Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 16 december 2005
gepubliceerd op 23 januari 2006

Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 oktober 2003 houdende de reglementering van de handel in en de keuring van zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2006035046
pub.
23/01/2006
prom.
16/12/2005
ELI
eli/besluit/2005/12/16/2006035046/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

16 DECEMBER 2005. - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 oktober 2003 houdende de reglementering van de handel in en de keuring van zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen


De Vlaamse Regering, Gelet op de wet van 11 juli 1969 betreffende de bestrijdingsmiddelen en grondstoffen voor de landbouw, tuinbouw, bosbouw en veeteelt, inzonderheid op artikel 2, § 1, gewijzigd bij de wetten van 21 december 1998 en 5 februari 1999;

Gelet op het Besluit van de Vlaamse Regering van 3 oktober 2003 houdende de reglementering van de handel in en de keuring van zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 2 september 2005;

Gelet op het overleg tussen de gewesten en de Federale overheid op 25 juli 2005, bekrachtigd door de Interministeriële Conferentie Landbouwbeleid op 7 november 2007;

Gelet op advies nr. 39 184/3 van de Raad van State, gegeven op 18 oktober 2005, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Overwegende dat Richtlijn 2002/57/EG van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het in de handel brengen van zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen, laatst gewijzigd bij Richtlijn 2004/117/EG van de Raad van 22 december 2004 een verplichting inhoudt om er zich binnen de voorgeschreven termijn naar te schikken;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Institutionele Hervormingen, Landbouw, Zeevisserij en Plattelandsbeleid;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.§ 1. In artikel 1, § 1, 3°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 oktober 2003 houdende reglementering van de handel in en de keuring van zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° punt c) wordt vervangen door wat volgt : « c) zaad dat, behoudens de bepalingen van artikel 4, voldoet aan de voorwaarden voor basiszaad, opgesomd in bijlage I en II »;2° punt c) wordt toegevoegd, dat luidt als volgt : « c) zaad waarvan bij een officieel onderzoek of bij een onderzoek onder officieel toezicht is gebleken dat het aan de voorwaarden, vastgesteld in a), b) en c), voldoet.» § 2. In artikel 1, § 1, 4°, van hetzelfde besluit wordt punt a) vervangen door wat volgt : « a) basiszaad van ingeteelde stammen : 1) zaad dat, behoudens de bepalingen van artikel 4, voldoet aan de voorwaarden voor basiszaad, opgesomd in bijlage I en II;2) zaad waarvan bij een officieel onderzoek of bij een onderzoek onder officieel toezicht is gebleken dat het aan de voorwaarden vastgesteld in 1), voldoet.» § 3. In artikel 1, § 1, 4°, b), van hetzelfde besluit wordt de volgende wijzigingen aangebracht : 1° punt 2) vervangen door wat volgt : « 2) zaad dat, behoudens de bepalingen van artikel 4, voldoet aan de voorwaarden voor basiszaad, opgesomd in bijlage I en II;2° punt 3) wordt toegevoegd, dat luidt als volgt : « 3) zaad waarvan bij een officieel onderzoek of bij een onderzoek onder officieel toezicht is gebleken dat het aan de voorwaarden, vastgesteld in 1) en 2) voldoet.» § 4. In artikel 1, § 1, 5°, van hetzelfde besluit worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° punt c) vervangen door wat volgt : « c) zaad dat, behoudens de bepalingen van artikel 4, § 2, voldoet aan de voorwaarden voor gecertificeerd zaad, opgesomd in bijlage I en II »;2° punt d) wordt toegevoegd, dat luidt als volgt : « d) zaad waarvan bij een officieel onderzoek of bij een onderzoek onder officieel toezicht is gebleken dat het aan de voorwaarden, vastgesteld in a), b) en c), voldoet.» § 5. In artikel 1, § 1, 6°, van hetzelfde besluit worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° punt c) vervangen door wat volgt : « c) zaad dat voldoet aan de voorwaarden voor gecertificeerd zaad, opgesomd in bijlage I en II »;2° punt d) wordt toegevoegd, dat luidt als volgt : « d) zaad waarvan bij een officieel onderzoek of bij een onderzoek onder officieel toezicht is gebleken dat het aan de voorwaarden, vastgesteld in a), b) en c) voldoet.» § 6. In artikel 1, § 1, 7°, van hetzelfde besluit worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° punt c) wordt vervangen door wat volgt : « c) zaad dat voldoet aan de voorwaarden voor gecertificeerd zaad, opgesomd in bijlage I en II »;2° punt d) wordt toegevoegd, dat luidt als volgt : « d) zaad waarvan bij een officieel onderzoek of bij een onderzoek onder officieel toezicht is gebleken dat het aan de voorwaarden, vastgesteld in a), b) en c) voldoet.» § 7. In artikel 1, § 1, 8°, van hetzelfde besluit worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° punt c) vervangen door wat volgt : « c) zaad dat voldoet aan de voorwaarden voor gecertificeerd zaad, opgesomd in bijlage I en II »;2° punt d) wordt toegevoegd, dat luidt als volgt : « d) zaad waarvan bij een officieel onderzoek of bij een onderzoek onder officieel toezicht is gebleken dat het aan de voorwaarden, vastgesteld in a), b) en c) voldoet.» § 8. In artikel 1, § 1, 9°, van hetzelfde besluit worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° punt c) vervangen door wat volgt : « c) zaad dat voldoet aan de voorwaarden voor gecertificeerd zaad, opgesomd in bijlage I en II »;2° punt d) wordt toegevoegd, dat luidt als volgt : « d) zaad waarvan bij een officieel onderzoek of bij een onderzoek onder officieel toezicht is gebleken dat het aan de voorwaarden, vastgesteld in a), b) en c) voldoet.» § 9. In artikel 1, § 1, 10°, van hetzelfde besluit worden volgende wijzigingen aangebracht : 1° punt b) vervangen door wat volgt : « b) zaad dat voldoet aan de voorwaarden voor gecertificeerd zaad, opgesomd in bijlage I en II »;2° punt c) wordt toegevoegd, dat luidt als volgt : « c) zaad waarvan bij een officieel onderzoek of bij een onderzoek onder officieel toezicht is gebleken dat het aan de voorwaarden, vastgesteld in a) en b) voldoet.»

