Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 16 juli 2010
gepubliceerd op 10 september 2010

Besluit van de Vlaamse Regering tot bepaling van handelingen waarvoor geen stedenbouwkundige vergunning nodig is

bron
vlaamse overheid
numac
2010035645
pub.
10/09/2010
prom.
16/07/2010
ELI
eli/besluit/2010/07/16/2010035645/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

16 JULI 2010. - Besluit van de Vlaamse Regering tot bepaling van handelingen waarvoor geen stedenbouwkundige vergunning nodig is


ADVIES 48.112/1 VAN 4 MEI 2010 VAN DE AFDELING WETGEVING VAN DE RAAD VAN STATE De Raad van State, afdeling Wetgeving, eerste kamer, op 12 april 2010 door de Vlaamse minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport verzocht hem, binnen een termijn van dertig dagen, van advies te dienen over een ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering « tot bepaling van handelingen waarvoor geen stedenbouwkundige vergunning nodig is », heeft het volgende advies gegeven : Met toepassing van artikel 84, § 3, eerste lid, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, heeft de afdeling Wetgeving zich toegespitst op het onderzoek van de bevoegdheid van de steller van de handeling, van de rechtsgrond, alsmede van de vraag of aan de te vervullen vormvereisten is voldaan.

STREKKING EN RECHTSGROND VAN HET ONTWERP 1. Het om advies voorgelegde ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering strekt ertoe de lijst te bepalen van de handelingen met een tijdelijk of occasioneel karakter of met een geringe ruimtelijke impact waarvoor in afwijking van artikel 4.2.1 van de Vlaamse codex ruimtelijke ordening (hierna : de Codex) geen stedenbouwkundige vergunning is vereist. 2.1. Rechtsgrond voor het ontwerp wordt in hoofdzaak geboden door artikel 4.2.3 van de Codex, krachtens welk de Vlaamse Regering de voornoemde lijst bepaalt.

Dat geldt ook voor de opheffing van artikel 3.1, tweede lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 mei 2000Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 05/05/2000 pub. 19/05/2000 numac 2000035477 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Besluit van de Vlaamse regering tot aanwijzing van de werken, handelingen of wijzigingen van algemeen belang en tot regeling van het vooroverleg met de Vlaamse Bouwmeester type besluit van de vlaamse regering prom. 05/05/2000 pub. 19/05/2000 numac 2000035489 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Besluit van de Vlaamse regering tot bepaling van de werken en handelingen die vrijgesteld zijn van het eensluidend advies van de gemachtigde ambtenaar sluiten tot aanwijzing van de handelingen in de zin van artikel 4.1.1, 5°, artikel 4.4.7, § 2, en artikel 4.7.1, § 2, tweede lid, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en tot regeling van het vooroverleg met de Vlaamse bouwmeester (artikel 14.3 van het ontwerp). 2.2. Voor de wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 23 mei 2003Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 23/05/2003 pub. 16/07/2003 numac 2003035762 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Besluit van de Vlaamse regering tot bepaling van de werken en handelingen die vrijgesteld zijn van de medewerking van de architect sluiten tot bepaling van de handelingen die vrijgesteld zijn van de medewerking van de architect (artikel 14.4 van het ontwerp) wordt de rechtsgrond geboden door artikel 4, derde lid, van de wet van 20 februari 1939Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/02/1939 pub. 15/10/1998 numac 1998000328 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet op de bescherming van de titel en van het beroep van architect . - Duitse vertaling sluiten op de bescherming van de titel en van het beroep van de architect.

ONDERZOEK VAN DE TEKST Algemene opmerkingen 1. Bij het ontwerp van besluit, zoals het aan de Raad van State, afdeling Wetgeving, is voorgelegd, is een « nota aan de Vlaamse Regering » gevoegd, waarin wordt verantwoord waarom de in het ontwerp vermelde handelingen, onder de erin bepaalde voorwaarden, vrijgesteld worden van de verplichting tot stedenbouwkundige vergunning.Gelet op het belang van die verantwoording voor de beoordeling van de overeenstemming van de ontworpen regeling met het wettelijk kader (o.m. artikel 4.2.3 van de Codex), verdient het aanbeveling die tekst om te werken tot een verslag aan de Regering, dat samen met het advies van de Raad van State over het ontwerp van besluit en het besluit zelf in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt. 2. Aangezien het om handelingen gaat waarvoor geen voorafgaande machtiging (een vergunning) meer vereist is en de overheid derhalve niet meer voorafgaand de handelingen beoordeelt, is ter wille van de rechtszekerheid vereist dat de regels klaar en duidelijk zijn.De burger dient immers op basis ervan te kunnen oordelen of voor een bepaalde handeling een vergunning nodig is of niet. Vage noties of concepten die ruimte laten voor verschillende beoordelingen en daardoor na het uitvoeren van de handelingen aanleiding kunnen geven tot betwisting, zijn daarbij te vermijden.

In dat verband kan bijvoorbeeld worden gewezen op de in artikel 7.2, 3°, van het ontwerp opgenomen voorwaarde dat « de tijdelijke constructies (...) de verwezenlijking van de algemene bestemming van het gebied niet in het gedrang (brengen) », het in artikel 8.3 van het ontwerp gebezigde begrip « van militair strategisch belang », het in artikel 11.1 gebezigde begrip « kleinschalige technische infrastructuur », het in artikel 12.3 gehanteerde begrip « allerlei technische installaties » en de in artikel 13.2, 1°, opgenomen voorwaarde « van belang zijn voor de kwaliteit van de leefomgeving, een volkskundige, historische of esthetische waarde hebben, als referentie dienen voor de bevolking van een buurt of wijk, of bijdragen tot het gevoelen van een plaatselijke bevolking tot een bepaalde plek te behoren ». Die voorwaarden of begrippen zijn erg vaag en kunnen bijgevolg aanleiding geven tot verschillende beoordelingen. 3. Bij de vermelding van afstanden dient op consequente wijze ofwel een cijfermatige (bijv.« 2 meter ») ofwel een woordelijke (bijv. « twee meter ») voorstelling van getallen te worden gehanteerd. Thans worden beide voorstellingswijzen in het ontwerp door elkaar gebruikt.

