Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 16 januari 2009
gepubliceerd op 31 maart 2009

Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 13 juli 1994 inzake de erkenningsvoorwaarden en de subsidienormen voor voorzieningen van de bijzondere jeugdbijstand

bron
vlaamse overheid
numac
2009035268
pub.
31/03/2009
prom.
16/01/2009
ELI
eli/besluit/2009/01/16/2009035268/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

16 JANUARI 2009. - Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 13 juli 1994 inzake de erkenningsvoorwaarden en de subsidienormen voor voorzieningen van de bijzondere jeugdbijstand


De Vlaamse Regering, Gelet op de decreten inzake bijzondere jeugdbijstand, gecoördineerd op 4 april 1990, gewijzigd bij de decreten van 21 december 1990, 25 juni 1992, 15 juli 1997, 7 mei 2004 en 13 juli 2007, inzonderheid op de artikelen 31, § 2 en 36, § 1 en 3;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 13 juli 1994 inzake de erkenningsvoorwaarden en de subsidienormen voor de voorzieningen van de bijzondere jeugdbijstand, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 19 november 1996, 8 december 1998, 7 april 2000, 8 december 2000, 30 maart 2001, 10 juli 2001, 14 mei 2004, 28 april 2006, 8 september 2006, 8 december 2006, 15 december 2006, 20 april 2007, 19 juli 2007 en 27 juni 2008;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 22 augustus 2008;

Gelet op advies 45.522/3, gegeven op 9 december 2008, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.In artikel 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 13 juli 1994 inzake de erkenningsvoorwaarden en de subsidienormen voor de voorzieningen van de bijzondere jeugdbijstand, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 8 december 1998, 8 december 2000, 30 maart 2001, 31 maart 2006, 8 december 2006 en 15 december 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° aan punt 3° worden een punt c) en d) toegevoegd die luiden als volgt : « c) een persoon die de maximumleeftijd, vermeld in de wet betreffende de opgave van maatregelen ten aanzien van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd, niet heeft bereikt en aan wie na het bereiken van de leeftijd van achttien jaar nog een maatregel of voorwaarde is opgelegd overeenkomstig die wet;d) een persoon als vermeld in het samenwerkingsakkoord van 13 december 2006 tussen de Federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie betreffende de organisatie en de financiering van het herstelrechtelijk aanbod, vermeld in de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming, het ten laste nemen van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd, en het herstel van de door dit feit veroorzaakte schade;»; 2° er worden een punt 31°, 32°, 33°, 34°, 35° en 36° toegevoegd, die luiden als volgt : « 31° het samenwerkingsakkoord herstelrechtelijk aanbod : het samenwerkingsakkoord van 13 december 2006 tussen de Federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie betreffende de organisatie en de financiering van het herstelrechtelijk aanbod, vermeld in de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming, het ten laste nemen van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd, en het herstel van de door dit feit veroorzaakte schade;32° herstelbemiddeling : overeenkomstig art.37bis tot art. 37quinquies en art. 45quater van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming, het ten laste nemen van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd en het herstel van de door dit feit veroorzaakte schade : het communicatieproces tussen de persoon die ervan verdacht wordt een als misdrijf omschreven feit te hebben gepleegd, de personen die ten aanzien van hem het ouderlijk gezag uitoefenen, de personen die hem in rechte of in feite onder hun bewaring hebben en het slachtoffer, om hen de mogelijkheid te bieden om samen en met de hulp van een onpartijdige bemiddelaar, aan de onder meer relationele en materiële gevolgen van een als misdrijf omschreven feit tegemoet te komen; 33° herstelgericht groepsoverleg : overeenkomstig art.37bis tot art. 37quinquies van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming, het ten laste nemen van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd en het herstel van de door dit feit veroorzaakte schade : het overleg tussen de persoon die ervan verdacht wordt een als misdrijf omschreven feit te hebben gepleegd, het slachtoffer, hun sociale omgeving alsook alle dienstige personen, om hen de mogelijkheid te bieden om in groep en met de hulp van een onpartijdige bemiddelaar in overleg uitgewerkte oplossingen te overwegen over de wijze waarop het conflict kan worden opgelost dat voortvloeit uit het als misdrijf omschreven feit, onder meer rekening houdend met de relationele en materiële gevolgen van het als misdrijf omschreven feit; 34° een leerproject : een gestructureerd leerprogramma, opgelegd door de jeugdrechter of jeugdrechtbank, waarbij zowel het delict als de persoonlijkheid van de minderjarigen of hun vaardigheidstekorten als aanknopingspunt worden genomen;35° een gemeenschapsdienst : overeenkomstig art.37 § 2bis 2° en art. 52 van de wet van 8 april 1965 betreffende de jeugdbescherming, het ten laste nemen van minderjarigen die een als misdrijf omschreven feit hebben gepleegd en het herstel van de door dit feit veroorzaakte schade : de onbezoldigde prestatie in een non-profitinstelling voor een aantal uren, opgelegd door de jeugdrechter of jeugdrechtbank als reactie op het delict; 36° een crisisbegeleiding : een kortdurende, intensieve, ambulante en mobiele begeleiding voor gezinnen in een perspectiefloze opvoedingssituatie, met een dreiging op uithuisplaatsing voor één of meer minderjarigen.»