Art. 2.Artikel 1, § 4 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art. 3.Artikel 4, § 2 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : « § 2. In het belang van een snelle voorziening met zaad, mag, in afwijking van het bepaalde in artikel 3, § 1 en § 2, basiszaad, gecertificeerd zaad van alle soorten, of handelszaad, waarbij het officiële onderzoek naar de voorwaarden voor kiemkracht, opgesomd in bijlage II, nog niet voltooid is, in de handel gebracht worden tot en met de eerste commerciële afnemer. Dat kan uitsluitend gebeuren als een verslag van de voorlopige analyse van het zaad wordt voorgelegd aan de bevoegde entiteit, en als de naam en het adres van de eerste commerciële afnemer worden vermeld.

De leverancier moet in dat geval van het eerste lid van § 2 de kiemkracht waarborgen die is vastgesteld bij de voorlopige analyse door deze op een speciaal etiket met de naam en het adres van de leverancier en het nummer van de partij aan te brengen. »

Art. 4.Artikel 5 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : «

Art. 5.In afwijking van de bepalingen van artikel 3, § 1 en § 2, kan de dienst aan producenten toestemming verlenen tot het in de handel brengen van : 1° kleine hoeveelheden zaad voor wetenschappelijke of kweekdoeleinden;2° passende hoeveelheden zaad voor andere onderzoeks- of beproevingsdoeleinden, voorzover het gaat om zaad van een ras waarvoor een aanvraag tot opneming in de nationale rassencatalogus voor landbouwgewassen en groentegewassen is ingediend. De doeleinden waarvoor de vermelde toestemming wordt verleend, de voorschriften voor de etikettering van de verpakkingen evenals de hoeveelheden waarvoor en de voorwaarden waaronder die toestemming wordt verleend, worden door de minister vastgesteld.

In geval van genetisch gemodificeerd materiaal mag daarvoor alleen toestemming worden verleend als alle passende maatregelen zijn genomen ter voorkoming van negatieve effecten voor de volksgezondheid en het milieu. Voor de milieurisicobeoordeling die in dat verband uitgevoerd moet worden, is artikel 4, § 3, van het koninklijk besluit van 8 juli 2001 betreffende de nationale rassencatalogi voor landbouwgewassen en groentegewassen van toepassing. »

Art. 5.Artikel 9, § 1, van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : « § 1. Verpakkingen van basiszaad, gecertificeerd zaad en handelszaad zijn aan de buitenkant voorzien van een nog niet gebruikt officieel etiket dat voldoet aan de vereisten van bijlage IV. De gegevens worden op het etiket vermeld in een van de officiële talen van de Europese Gemeenschap.

