Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 16 mei 2007
gepubliceerd op 29 juni 2007

Besluit van de Vlaamse Regering tot toekenning van steun aan ondernemingen voor ecologie-investeringen in het Vlaamse Gewest

bron
vlaamse overheid
numac
2007035957
pub.
29/06/2007
prom.
16/05/2007
ELI
eli/besluit/2007/05/16/2007035957/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

16 MEI 2007. - Besluit van de Vlaamse Regering tot toekenning van steun aan ondernemingen voor ecologie-investeringen in het Vlaamse Gewest


De Vlaamse Regering, Gelet op het decreet van 31 januari 2003 betreffende het economisch ondersteuningsbeleid, inzonderheid op artikel 13;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 1 oktober 2004 tot toekenning van steun aan ondernemingen voor ecologie-investeringen in het Vlaamse Gewest, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 29 oktober 2004 en het besluit van de Vlaamse Regering van 12 mei 2006, 20 juli 2006 en 4 mei 2007;

Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 12 mei 2006 met betrekking tot de wijziging van de definitie van kleine en middelgrote ondernemingen, inzonderheid op artikel 3;

Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 1 september 2006;

Gelet op het advies van de Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen, gegeven op 26 oktober 2006;

Gelet op het advies (42.485/1) van de Raad van State, gegeven op 3 april 2007, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Economie, Ondernemen, Wetenschap, Innovatie en Buitenlandse Handel;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen Afdeling I. - Definities

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° decreet : het decreet van 31 januari 2003 betreffende het economisch ondersteuningsbeleid;2° minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor het economisch beleid;3° administratie : het Agentschap Economie;4° onderneming : een onderneming als vermeld in artikel 3, 1°, van het decreet;5° kleine, middelgrote en grote onderneming : een onderneming als vermeld in artikel 3, 2°, 3° en 4°, van het decreet;6° indieningsdatum van de steunaanvraag : de datum waarop de administratie de steunaanvraag ontvangt;7° steun : de steun, vermeld in artikel 3, 5°, van het decreet;8° steunintensiteit : de intensiteit, vermeld in artikel 3, 6°, van het decreet;9° Europese norm : de communautaire norm, vermeld in artikel 12, 1°, van het decreet;10° start van de ecologie-investeringen : de vroegste datum, hetzij van de eerste factuur, hetzij van de akte bij verwerving van een onroerend goed, hetzij van de leasingovereenkomst;11° beëindiging van de ecologie-investeringen : de laatste datum, hetzij van de laatste factuur, hetzij van de akte bij verwerving van een onroerend goed, hetzij van de leasingovereenkomst;12° ecologie-investeringen : milieu-investeringen en investeringen op energiegebied;13° milieu-investeringen : de investeringen, gericht op milieubescherming, vermeld in artikel 12, 2°, van het decreet;14° investeringen op energiegebied : de investeringen, vermeld in artikel 15, § 1, 3°, van het decreet;15° limitatieve technologieënlijst : een lijst met een limitatieve opsomming van technologieën die beschouwd worden als ecologie-investeringen en die voor ecologiesteun in aanmerking kunnen komen. Per technologie vermeldt de lijst de volgende gegevens : a) een technologiecode;b) en bondige omschrijving van de technologie;c) de in aanmerking komende investeringscomponenten;d) de extra investeringen;e) de performantiefactor;16° benchmarkingconvenant : het benchmarkingconvenant over energie-efficiëntie in de industrie, goedgekeurd door de Vlaamse Regering op 29 november 2002;17° auditconvenant : het auditconvenant over energie-efficiëntie in de industrie, goedgekeurd door de Vlaamse Regering op 10 juni 2005;18° besluit energieplanning : het besluit van de Vlaamse Regering van 14 mei 2004 inzake energieplanning voor ingedeelde energie-intensieve inrichtingen en tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning en het besluit van de Vlaamse regering van 1 juni 1995 houdende de algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne;19° grote energie-intensieve vestiging : een vestiging met een energieverbruik van ten minste 0,5 PetaJoule (PJ) per jaar op het ogenblik van toetreding tot het benchmarkingconvenant;20° verwante patrimoniumvennootschap : een onderneming die onder meer, maar niet uitsluitend, tot doel heeft onroerende en roerende goederen te beheren en die één of meer dezelfde aandeelhouders heeft als de steunaanvragende onderneming. Afdeling II. - Definitie van kleine en middelgrote ondernemingen