Art. 2.In artikel 3 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° aan § 1 worden de volgende woorden toegevoegd : « Categorie 8 : diensten voor herstelgerichte en constructieve afhandeling; Categorie 9 : diensten voor crisishulp aan huis. » 2° § 2 wordt vervangen door wat volgt : « § 2.Eenzelfde inrichtende macht kan voorzieningen laten erkennen van de categorieën 1, 2, 3, 4, 5, 6, 8 en 9, vermeld in § 1. De inrichtende macht van een voorziening van categorie 7 kan geen voorziening van een van de andere categorieën, vermeld in § 1, laten erkennen. »

Art. 3.In hetzelfde besluit wordt een artikel 10bis ingevoegd, dat luidt als volgt : «

Art. 10bis.Diensten voor herstelgerichte en constructieve afhandeling zijn diensten die herstelbemiddeling, herstelgericht groepsoverleg, gemeenschapsdienst en leerprojecten voor minderjarigen uitvoeren. »

Art. 4.In hetzelfde besluit wordt een artikel 10ter ingevoegd dat luidt als volgt : «

Art. 10ter.Diensten voor crisishulp aan huis zijn diensten die een kortdurende, intensieve, ambulante en mobiele vorm van crisishulpverlening organiseren voor minderjarigen en de gezinnen waartoe ze behoren in een acute perspectiefloze opvoedingssituatie. »

Art. 5.In artikel 11bis, 8° en 9°, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 8 december 2000, wordt het woord « hulpverlening » vervangen door de woorden « hulp- en dienstverlening ».

Art. 6.In artikel 12bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 8 december 2000, wordt het woord « hulpverlening » vervangen door de woorden « hulp- en dienstverlening ».

Art. 7.Aan hoofdstuk II, afdeling 2, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 8 december 2000, wordt een onderafdeling H bestaande uit artikel 19bis, 19ter, 19quater, 19quinquies en 19sexies, toegevoegd, die luidt als volgt : « Onderafdeling H. - Diensten voor herstelgerichte en constructieve afhandeling

Art. 19bis.Artikel 11, 2°, 3°, 7°, 8°, 9°, 10°, 11°, 14°, 18°, en artikel 11bis, 10°, tweede lid, en 16°, tweede zin, zijn niet van toepassing op de diensten voor herstelgerichte en constructieve afhandeling.

Art. 19ter.De diensten voor herstelgerichte en constructieve afhandeling moeten voldoen aan de volgende bijzondere voorwaarden : 1° elke dienst biedt herstelbemiddeling, herstelgericht groepsoverleg, gemeenschapsdienst en leerprojecten aan;2° de diensten sturen binnen twee maanden na hun aanwijzing een bondig verslag naar hetzij de procureur des Konings, hetzij de jeugdrechtbank en de sociale dienst over de voortgang van de bemiddeling, het herstelgerichte groepsoverleg, de gemeenschapsdienst of het leerproject dat verduidelijkt dat ze ermee van start gegaan zijn, maar dat de bemiddeling, het herstelgerichte groepsoverleg, de gemeenschapsdienst of het leerproject nog niet zijn afgerond.Voor herstelbemiddeling en herstelgericht groepsoverleg wordt de informatie die schade kan berokkenen aan de persoon die ervan verdacht wordt een als misdrijf omschreven feit te hebben gepleegd, of aan het slachtoffer, niet opgenomen; 3° de diensten maken gebruik van een uniform registratiesysteem;4° de diensten organiseren in hun werkgebied een samenwerkingsverband met de actoren die betrokken zijn bij de uitvoering van hun opdracht.

