Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 16 december 2005
gepubliceerd op 10 februari 2006

Besluit van de Vlaamse Regering tot toekenning van steun aan kleine en middelgrote ondernemingen voor ondernemerschapsbevorderende diensten

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2006035141
pub.
10/02/2006
prom.
16/12/2005
ELI
eli/besluit/2005/12/16/2006035141/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

16 DECEMBER 2005. - Besluit van de Vlaamse Regering tot toekenning van steun aan kleine en middelgrote ondernemingen voor ondernemerschapsbevorderende diensten


De Vlaamse Regering, Gelet op het decreet van 31 januari 2003 betreffende het economisch ondersteuningsbeleid, inzonderheid op hoofdstuk I, gewijzigd bij het decreet van 15 juli 2005, en op hoofdstuk XI tot en met XVII;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 26 maart 2004 betreffende de gratis starterscheques voor starters;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 2 april 2004 betreffende de opleidingscheques, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 2 april 2004, 24 juni 2004 en 24 februari 2005;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 23 april 2004 betreffende de starterscheques voor prestarters;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 30 april 2004 betreffende de adviescheques, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 29 april 2005 en bij de ministeriële besluiten van 19 mei 2004, 28 mei 2004 en 20 juni 2005;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 8 december 2005;

Gelet op het advies 38.913/1/V van de Raad van State, gegeven op 26 augustus 2005, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Economie, Ondernemen, Wetenschap, Innovatie en Buitenlandse Handel;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen Afdeling I. - Definities

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° decreet : het decreet van 31 januari 2003 betreffende het economisch ondersteuningsbeleid;2° minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor het economisch beleid;3° administratie : de administratie Economie van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap;4° onderneming : de onderneming, vermeld in artikel 3, 1°, van het decreet;5° kleine en middelgrote ondernemingen : ondernemingen als vermeld in artikel 3, 2° en 3°, van het decreet;6° steun : de steun, vermeld in artikel 3, 5°, van het decreet;7° steunintensiteit : de intensiteit, vermeld in artikel 3, 6°, van het decreet;8° website : de website van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap;9° kalenderjaar : de periode van 1 januari tot en met 31 december;10° ondernemerschapsportefeuille : het elektronische betaalmiddel om het geheel van kennisoverdracht, mentorschap voor talentvolle ondernemers, adviezen of opleidingen die erop gericht zijn een ondernemer of onderneming te begeleiden in zijn volledige levenscyclus te betalen;11° opleiding : het onderricht, gevolgd door de werkenden in de onderneming bij de dienstverlener, vermeld in artikel 12, dat uitsluitend of hoofdzakelijk gericht is op het verbeteren van het huidige of toekomstige bedrijfsfunctioneren van de onderneming;12° advies : schriftelijke, specifieke, waardevolle raadgevingen en aanbevelingen, verleend door de dienstverlener, vermeld in artikel 12, die bestaan uit een analyse van de probleemstelling, een eigenlijk advies,en een implementatiegedeelte, eventueel gevolgd door een begeleiding bij de implementatie ervan, en die uitsluitend of hoofdzakelijk gericht zijn op het verbeteren van het huidige of toekomstige bedrijfsfunctioneren van de onderneming;13° kennisoverdracht : overdracht van kennis door de dienstverlener, vermeld in artikel 12.Het betreft bestaande, toepassingsgerichte kennis die betrekking heeft op producten, diensten, processen of markten zodat de onderneming ze kan aanwenden voor de vernieuwing en innovatie van haar producten, diensten, processen of markten; 14° mentorschap voor talentvolle ondernemers : een trajectbegeleidingsformule, verleend door de dienstverlener, vermeld in artikel 12, voor talentvolle ondernemers die risicokapitaal verkrijgen van een risicokapitaalverschaffer, en die uitsluitend of hoofdzakelijk gericht is op het verbeteren van het huidige of toekomstige bedrijfsfunctioneren van de onderneming;15° aanvaardbaar projectbedrag : het bedrag dat wordt toegekend in de ondernemerschapsportefeuille op naam van de onderneming.Dat bedrag omvat het aandeel van de onderneming en de subsidie. Afdeling II. - Definitie van kleine en middelgrote ondernemingen