Art. 2.De tewerkstelling, de jaaromzet en het balanstotaal van de onderneming, vermeld in artikel 3, 2° en 3°, van het decreet, worden berekend overeenkomstig de door de Europese Commissie vastgestelde definitie van kleine en middelgrote ondernemingen, vermeld in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 364/2004 van de Commissie van 25 februari 2004 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 70/2001 van de Commissie wat betreft uitbreiding van het toepassingsgebied tot steun voor onderzoek en ontwikkeling. De gegevens voor de berekening van de tewerkstelling, de jaaromzet en het balanstotaal worden vastgesteld op basis van een verklaring op erewoord van de onderneming en op basis van artikel 3 en 4.

Art. 3.De gegevens voor de berekening van de jaaromzet en het balanstotaal van de onderneming hebben betrekking op de referentieperiode. De referentieperiode is het boekjaar waarop de laatst bij de Nationale Bank van België neergelegde jaarrekening voor de datum van de steunaanvraag betrekking heeft en die beschikbaar is via een centrale databank. Om de omzet te berekenen, wordt een boekjaar van meer of minder dan twaalf maanden herberekend tot een periode van twaalf maanden. Recent opgerichte ondernemingen, waarvan de jaarrekening nog niet is afgesloten, steunen op een financieel plan van het eerste productiejaar. Voor ondernemingen die geen jaarrekening moeten opmaken, is de referentieperiode het jaar van de laatste aangifte bij de directe belastingen voor de datum van de steunaanvraag.

Art. 4.De gegevens voor de berekening van de tewerkstelling van het aantal werkzame personen worden vastgesteld aan de hand van het aantal werknemers dat in de onderneming was tewerkgesteld in de referentieperiode. Onder referentieperiode wordt verstaan de periode van tewerkstelling gedurende de laatste vier kwartalen die de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid kan attesteren, voor de datum van de steunaanvraag, en die beschikbaar zijn via een centrale databank. Afdeling III. - Algemene voorwaarden

Art. 5.Er wordt enkel steun verleend en uitbetaald aan ondernemingen die voldoen aan de regelgeving die van toepassing is in het Vlaamse Gewest.

De onderneming mag op de indieningsdatum van de steunaanvraag geen achterstallige schulden hebben bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid.

Art. 6.De termijn van vijf jaar, vermeld in artikel 7 van het decreet, gaat in vanaf de beëindiging van de ecologie-investeringen.

Art. 7.De investeringen moeten overeenkomstig artikel 5 van het decreet starten na de indieningsdatum van de steunaanvraag en moeten binnen drie jaar na de beslissing tot toekenning van de steun worden beëindigd.

Art. 8.Er kan geen steun worden verleend aan ondernemingen indien een administratieve overheid, zoals bepaald in artikel 14 van de gecoördineerde wetten op de Raad van State, over een dominerende invloed beschikt. Er is een vermoeden van dominerende invloed indien de onderneming voor 50 % of meer van het kapitaal of de stemrechten rechtstreeks of onrechtstreeks in handen is van de administratieve overheid.

Dit vermoeden kan worden weerlegd indien de onderneming kan aantonen dat de administratieve overheid, vermeld in het eerste lid, in werkelijkheid geen dominerende invloed uitoefent op het beleid van de onderneming. De minister beslist hierover.