Art. 19quater.Voor de uitvoering van herstelbemiddeling en herstelgericht groepsoverleg moeten de diensten voor herstelgerichte en constructieve afhandeling voldoen aan de volgende aanvullende voorwaarden : 1° de diensten voeren de verplichtingen uit die voortvloeien uit het samenwerkingsakkoord herstelrechtelijk aanbod.De stukken die aan de jeugdrechtbank moeten worden bezorgd, worden eveneens aan de sociale dienst bezorgd; 2° de schriftelijke motivering, vermeld in artikel 11bis, 7°, wordt voor herstelbemiddeling en herstelgericht groepsoverleg begrepen als het bondige verslag, vermeld in artikel 4, 3°, en in artikel 5, § 1, 3°, en § 2, 3°, van het samenwerkingsakkoord herstelrechtelijk aanbod;3° de diensten leggen een dossier aan dat minstens de volgende gegevens en documenten bevat : a) inlichtingen van administratieve aard, met inbegrip van de stukken die ter beschikking gesteld werden door de administratie, de jeugdrechtbank en de sociale dienst, inzonderheid de stukken tot staving van het voorstel tot herstelbemiddeling of herstelgericht groepsoverleg en de documenten die vereist zijn door de bepalingen van dit besluit;b) de gegevens over de toestand van de minderjarige en het gezin waartoe hij behoort en hun mening hierover;c) het bondige verslag, vermeld in artikel 19ter, 2°;d) de door de dienst op te stellen stukken ter uitvoering van het samenwerkingsakkoord herstelrechtelijk aanbod;e) in voorkomend geval de overeenkomst en intentieverklaring;4° de diensten zoeken naar permanente overlegstructuren met de bemiddelingsdiensten voor meerderjarigen;5° de diensten besteden bij het vervullen van de voorwaarden, vermeld in dit besluit, bijzondere aandacht aan de principes van vrijwilligheid, vertrouwelijkheid en onpartijdigheid.

Art. 19quinquies.Bij de uitvoering van gemeenschapsdiensten moeten de diensten voor herstelgerichte en constructieve afhandeling voldoen aan de volgende bijkomende voorwaarden : 1° voor de aanvang van de gemeenschapdienst stellen de diensten een rapport op dat minstens de volgende gegevens bevat : a) de identiteit van de minderjarige;b) het aantal uren gemeenschapsdienst dat werd opgelegd;c) afspraken over de uitvoering van de gemeenschapdienst, rekening houdend met de eventuele beslissingen van de verwijzende instantie. Een kopie van het rapport wordt onverwijld opgestuurd naar de jeugdrechtbank en de sociale dienst; 2° de diensten stellen een verslag op over de uitvoering van de gemeenschapsdienst, en sturen dat verslag naar de jeugdrechtbank en de sociale dienst.Het verslag wordt besproken met de personen die het ouderlijk gezag uitoefenen ten aanzien van de persoon die ervan verdacht wordt een als misdrijf omschreven feit te hebben gepleegd of met de personen die hem in rechte of in feite onder hun bewaring hebben. Die personen worden ertoe uitgenodigd om hun bedenkingen te formuleren, die bij het verslag worden gevoegd; 3° de diensten leggen, in overeenstemming met de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, een dossier aan dat minstens de volgende gegevens en documenten bevat : a) inlichtingen van administratieve aard, met inbegrip van de stukken die ter beschikking gesteld werden door de administratie, de jeugdrechtbank en de sociale dienst, inzonderheid de stukken tot staving van de maatregel en de documenten die vereist zijn door de bepalingen van dit besluit;b) de gegevens over de toestand van de minderjarige en het gezin waartoe hij behoort, en hun mening daarover;c) het rapport, vermeld in 1°;d) het verslag over de uitvoering van de gemeenschapsdienst, vermeld in 2°.