Art. 2.De tewerkstelling, de jaaromzet en het balanstotaal van de onderneming, vermeld in artikel 3, 2° en 3°, van het decreet, worden berekend overeenkomstig de door de Europese Commissie vastgestelde definitie van kleine en middelgrote ondernemingen (bijlage I van Verordening (EG) nr. 364/2004 van de Commissie van 25 februari 2004 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 70/2001 van de Commissie wat betreft de uitbreiding van het toepassingsgebied tot steun voor onderzoek en ontwikkeling). De gegevens voor de berekening van de tewerkstelling, de jaaromzet en het balanstotaal worden vastgesteld op basis van een verklaring op erewoord van de onderneming en op basis van artikel 3 en 4.

Art. 3.De gegevens voor de berekening van de jaaromzet en het balanstotaal van de onderneming hebben betrekking op de referentieperiode. De referentieperiode is het boekjaar waarop de laatst bij de Nationale Bank van België neergelegde jaarrekening voor de datum van de steunaanvraag betrekking heeft en die beschikbaar is via een centrale databank. Om de omzet te berekenen, wordt een boekjaar van meer of minder dan twaalf maanden herberekend tot een periode van twaalf maanden. Bij recent opgerichte ondernemingen, waarvan de jaarrekening nog niet is afgesloten, steunt men op een financieel plan van het eerste productiejaar. Voor ondernemingen die geen jaarrekening moeten opmaken, is de referentieperiode het jaar van de laatste aangifte bij de directe belastingen voor de datum van de steunaanvraag.

Art. 4.De gegevens voor de berekening van de tewerkstelling van het aantal werkzame personen worden vastgesteld aan de hand van het aantal werknemers dat in de onderneming was tewerkgesteld in de referentieperiode. Dat is de periode van tewerkstelling gedurende de laatste vier kwartalen die de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid kan attesteren, voor de datum van de steunaanvraag, en die beschikbaar zijn via een centrale databank. Afdeling III.- Europese regelgeving

Art. 5.Deze regelgeving valt onder de toepassing van de de minimis-steun zoals vervat in Verordening (EG) nr. 69/2001 van de Commissie van 12 januari 2001 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op de de minimis-steun. Afdeling IV. - Algemene voorwaarden

Art. 6.Het totale bedrag van de de minimis-steun die is verleend aan één onderneming mag niet hoger zijn dan 100.000 euro over een periode van drie jaar. Dat plafond is van toepassing ongeacht de bron, de vorm en het doel van de steun.

Art. 7.Er wordt geen steun verleend aan ondernemingen die niet voldoen aan de regelgeving die van toepassing is in het Vlaamse Gewest.

Art. 8.Ter uitvoering van artikel 5 van het decreet wordt de steun aangevraagd voor de aanvang van de uitvoering van de ondernemerschapsbevorderende diensten.

De onderneming kan de steun pas aanvragen na het sluiten van de overeenkomst met of na de inschrijving bij de dienstverlener, vermeld in artikel 12.

Als de overeenkomst betrekking heeft op het mentorschap voor talentvolle ondernemers, vermeld in artikel 1, 14°, en in artikel 12, derde lid, moet daarenboven een financieringsovereenkomst gesloten zijn met een risicokapitaalverschaffer. De overeenkomst met de dienstverlener moet in dat geval uiterlijk zes maanden na het sluiten van de financieringsovereenkomst gesloten worden.

Art. 9.Er kan geen steun verleend worden aan ondernemingen waarvan 25 % of meer van het kapitaal of van de stemrechten rechtstreeks of onrechtstreeks in handen is van een administratieve overheid zoals bepaald in artikel 14 van de gecoördineerde wetten op de Raad van State. HOOFDSTUK II. - Toepassingsgebied

Art. 10.Er wordt steun verleend aan kleine en middelgrote ondernemingen voor de ondernemerschapsbevorderende diensten, verleend door een dienstverlener, onder de voorwaarden, vermeld in het decreet en in dit besluit.

