Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 16 december 2005
gepubliceerd op 06 april 2006

Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 6 juli 1994 tot uitvoering van het decreet van 23 maart 1994 betreffende het georganiseerd vrijwilligerswerk in de welzijns- en gezondheidssector

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2006035480
pub.
06/04/2006
prom.
16/12/2005
ELI
eli/besluit/2005/12/16/2006035480/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

16 DECEMBER 2005. - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 6 juli 1994 tot uitvoering van het decreet van 23 maart 1994 betreffende het georganiseerd vrijwilligerswerk in de welzijns- en gezondheidssector


De Vlaamse Regering, Gelet op het decreet van 23 maart 1994 betreffende het georganiseerd vrijwilligerswerk in de welzijns- en gezondheidssector, inzonderheid de artikelen 9, 12, § 1, 13, § 2 en 16;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 6 juli 1994 tot uitvoering van het decreet van 23 maart 1994 betreffende het georganiseerd vrijwilligerswerk in de welzijns- en gezondheidssector, gewijzigd bij besluit van de Vlaamse Regering van 21 december 1994;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 5 december 2003 houdende vaststelling, voor de jaren 2004-2005, aan de lijst van vrijwilligersactiviteiten die bij voorrang voor subsidiëring in aanmerking komen;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 1 september 2005;

Gelet op het advies van de Raad van State met als nummer 39.279/3, gegeven op 8 november 2005, met toepassing van artikel 84, §1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.Artikel 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 6 juli 1994 tot uitvoering van het decreet van 23 maart 1994 betreffende het georganiseerd vrijwilligerswerk in de welzijns- en gezondheidssector wordt vervangen door wat volgt : «

Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder : 1° decreet : het decreet van 23 maart 1994 betreffende het georganiseerd vrijwilligerswerk in de welzijns- en gezondheidssector;2° regering : de Vlaamse Regering;3° minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen;4° administratie : de entiteit van het departement van het ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin die het autonoom vrijwilligerswerk onder haar bevoegdheid heeft;5° organisatie : vrijwilligersorganisatie;6° erkende organisatie : een organisatie die erkend werd krachtens het decreet;7° oprichtingsakte : de statuten of het besluit tot oprichting, vermeld in artikel 12, § 2, 1°, van het decreet;8° reglement : het huishoudelijk reglement of de reglementaire bepalingen, vermeld in artikel 12, § 2, 3°, van het decreet.»

Art. 2.In het opschrift van afdeling II van hetzelfde besluit wordt het woord « recrutering » vervangen door het woord « rekrutering ».

Art. 3.In artikel 2 van hetzelfde besluit wordt het woord « recruteert » vervangen door het woord « rekruteert ».

Art. 4.In artikel 7, § 1, 1° en 2°, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 21 december 1994, wordt het bedrag « 50 miljoen frank » telkens vervangen door het bedrag « 1.500.000 euro » en wordt het bedrag « 10 miljoen frank » telkens vervangen door het bedrag « 300.000 euro ».

Art. 5.In artikel 7, § 1, 3°, a), van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 21 december 1994, wordt het bedrag « 400 000 frank » vervangen door het bedrag « 12.000 euro ».

Art. 6.In artikel 7, § 1, 3°, b), van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 21 december 1994, wordt het bedrag « 600 000 frank » vervangen door het bedrag « 18.000 euro ».

Art. 7.In artikel 7, § 1, 3°, c), van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 21 december 1994, wordt het bedrag « 300 frank » vervangen door het bedrag « 9 euro ».

Art. 8.In artikel 7, § 1, 3°, d) en e), van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 21 december 1994, wordt het bedrag « 100 000 frank » vervangen door het bedrag « 3.000 euro ».

Art. 9.In artikel 7, § 2, 3°, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 21 december 1994, wordt het bedrag « 10 000 frank » vervangen door het bedrag « 300 euro ».

Art. 10.In artikel 8, 3°, van hetzelfde besluit wordt het woord « gerecruteerd » vervangen door het woord « gerekruteerd ».