Art. 19sexies.Voor de uitvoering van leerprojecten moeten de diensten voor herstelgerichte en constructieve afhandeling voldoen aan de volgende aanvullende voorwaarden : 1° de diensten stellen voor de aanvang van het leerproject een rapport op dat minstens de volgende gegevens bevat : a) de identiteit van de minderjarige;b) het aantal uren leerproject dat werd opgelegd;c) afspraken over de uitvoering van het leerproject, rekening houdend met de eventuele beslissingen van de verwijzende instantie; Een kopie van het rapport wordt onverwijld opgestuurd naar de jeugdrechtbank en de sociale dienst; 2° de diensten stellen een verslag op over de uitvoering van het leerproject, en sturen dat verslag naar de jeugdrechtbank en de sociale dienst.Het verslag wordt besproken met de personen die het ouderlijk gezag uitoefenen ten aanzien van de persoon die ervan verdacht wordt een als misdrijf omschreven feit te hebben gepleegd, en met de personen die hem in rechte of in feite onder hun bewaring hebben. Die personen worden ertoe uitgenodigd om hun bedenkingen te formuleren, die bij het verslag worden gevoegd; 3° de diensten leggen, in overeenstemming met de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, een dossier aan dat minstens de volgende gegevens en documenten bevat : a) inlichtingen van administratieve aard, met inbegrip van de stukken die ter beschikking gesteld werden door de administratie, de jeugdrechtbank en de sociale dienst, inzonderheid de stukken tot staving van de maatregel en de documenten die vereist zijn door de bepalingen van dit besluit;b) de gegevens over de toestand van de minderjarige en het gezin waartoe hij behoort en hun mening daarover;c) het rapport, vermeld in § 2, 1°;d) het verslag over de uitvoering van het leerproject, vermeld in § 2, 2°;4° elk leerproject bestaat uit een basisprogramma van 20 uur. Uitbreidingen naast dit basisprogramma tot ten hoogste 45 uur zijn alleen mogelijk als de administratie daarvoor goedkeuring verleent. »

Art. 8.Aan hoofdstuk II, afdeling 2, van hetzelfde besluit, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 8 december 2000, wordt een onderafdeling I, bestaande uit artikel 19septies en 19octies, toegevoegd, die luidt als volgt : « Onderafdeling I. - Diensten voor crisishulp aan huis

Art. 19septies.Artikel 11, 2°, 3°, 7°, 8°, 9°, 10°, 11°, 14°, 18° en artikel 11bis, 10°, tweede lid en 16°, tweede zin, zijn niet van toepassing op de diensten voor crisishulp aan huis.

Art. 19octies.De diensten voor crisishulp aan huis moeten voldoen aan de volgende bijzondere voorwaarden : 1° het minimale aantal begeleidingen op jaarbasis is 48;2° de diensten werken overeenkomstig de standaarden 'Crisishulp aan Huis', vermeld in bijlage 7, die bij dit besluit is gevoegd.3° de diensten leggen, in overeenstemming met de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens, een dossier aan dat minstens de volgende gegevens en documenten bevat : a) inlichtingen van administratieve aard, met inbegrip van de stukken die ter beschikking gesteld werden door de administratie, het comité, de jeugdrechtbank en de sociale dienst, inzonderheid de stukken tot staving van de begeleiding en de documenten die vereist zijn door de bepalingen van dit besluit;b) de gegevens over de toestand van de minderjarige en het gezin waartoe hij behoort, en hun mening daarover.»

Art. 9.In artikel 23, 3°, van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° punt d) wordt vervangen door wat volgt : « d) voor de voorzieningen van de categorieën 1 tot en met 6 : het maximumaantal minderjarigen dat de voorziening per afdeling zal opnemen of begeleiden;»; 2° er wordt een punt i) toegevoegd, dat luidt als volgt : « i) voor de voorzieningen van categorie 9 : het aantal begeleidingen dat de voorziening op jaarbasis zal verrichten.»

Art. 10.Aan artikel 24 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 8 december 1998 en 7 april 2000, waarvan de bestaande tekst § 1 zal vormen, wordt een § 2 toegevoegd, die luidt als volgt : « § 2. Per gerechtelijk arrondissement wordt één dienst voor herstelgerichte en constructieve afhandeling erkend en gesubsidieerd.

De Vlaamse minister kan daarvan afwijken vanwege de grootte van het arrondissement of het aantal dossiers. »

Art. 11.In hoofdstuk IV van hetzelfde besluit, vervangen bij besluit van de Vlaamse Regering van 8 december 2000, wordt een afdeling 6bis, bestaande uit artikel 48bis en 48ter, ingevoegd, die luidt als volgt : « Afdeling 6bis. - Forfaitaire subsidiëring

Art. 48bis.De voorzieningen van categorie 8 ontvangen voor het geheel van hun werking een forfaitaire subsidie.

De subsidie van jaar n wordt berekend op basis van het gemiddelde van het aantal te behandelen dossiers, aangemeld in jaar n-3 en jaar n-2.