Het ontwerp dient waar nodig in dat opzicht te worden aangepast.

Aanhef Men redigere het lid waarin wordt verwezen naar het advies van de Raad van State als volgt : « Gelet op advies 48.112/1 van de Raad van State, gegeven op 4 mei 2010, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973; ».

Artikel 1.2 Artikel 1.2 van het ontwerp bepaalt dat de ontworpen regeling van toepassing is, onverminderd de regelgeving inzake beschermde monumenten, beschermde stads- en dorpsgezichten, landschappen en archeologische sites, waarvoor een apart systeem van toelatingen geldt, en andere van toepassing zijnde wetgeving. Op die wijze wordt enkel bevestigd dat het ontworpen besluit geen afbreuk doet aan de toepassing van andere regelgeving. Ook zonder uitdrukkelijke bevestiging is dat evenwel het geval. Artikel 1.2 is bijgevolg een niet-normatieve en overbodige bepaling die uit het ontwerp dient te worden weggelaten. Indien de stellers van het ontwerp het nuttig achten de verhouding tussen het ontwerp en andere regelgeving nader toe te lichten, lijkt dit meer op zijn plaats in een verslag aan de Regering, waarvan het opstellen overigens hiervoor wordt aanbevolen.

Artikel 5.1 In artikel 5.1, 5°, d), 2), van het ontwerp dient te worden verduidelijkt wat wordt verstaan onder « Ramsargebieden » (1).

Artikel 14.2 1. In artikel 14.2, 1° en 2°, van het ontwerp dient ook melding te worden gemaakt van het wijzigende besluit van de Vlaamse Regering van 26 april 2002Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 26/04/2002 pub. 20/06/2002 numac 2002035814 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 14 april 2000 tot bepaling van de vergunningsplichtige functiewijzigingen en van de werken, handelingen en wijzigingen waarvoor geen stedenbouwkundige vergunning nodig is sluiten. 2. In artikel 14.2, 3°, dient te worden geschreven « ..., vervangen bij besluit van de Vlaamse Regering van 1 september 2006Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 01/09/2006 pub. 31/10/2006 numac 2006036775 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 april 2000 tot bepaling van de vergunningsplichtige functiewijzigingen en van de werken, handelingen en wijzigingen waarvoor geen stedenbouwkundige vergunning nodig is sluiten; ». 3. Artikel 14.2, 4°, strekt tot het opheffen van artikel 5 van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 april 2000Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 14/04/2000 pub. 18/05/2000 numac 2000035455 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Besluit van de Vlaamse regering tot bepaling van de vergunningsplichtige functiewijzigingen en van de werken, handelingen en wijzigingen waarvoor geen stedenbouwkundige vergunning nodig is sluiten. Het voornoemde artikel 5 is evenwel een opheffingsbepaling die, sinds de inwerkingtreding ervan, is uitgewerkt. Het is derhalve niet zinvol om dergelijke opheffingsbepaling op te heffen. Artikel 14.2, 4°, moet om die reden vervallen.

Artikel 14.4 In artikel 14.4 van het ontwerp dient het woord « toegevoegd » te worden vervangen door het woord « vernummerd ».

De kamer was samengesteld uit : de heren : M. Van Damme, kamervoorzitter;

J. Baert, J. Smets, staatsraden;

M. Tison, L. Denys, assessoren van de afdeling Wetgeving;

Mevr. A. Beckers, griffier.

Het verslag werd uitgebracht door de heer P. T'Kindt, adjunct-auditeur.

De griffier, A. BECKERS De voorzitter, M. VAN DAMME _______ Nota (1) Dat begrip komt ook voor in artikel 7.4, 3°, b), van het ontwerp.

16 JULI 2010. - Besluit van de Vlaamse Regering tot bepaling van handelingen waarvoor geen stedenbouwkundige vergunning nodig is De Vlaamse Regering, Gelet op de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, artikel 4.2.3;

Gelet op de wet van 20 februari 1939Relevante gevonden documenten type wet prom. 20/02/1939 pub. 15/10/1998 numac 1998000328 bron ministerie van binnenlandse zaken Wet op de bescherming van de titel en van het beroep van architect . - Duitse vertaling sluiten op de bescherming van de titel en van het beroep van de architect, artikel 4, derde lid;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 14 april 2000Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 14/04/2000 pub. 18/05/2000 numac 2000035455 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Besluit van de Vlaamse regering tot bepaling van de vergunningsplichtige functiewijzigingen en van de werken, handelingen en wijzigingen waarvoor geen stedenbouwkundige vergunning nodig is sluiten tot bepaling van de vergunningsplichtige functiewijzigingen en van de werken, handelingen en wijzigingen waarvoor geen stedenbouwkundige vergunning nodig is;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 5 mei 2000Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 05/05/2000 pub. 19/05/2000 numac 2000035477 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Besluit van de Vlaamse regering tot aanwijzing van de werken, handelingen of wijzigingen van algemeen belang en tot regeling van het vooroverleg met de Vlaamse Bouwmeester type besluit van de vlaamse regering prom. 05/05/2000 pub. 19/05/2000 numac 2000035489 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Besluit van de Vlaamse regering tot bepaling van de werken en handelingen die vrijgesteld zijn van het eensluidend advies van de gemachtigde ambtenaar sluiten tot aanwijzing van de handelingen in de zin van artikel 4.1.1, 5°, artikel 4.4.7, § 2, en artikel 4.7.1, § 2, tweede lid, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en tot regeling van het vooroverleg met de Vlaamse bouwmeester;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 23 mei 2003Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 23/05/2003 pub. 16/07/2003 numac 2003035762 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Besluit van de Vlaamse regering tot bepaling van de werken en handelingen die vrijgesteld zijn van de medewerking van de architect sluiten tot bepaling van de handelingen die vrijgesteld zijn van de medewerking van de architect;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 31 maart 2010;