Art. 11.Artikel 15 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : «

Art. 15.De activiteiten die bij voorrang voor subsidiëring in aanmerking komen, hebben betrekking op de volgende thema's : 1° humanisering van instellingen : activiteiten die tot doel hebben de kwaliteit van het leven te verbeteren van personen die in instellingen verblijven, zoals zieken, bejaarden, gedetineerden, geïnterneerden en personen met een handicap, waarbij het persoonlijke contact centraal staat;2° palliatieve verzorging : activiteiten die tot doel hebben een zo goed mogelijke levenskwaliteit te waarborgen aan terminale patiënten en hun naastbestaanden om een menswaardig heengaan mogelijk te maken;3° intergenerationele solidariteit : activiteiten met betrekking tot de solidariteit tussen zorgbehoevende ouderen en jongeren;4° interculturele initiatieven : activiteiten die ijveren voor de integratie van migranten, vluchtelingen en asielzoekers;5° activiteiten waarbij praktische en emotionele bijstand geboden wordt aan zieken, personen met een handicap en zwaar zorgbehoevenden, ter ondersteuning van thuisverzorgers of ter vervanging van familie, vrienden of partner;6° laagdrempelige algemene informatieactiviteiten, gericht op jongeren, die via directe communicatiemethodes de weerbaarheid van de jongeren helpen verhogen.De volgende activiteiten zijn algemene informatieactiviteiten : a) informatieverstrekking die niet gespecialiseerd is en die betrekking heeft op alle aspecten van het persoonlijk en maatschappelijk leven;b) het vormen van een klankbord voor hulpvragers met een behoefte om te praten over alle problemen of probleemsituaties die zij ervaren;7° laagdrempelige activiteiten waarbij kansarmen actief betrokken worden om hun zelfredzaamheid te bevorderen, en om hun zelfwaardegevoel en kansen op zelfontplooiing te verhogen.Kansarmen zijn personen die in een toestand verkeren van maatschappelijke uitsluiting op verschillende terreinen, onder meer materieel, en die weinig mogelijkheden hebben om die positie te verbeteren; 8° laagdrempelige activiteiten waarbij mensen met psychosociale moeilijkheden actief geholpen worden om hun zelfredzaamheid en hun kansen op zelfontplooiing te verhogen.Psychosociale moeilijkheden zijn problemen van psychologische of sociale aard die geen medische oorzaak hebben of die niet het gevolg zijn van verslavingsproblemen. »

Art. 12.Artikel 16 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt : «

Art. 16.De volgende kosten in verband met de activiteiten, vermeld in artikel 15, komen in aanmerking voor subsidiëring : 1° verzekeringskosten : alle verzekeringspremies voorzover ze beantwoorden aan de vereisten die worden gesteld in artikel 9 van het decreet en in artikel 7 van dit besluit;2° werkingskosten : alle bewezen kosten : a) die verband houden met de activiteiten, voorzover voor de uitvoering van die activiteiten geen beroep kan worden gedaan op een ruimere ondersteunende organisatiestructuur;b) die voortvloeien uit de vorming van vrijwilligers.»

Art. 13.In hetzelfde besluit worden een artikel 16bis, 16ter en 16quater ingevoegd, die luiden als volgt : « Art 16bis. De maximumsubsidie die op basis van de kosten, vermeld in artikel 16, aan een organisatie kan worden toegekend, bedraagt 7.400 euro per jaar. De subsidie wordt per organisatie toegewezen op basis van de volgende criteria : 1° het beschikbare begrotingskrediet;2° het aantal organisaties dat voor een subsidie in aanmerking komt;3° het aangevraagde subsidiebedrag en de motivering ervan. Als het beschikbare begrotingskrediet voldoende groot is, wordt een minimumsubsidie van 5.000 euro toegekend, tenzij het aangevraagde subsidiebedrag lager is.

