Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Vlaamse Regering van 16 oktober 2009
gepubliceerd op 25 november 2009

Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden voor de personeelsleden van het onderwijs

bron
vlaamse overheid
numac
2009036078
pub.
25/11/2009
prom.
16/10/2009
ELI
eli/besluit/2009/10/16/2009036078/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

16 OKTOBER 2009. - Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden voor de personeelsleden van het onderwijs


De Vlaamse Regering, Gelet op artikel 27 van het decreet van 5 juli 1989 betreffende het onderwijs;

Gelet op het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs, artikel 82, eerste lid;

Gelet op het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding, artikel 56, eerste lid;

Gelet op het decreet van 1 december 1993 betreffende de inspectie en de begeleiding van de levensbeschouwelijke vakken, artikel 21, § 1, vervangen bij het decreet van 8 mei 2009;

Gelet op het decreet van 8 mei 2009 betreffende de kwaliteit van onderwijs, artikel 148;

Gelet op het koninklijk besluit van 21 oktober 1968, genomen ter uitvoering van artikel 7 van het koninklijk besluit van 28 februari 1967 houdende vaststelling van de administratieve stand van de leden van het administratief personeel en van het meesters-, vak- en dienstpersoneel van de rijksinrichtingen voor kleuteronderwijs, voor lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs;

Gelet op het koninklijk besluit van 18 januari 1974, genomen ter toepassing van artikel 164 van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen;

Gelet op het koninklijk besluit van 27 juli 1979 tot vaststelling van het statuut van de leden van het technisch personeel van de Rijks-psycho-medisch-sociale centra, van de gespecialiseerde Rijks-psycho-medisch-sociale centra, van de Rijksvormingscentra en van de inspectiediensten, belast met het toezicht op de psycho-medisch-sociale centra, de diensten voor studie- en beroepsoriëntering en de gespecialiseerde psycho-medisch-sociale centra;

Gelet op het koninklijk besluit nr. 76 van 20 juli 1982 betreffende de terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden voor de personeelsleden van het Gesubsidieerd onderwijs;

Gelet op het koninklijk besluit nr. 136 van 30 december 1982 betreffende de terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden voor de personeelsleden van de gesubsidieerde psycho-medisch-sociale centra;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 20 mei 2009;

Gelet op protocol nr. 703 van 9 juli 2009 houdende de conclusies van de onderhandelingen die gevoerd werden in de gemeenschappelijke vergadering van Sectorcomité X en van onderafdeling Vlaamse Gemeenschap van afdeling 2 van het Comité voor de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten;

Gelet op protocol nr. 469 van 9 juli 2009 houdende de conclusies van de onderhandelingen die gevoerd werden in het overkoepelend onderhandelingscomité, vermeld in het decreet van 5 april 1995 tot oprichting van onderhandelingscomités in het vrij gesubsidieerd onderwijs;

Gelet op advies 47116/1/V van de Raad van State, gegeven op 2 september 2009, met toepassing van artikel 84, § 1, eerste lid, 18, van de wetten van de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op voorstel van de Vlaamse minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.Dit besluit is van toepassing op de volgende personeelsleden : 1° de personeelsleden, vermeld in artikel 2, § 1, van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van bepaalde personeelsleden van het gemeenschapsonderwijs;2° de personeelsleden, vermeld in artikel 4, § 1, van het decreet van 27 maart 1991 betreffende de rechtspositie van sommige personeelsleden van het gesubsidieerd onderwijs en de gesubsidieerde centra voor leerlingenbegeleiding;3° de leden van de inspectie, vermeld in artikel 61 van het decreet van 8 mei 2009 betreffende de kwaliteit van onderwijs;4° de personeelsleden, vermeld in artikel 10 van het decreet van 1 december 1993 betreffende de inspectie en de begeleiding van de levensbeschouwelijke vakken.

Art. 2.De personeelsleden, vermeld in artikel 1, die vastbenoemd, tot de proeftijd toegelaten of tijdelijk aangesteld zijn, kunnen verzoeken om een terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden.

Voor tijdelijk aangestelde personeelsleden geldt dit enkel voor zover de terbeschikkingstelling binnen hun aanstellingsperiode valt.

Art. 3.De terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden wordt toegestaan door : 1° de inrichtende macht of het schoolbestuur voor de personeelsleden, vermeld in artikel 1, 1°, en 2°;2° de inspecteur-generaal voor de inspecteur en de coördinerend inspecteur;3° de Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, of zijn gemachtigde, voor de inspecteur-generaal en voor de personeelsleden, vermeld in artikel 1, 4°.

Art. 4.De terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden kan toegestaan worden voor al de prestaties of voor een gedeelte van de prestaties waarmee het personeelslid in de instelling, het centrum of de dienst belast is. Daarbij wordt geen onderscheid gemaakt tussen de prestaties waarvoor het personeelslid vastbenoemd, tot de proeftijd toegelaten of tijdelijk aangesteld is. Het personeelslid mag in de instelling, het centrum of de dienst waar de terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden genomen wordt, het deel van de prestaties blijven uitoefenen waarvoor het geen terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden genomen heeft.

Tijdens de terbeschikkingstelling blijft het personeelslid, binnen de reglementaire bepalingen die ter zake op hem van toepassing zijn, titularis van de opdracht of van de opdrachten die hij uitoefende aan de vooravond van de terbeschikkingstelling.

Art. 5.§ 1. De totale duur van de terbeschikkingstelling, in een keer of in verschillende keren genomen, mag tijdens de volledige loopbaan van het personeelslid niet meer bedragen dan zestig maanden, ongeacht of de terbeschikkingstelling werd verkregen voor al de uitgeoefende prestaties of voor een deel ervan. De totale duur wordt berekend per personeelslid en niet per instelling, centrum of dienst. Voor deze berekening vormen dertig dagen één maand. De terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden wordt aangerekend met volledige kalenderdagen, met een minimum van één kalenderdag.