Minimaal 80 % van het bedrag van de subsidie moet aangewend worden voor personeelskosten.

De subsidie wordt vastgelegd overeenkomstig de tarieven, vermeld in bijlage 6, die bij dit besluit is gevoegd.

Art. 48ter.De voorzieningen van categorie 9 ontvangen voor het geheel van hun werking een forfaitaire subsidie per erkende begeleiding.

Een voorziening van categorie 9 wordt op jaarbasis maximaal gesubsidieerd voor het aantal begeleidingen waarvoor ze is erkend. Als het totale aantal begeleidingen, opgestart tijdens twee opeenvolgende jaren, voor elk van die jaren geen 80 % bereikt van het aantal begeleidingen waarvoor de voorziening is erkend, dan wordt de toegekende forfaitaire subsidie verminderd tot 110 % van het gemiddelde van het aantal begeleidingen in de voorgaande twee jaren.

Minimaal 80 % van het bedrag van de forfaitaire subsidie moet aangewend worden voor personeelskosten.

De forfaitaire subsidie wordt vastgelegd overeenkomstig de tarieven, vermeld in bijlage 6, die bij dit besluit is gevoegd. »

Art. 12.Artikel 66 van hetzelfde besluit, opgeheven bij het besluit van de Vlaamse Regering van 8 december 2000, wordt opnieuw opgenomen in de volgende lezing : «

Art. 66.De diensten voor herstelgerichte en constructieve afhandeling die in 2008 een subsidie hebben ontvangen van de Vlaamse Gemeenschap, ontvangen voor de jaren 2009 en 2010 dezelfde subsidie, vermeerderd met de indexaanpassingen en de sociale programmatie ten gevolge van de VIA-akkoorden. »

Art. 13.Aan hetzelfde besluit wordt een bijlage 6 toegevoegd, die bij dit besluit is gevoegd.

Art. 14.Aan hetzelfde besluit wordt een bijlage 7 toegevoegd, die bij dit besluit is gevoegd.

Art. 15.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2009.

Art. 16.De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 16 januari 2009.

De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, Mevr. V. HEEREN

Bijlage 6 Forfaitaire subsidie voor de voorzieningen categorie 8 en 9 Categorie 8 : Diensten voor herstelgerichte en constructieve afhandeling De voorzieningen van categorie 8 ontvangen voor het geheel van hun werking een forfaitaire subsidie.

De subsidie wordt berekend op basis van de te behandelen dossiers. Dat aantal wordt berekend op basis van het gemiddelde van het aantal te behandelen dossiers, aangemeld in het derde en tweede jaar voorafgaand aan het jaar in kwestie.

Er is sprake van een dossier als voor herstelbemiddeling de minderjarige wordt aangemeld door de procureur des Konings, de jeugdrechter of de jeugdrechtbank. Voor herstelgericht groepsoverleg, gemeenschapsdienst en leerproject is er sprake van een dossier als de minderjarige wordt aangemeld door de jeugdrechter of jeugdrechtbank.

De subsidie voor een voorziening categorie 8 bedraagt jaarlijks 302.620 euro.

De subsidie wordt vermeerderd met een supplement van 5.917 euro voor elk jaar dat de gemiddelde anciënniteit van alle personeelsleden de basisanciënniteit van vijf jaar overschrijdt. De anciënniteit wordt berekend op 1 januari van het betreffende jaar en afgerond op 1 decimaal.

De subsidie wordt vermeerderd met 14.750 euro per aanvullende volle schijf van tien aangemelde dossiers gemeenschapsdienst, te tellen vanaf veertig aangemelde dossiers gemeenschapsdienst, en per aanvullende volle schijf van tien aangemelde dossiers leerproject, te tellen vanaf veertig aangemelde dossiers leerproject. Als het een leerproject van veertig uren betreft, wordt de subsidie vermeerderd met het bovenvermelde bedrag per aanvullende volle schijf van vijf aangemelde dossiers.

Per aanvullende volle schijf van tien aangemelde dossiers herstelbemiddeling wordt de forfaitaire subsidie vermeerderd met 70 % van 14.750 euro, te tellen vanaf veertig aangemelde dossiers herstelbemiddeling.

Per aanvullende volle schijf van vijf aangemelde dossiers herstelgericht groepsoverleg wordt de forfaitaire subsidie vermeerderd met 11.800 euro, te tellen vanaf vijfentwintig aangemelde dossiers herstelgericht groepsoverleg.