De dienstverleners kunnen ook in aanmerking komen voor steun onder de voorwaarden van het decreet en dit besluit en op voorwaarde dat de steun wordt aangewend voor ondernemerschapsbevorderende diensten, ingewonnen bij een derde dienstverlener.

Art. 11.Enkel ondernemingen die behoren tot de sectoren, vermeld in de bijlage bij dit besluit, komen voor steunverlening in aanmerking.

De minister kan de bijlage aanpassen op basis van de beleidsprioriteiten en de Europese regelgeving. HOOFDSTUK III. - Erkenning en aanvaarding van dienstverleners

Art. 12.De vier pijlers van ondernemerschapsbevorderende diensten zijn advies, opleiding, kennisoverdracht en mentorschap voor talentvolle ondernemers.

De dienstverlener in de pijlers opleiding, advies of kennisoverdracht kan erkend worden voor het systeem van de ondernemerschapsportefeuille.

Een dienstverlener in de pijler mentorschap voor talentvolle ondernemers kan aanvaard worden voor het systeem van de ondernemerschapsportefeuille.

De minister bepaalt de procedure en de aanvullende voorwaarden voor de erkenning en de aanvaarding van de dienstverleners, vermeld in het tweede en derde lid. Voor de pijler opleiding wordt eveneens het akkoord gevraagd van de Vlaamse minister, bevoegd voor de beroepsopleiding.

Art. 13.§ 1. De dienstverlener in de pijler opleiding kan erkend worden voor het systeem van de ondernemerschapsportefeuille onder de volgende voorwaarden : 1° de dienstverlener in de pijler opleiding die opgenomen is op de lijst van de publieke dienstverleners, aangebracht door de respectieve functioneel bevoegde ministers of sectorfondsen, en mits de minister en de Vlaamse minister, bevoegd voor de beroepsopleiding, hun akkoord verlenen.De erkenning geldt zolang het systeem van de ondernemerschapsportefeuille loopt; 2° de dienstverlener in de pijler opleiding die een kwaliteitscertificaat kan voorleggen waarvan de scope de kwaliteit inzake de dienstverlening van de opleiding garandeert.De duur van de erkenning wordt bepaald door de resterende geldigheidsduur van het certificaat. De minister en de Vlaamse minister, bevoegd voor de beroepsopleiding, bepalen welke kwaliteitscertificaten in aanmerking komen en erkennen de dienstverlener in de pijler opleiding; 3° de dienstverlener is een erkende peterschapsorganisator, zoals bepaald in het besluit van de Vlaamse Regering van 5 september 2003. Die erkenning is beperkt tot de duur van de subsidieperiode en geldt alleen voor de peterschapsprojecten waarvoor de dienstverlener als peterschapsorganisator werd erkend. § 2. De dienstverlener in de pijler advies kan door de minister erkend worden voor het systeem van de ondernemerschapsportefeuille onder de volgende voorwaarden : 1° de dienstverlener in de pijler advies die een kwaliteitscertificaat kan voorleggen waarvan de scope de kwaliteit inzake de dienstverlening van adviesverstrekking garandeert.De duur van de erkenning wordt bepaald door de resterende geldigheidsduur van het certificaat. De minister bepaalt welke kwaliteitscertificaten in aanmerking komen; 2° een natuurlijk persoon die een positieve beoordeling kan voorleggen na een screening te hebben doorlopen uitgevoerd door een privaat arbeidsbemiddelingsbureau, erkend bij het besluit van de Vlaamse Regering van 8 juni 2000 tot uitvoering van het decreet van 13 april 1999 met betrekking tot de private arbeidsbemiddelingsbureaus in het Vlaamse Gewest, en aangewezen door de minister.De erkenning heeft een geldigheidsduur van twee jaar; 3° een private dienstverlener die een andere door de Vlaamse overheid uitgereikte erkenning kan voorleggen, op voorwaarde dat de erkenning de kwaliteit van de dienstverlening voor advies garandeert en mits de minister en de functioneel bevoegde minister, die allebei voorwaarden kunnen koppelen aan de overdracht van de erkenning, akkoord gaan.De duur van de erkenning wordt bepaald door de geldigheidsduur van de door de andere Vlaamse overheid uitgereikte erkenning.