Gelet op advies 48.112/1 van de Raad van State, gegeven op 4 mei 2010, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen Artikel 1.1. In dit besluit wordt verstaan onder : 1° achtergevel : gevel die geen voorgevel of zijgevel is;2° achtertuin : tuingedeelte van het goed dat geen voortuin of zijtuin is;3° agrarisch gebied in de ruime zin : elk gebied, hoofdzakelijk bestemd voor de landbouw, ook als het onderworpen is aan bijzondere voorwaarden;4° het goed : het kadastrale perceel of de kadastrale percelen waarop de handelingen betrekking hebben, of, voor de percelen zonder kadastraal nummer, de grond of de gronden waarop de handelingen betrekking hebben;5° industriegebied in de ruime zin : elk gebied, bestemd voor industrie en ambacht, ook als het onderworpen is aan bijzondere voorwaarden;6° niet-overdekte constructies : constructies zonder bouwvolume waarvan de hoogte beperkt is tot 1,5 meter boven het maaiveld;7° openbaar domein : de openbare wegen, de spoorwegen, de bevaarbare rivieren en de kanalen dienstig voor de scheepvaart of een ander gebruik van openbaar nut, met telkens hun aanhorigheden, de openbare parken en pleinen, de zeestranden en duinen;8° open afsluiting : afsluiting in draad of draadgaas;9° Ramsargebied : een gebied dat aangewezen is krachtens de overeenkomst inzake watergebieden die van internationale betekenis zijn, opgemaakt in Ramsar op 2 februari 1971;10° schuilhok : een eenvoudige constructie, waarin een of meer weidedieren tijdelijk kunnen verblijven.Schuilhokken zijn geenszins uitgerust zoals stallen, die bestemd zijn om dieren permanent te huisvesten; 11° voorgevel : elke gevel gericht op de voorliggende weg, met uitzondering van garagewegen of voetwegen;12° voorgevellijn : de lijn die gevormd wordt door de voorgevel of voorgevels door te trekken tot op de zijgrenzen van het goed;13° voortuin : gedeelte van het goed dat voor de voorgevellijn van het hoofdgebouw ligt;14° woongebied in de ruime zin : elk gebied, bestemd voor de oprichting van residentiële woningen, ook als het onderworpen is aan bijzondere voorwaarden;15° zijgevel : gevel aan de zijkant van het hoofdgebouw;16° zijtuin : gedeelte van het goed dat ter hoogte van een zijgevel ligt. Art. 1.2. De bepalingen van dit besluit zijn van toepassing, onverminderd andere regelgeving, inzonderheid de regelgeving inzake beschermde monumenten, beschermde stads- en dorpsgezichten, landschappen en archeologische sites, waarvoor een apart systeem van toelatingen geldt.

Art. 1.3. De bepalingen van dit besluit zijn van toepassing, voor zover deze handelingen niet strijdig zijn met de voorschriften van stedenbouwkundige verordeningen, of met de uitdrukkelijke voorwaarden van stedenbouwkundige vergunningen.