De kleur van het etiket is wit voor basiszaad, blauw voor gecertificeerd zaad van de eerste vermeerdering vanaf basiszaad, rood voor gecertificeerd zaad van volgende vermeerderingen vanaf basiszaad en bruin voor handelszaad. De kleur van het etiket is blauw met een diagonaal lopende groene streep voor gecertificeerd zaad van een mengras.

Als in het etiket een gaatje is gemaakt, wordt bij de bevestiging van dat etiket steeds een officieel zegel gebruikt.

Als, in een geval als vermeld in artikel 4, het basiszaad niet voldoet aan de voorwaarden van bijlage II met betrekking tot de kiemkracht, is dat op het etiket vermeld.

Het gebruik van officiële kleefetiketten is toegestaan.

Het is toegestaan dat de voorgeschreven vermeldingen onder officieel toezicht onuitwisbaar op de verpakking worden aangebracht volgens het model van het etiket. »

Art. 6.Artikel 11 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : «

Art. 11.§ 1. Zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen dat rechtstreeks afkomstig is van basiszaad of gecertificeerd zaad van de eerste vermeerdering dat officieel is goedgekeurd in een of meer lidstaten of in een land dat geen lid is van de Europese Gemeenschap maar dat krachtens artikel 14, § 1, gelijkstelling heeft verkregen, of dat rechtstreeks afkomstig is van kruising van basiszaad dat officieel is goedgekeurd in een lidstaat met basiszaad dat officieel is goedgekeurd in een land dat geen lid is van de Europese Gemeenschap en dat in een andere lidstaat is geoogst, kan op verzoek, en onverminderd de bepalingen van het koninklijk besluit van 8 juli 2001 betreffende de nationale rassencatalogi voor landbouwgewassen en groentegewassen, officieel worden goedgekeurd als gecertificeerd zaad, als het is onderworpen aan een veldkeuring die voldoet aan de in bijlage I voor de categorie in kwestie vermelde voorwaarden en als bij een officieel onderzoek is vastgesteld dat het voldoet aan de in bijlage II voor dezelfde categorie vastgestelde voorwaarden.

Als het zaad in dergelijke gevallen rechtstreeks is gewonnen uit officieel goedgekeurd zaad van vermeerderingen die aan het basiszaad voorafgaan, kan de minister machtiging verlenen voor de officiële goedkeuring als basiszaad, als voldaan is aan de voor die categorie vastgestelde voorwaarden. § 2. Zaad van oliehoudende planten en vezelgewassen dat in de Europese Gemeenschap is geoogst en dat bestemd is voor goedkeuring overeenkomstig § 1, moet : 1° worden verpakt en voorzien van een officieel etiket dat voldoet aan de voorwaarden, opgesomd onder A en B van bijlage V, overeenkomstig de bepalingen van artikel 8, § 1;2° vergezeld zijn van een document dat voldoet aan de voorwaarden, opgesomd onder C van bijlage V. § 3. Zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen dat in een land is geoogst dat geen lid is van de Europese Gemeenschap kan op verzoek officieel worden goedgekeurd als : 1° het rechtstreeks afkomstig is van : a) basiszaad of gecertificeerd zaad van de eerste vermeerdering dat officieel is goedgekeurd in een of meer lidstaten of in een land dat geen lid is van de Europese Gemeenschap maar dat krachtens artikel 14, § 1, gelijkstelling heeft verkregen;b) kruising van basiszaad dat officieel in een lidstaat is goedgekeurd met basiszaad dat officieel is goedgekeurd in een land dat geen lid is van de Europese Gemeenschap als vermeld in a);2° het onderworpen is aan een veldkeuring die voldoet aan de voorwaarden die voor de categorie in kwestie zijn vastgesteld in een krachtens artikel 14, § 2, 1°, vastgestelde beschikking betreffende de gelijkstelling;3° bij een officieel onderzoek is vastgesteld dat het voldoet aan de in bijlage II voor dezelfde categorie vastgestelde voorwaarden.»