Art. 9.Er wordt enkel steun verleend aan ondernemingen met een of meer grote energie-intensieve vestigingen in het Vlaamse Gewest als ze zijn toegetreden tot het benchmarkingconvenant en voldoen aan de verplichtingen ten gevolge van de toetreding. HOOFDSTUK II. - Toepassingsgebied

Art. 10.Er wordt steun verleend aan ondernemingen voor ecologie-investeringen in het Vlaamse Gewest onder de voorwaarden, vermeld in het decreet en in dit besluit.

Art. 11.Enkel ondernemingen die behoren tot de sectoren, vermeld in de bijlage bij dit besluit, komen voor steunverlening in aanmerking.

De minister kan de bijlage aanpassen op basis van de beleidsprioriteiten en de Europese regelgeving. HOOFDSTUK III. - In aanmerking komende ecologie-investeringen

Art. 12.Ecologie-investeringen komen in aanmerking voor steun als ze voorkomen op de limitatieve technologieënlijst, vermeld in artikel 1, 15°.

Als er geen Vlaamse normen van toepassing zijn, hebben de technologieën op deze lijst een van de volgende doelstellingen : 1° de Europese normen overtreffen die zijn goedgekeurd, ook al zijn die normen nog niet van toepassing;2° milieuvoordelen bereiken waarbij nog geen Europese normen zijn goedgekeurd. Als er Vlaamse normen van toepassing zijn, moeten de technologieën de Vlaamse normen overtreffen die strenger zijn dan de Europese normen.

De minister stelt de limitatieve technologieënlijst vast en kan die per oproep wijzigen.

Art. 13.§ 1. Van de in aanmerking komende ecologie-investeringen, vermeld in artikel 12, kunnen enkel de volgende materiële en immateriële investeringen in aanmerking komen voor steun : 1° gebouwen die onlosmakelijk verbonden zijn met ecologie-investeringen en die nutteloos worden als die investeringen buiten dienst gesteld worden;2° installaties en uitrustingen die erop gericht zijn vervuiling of hinder te beperken of te beëindigen of de productiemethoden aan te passen met het oog op de milieubescherming;3° immateriële investeringen als vermeld in artikel 14, § 2, van het decreet. § 2. De volgende investeringen komen niet in aanmerking : 1° de investeringen die door de steunaanvragende onderneming gratis of onder bezwarende titel ter beschikking worden gesteld aan derden;2° de investeringen, voorheen geactiveerd en opgenomen in de afschrijvingstabel, die verworven worden van : a) een onderneming waarin de steunaanvragende onderneming rechtstreeks of onrechtstreeks participeert;b) een onderneming die rechtstreeks of onrechtstreeks participeert in de steunaanvragende onderneming;c) een verwante patrimoniumvennootschap;3° de investeringen die verworven worden van een zaakvoerder, een bestuurder of een aandeelhouder van de steunaanvragende onderneming;4° de investeringen die in geval van aankoop niet verworven worden in volle eigendom;5° de investeringen waarvan de eigendom behouden blijft via een recht van opstal of een verzaking aan het recht van natrekking. § 3. De minister kan, overeenkomstig de bedoeling van het decreet en dit besluit, de lijst van de niet in aanmerking komende investeringen, vermeld in § 2, aanpassen. HOOFDSTUK IV. - Steunintensiteit

Art. 14.De steun wordt toegekend in de vorm van een subsidie.

Art. 15.De subsidie wordt berekend als een percentage van de subsidiabele investeringen. Dat zijn de extra investeringen van de in aanmerking komende investeringscomponenten, vermeld in artikel 1, 15°, tweede lid, c).

De extra investeringen, vermeld in artikel 14, § 3, van het decreet, worden berekend door de ecologie-investering te vergelijken met een klassieke investering die in technisch opzicht vergelijkbaar is, maar waarmee niet hetzelfde niveau van milieubescherming of energie-efficiënte kan worden bereikt. De vergelijking moet gebeuren op basis van een gelijke productiecapaciteit van de klassieke investering en de geplande ecologie-investering.

Art. 16.De subsidie bedraagt voor kleine en middelgrote ondernemingen maximaal 20 % en voor grote ondernemingen maximaal 10 %.