Het resterende begrotingskrediet wordt onder de in aanmerking komende organisaties verdeeld op basis van het aantal vrijwilligers die de organisatie in de loop van het jaar dat voorafgaat aan het jaar waarop de subsidie betrekking heeft, hebben ingezet voor de in artikel 15 vermelde activiteiten en voor wie een ondertekende afsprakennota bestaat, met uitsluiting van de vrijwilligers die administratieve functies, bestuurlijke functies of beleidsfuncties in de organisatie verrichten.

Het resterende krediet wordt per organisatie verdeeld volgens de hierna vermelde coëfficiënten die verbonden zijn aan het aantal vrijwilligers die de organisaties inzetten overeenkomstig het vorige lid : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Organisaties die in het vorige werkjaar een winst hebben geboekt die meer bedraagt dan het voor het huidige werkjaar aangevraagde subsidiebedrag, komen niet in aanmerking voor een subsidie.

Art 16ter. Voor organisaties die al twee jaar gesubsidieerd werden voor de voorgestelde activiteiten, moet het aantal in te zetten vrijwilligers minstens twintig bedragen.

De minister kan hierop een afwijking toestaan om een of meer van de volgende redenen : 1° de maatschappelijke behoefte van de doelgroep;2° de noodzaak tot gebruik van bijzondere methodieken;3° de bijzondere moeilijkheden om de actuele behoefte aan geschikte vrijwilligers in te vullen met vermelding van de stappen die ondernomen worden om het vrijwilligerswerk binnen de specifieke werking van de organisatie te promoten. Art 16quater. Een organisatie dient haar subsidieaanvraag in aan de hand van een formulier, waarvan het model door de administratie wordt bepaald en dat minstens de volgende gegevens bevat : 1° de naam en de adres- en contactgegevens van de organisatie;2° het aantal vrijwilligers dat ingezet wordt voor de in artikel 15 vermelde activiteiten, met uitsluiting van de vrijwilligers die administratieve functies, bestuurlijke functies of beleidsfuncties in de organisatie verrichten;3° het aantal bezoldigde personeelsleden, ingezet voor de opdrachten, bepaald in artikel 6 van het decreet;4° de erkenningsdatum en eventueel de datum van hernieuwing van de erkenning;5° een overzicht van het aantal vrijwilligers, ingezet voor het bereiken van de doelstellingen gedurende de aangegeven werkingsjaren;6° een overzicht van de verwachte inkomsten voor het werkjaar waarvoor de subsidies aangevraagd worden;7° een gedetailleerde raming van de kosten, vermeld in artikel 18bis ;8° het gevraagde subsidiebedrag;9° het activiteitenprogramma dat bestaat uit : a) een beschrijving van de doelgroep;b) een concrete weergave van de activiteiten;c) een situering van de activiteiten binnen een of meer van de prioritaire thema's, bepaald in artikel 15.»

Art. 14.In artikel 17 van hetzelfde besluit wordt voor het eerste lid een nieuw lid ingevoegd, dat luidt als volgt : « De subsidieaanvraag is alleen ontvankelijk als ze beantwoordt aan de bepalingen van artikel 16quater en als ze wordt verstuurd met een aangetekende brief die voor 31 maart bij de administratie aankomt. Als de aanvraag niet ontvankelijk is, wordt dit voor 15 april door de administratie aan de organisatie meegedeeld met vermelding van de reden. »

Art. 15.In artikel 18, tweede lid, van hetzelfde besluit wordt het woord « twee » vervangen door het woord « één ».

Art. 16.In artikel 19 van hetzelfde besluit worden de woorden « die ten minste tot niveau B behoren en die door de minister worden aangewezen » geschrapt.

Art. 17.Het besluit van de Vlaamse Regering van 5 december 2003 houdende vaststelling, voor de jaren 2004 en 2005, van de lijst van vrijwilligersactiviteiten die bij voorrang voor subsidiëring in aanmerking komen wordt opgeheven.

Art. 18.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2006. Voor de organisaties die op 1 januari 2006 erkend zijn, treden de bepalingen van de artikelen 4 tot en met 10 van dit besluit in werking op 1 januari 2007.

Art. 19.De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 16 december 2005.

De minister-president van de Vlaamse Regering, Y. LETERME De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, I. VERVOTTE

^