Art. 7.Artikel 14 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : «

Art. 14.§ 1. Zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen, dat geen prebasiszaad is en dat in een land is geoogst dat geen lid is van de Europese Gemeenschap, mag enkel in de handel gebracht worden als de Raad vooraf heeft vastgesteld dat het in dat land geoogste zaad dezelfde waarborgen biedt ten aanzien van de eigenschappen daarvan, alsmede van de maatregelen betreffende het onderzoek, de verzekering van de identiteit, de aanduiding en de controle, en dat het zaad in dat opzicht gelijkwaardig is aan zaad dat in de Europese Gemeenschap is geoogst en dat beantwoordt aan de bepalingen van dit besluit.

Bovendien moeten, in voorkomend geval, de bijzondere voorwaarden zijn vervuld, vastgesteld door de instellingen van de Europese Gemeenschap. § 2. De bepalingen van § 1 zijn eveneens van toepassing : 1° op prebasiszaad, met dien verstande dat dit zaad alleen in de handel mag worden gebracht als de gelijkwaardigheid voor het basiszaad werd vastgesteld.De minister kan hiervoor afwijkingen bepalen; 2° op het zaaizaad dat werd geoogst in iedere nieuwe lidstaat gedurende de periode vanaf zijn toetreding tot het tijdstip waarop hij aan de bepalingen van de voormelde Richtlijn 2002/57/EG moet voldoen. »

Art. 8.Artikel 15, eerste lid, van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : « Om tijdelijke moeilijkheden op te heffen die zich voordoen bij de algemene voorziening met basiszaad of gecertificeerd zaad van allerlei aard of handelszaad, en die niet op een andere manier overwonnen kunnen worden, kan de dienst, mits hij hiertoe gemachtigd is door de Europese Commissie, voor een vastgestelde periode de voor het oplossen van de voorzieningsmoeilijkheden nodige hoeveelheden zaad van een categorie waaraan minder strenge eisen zijn gesteld, of zaad van rassen die noch in de gemeenschappelijke rassenlijst voor landbouwgewassen noch in de nationale rassencatalogus voorkomen, tot de handel toelaten. »

Art. 9.Artikel 17 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : «

Art. 17.De dienst is belast met de uitvoering van de controle op de productie van het inlandse zaaizaad. Die controle omvat : 1° het onderzoek naar de ontvankelijkheid van de aanvragen tot keuring van teelten, bestemd voor de productie van zaaizaad;2° de keuring van het gewas op het veld;3° het toezicht op de geoogste producten bij het vervoer, de inontvangstneming, het opslaan, het bereiden en het conditioneren;4° het onderzoek in laboratoria;5° het toezicht op het verrichten van de officiële sluitingen en het aanbrengen van officiële etiketten en certificaten overeenkomstig de bepalingen in artikel 7, 8, 9, 10, 11, 12,13;6° de controles op de onderzoeken onder officieel toezicht, zoals bepaald in artikel 17bis, 19 en 22.»

Art. 10.In hetzelfde besluit wordt een artikel 17bis ingevoegd, dat luidt als volgt : «

Art. 17bis.De veldkeuring onder officieel toezicht als vermeld in artikel 1, § 1, 3°, d), 4°, a), 2), 4°, b), 3), 5°, d), 6°, d), 7°, d), 8°, d), 9°, d), en 10°, c), moet voldoen aan de volgende eisen : 1° de keurmeesters nemen de volgende eisen in acht : a) ze moeten beschikken over de nodige technische vakbekwaamheid;b) ze halen geen persoonlijk voordeel uit de door hen uitgevoerde keuringen;c) ze zijn officieel erkend door de overheden die voor certificering bevoegd zijn.Dat houdt ofwel in dat ze beëdigd zijn, ofwel dat ze een verklaring hebben ondertekend waarin zij zichzelf ertoe verbinden de regels voor officiële onderzoeken in acht te nemen; d) zij voeren de keuringen onder officieel toezicht uit overeenkomstig de regels die voor officiële keuringen gelden;2° het te keuren zaadgewas wordt geproduceerd uit zaad waarop een officiële nacontrole is uitgevoerd waarvan de resultaten bevredigend waren;3° een gedeelte van de zaadgewassen wordt door officiële keurmeesters gecontroleerd.Dat gedeelte is ten minste 5 %; 4° een gedeelte van de monsters van het van de zaadgewassen geoogste zaad wordt gebruikt voor officiële nacontrole en, zo nodig, voor officiële laboratoriumtesten om de rasechtheid en -zuiverheid van het zaad te controleren;5° de minister kan beslissen dat een officieel erkende keurmeester die bewust of door nalatigheid de regels voor de officiële veldkeuring overtreedt, zijn erkenning als vermeld in 1°, c, verliest.Als een dergelijke overtreding wordt vastgesteld, wordt de certificering van het onderzochte zaad nietig verklaard, tenzij kan worden aangetoond dat het zaad in kwestie nog steeds aan alle eisen voldoet. »