De aanvullende schijven worden per aanvullende volle schijf van tien aangemelde dossiers gemeenschapsdienst en leerproject vermeerderd met een supplement van 293 euro voor elk jaar dat de gemiddelde anciënniteit van alle personeelsleden de basisanciënniteit van vijf jaar overschrijdt. De aanvullende schijven worden per aanvullende volle schijf van tien herstelbemiddelingen vermeerderd met 70 % van 293 euro voor elk jaar dat de gemiddelde anciënniteit van alle personeelsleden de basisanciënniteit van vijf jaar overschrijdt.

De aanvullende schijven worden per aanvullende volle schijf van vijf aangemelde dossiers herstelgericht groepsoverleg vermeerderd met 234 euro voor elk jaar dat de gemiddelde anciënniteit van alle personeelsleden de basisanciënniteit van vijf jaar overschrijdt.

De bovenvermelde bedragen zijn gekoppeld aan de spilindex die van kracht was op 1 juni 2008.

Categorie 9 : Diensten voor crisishulp aan huis De forfaitaire subsidie per erkende begeleiding bedraagt 6024 euro voor 2009 en vanaf 2010, 6052 euro.

De forfaitaire subsidie wordt vermeerderd met een supplement van 121 euro voor 2009 en vanaf 2010 met een supplement van 122 euro voor elk jaar dat de gemiddelde anciënniteit van alle personeelsleden de basisanciënniteit van vijf jaar overschrijdt. De anciënniteit wordt berekend op 1 januari van het betreffende jaar en afgerond op 1 decimaal.

De bovenvermelde bedragen zijn gekoppeld aan de spilindex die van kracht was op 1 juni 2008.

Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 januari 2009 tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 13 juli 1994 inzake de erkenningsvoorwaarden en de subsidienormen voor de voorzieningen van de bijzondere jeugdbijstand.

Brussel, 16 januari 2009.

De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, Mevr. V. HEEREN

Bijlage 7 De standaarden crisishulp aan huis Crisishulp aan Huis is een kortdurende, intensieve, ambulante en mobiele vorm van crisishulpverlening voor gezinnen in een perspectiefloze opvoedingssituatie; met als voornaamste doelstelling uithuisplaatsing van een of meer minderjarigen te vermijden en gezinnen opnieuw opvoedingsperspectief te bieden. De crisis, het perspectiefloze karakter en de dreigende breuk met de minderjarige uit het gezin vormen het startpunt van de begeleiding. Het begrip crisishulpverlening sluit niet uit dat gezinssituaties met een chronische problematiek begeleid worden. Ook in gezinnen waaraan al hulp verleend wordt, kan naar aanleiding van een bepaalde gebeurtenis een noodsituatie ontstaan. Crisishulp aan Huis werkt niet alleen plaatsingsvermijdend, maar kan ook interveniëren in de gezinnen die na een periode van uithuisplaatsing van een minderjarige de jongere opnieuw opnemen, mits de nodige intensieve coaching en ondersteuning. 1. Grondwaarden Naast het universele verdrag inzake de rechten van de mens, het internationaal verdrag inzake de rechten van het kind en het decreet betreffende de rechtspositie van de minderjarige in de integrale jeugdhulp zijn er een aantal fundamentele overtuigingen over opvoeding in een gezin en over de draagkracht van het gezinssysteem en van individuele gezinsleden. - Kinderen kunnen het best opgroeien in een gezin. - De veiligheid van de minderjarige in het gezin staat voorop. - Crisis is een uitgelezen mogelijkheid tot verandering. - Alle mensen hebben de mogelijkheid om te veranderen, maar we kunnen nooit voorspellen welke situaties het meest ontvankelijk zijn voor verandering. - Het is onze hoofdopdracht om gezinsleden aan te spreken op hun capaciteiten en die mee te versterken. - We respecteren de normen en waarden van de gezinnen waarmee wij werken. - Crisishulp aan Huis is een fundamenteel emancipatorisch hulpverleningsmodel : flexibele en cliëntgerichte hulpverlening. - Gezinsleden zijn onze medewerkers, en ze doen hun uiterste best. 2. Standaarden voor de structuur van het programma - Urgentie van de problematiek Het gezin of de aanmelder schat in dat (1) de gezinssituatie zo niet verder kan, (2) en dat op die manier een of meer minderjarigen uit het gezin geplaatst dreigen te (willen) worden.Alleen een snelle inschakeling van intensief ambulante hulp kan een uithuisplaatsing nog vermijden. - Werkbaarheid van een begeleiding In de werkbaarheid van een begeleiding staan drie elementen centraal : de dynamiek van een dreigende breuk in het gezin (met andere woorden de noodzaak van een acuut optreden), het akkoord van het gezin, de mogelijkheid van de dienst om een begeleiding op te starten (beschikbare plaats). - Snelheid opstarten begeleiding Gezien de eigenheid van een crisissituatie kan een crisisbegeleiding nooit op een wachtlijst staan en legt een dienst CaH die ook niet aan.