Om de termijn van zestig maanden vast te stellen, worden de volgende perioden mee in aanmerking genomen : 1° de perioden van terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden die het personeelslid voor de datum van de inwerkingtreding van dit besluit heeft genoten vanaf 1 september 1982;2° de perioden van terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden die het personeelslid heeft genoten in het hoger onderwijs voor 31 maart 2006. Tijdens de periode waarin de terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden de termijn, vermeld in het eerste lid, overschrijdt, is het personeelslid voor de niet-verrichte prestaties ongewettigd afwezig. § 2. In afwijking van paragraaf 1 mag de totale duur van zestig maanden worden overschreden als : 1° het verlof van een personeelslid dat zijn beroepsloopbaan heeft onderbroken, maar geen recht heeft op een onderbrekingsuitkering, ambtshalve wordt omgezet in terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden als vermeld in artikel 20, § 3, 2°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 16 december 1997 betreffende de onderbreking van de beroepsloopbaan van de personeelsleden van het onderwijs en de centra voor leerlingenbegeleiding.In dat geval eindigt de terbeschikkingstelling bij het verstrijken van de lopende periode waarvoor het personeelslid een verlof voor onderbreking van de beroepsloopbaan had aangevraagd; 2° het opvangverlof van een personeelslid ambtshalve wordt omgezet in terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden omdat bij de terugkeer uit het buitenland blijkt dat geen adoptie heeft plaatsgehad, zoals vermeld in artikel 5 van het besluit van de Vlaamse Regering van 9 november 1994 betreffende het opvangverlof voor de personeelsleden van het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra met het oog op adoptie en pleegvoogdij.In dat geval eindigt de terbeschikkingstelling bij het verstrijken van de periode waarvoor het personeelslid het opvangverlof had aangevraagd; 3° een personeelslid gebruik maakt van de overgangsmaatregelen, als vermeld in hoofdstuk 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 11 februari 2000 betreffende de volledige terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden voorafgaand aan het rustpensioen voor personeelsleden van het onderwijs en van de centra voor leerlingenbegeleiding.

Art. 6.Het ziekteverlof, het bevallingsverlof, de afwezigheid wegens arbeidsongeval, wegens ongeval op weg naar en van het werk, wegens beroepsziekte, de terbeschikkingstelling wegens ziekte, de afwezigheid wegens een bedreiging door een beroepsziekte en het verlof wegens moederschapsbescherming maken geen einde aan de terbeschikkingstelling.

Art. 7.Tijdens de periode van terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden heeft het personeelslid voor de prestatie of prestaties waarvoor het ter beschikking gesteld is, geen recht op salaris, salaristoelage, wachtgeld of wachtgeldtoelage.

Een terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden die het personeelslid genoten heeft tijdens het schooljaar of dienstjaar, heeft tot gevolg dat het salaris tijdens het jaarlijkse vakantieverlof in evenredige mate wordt verminderd.

Art. 8.In het koninklijk besluit van 21 oktober 1968, genomen ter uitvoering van artikel 7 van het koninklijk besluit van 28 februari 1967 houdende vaststelling van de administratieve stand van de leden van het administratief personeel en van het meesters-, vak- en dienstpersoneel van de rijksinrichtingen voor kleuteronderwijs, voor lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs worden de volgende artikelen opgeheven : 1° artikel 15;2° artikel 16, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 22 juli 1985;3° artikelen 20, 21 en 22.

Art. 9.In het koninklijk besluit van 18 januari 1974, genomen ter toepassing van artikel 164 van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van deleden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedendhulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen voor kleuter-, lager,buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat,alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van deinspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen worden de volgende artikelen opgeheven : 1° artikel 13;2° artikel 14, gewijzigd bij koninklijk besluit nr.226 van 7 december 1983; 3° artikelen 18, 19 en 20.

Art. 10.In het koninklijk besluit van 27 juli 1979 tot vaststelling van het statuut van de leden van het technisch personeel van de Rijks-psycho-medisch-sociale centra, van de gespecialiseerde Rijks-psycho-medisch-sociale centra, van de Rijksvormingscentra en van de inspectiediensten, belast met het toezicht op de psycho-medisch-sociale centra, de diensten voor studie- en beroepsoriëntering en de gespecialiseerde psycho-medisch-sociale centra worden de volgende artikelen opgeheven : 1° artikelen 180, 181, 182 en 194;2° artikel 195, gewijzigd bij koninklijk besluit nr.226 van 7 december 1983 en bij het decreet van 27 maart 1991.

Art. 11.De volgende regelingen worden opgeheven : 1° het koninklijk besluit nr.76 van 20 juli 1982 betreffende de terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden voor de personeelsleden van het Gesubsidieerd onderwijs, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 31 maart 2006; 2° het koninklijk besluit nr.136 van 30 december 1982 betreffende de terbeschikkingstelling wegens persoonlijke aangelegenheden voor de personeelsleden van de gesubsidieerde psycho-medisch-sociale centra.

Art. 12.De terbeschikkingstellingen wegens persoonlijke aangelegenheden die toegekend zijn tot en met 31 augustus 2009, worden geacht in overeenstemming te zijn met de bepalingen van dit besluit.

Art. 13.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 september 2009

Art. 14.De Vlaamse minister, bevoegd voor het onderwijs, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Brussel, 16 oktober 2009.

De minister-president van de Vlaamse Regering, K. PEETERS De Vlaamse minister van Onderwijs, Jeugd, Gelijke Kansen en Brussel, P. SMET

^