Art. 11.Artikel 19 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : «

Art. 19.§ 1. Het officiële zaadonderzoek of het zaadonderzoek onder officieel toezicht als vermeld in artikel 1, § 1, 3°, d), 4°, a), 2), 4°, b), 3), 5°, d), 6°, d), 7°, d), 8°, d), 9°, d), en 10°, c), vindt plaats volgens de gebruikelijke internationale methoden of, bij ontstentenis hiervan, volgens de methoden die door de minister worden vastgesteld. § 2. Het zaadonderzoek onder officieel toezicht waarvan sprake is in § 1 moet voldoen aan de volgende eisen : 1° zaadcontrole wordt verricht in laboratoria voor zaadcontrole die daartoe onder de in 2° tot en met 4° vermelde voorwaarden officieel zijn erkend door de overheden die voor certificering bevoegd zijn;2° het zaadcontrolelaboratorium moet een leidinggevende zaadcontroleur in dienst hebben die rechtstreeks verantwoordelijk is voor de technische werkzaamheden van het laboratorium.Die zaadcontroleur moet over de vereiste bekwaamheid beschikken om in technisch opzicht een zaadcontrolelaboratorium te leiden.

De zaadanalisten van het laboratorium moeten over de nodige technische bekwaamheid beschikken, die is verworven in opleidingscursussen die onder de voor officiële zaadanalisten geldende voorwaarden zijn georganiseerd, en die met officiële examens worden afgesloten.

De lokalen waarin en de installaties waarmee het zaad door het laboratorium wordt behandeld, moeten officieel volgens de overheden die bevoegd zijn voor certificering voldoen voor de zaadcontrole waarvoor het laboratorium is erkend; 3° het zaadcontrolelaboratorium moet aan een van de volgende kenmerken voldoen : a) een onafhankelijk laboratorium zijn;b) tot een zaadbedrijf behoren. In het in b) vermelde geval mag het laboratorium alleen zaadcontrole verrichten op partijen zaad die worden geproduceerd voor het zaadbedrijf waartoe het laboratorium behoort, tenzij tussen dat zaadbedrijf, degene die de certificering heeft aangevraagd en de overheden bevoegd voor certificering anders is overeengekomen; 4° de overheden die bevoegd zijn voor certificering oefenen op de door het laboratorium uitgevoerde zaadcontrole deugdelijk toezicht uit;5° voor de doeleinden van het onder 4° vermelde toezicht wordt en percentage van de voor officiële certificering geleverde partijen zaad aan een officiële zaadcontrole onderworpen.Dat percentage moet zo gelijkmatig mogelijk worden gespreid over de natuurlijke personen en over de rechtspersonen die zaad voor certificering leveren, en over de geleverde rassen, maar de monsters mogen ook zodanig worden gekozen dat specifieke twijfel wordt weggenomen. Het percentage bedraagt ten minste 5 %. 6° de minister kan overgaan tot de intrekking van de onder 1° vermelde erkenning van de officieel erkende zaadcontrolelaboratoria die schuldig worden bevonden aan, bewust of door nalatigheid, het overtreden van de regels betreffende de officiële zaadcontrole.Als een dergelijke overtreding wordt vastgesteld, wordt de certificering van het onderzochte zaad nietig verklaard, tenzij kan worden aangetoond dat het zaad in kwestie nog steeds aan alle eisen voldoet. »