Art. 1.4. De bepalingen van dit besluit zijn van toepassing, voor zover deze handelingen niet strijdig zijn met de voorschriften van gemeentelijke ruimtelijke uitvoeringsplannen, algemene plannen van aanleg, bijzondere plannen van aanleg of verkavelingsvergunningen die niet opgenomen zijn in de gemeentelijke lijst, opgemaakt in toepassing van artikel 4.4.1, § 3 van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening. HOOFDSTUK 2. - Handelingen in, aan en bij woningen Art. 2.1. Een stedenbouwkundige vergunning is niet nodig voor de volgende handelingen : 1° gebruikelijke ondergrondse constructies als ze niet voor de rooilijn of in een achteruitbouwstrook liggen;2° handelingen zonder stabiliteitswerken en zonder wijziging van het fysiek bouwvolume aan zijgevels, achtergevels en daken;3° zonnepanelen of zonneboilers op een plat dak, tot maximaal 1 meter boven de dakrand, en zonnepanelen of zonneboilers die geïntegreerd zijn in het hellende dakvlak;4° binnenverbouwingen zonder stabiliteitswerken;5° afsluitingen tot een hoogte van twee meter in de zijtuin en achtertuin;6° open afsluitingen tot een hoogte van twee meter in de voortuin;7° gesloten afsluitingen tot een hoogte van 1 meter in de voortuin;8° niet-overdekte constructies tot maximaal 80 vierkante meter per goed, met inbegrip van alle bestaande niet-overdekte constructies, in zijtuin en achtertuin, tot op 1 meter van de perceelsgrenzen;9° de strikt noodzakelijke toegangen tot en opritten naar het gebouw of de gebouwen;10° de plaatsing van allerhande kleine tuinconstructies zoals tuinornamenten, brievenbussen, barbecues en speeltoestellen;11° van het hoofdgebouw vrijstaande niet voor verblijf bestemde bijgebouwen, met inbegrip van carports, in de zijtuin tot op 3 meter van de perceelsgrenzen of in de achtertuin tot op 1 meter van de perceelsgrenzen.De vrijstaande bijgebouwen kunnen in de achtertuin ook op of tegen de perceelsgrens geplaatst worden als ze tegen een bestaande scheidingsmuur opgericht worden en als de bestaande scheidingsmuur niet gewijzigd wordt. De totale oppervlakte blijft beperkt tot maximaal 40 vierkante meter per goed, met inbegrip van alle bestaande vrijstaande bijgebouwen. De hoogte is beperkt tot 3 meter; 12° het opslaan van allerhande bij de woning horende materialen en materieel met een totaal maximaal volume van 10 kubieke meter, niet zichtbaar vanaf de openbare weg;13° het plaatsen van één verplaatsbare inrichting die voor bewoning kan worden gebruikt, zoals één woonwagen, kampeerwagen of tent, niet zichtbaar vanaf de openbare weg, zonder er effectief te wonen. Art. 2.2. De vrijstelling, vermeld in artikel 2.1, geldt alleen als de handelingen voldoen aan al de volgende voorwaarden : 1° ze worden volledig uitgevoerd binnen een straal van 30 meter van een hoofdzakelijk vergunde of vergund geachte woning;2° er wordt geen vergunningsplichtige functiewijziging doorgevoerd;3° het aantal woongelegenheden blijft ongewijzigd;4° de handelingen zijn niet gesitueerd in een oeverzone, afgebakend in een bekkenbeheersplan of deelbekkenbeheersplan, noch in de 5 meter brede strook, te rekenen vanaf de bovenste rand van het talud van ingedeelde onbevaarbare en bevaarbare waterlopen;5° de handelingen, vermeld in art.2.1, 8°, 11°, 12° en 13° zijn niet gesitueerd in ruimtelijk kwetsbaar gebied. HOOFDSTUK 3. - Handelingen in, aan en bij andere gebouwen dan woningen Art. 3.1. Een stedenbouwkundige vergunning is niet nodig voor de volgende handelingen : 1° gebruikelijke ondergrondse constructies als ze niet voor de rooilijn of in een achteruitbouwstrook liggen;2° handelingen zonder stabiliteitswerken en zonder wijziging van het fysiek bouwvolume aan zijgevels, achtergevels en daken;3° zonnepanelen of zonneboilers op een plat dak, tot maximaal 1 meter boven de dakrand, en zonnepanelen of zonneboilers die geïntegreerd zijn in het hellende dakvlak;4° binnenverbouwingen zonder stabiliteitswerken;5° afsluitingen tot een hoogte van twee meter in de zijtuin en achtertuin;6° open afsluitingen tot een hoogte van twee meter in de voortuin;7° gesloten afsluitingen tot een hoogte van 1 meter in de voortuin;8° de strikt noodzakelijke toegangen tot en opritten naar het gebouw of de gebouwen;9° de plaatsing van seizoensgebonden, niet-overdekte terrassen bij horecazaken. Art. 3.2. De vrijstelling, vermeld in artikel 3.1, geldt enkel als de handelingen voldoen aan de volgende voorwaarden : 1° ze worden volledig uitgevoerd binnen een straal van 30 meter van een hoofdzakelijk vergund of vergund geacht gebouw;2° er wordt geen vergunningsplichtige functiewijziging uitgevoerd;3° de handelingen vermeld in art.3.1, 1°, 5°, 6°, 7° en 8° zijn niet gesitueerd in een oeverzone, afgebakend in een bekkenbeheersplan of deelbekkenbeheersplan, noch in de 5 meter brede strook, te rekenen vanaf de bovenste rand van het talud van ingedeelde onbevaarbare en bevaarbare waterlopen. HOOFDSTUK 4. - Handelingen in industriegebied Art. 4.1. Een stedenbouwkundige vergunning is niet nodig voor de plaatsing, in industriegebied in de ruime zin, van installaties en andere constructies dan gebouwen, op voorwaarde dat aan al de volgende voorwaarden voldaan is : 1° ze staan in functie van de industriële of ambachtelijke bedrijvigheid;2° ze worden opgericht binnen een straal van 30 meter van een hoofdzakelijk vergund of vergund geacht gebouw;3° ze liggen op minstens 3 meter van de zijdelingse en achterste perceelsgrenzen;4° ze zijn niet hoger dan 10 meter;5° ze liggen niet voor de rooilijn;6° voor de inrichting, met inbegrip van de installaties of constructies, is een milieuvergunning klasse I of II verleend. Art. 4.2. De vrijstelling, vermeld in artikel 4.1, geldt alleen als de handelingen voldoen aan al de volgende voorwaarden : 1° ze zijn niet gesitueerd in een oeverzone, afgebakend in een bekkenbeheersplan of deelbekkenbeheersplan, noch in de 5 meter brede strook, te rekenen vanaf de bovenste rand van het talud van ingedeelde onbevaarbare en bevaarbare waterlopen.2° ze gaan niet gepaard met een ontbossing, inname of aantasting van bufferzones;3° ze zijn niet gesitueerd in zones voor ecologische infrastructuur, aangeduid op een bestemmingsplan. HOOFDSTUK 5. - Handelingen in agrarisch gebied