Art. 14.§ 1. De minister kan een instantie die lid is van het Vlaams Innovatienetwerk of opgenomen is in de lijst, opgesteld door de administratie Wetenschap en Innovatie, die beschikt over kennis zoals vermeld in artikel 1, 13°, erkennen als dienstverlener voor de pijler kennisoverdracht.

De erkenning geldt zolang het systeem van de ondernemerschapsportefeuille loopt. § 2. De minister kan die lijst van kennisinstellingen verder uitbreiden.

Art. 15.Een natuurlijk persoon die bij overeenkomst tussen de risicokapitaalverschaffer en de onderneming werd aangewezen, kan worden aanvaard als dienstverlener in de pijler mentorschap voor het systeem van de ondernemerschapsportefeuille. Als er een familiale of emotionele band bestaat tussen risicokapitaalverschaffer en onderneming, kan enkel een erkende dienstverlener uit de pijler advies als mentor optreden. Een risicokapitaalverschaffer, noch zijn aangestelde, kan niet als mentor optreden voor de onderneming waaraan hij risicokapitaal verstrekt.

Art. 16.De diensten, verleend door een erkende publieke dienstverlener, worden gefactureerd tegen marktconforme prijzen. De erkende publieke dienstverlener toont aan dat bij de prijsbepaling van de dienst een eventuele aanbodfinanciering door de overheid buiten beschouwing werd gelaten. HOOFDSTUK IV. - Steunintensiteit

Art. 17.De steun wordt toegekend in de vorm van een subsidie.

Art. 18.§ 1. De subsidie wordt berekend als een percentage van de in aanmerking komende kosten van de ondernemerschapsbevorderende diensten. § 2. Als de subsidie door de onderneming voor meer dan een pijler wordt aangewend, moeten de dienstverleners per pijler verschillend zijn.

De volgende diensten komen niet in aanmerking : 1° wettelijk verplichte diensten;2° adviezen van permanente of periodieke aard zoals routinematig belastingadvies, regelmatige dienstverlening op juridisch gebied, routinematig advies inzake selectie-, aanwervings- en personeelsbeleid of reclame;3° adviezen die behoren tot de gewone bedrijfsuitgaven van de onderneming;4° diensten met betrekking tot subsidies;5° technische analyses die geen deel uitmaken van een advies;6° niet-gespecialiseerde adviezen. § 3. De minister bepaalt de in aanmerking komende kosten van de ondernemerschapsbevorderende diensten.

Art. 19.De subsidie bedraagt maximaal 5000 euro per drie kalenderjaren en wordt toegekend binnen de perken van de beschikbare begrotingsmiddelen. Bovendien wordt de subsidie per pijler beperkt tot een maximaal bedrag van 2500 euro.

De subsidieaanvragen, vermeld in artikel 24 tot en met 26, zijn alleen mogelijk in de loop van hetzelfde kalenderjaar.

De eventuele aanvullende stortingen, vermeld in artikel 24, en de betalingen van de kosten, vermeld in artikel 28, mogen uitgevoerd worden uiterlijk tot het einde van het tweede kalenderjaar dat volgt op het jaar waarin de subsidieaanvragen werden gedaan. Vanaf het derde kalenderjaar dat volgt op het jaar waarin de subsidieaanvragen werden gedaan, kan een nieuwe cyclus beginnen.

De minister kan beslissen om de beschikbare begrotingsmiddelen in periodieke schijven vrij te geven.