Als er een begeleidingsmogelijkheid is (plaats bij een van de gezinsmedewerkers), start een begeleiding snel op. Binnen 24 uur na de aanmelding is er een eerste contact in het gezin. - Duur Er wordt vooropgesteld dat een crisisbegeleiding 28 dagen duurt. Die periode kan maximaal twee keer met een week verlengd worden als dat beargumenteerd kan worden vanuit de behoefte om de lopende kortdurende hulp af te ronden. Verlenging kan niet gemotiveerd worden vanuit een gebrek aan vervolghulp. - Zorgzame afronding Tegen het einde van de begeleiding krijgt het thema vervolghulp uitdrukkelijk de aandacht. De begeleidingsperiode wordt overlopen met de gezinsleden en de vraag waarop de gezinsmedewerker focust is of er verder nog hulp nodig is en welke hulp vereist is. Gezinsmedewerkers gedragen zich verantwoordelijk in een zorgzame afronding van de geboden hulp. In de eerste plaats zullen zij, samen met het gezin, de verwijzer responsabiliseren om vervolghulp te organiseren. Nazorg kan eventueel op een flexibele manier georganiseerd worden. - Intensiteit Om een crisissituatie het hoofd te bieden, wordt er 'kort op de bal' gespeeld en ligt de intensiteit van het aantal contacturen hoog. Een gezinsmedewerker heeft gemiddeld zes contacturen per week in of met het gezin (voornamelijk rechtstreekse contacten, een klein aandeel telefonische contacten). Daarnaast spenderen gezinsmedewerkers per begeleiding gemiddeld acht uur aan aanvullend overleg (intern en extern). Huisbezoeken worden gepland naargelang van de behoeften van het gezin. Het aantal huisbezoeken en de duur ervan variëren gedurende het verloop van de begeleiding. - Bereikbaarheid voor het gezin De gezinnen kunnen beroep doen op een permanentie, 24 uur op 24, 7 dagen op 7. Deze constante bereikbaarheid van hulp biedt de gezinsleden de zekerheid en de veiligheid om de crisis aan te kunnen en om met nieuw gedrag te experimenteren. Elke oproep geeft niet noodzakelijk aanleiding tot een interventie ter plaatse. De telefonische interventies zijn een belangrijke methodische schakel tussen de geplande huisbezoeken.

De permanentie wordt bij voorkeur opgenomen door de eigen medewerkers van het gezin. In elk geval wordt de permanentie verzekerd door medewerkers die specifiek zijn opgeleid voor crisishulp aan huis. - Beschikbaar hulpaanbod Het gezin en de gezinsmedewerker leggen samen de afspraken voor huisbezoeken en eventueel andere externe overlegmomenten vast.

Crisishulp wil hulp bieden om crisissituaties te doorbreken. Dat betekent dat gezins-medewerkers in principe in het gezin aanwezig zijn op crisismomenten. Aangezien crisis chaotisch en onvatbaar is, vereist dat een flexibele opstelling 3. Standaarden voor de operationalisering van de werking. - Veiligheid is prioritair Crisishulp aan Huis werkt zo veel mogelijk met procedures die de veiligheid van cliënten, gezinsmedewerkers en anderen zo goed mogelijk beschermen. Aangepaste procedures en specifieke training zijn noodzakelijk. - Caseload van twee gezinnen De beperkte caseload maakt het de gezinsmedewerker mogelijk om de noodzakelijke flexibiliteit en intensiteit van de hulpverlening te garanderen. - Een gezinsmedewerker met back-up van een team De gezinsmedewerker werkt telkens alleen in een gezin, maar wordt wel ondersteund door een team. In uitzonderlijke omstandigheden kan een gezinsmedewerker vergezeld worden door een ander teamlid of door een supervisor. - Supervisie Het programma voorziet in maatregelen om de veiligheid van gezinsmedewerkers te ondersteunen. Naast gestructureerde supervisiemomenten is er een systeem van permanente supervisieback-up. 4. Standaarden voor de aard van de interventies - Doelgerichte en planmatige aanpak Crisishulp aan Huis vertoont een duidelijk gefaseerd begeleidingsverloop.De voorspelbaarheid is belangrijk voor alle betrokken partijen. Voor de gezinnen betekent de voorspelbaarheid betrouwbaarheid en dus nieuw vertrouwen in hulpverlening. Aanmelders kennen het traject van de gezinsbegeleiding en weten op voorhand op welke manier en op welke momenten zij betrokken worden bij de begeleiding. Gezinsmedewerkers krijgen een minimum aan bakens die een houvast zijn in een intensieve en vaak onvoorspelbare begeleiding.