Art. 5.Een stedenbouwkundige vergunning is niet nodig voor de plaatsing van de volgende zaken als ze in agrarisch gebied in de ruime zin liggen : 1° constructies met een maximumhoogte van 3,5 meter, als ze dienen voor de teelt of bescherming van landbouwgewassen en na de oogst worden verwijderd;2° open afsluitingen met een maximale hoogte van 2 meter;3° een schuilhok voor weidedieren.Het schuilhok heeft houten wanden, een oppervlakte van ten hoogste 20 vierkante meter, een hoogte van maximaal 3 meter en minstens één volledig open zijde; 4° een krengenhuisje;5° het draineren van een goed voor landbouw- of bodembeheerdoeleinden door de aanleg van een geheel van ondergrondse zuig- en/of moerleidingen, omhullingsmaterialen en eindbuizen en van een geheel van boven- en/of ondergrondse uitmondingsvoorzieningen, controleputten en hulpstukken, mits aan alle van de volgende vereisten voldaan is : a) de bovengrondse zichtbare voorzieningen hebben maximale afmetingen van 1 meter x 1 meter en liggen gelijk met het maaiveld of met het talud van de ontvangende waterloop;b) de drainagewerken worden niet uitgevoerd in de volgende gebieden of zones : 1) Speciale Beschermingszones;2) de Ramsargebieden;3) Ruimtelijk kwetsbare gebieden of een overstromingsgebied, of op minder dan 50 meter van deze gebieden;c) voor de drainagewerken is geen milieueffectrapport vereist;6° de strikt noodzakelijke toegangen tot en opritten naar de agrarische bedrijfsgebouwen, inclusief de bedrijfswoning;7° bijenstallen of bijenkorven. HOOFDSTUK 6. - Groen Art. 6.1. Een stedenbouwkundige vergunning is niet nodig voor : 1° het vellen van hoogstammige bomen, op voorwaarde dat aan al de volgende vereisten voldaan is : a) ze maken geen deel uit van een bos;b) ze liggen in een woongebied in de ruime zin, in een agrarisch gebied in de ruime zin of in een industriegebied in de ruime zin, en niet in een woonparkgebied;c) ze liggen binnen een straal van maximaal 15 meter rondom de vergunde woning, de vergunde landbouwbedrijfswoning of landbouwbedrijfsgebouwen of de vergunde bedrijfswoning of bedrijfsgebouwen;2° het vellen van alleenstaande hoogstammige bomen of van enkele bomen in lijnverband omwille van acuut gevaar en na voorafgaande schriftelijke instemming van het agentschap voor Natuur en Bos;3° het vellen van hoogstammige bomen, gelegen op terreinen waarvoor een door de bevoegde overheid of bevoegde administratie(s) goedgekeurd beheersplan of beheersvisie bestaat op basis van de milieu- en natuurwetgeving, als het vellen van de hoogstammige bomen als activiteit in dat beheersplan of beheersvisie is opgenomen. Art. 6.2. Een stedenbouwkundige vergunning is niet nodig voor de handelingen, die opgenomen zijn in een goedgekeurd beheersplan op basis van het Bosdecreet van 13 juni 1990 of het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu, of in een goedgekeurd natuurinrichtingsproject, of in een goedgekeurd inrichtingsplan in het kader van een landinrichtingsproject, of in een van openbaar nut verklaarde ruilverkaveling voor zover ze niet gepaard gaan met de oprichting van constructies groter dan 40 vierkante meter en voor zover ze niet gepaard gaan met een ontbossing. HOOFDSTUK 7. - Tijdelijke handelingen Art. 7.1. Een stedenbouwkundige vergunning is niet nodig voor tijdelijke handelingen nodig voor de uitvoering van vergunde werken, als die handelingen plaatsvinden binnen de werkstrook die afgebakend is in de stedenbouwkundige vergunning.