Art. 20.De subsidie bedraagt maximaal 35 %. HOOFDSTUK V. - Procedure

Art. 21.De subsidieaanvraag wordt door de onderneming ingediend via de website en wordt elektronisch afgehandeld.

Art. 22.De webapplicatie onderzoekt of de subsidieaanvraag voldoet aan de voorwaarden van het decreet en dit besluit.

Art. 23.Als de onderneming voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 22, wordt de subsidie toegekend aan de onderneming door de toekenning van het aanvaardbare projectbedrag in een ondernemerschapsportefeuille op naam van de onderneming, waarvan 65 % wordt betaald door de onderneming en 35 % wordt betaald door het Vlaamse Gewest.

Art. 24.Bij een eerste subsidieaanvraag wordt een ondernemerschapsportefeuille op naam van de onderneming opgemaakt.

Als het aanvaardbare projectbedrag kleiner is dan of gelijk is aan 3000 euro, wordt de subsidieaanvraag goedgekeurd als de onderneming 65 % van dat bedrag heeft betaald.

Als het aanvaardbare projectbedrag groter is dan 3000 euro, wordt de subsidieaanvraag goedgekeurd als de onderneming een bedrag heeft betaald dat ligt tussen 65 % van 3000 euro en 65 % van het aanvaardbare projectbedrag. Het eventuele resterende saldo kan betaald worden via aanvullende stortingen.

Art. 25.Het aanvaardbare projectbedrag is maximaal het bedrag, vermeld in de overeenkomst met of in de inschrijving bij de dienstverlener, vermeld in artikel 8, exclusief de btw.

Art. 26.Het aanvaardbare projectbedrag is minimaal 100 euro.

Art. 27.§ 1. Een subsidieaanvraag wordt geannuleerd als : 1° de dienstverlener, en in geval van mentorschap eveneens de risicokapitaalverschaffer, niet de juistheid van de subsidieaanvraag bevestigt binnen tien kalenderdagen na de subsidieaanvraag;2° het juiste stortingsbedrag niet binnen veertien kalenderdagen na de bevestiging werd geregistreerd door de website;3° de onderneming zelf haar subsidieaanvraag annuleert voor het bedrag gestort is. Een annulering heeft tot gevolg dat de subsidieaanvraag als niet bestaande wordt beschouwd. § 2. Een subsidieaanvraag kan stopgezet en geheel of gedeeltelijk terugbetaald worden in de volgende gevallen : 1° de stopzetting van de activiteit van de onderneming;2° de stopzetting van de activiteit van de dienstverlener;3° als een inschrijving voor een opleiding door de erkende dienstverlener wordt geannuleerd;4° bij een overlijden of bij een ongeval met een volledige arbeidsongeschiktheid tot gevolg, van : a) de bedrijfsleider of eigenaar van een eenmanszaak of zijn meewerkende echtgenoot of echtgenote;b) de hoofdaandeelhouder van een vennootschap die de dagelijkse leiding waarneemt van de onderneming;c) de werkende die ingeschreven was voor het volgen van een opleiding. De minister bepaalt de bewijsstukken die hiervoor moeten worden ingediend.

Art. 28.De onderneming kan via de ondernemerschapsportefeuille de in aanmerking komende kosten betalen.

Art. 29.Het overeenstemmende bedrag wordt overgeschreven op de rekening van de dienstverlener, vermeld in artikel 12, als aan de voorwaarden van het decreet en dit besluit is voldaan.

Art. 30.§ 1. Voor de uren dat een werkende in een onderneming opleiding volgt, moet hij een loon ontvangen. De opleiding mag zowel binnen als buiten de werkuren plaatsvinden. Er wordt aan de deelnemer van de opleiding een gepersonaliseerd vormingsattest uitgereikt. § 2. De minister bepaalt de aanvullende uitvoeringsvoorwaarden en de verdere regeling van de procedure. HOOFDSTUK VI. - Terugvordering

Art. 31.De subsidie wordt geheel of gedeeltelijk teruggevorderd, met behoud van de toepassing van de bepalingen in de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, en de wet van 7 juni 1994 tot wijziging van het koninklijk besluit van 31 mei 1933 betreffende de verklaringen te doen in verband met subsidies, vergoedingen en toelagen van elke aard, die geheel of gedeeltelijk ten laste zijn van de Staat, als niet voldaan werd aan de informatie- en raadplegingsprocedures in geval van collectief ontslag binnen een periode van vijf jaar die ingaat op de datum van de subsidieaanvraag.