Het subsidiebedrag bedraagt maximaal 1.500.000 euro per subsidieaanvraag. HOOFDSTUK V. - Procedure

Art. 17.De subsidie wordt toegekend volgens een wedstrijdformule, waarbij de minister na een oproep een vooraf bepaalde subsidie-enveloppe verdeelt over de best gerangschikte subsidieaanvragen, tot het budget opgebruikt is.

De minister bepaalt per oproep het subsidiepercentage en het maximale subsidiebedrag. Dat subsidiepercentage en dat subsidiebedrag zijn beperkt tot de maxima, vermeld in artikel 16.

Art. 18.De minister kan maximaal drie oproepen per jaar organiseren.

De minister bepaalt de verdere regeling van de procedure.

Art. 19.De subsidieaanvragen worden individueel getoetst aan de criteria, vermeld in artikel 20, § 1.

Aan het verkregen resultaat per criterium wordt een gewicht gekoppeld door middel van een wegingscoëfficiënt. De samentelling van de genormaliseerde en gewogen criteria levert de totaalscore op.

Art. 20.§ 1. De volgende criteria komen in aanmerking bij de beoordeling van de subsidieaanvraag : 1° de mate waarin de ecologie-investering bijdraagt tot de realisatie van de Kyotodoelstellingen of de doelstellingen vermeld in het Vlaams milieubeleidsplan;2° de economische leefbaarheid van de onderneming;3° de toetreding tot een energiebeleidsovereenkomst, gesloten met het Vlaamse Gewest en voldoen aan de verplichtingen ten gevolge van de toetreding;4° het beschikken over een milieucertificaat. § 2. Het criterium, vermeld in § 1, 2°, wordt genormaliseerd door middel van een gemiddelde en een standaardafwijking.

De gehanteerde formule is : ln = (li - M)/D waarbij : 1° ln = genormaliseerde waarde van een criterium;2° li = te normaliseren waarde van een criterium;3° M = gemiddelde van aantal te normaliseren waarden;4° N = aantal waarden van de groep;5° D = de standaarddeviatie = [(li - M)2/(N-1)]0,5. § 3. De minister bepaalt bij elke oproep welke inhoud en welk gewicht aan de criteria worden gegeven.

Het grootste gewicht wordt, bij elke oproep, verleend aan het criterium, vermeld in § 1, 1°, zodat de score behaald op dit criterium doorslaggevend is in de bepaling van de plaats in de rangschikking, vermeld in artikel 21.

De score behaald op het criterium, vermeld in § 1, 1°, wordt gehalveerd wanneer de investeringen kaderen in de verplichtingen, opgelegd aan de onderneming door het besluit energieplanning, of in de verplichtingen waartoe de onderneming zich heeft verbonden door haar toetreding tot het benchmarkingconvenant of het auditconvenant.

Art. 21.Op basis van de door de minister vastgestelde criteria, de normalisatie overeenkomstig artikel 20, § 2, en het resultaat van de toegepaste wegingscoëfficiënt maakt de minister een rangschikking op van alle subsidieaanvragen.

De subsidie wordt toegekend volgens de plaats in de rangschikking, in afnemende volgorde, te beginnen bij de eerste tot het beschikbare budget opgebruikt is. Als het saldo niet voldoende is om de eerstvolgende gelijkgerangschikte subsidieaanvragen volledig te subsidiëren, bepaalt de minister wat er met het saldo gebeurt.

De onderneming die gunstig gerangschikt is en bijgevolg in aanmerking komt voor subsidiëring, krijgt de subsidie, vastgesteld door de minister overeenkomstig artikel 17, tweede lid. HOOFDSTUK VI. - Uitbetaling en verjaring