De crisisbegeleiding bevat de volgende stappen : aanmeldingsgesprek, eerste huisbezoek, inschattingsperiode die resulteert in een doelstellingenplan, tussentijdse evaluatie en overleg met de aanmelder, inschatting van vervolghulp en afronding van de begeleiding, open eindverslaggeving, eindevaluatie met aanmelder en gezin, voortgangscontrolemoment na zes weken. - Gericht op vaardigheidstraining De gezinsmedewerker geeft aangepaste informatie en leert de gezinsleden vaardigheden die hen de kans geven om hun leven meer in handen te krijgen. De methodiek is gebaseerd op verschillende theoretische modellen (ondermeer cliëntgerichte therapie, systeemtheorie, gedragstherapie, competentiemodellen). - Concrete hulp bieden De begeleiding is concreet (zowel psychosociaal als praktisch van aard), is gerelateerd aan de doelstellingen en is erop gericht om gezinsleden vaardigheden eigen te maken zodat zij zelf verder kunnen. - In de omgeving van het gezin Het gezin wordt begeleid in de eigen leefomgeving. Zo mogelijk wordt de context van het gezin mee betrokken in de begeleiding. De gezinsmedewerker legt voor contacten met het gezin de nodige huisbezoeken af, en werkt samen met andere partners die belangrijk zijn voor het gezin (OCMW, school). 5. Standaarden voor de ruimere opdracht van Crisishulp aan Huis - Vorming Alle medewerkers, supervisoren en coördinatoren van Crisishulp aan Huis volgen een basisopleiding.Een basisopleiding wordt aangevuld met regelmatige trainings- en vormingsmomenten. Een permanente training van veiligheidsprocedures is noodzakelijk. - Intervisie Vlaanderen De diensten Crisishulp aan Huis gaan het engagement aan om samen te werken met CaH-Vlaanderen. - Wetenschappelijk onderzoek Kwaliteitstoetsing en evaluatie zijn inherent verbonden aan Crisishulp aan Huis. In het raam daarvan werken de bestaande diensten intensief mee (voorbereiding, gegevensverzameling geïntegreerd in de begeleiding) aan wetenschappelijk onderzoek. - Registratie Aan de werkvorm Crisishulp aan Huis is een permanente registratie verbonden. Het registratie-instrument is een belangrijk hulpmiddel bij het kritisch bekijken en evalueren van het aanbod en de resultaten van de werkvorm. 6. Standaard in verband met de inbedding in de netwerken crisisjeugdhulp van de Integrale Jeugdhulpverlening Crisishulp aan Huis is een belangrijke partner in de netwerken crisisjeugdhulpverlening.Elke dienst is actief in een regio waar één of meerdere netwerken operationeel zijn. De diensten Crisishulp aan Huis moeten zich, regionaal, engageren in de netwerken crisisjeugdhulp. Dit engagement betekent dat ze met deze netwerken afspraken maken over hun inzet in het netwerk op het vlak van interventie en/of begeleiding. De inzet met betrekking tot interventie bestaat maximum uit het equivalent van 1/6 van het aantal begeleidingen op jaarbasis. De gemaakte afspraken worden geformaliseerd. Deze inzet kan verschillend zijn naargelang de regionale noden.

Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 januari 2009 tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 13 juli 1994 inzake de erkenningsvoorwaarden en de subsidienormen voor de voorzieningen van de bijzondere jeugdbijstand.

Brussel, 16 januari 2009.

De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, Mevr. V. HEEREN

^