Art. 12.Artikel 22 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : «

Art. 22.§ 1. Bij het onderzoek van het zaad met het oog op de goedkeuring en bij het onderzoek van handelszaad gebeurt de bemonstering officieel of onder officieel toezicht als vermeld in artikel 1, § 1, 3°, d), 4°, a), 2), 4°, b), 3), 5°, d), 6°, d), 7°, d), 8°, d), 9°, d), en 10°, c), volgens de gebruikelijke internationale methoden of, bij ontstentenis hiervan, volgens de methoden die door de minister worden vastgesteld. Zaadbemonstering met het oog op de in artikel 25 vermelde controles moet echter officieel gebeuren. § 2. De bemonstering gebeurt uit homogene partijen. Het maximumgewicht van een partij en het minimumgewicht van een monster worden in bijlage III vermeld. Voor de toepassing van de bepalingen van dit artikel wordt onder een homogene partij verstaan een hoeveelheid zaad die een eenheid vormt en waarvan aangenomen wordt dat ze uniforme kenmerken bezit. § 3. De bemonstering onder officieel toezicht waarvan sprake is in § 1 moet voldoen aan de volgende eisen : 1° zaadbemonstering wordt verricht door monsternemers die daartoe onder de in 2° tot en met 4° vermelde voorwaarden door de overheden die bevoegd zijn voor certificering zijn gemachtigd;2° monsternemers moeten over de nodige technische bekwaamheid beschikken die is verworven in opleidingscursussen die onder de voor officiële monsternemers geldende voorwaarden zijn georganiseerd en die met officiële examens zijn afgesloten;3° monsternemers behoren tot een van de volgende categorieën : a) onafhankelijke natuurlijke personen;b) personen die in dienst zijn van natuurlijke personen of van rechtspersonen die niet betrokken zijn bij de productie, de teelt, de bewerking van of de handel in zaad;c) personen die in dienst zijn van natuurlijke personen of van rechtspersonen die zaad produceren, telen of bewerken dan wel zaad in de handel brengen. In het in c) vermelde geval mag een monsternemer alleen monsters nemen van partijen zaad die voor zijn werkgever worden geproduceerd, tenzij tussen zijn werkgever, degene die de certificering heeft aangevraagd en de overheden bevoegd voor certificering anders is overeengekomen; 4° de overheden die bevoegd zijn voor certificering oefenen op de door de monsternemers verrichte bemonsteringen deugdelijk toezicht uit.Bij automatische bemonstering moeten passende procedures worden gevolgd en met officieel toezicht worden uitgeoefend; 5° voor de doeleinden van het onder 4° vermelde toezicht worden van een percentage van de voor officiële certificering geleverde partijen zaad door officiële monsternemers steekproefsgewijs monsters genomen. Dat percentage moet zo gelijkmatig mogelijk worden gespreid over de natuurlijke personen en over de rechtspersonen die zaad voor certificering leveren, en over de geleverde rassen, maar de monsters mogen ook zodanig worden gekozen dat specifieke twijfel wordt weggenomen. Het percentage bedraagt ten minste 5 %. Die steekproefsgewijze bemonstering is niet van toepassing op automatische bemonstering.

De overheden die bevoegd zijn voor certificering vergelijken de officieel genomen zaadmonsters met die welke onder officieel toezicht van dezelfde partij zaad zijn genomen; 6° de minister kan overgaan tot de intrekking van de onder 1° vermelde erkenning van de officieel erkende monsternemers die schuldig worden bevonden aan, bewust of door nalatigheid, het overtreden van de regels betreffende de officiële bemonstering.Als een dergelijke overtreding wordt vastgesteld, wordt de certificering van het onderzochte zaad nietig verklaard, tenzij kan worden aangetoond dat het zaad in kwestie nog steeds aan alle eisen voldoet. »

Art. 13.In bijlage I van hetzelfde besluit wordt de inleidende zin van punt 5 vervangen door wat volgt : « Of aan de bovengenoemde normen of eisen is voldaan, wordt voor basiszaad en gecertificeerd zaad vastgesteld door middel van hetzij officiële veldkeuringen, hetzij veldkeuringen onder officieel toezicht.

Bij die veldkeuringen moeten de volgende punten in acht worden genomen : ».

Art. 14.De Vlaamse minister, bevoegd voor het landbouwbeleid en de zeevisserij, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel,16 december 2005.

De minister-president van de Vlaamse regering, Vlaams minister van Institutionele Hervormingen, Landbouw, Zeevisserij en Plattelandsbeleid, Y. LETERME

^