Art. 7.2. Een stedenbouwkundige vergunning is niet nodig voor de plaatsing van tijdelijke constructies, met uitzondering van publiciteitsinrichtingen, op voorwaarde dat aan de volgende voorwaarden voldaan is : 1° een maximale duur van 90 dagen per jaar wordt niet overschreden;2° de plaatsing gebeurt niet in een ruimtelijk kwetsbaar gebied;3° de tijdelijke constructies brengen de verwezenlijking van de algemene bestemming van het gebied niet in het gedrang. Art. 7.3. Een stedenbouwkundige vergunning is niet nodig voor een tijdelijke gebruikswijziging van een bestaand, hoofdzakelijk vergund of vergund geacht gebouw, als dit een maximale duur van 90 dagen per jaar niet overschrijdt Art. 7.4. Een stedenbouwkundige vergunning is niet nodig voor tijdelijke reliëfwijzigingen voor de organisatie van sportmanifestaties, als : 1° die maximaal driemaal per jaar worden georganiseerd;2° die worden georganiseerd in recreatiegebied in de ruime zin, industriegebied in de ruime zin, gebied voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen of agrarisch gebied in de ruime zin;3° die niet worden georganiseerd : a) in Speciale Beschermingszones;b) in de Ramsargebieden;c) in de als beschermd aangeduide duingebieden of als voor het duingebied belangrijke landbouwgebieden;d) in de beschermde landschappen;e) in ruimtelijk kwetsbare gebieden;4° het reliëf wordt hersteld in zijn oorspronkelijke staat binnen 10 dagen na de aanvang van de werken. HOOFDSTUK 8. - Wijzigingen van al ingerichte terreinen Art. 8.1. Een stedenbouwkundige vergunning is niet nodig voor de herinrichting van de volgende terreinen, als er geen gebouwen opgericht worden en als de herinrichting eigen is aan de functie van het terrein : 1° openbare begraafplaatsen, 2° openbare parken, openbare groenzones en publiek toegankelijke dierentuinen;3° al dan niet openbare terreinen voor recreatie;4° openbaar spoorwegdomein, als het aantal sporen niet vermeerderd wordt;5° sportterreinen;6° terreinen voor waterzuivering, met inbegrip van de installaties;7° terreinen met installaties voor de productie, het transport en de distributie van drinkwater, elektriciteit of aardgas;8° luchthavens als de start- of landingsbaan niet gewijzigd wordt. Art. 8.2. De vrijstelling, vermeld in artikel 8.1, geldt alleen als de handelingen voldoen aan de volgende voorwaarden : 1° de bestaande terreinen, gebouwen, constructies en verhardingen zijn hoofdzakelijk vergund of vergund geacht;2° het terrein wordt niet uitgebreid en de bestaande bufferzones blijven behouden;3° er wordt geen vergunningsplichtige functiewijziging uitgevoerd;4° de handelingen zijn niet gesitueerd in een oeverzone, afgebakend in een bekkenbeheersplan of deelbekkenbeheersplan, noch in de 5 meter brede strook, te rekenen vanaf de bovenste rand van het talud van ingedeelde onbevaarbare en bevaarbare waterlopen;5° de handelingen zijn niet gesitueerd in ruimtelijk kwetsbaar gebied;6° de handelingen gaan niet gepaard met een ontbossing, een aanmerkelijke reliëfwijziging of een wijziging van waterlichamen;7° het project komt niet voor op bijlage I en II van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 10/12/2004 pub. 17/02/2005 numac 2005035170 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Besluit van de Vlaamse Regering houdende vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage sluiten houdende vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage;8° er is geen milieuvergunning klasse I of II vereist. Art. 8.3. Een stedenbouwkundige vergunning is niet nodig voor het optrekken van installaties en gebouwen van militair strategisch belang in gebieden die op de plannen van aanleg of op de uitvoeringsplannen aangegeven zijn als militair domein. HOOFDSTUK 9. - Publiciteit

Art. 9.Een stedenbouwkundige vergunning is niet nodig voor de plaatsing van de volgende publiciteitsinrichtingen of uithangborden : 1° de bevestiging aan een vergund gebouw van niet-lichtgevende uithangborden, met een totale oppervlakte van maximaal 4 vierkante meter;2° publiciteitsinrichtingen, aangebracht op nutsvoorzieningen die behoren tot het openbaar domein, geplaatst in opdracht van een overheid, op voorwaarde dat de reclame maximaal de helft van de oppervlakte of tijd inneemt;3° publiciteitsinrichtingen die voortvloeien uit wettelijke of reglementaire bepalingen;4° publiciteitsinrichtingen die alleen informatie van de overheid bevatten of die deel uitmaken van sensibiliseringscampagnes van de overheid;5° door de overheid beschikbaar gestelde dragers met het oog op socioculturele en politieke affichage;6° verkiezingspubliciteit voor een verkiezing van het Europees, Federaal of Vlaams Parlement, of voor provincie-, gemeente- of districtsraadsverkiezingen;7° publiciteitsinrichtingen, aangebracht op een onroerend goed, waarbij wordt bekendgemaakt dat dit goed te koop of te huur is, op voorwaarde dat de totale maximale oppervlakte niet meer bedraagt dan 4 vierkante meter en dat de publiciteitsinrichting ten laatste 14 dagen na de verhuring of verkoping wordt verwijderd. HOOFDSTUK 1 0. - Openbaar domein

Art. 10.Een stedenbouwkundige vergunning is niet nodig voor de uitvoering van de volgende handelingen op openbaar domein of op een terrein dat na de handelingen tot het openbaar domein zal behoren : 1° de aanleg of wijziging van verhardingen waarvan de oppervlakte 150 vierkante meter of minder bedraagt, met een reliëfwijziging van minder dan 50 cm;2° het aanbrengen van een andere verharding met een maximale uitbreiding van 150 vierkante meter.De vrijstelling geldt niet als de bestaande weg een aardeweg, grindweg, steengruisweg of kasseiweg is; 3° de aanleg van verhoogde kruispunten, verkeersdrempels en andere verkeersremmende ingrepen binnen de bestaande verhardingsbreedte;4° gebruikelijke ondergrondse constructies en aansluitingen;5° gebruikelijke aanhorigheden;6° technische installaties van algemeen belang;7° de ondergrondse aanhoging of uitdieping van waterlichamen of de versteviging van oevers, voor zover deze niet gelegen zijn in een ruimtelijk kwetsbaar gebied en het project niet voor komt op bijlage I en II van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 10/12/2004 pub. 17/02/2005 numac 2005035170 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Besluit van de Vlaamse Regering houdende vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage sluiten houdende vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage;8° waterbeheersingswerkzaamheden die niet zonder acuut gevaar of schade kunnen worden uitgesteld, zoals het doorbreken van waterkeringen bij rechtstreeks overstromingsgevaar;9° strand- en duinophogingen, strand- en duinverbredingen, het slopen van niet meer gebruikte strandhoofden;10° de plaatsing van seizoensgebonden, niet-overdekte terrassen bij horecazaken;11° kleinschalige faunavoorzieningen langs wegen, spoorwegen en waterlopen. HOOFDSTUK 1 1. - Algemeen belang Art. 11.1. Een stedenbouwkundige vergunning is niet nodig voor door de overheid of in opdracht van de overheid geplaatste kleinschalige technische infrastructuur, om gegevens over gezondheids-, milieu- of veiligheidsaspecten te verzamelen of bekend te maken.