Art. 22.De subsidie wordt aan de onderneming uitbetaald in drie schijven : 1° 30 % op zijn vroegst dertig dagen na de beslissing tot toekenning van de subsidie op voorwaarde dat de onderneming de volgende twee voorwaarden vervult : a) de onderneming vraagt de uitbetaling van de schijf aan;b) de onderneming heeft de ecologie-investeringen gestart;2° 30 % op zijn vroegst dertig dagen na de beslissing tot toekenning van de subsidie op voorwaarde dat de onderneming de volgende twee voorwaarden vervult : de onderneming vraagt de uitbetaling van de schijf aan; de onderneming heeft de ecologie-investeringen voor 60 % uitgevoerd; 3° 40 % op zijn vroegst dertig dagen na de beslissing tot toekenning van de subsidie en na beëindiging van de ecologie-investeringen op voorwaarde dat de onderneming de volgende vier voorwaarden vervult : a) de onderneming vraagt de uitbetaling van de schijf aan;b) de onderneming heeft de ecologie-investeringen volledig uitgevoerd en exploiteert de ecologie-investeringen in de onderneming;c) de onderneming heeft geen achterstallige schulden bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid of in het kader van subsidiemaatregelen in toepassing van het decreet.Als er achterstallige schulden zijn, wordt de uitbetaling opgeschort tot de onderneming het bewijs levert dat deze schulden werden aangezuiverd; d) de onderneming voldoet aan alle voorwaarden bepaald in het decreet en in dit besluit.

Art. 23.De aanvragen tot uitbetaling moeten ingediend worden binnen zes maanden na het beëindigen van de investeringen. Als de investeringen reeds voor de beslissing tot toekenning van de subsidie beëindigd werden, moeten de aanvragen tot uitbetaling ingediend worden binnen zes maanden na de beslissing tot toekenning van de subsidie. HOOFDSTUK VII. - Terugvordering

Art. 24.De volledige subsidie wordt teruggevorderd binnen tien jaar na het beëindigen van de investeringen, met behoud van de toepassing van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991 en de wet van 7 juni 1994 tot wijziging van het koninklijk besluit van 31 mei 1933 betreffende de verklaringen te doen in verband met subsidies, vergoedingen en toelagen van elke aard, die geheel of gedeeltelijk ten laste zijn van de Staat, in geval van : 1° faillissement, vereffening, gerechtelijk akkoord, boedelafstand, ontbinding, vrijwillige of gerechtelijke verkoop, sluiting in het kader van een sociaal-economische herstructureringsoperatie met tewerkstellingsafbouw tot gevolg, als die feiten zich voordoen binnen vijf jaar na het beëindigen van de ecologie-investeringen;2° vervreemding of wijziging van de oorspronkelijke bestemming of van het gebruik van de ecologie-investeringen binnen vijf jaar na het beëindigen van de ecologie-investeringen;3° niet-naleving van de wettelijke informatie- en raadplegingsprocedures bij collectief ontslag binnen vijf jaar na het beëindigen van de ecologie-investeringen;4° niet-naleving van de bij het decreet of dit besluit opgelegde voorwaarden.

Art. 25.In geval van terugvordering wordt de Europese referentierentevoet voor terugvordering van onrechtmatig verleende staatssteun toegepast vanaf de datum van ingebrekestelling. HOOFDSTUK VIII. - Inwerkingtreding

Art. 26.Dit besluit treedt in werking met ingang van 17 mei 2007.

Art. 27.§ 1. De Vlaamse minister, bevoegd voor het economisch beleid, is belast met de uitvoering van dit besluit. § 2. Per oproep deelt de minister aan de Vlaamse Regering de wijzigingen mee, doorgevoerd in het kader van de in dit besluit aan de minister toegekende delegaties.

Brussel, 16 mei 2007.

De minister-president van de Vlaamse Regering, Y. LETERME De Vlaamse minister van Economie, Ondernemen, Wetenschap, Innovatie en Buitenlandse Handel, F. MOERMAN

Bijlage Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2007 tot toekenning van steun aan ondernemingen voor ecologie-investeringen in het Vlaamse Gewest.

De minister-president van de Vlaamse Regering, Y. LETERME De Vlaamse minister van Economie, Ondernemen, Wetenschap, Innovatie en Buitenlandse Handel, F. MOERMAN

^