De steun kan eveneens teruggevorderd worden als de voorwaarden van het decreet of dit besluit niet nageleefd worden.

Bij de terugvordering is de Europese referentierentevoet van toepassing. HOOFDSTUK VII. - Beroep

Art. 32.De minister kan de vorm waarin en de termijnen waarbinnen een georganiseerd beroep tegen een beslissing van de minister of de administratie kan worden ingesteld, bepalen. HOOFDSTUK VIII. - Slotbepalingen

Art. 33.Met behoud van de toepassing van de bepalingen in artikel 34 en 35 worden de volgende regelingen opgeheven : 1° het besluit van de Vlaamse Regering van 26 maart 2004 betreffende de gratis starterscheques voor starters;2° het besluit van de Vlaamse Regering van 2 april 2004 betreffende de opleidingscheques, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 2 april 2004, 24 juni 2004 en 24 februari 2005;3° het besluit van de Vlaamse Regering van 23 april 2004 betreffende de starterscheques voor prestarters;4° het besluit van de Vlaamse Regering van 30 april 2004 betreffende de adviescheques, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 29 april 2005 en bij de ministeriële besluiten van 19 mei 2004, 28 mei 2004 en 20 juni 2005.

Art. 34.§ 1. De cheques, toegekend op basis van de besluiten, vermeld in artikel 33, blijven hun geldigheidsduur behouden zoals bepaald in de respectieve besluiten, met behoud van de toepassing van de bepalingen in § 2. § 2. De cheques, toegekend op basis van het besluit van de Vlaamse Regering, vermeld in artikel 33, 2°, worden enkel gebruikt voor de in aanmerking komende diensten en kosten, vermeld in artikel 18, § 2, 1°, en § 3. § 3. De adviesinstanties en opleidingsverstrekkers die een erkenning hebben gekregen op basis van de besluiten, vermeld in artikel 33, blijven hun erkenning voor de resterende geldigheidsduur ervan behouden. Ze beëindigen echter de door hen aangegane overeenkomsten met en opleidingen voor de ondernemingen conform de in de overeenkomsten en voor de opleidingen vastgelegde voorwaarden, met behoud van de toepassing van de bepalingen in § 2. De adviesinstanties en opleidingsverstrekkers mogen evenwel de cheques, vermeld in § 1, aanvaarden tot en met 30 september 2006.

Art. 35.De adviesinstanties en opleidingsverstrekkers die een erkenning hebben verkregen op basis van de besluiten, vermeld in artikel 33, 2° en 4°, kunnen hun erkenning voor de resterende duur van de erkenningsperiode overdragen naar een erkenning als dienstverlener in de pijler van opleiding of advies naargelang de hoedanigheid waarin de organisatie voorheen erkend was. Ze moeten zich echter via een schriftelijke verklaring op erewoord ertoe verbinden om de bepalingen van dit besluit toe te passen.

Art. 36.De minister bepaalt de datum van inwerkingtreding van dit besluit.

Art. 37.De Vlaamse minister, bevoegd voor het economisch beleid, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 16 december 2005.

De minister-president van de Vlaamse Regering, Y. LETERME De Vlaamse minister van Economie, Ondernemen, Wetenschap, Innovatie en Buitenlandse Handel, F. MOERMAN Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 december 2005 tot toekenning van steun aan kleine en middelgrote ondernemingen voor ondermerschapsbevorderende diensten.

De minister-president van de Vlaamse Regering, Y. LETERME De Vlaamse minister van Economie, Ondernemen, Wetenschap, Innovatie en Buitenlandse Handel, F. MOERMAN

^