Art. 11.2. Een stedenbouwkundige vergunning is niet nodig voor door de overheid of in opdracht van de overheid geplaatste standbeelden, gedenktekens en andere artistieke werken. Een stedenbouwkundige vergunning is ook niet nodig voor de plaatsing of verbouwing van alleenstaande veldkapelletjes of andere gebruikelijke uitingen van volksdevotie met een maximale oppervlakte van 6 vierkante meter en een maximale hoogte van 6 meter.

Art. 11.3. Een stedenbouwkundige vergunning is niet nodig voor archeologische opgravingen, vergund met toepassing van artikel 6, § 1, van het decreet van 30 juni 1993 houdende bescherming van het archeologisch patrimonium, als binnen twee jaar na de start van de opgravingen het terrein hersteld wordt in zijn oorspronkelijke staat, of een aanvang genomen wordt met vergunde handelingen.

Art. 11.4. Een stedenbouwkundige vergunning is niet nodig voor afsluitingen met een maximumhoogte van 3 meter, die bestaan uit hekwerken, palen of draad, opgericht ter afsluiting van gebouwen, terreinen of constructies van algemeen belang.

Art. 11.5. Een stedenbouwkundige vergunning is niet nodig voor : 1° het op dezelfde plaats geheel of gedeeltelijk vervangen van een bestaande vergunde pyloon of mast door een nieuwe pyloon of mast die even hoog is of lager, en die er kennelijk hetzelfde uitziet als de bestaande pyloon of mast;2° het op dezelfde plaats geheel of gedeeltelijk vervangen van een bestaande vergunde windmolen voor de productie van elektriciteit door een nieuwe windmolen die even hoog is of lager, en met wieken die even lang zijn of korter, en die er kennelijk hetzelfde uitziet als de bestaande windmolen;3° het op dezelfde plaats geheel of gedeeltelijk vervangen van een bestaande technische installatie met een maximaal volume van 30 kubieke meter door een nieuwe technische installatie met hetzelfde of een kleiner omschreven volume. Art. 11.6. Een stedenbouwkundige vergunning is niet nodig voor handelingen aan of met betrekking tot een bestaande hoogspanningslijn als de dragende structuur ongewijzigd blijft, onverminderd de toepassing van artikel 11.5.

Art. 11.7. Een stedenbouwkundige vergunning is niet nodig voor de aanleg van de strikt noodzakelijke toegangen tot en opritten naar installaties van algemeen belang.

Art. 11.8. Een stedenbouwkundige vergunning is niet nodig voor de volgende handelingen die betrekking hebben op de bodemsanering, als ze opgenomen zijn in een conform verklaard bodemsaneringsproject en als er geen verhardingen worden aangelegd : 1° het plaatsen, veranderen of verwijderen van ondergrondse constructies of installaties;2° het verwijderen en aanvullen van grond tot op de hoogte van het oorspronkelijke maaiveld;3° het gedurende een periode van minder dan 6 maanden plaatsen van bovengrondse constructies of installaties. Art. 11.9. De vrijstelling, vermeld in artikel 11.1, tot en met artikel 11.8. geldt enkel voor zover deze handelingen niet niet voor komen op bijlage I en II van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 10/12/2004 pub. 17/02/2005 numac 2005035170 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Besluit van de Vlaamse Regering houdende vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage sluiten houdende vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage. HOOFDSTUK 1 2. - Telecommunicatie Art. 12.1 Een stedenbouwkundige vergunning is niet nodig voor de volgende handelingen met betrekking tot zend- en ontvangstinstallaties voor telecommunicatie : 1° de plaatsing van de volledige installatie, binnen in bestaande gebouwen of constructies.In voorkomend geval wordt de zend- en ontvangstinstallatie geplaatst achter materialen die er hetzelfde uitzien als de bestaande materialen, maar die radiogolven doorlaten; 2° de plaatsing van een antenne aan de buitenkant van bestaande gebouwen, in de kleur van de gevel, of in een neutrale, onopvallende kleur, op voorwaarde dat de bijbehorende technische installatie wordt aangebracht in het gebouw, ondergronds of op een plat dak overeenkomstig artikel 12.3.; 3 de plaatsing van een installatie op een bestaand gebouw gelegen in een industriegebied in de ruime zin. De totale hoogte van de dragende structuur bedraagt maximaal 5 meter boven het gebouw. De bijbehorende technische installatie wordt ondergebracht in het gebouw, ondergronds of op het dak; 4° de plaatsing van een installatie op een bestaande vergunde pyloon of mast op voorwaarde dat de hoogte niet toeneemt en de bijbehorende technische installatie ondergronds geplaatst wordt of onmiddellijk aansluit bij de pyloon of mast;5° de plaatsing van een installatie aan een bestaande vergunde hoogspanningspyloon, op voorwaarde dat de hoogte met maximaal vijf meter toeneemt en de bijbehorende technische installatie ondergronds geplaatst wordt of onmiddellijk aansluit bij de pyloon;6° de plaatsing van installaties op bestaande verlichtingspalen, met inbegrip van de vervanging ervan, op openbaar domein, op voorwaarde dat de installatie niet meer dan vijf meter boven de verlichtingsarmatuur of boven de bestaande infrastructuur uitsteekt;7° de plaatsing van installaties en constructies ter verzekering van de stabiliteit en veiligheid bij bestaande installaties. Art. 12.2. Een stedenbouwkundige vergunning is niet nodig voor de plaatsing van de volgende schotelantennes : 1° een schotelantenne met een maximale diameter van 80 centimeter, geplaatst op hellende daken achter de dakrand of tegen de achtergevel van gebouwen, in de kleur van de gevel of in een neutrale, onopvallende kleur;2° een schotelantenne met een maximale diameter van 120 centimeter, geplaatst op een plat dak, op voorwaarde dat de hoogte beperkt blijft tot 150 centimeter;3° een schotelantenne met een maximale diameter van 120 centimeter, in de achtertuin, op voorwaarde dat de hoogte beperkt blijft tot 150 centimeter. Art. 12.3. Een stedenbouwkundige vergunning is niet nodig voor de plaatsing op platte daken van allerlei technische installaties, die geen gebouwen of delen van gebouwen zijn, met een maximale hoogte van drie meter, op voorwaarde dat de hoogte van de technische installatie op elk punt kleiner is dan de afstand tot de dakrand. HOOFDSTUK 1 3. - Afbraak Art. 13.1. Een stedenbouwkundige vergunning is niet nodig voor het slopen of verwijderen van installaties of constructies die vallen onder de bepalingen van dit besluit.

