren tot en met 31 december 2004, zonder te beschikken over een erkenning als bedoeld in artikel 8 van dit besluit.

Tot aan de inwerkingtreding van het ministerieel besluit waarbij, overeenkomstig artikel 13, § 1, het model van de jongerensportpas wordt vastgesteld, wordt het wielerboekje, waarvan het model werd vastgesteld overeenkomstig artikel 13 van het besluit van de Vlaamse regering van 8 september 2000 houdende de voorwaarden voor deelneming aan wielerwedstrijden en wielerproeven, gehanteerd als jongerensportpas.

Art. 18.De Vlaamse minister, bevoegd voor de Sport, en de Vlaamse minister, bevoegd voor de dopingcontrole en de medische sportcontrole zijn, ieder wat hem of haar betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 16 april 2004.

De minister-president van de Vlaamse regering, B. SOMERS De Vlaamse minister van Wonen, Media en Sport, M. KEULEN

^