Art. 13.2. Een stedenbouwkundige vergunning is niet nodig voor de volledige afbraak van vrijstaande bouwwerken of constructies, op voorwaarde dat aan al de volgende vereisten voldaan is : 1° het betreft geen kleine elementen en constructies, geïsoleerd of deel uitmakend van een geheel, die van belang zijn voor de kwaliteit van de leefomgeving, een volkskundige, historische of esthetische waarde hebben, als referentie dienen voor de bevolking van een buurt of wijk, of bijdragen tot het gevoel van een plaatselijke bevolking tot een bepaalde plek te behoren, zoals fonteinen, kiosken, pompen, putten, kruisen, calvaries, veldkapellen, standbeelden, wegwijzers, schandpalen, grenspalen, mijlpalen, lantaarnpalen, uurwerken, klokkenspelen, zonnewijzers, hekkens, omheiningsmuren, luifels, graven, herkenningstekens van merkwaardige gebeurtenissen uit het verleden, balies, straatmeubilair, waterkunstwerkjes, bakhuizen, houtskeletbouw, koetshuizen, oranjerieën, priëlen, ijskelders;2° het betreft geen gebouwen of constructies die opgenomen zijn in de inventaris van het bouwkundig erfgoed, opgesteld met toepassing van artikel 12/1 van het decreet van 3 maart 1976 tot bescherming van monumenten, stads- en dorpsgezichten;3° de grondoppervlakte bedraagt minder dan 100 vierkante meter. HOOFDSTUK 1 4. - Wijzigingsbepalingen Art. 14.1. In het opschrift van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 april 2000Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 14/04/2000 pub. 18/05/2000 numac 2000035455 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Besluit van de Vlaamse regering tot bepaling van de vergunningsplichtige functiewijzigingen en van de werken, handelingen en wijzigingen waarvoor geen stedenbouwkundige vergunning nodig is sluiten tot bepaling van de vergunningsplichtige functiewijzigingen en van de werken, handelingen en wijzigingen waarvoor geen stedenbouwkundige vergunning nodig is, worden de woorden « en van de werken, handelingen en wijzigingen waarvoor geen stedenbouwkundige vergunning nodig is » opgeheven.

Art. 14.2. In hetzelfde besluit worden de volgende artikelen opgeheven : 1° artikel 1, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 26 april 2002 en 1 september 2006;2° artikel 3, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 26 april 2002, 1 september 2006, 7 maart 2008 en 5 september 2008;3° artikel 4, vervangen bij het besluit van de Vlaamse Regering van 1 september 2006Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 01/09/2006 pub. 31/10/2006 numac 2006036775 bron vlaamse overheid Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 april 2000 tot bepaling van de vergunningsplichtige functiewijzigingen en van de werken, handelingen en wijzigingen waarvoor geen stedenbouwkundige vergunning nodig is sluiten. Art. 14.3. In artikel 3/1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 mei 2000Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 05/05/2000 pub. 19/05/2000 numac 2000035477 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Besluit van de Vlaamse regering tot aanwijzing van de werken, handelingen of wijzigingen van algemeen belang en tot regeling van het vooroverleg met de Vlaamse Bouwmeester type besluit van de vlaamse regering prom. 05/05/2000 pub. 19/05/2000 numac 2000035489 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Besluit van de Vlaamse regering tot bepaling van de werken en handelingen die vrijgesteld zijn van het eensluidend advies van de gemachtigde ambtenaar sluiten tot aanwijzing van de handelingen in de zin van artikel 4.1.1, 5°, artikel 4.4.7, § 2, en artikel 4.7.1, § 2, tweede lid, van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening en tot regeling van het vooroverleg met de Vlaamse bouwmeester, ingevoegd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 24 juli 2009, wordt het tweede lid opgeheven.

Art. 14.4. In artikel 1/1, 3°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 23 mei 2003Relevante gevonden documenten type besluit van de vlaamse regering prom. 23/05/2003 pub. 16/07/2003 numac 2003035762 bron ministerie van de vlaamse gemeenschap Besluit van de Vlaamse regering tot bepaling van de werken en handelingen die vrijgesteld zijn van de medewerking van de architect sluiten tot bepaling van de handelingen die vrijgesteld zijn van de medewerking van de architect, vernummerd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 29 mei 2009, wordt het getal « 30 » vervangen door het getal « 40 ». HOOFDSTUK 1 5. - Slotbepalingen Art. 15.1. Dit besluit treedt in werking op 1 december 2010.

Art. 15.2. De Vlaamse minister, bevoegd voor de ruimtelijke ordening, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 16 juli 2010.

De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Financiën, Begroting, Werk, Ruimtelijke Ordening en Sport, P. MUYTERS

^